Verordening naamgeving en nummering (adressen) De Bilt 2011

Geldend van 30-06-2011 t/m heden

Intitulé

Verordening naamgeving en nummering (adressen) De Bilt 2011

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

De raad van de gemeente De Bilt;

gelezen het voorstel van het college van 25 mei 2011;

gelet op artikel 6 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en

artikel 147 van de Gemeentewet en de artikelen 108, eerste lid, en artikel 149 van de Gemeentewet, en artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is in verband met de inwerkingtreding en landelijke invoering van de Wet Basisadministraties Adressen en Gebouwen de Veordening naamgeving en nummering 2008 te wijzigen.

besluit vast te stellen de volgende:

VERORDENING NAAMGEVING EN NUMMERING (ADRESSEN) DE BILT 2011

Artikel 1.

In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt verstaan onder:

a. Adres: door het college aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende

benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een

nummeraanduiding en de naam van een woonplaats.

b. Afgebakend terrein: een terrein met een kunstmatige of natuurlijke afbakening, waarop zich

geen verblijfsobjecten bevinden en dat betreedbaar en afsluitbaar is.

c. College: het college van burgemeester en wethouders.

d. Convenant: het tussen de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

Milieubeheer, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Koninklijke TPG Post BV

gesloten Kader Convenant en Nader Convenant inzake postcodes.

e. Ligplaats: door het college als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld

met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, die is bestemd voor het

permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikt

vaartuig.

f. Nummeraanduiding: door het college als zodanig toegekende aanduiding van een

verblijfsobject, een standplaats, een ligplaats en een afgebakend terrein dat bestaat uit een of

meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- en/of cijfercombinatie.

g. Openbare ruimte: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorziene

buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen.

h. Pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige

eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

i. Rechthebbende: een ieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht of een

persoonlijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak dat hij naar burgerlijk

recht bevoegd is om in die zaak te handelen zoals in de verordening is voorgeschreven,

alsmede de beheerder.

j. Standplaats: door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte daarvan dat is

bestemd voor het permanent plaatsen van een niet direct en duurzaam met de aarde

verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte ruimte.

k. Uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen inzake naamgeving en nummering (adressen).

l. Verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-,

bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via

een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde

verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in

functioneel opzicht zelfstandig is.

m. Wijk- en buurtindeling: een indeling van de gemeente in wijken en buurten conform de eisen

die het CBS aan deze indeling verbindt.

n. Woonplaats: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorzien gedeelte van

het grondgebied van de gemeente.

o. De Wet: Wet basisregistraties adressen en gebouwen.

HOOFDSTUK 2. NAAMGEVING EN BEGRENZING VAN WOONPLAATSEN,

TOEKENNEN VAN NAMEN AAN DE OPENBARE RUIMTE, HET NUMMEREN VAN

VERBLIJFSOBJECTEN, LIGPLAATSEN, STANDPLAATSEN EN AFGEBAKENDE

TERREINEN

Artikel 2. Naamgeving van woonplaatsen en van delen van de openbare ruimte

1.Het college stelt de grens en de naam van de woonplaats(en) vast en kan desgewenst de

woonplaats(en), al dan niet op basis van bouwblokken, in wijken en buurten verdelen en

aanduiden met namen, zo nodig met letters en nummers.

2.Het college kent per woonplaats namen toe aan delen van de openbare ruimte en zonodig aan

gemeentelijke gebouwen en bouwwerken. Ten aanzien van de toekenning van nieuwe namen aan delen van de openbare ruimte, vraagt het college het advies van de Commissie Straatnaamgeving.

3.Onder vaststellen, verdelen, aanduiden en toekennen, zoals bedoeld in het eerste lid en

tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

Artikel 3. Nummering van objecten

  • 1.

    Het college stelt de ligplaatsen en standplaatsen vast.

  • 2.

    Het college kent binnen het grondgebied van de gemeente nummers toe aan verblijfsobjecten,

ligplaatsen en standplaatsen.

  • 3.

    Het college bepaalt de afbakening van panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.

  • 4.

    De toekenning of afbakening, zoals bedoeld in het tweede en derde lid, kan ook op voor

personen toegankelijke objecten, zijnde niet verblijfsobjecten of op afgebakende terreinen

worden toegepast, indien dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

5.Onder vaststellen, toekennen en bepalen, zoals bedoeld in het eerste tot en met vierde lid,

wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

Artikel 4. Namen en nummers aanbrengen

1.De door het college toegekende namen, zoals vervat in artikel 2, worden door of in opdracht

van de gemeente blijvend zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.

2.Aan objecten, zoals aangegeven in artikel 3, waarvoor een nummer is vastgesteld moet dat

nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.

3.Het is een ieder die daartoe niet bevoegd is, verboden namen aan de openbare ruimte en

woonplaatsen, wijken en buurten toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

4.Het is een ieder die daartoe niet bevoegd is, verboden aan een pand of verblijfsobject, stand- of

ligplaats of afgebakend terrein nummers toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te

brengen.

HOOFDSTUK 3. PLAATSEN VAN NAAM- EN NUMMERBORDEN

Artikel 5. Gedoogplicht naamborden

1.Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden

met namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden,

nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur,

paal, schutting of een ander soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de

rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en

overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd

of verwijderd.

2.Indien het college het noodzakelijk acht om een naambord, waarop de vervallen naam is

doorgehaald, tijdelijk naast het naambord met de nieuwe naam te handhaven zal de

rechthebbende dit toelaten als daaraan door het college een termijn van niet langer dan een

jaar is verbonden.

3.De rechthebbende zorgt er voor dat de in het eerste en tweede lid bedoelde borden vanaf de

openbare weg duidelijk leesbaar blijven.

Artikel 6. Verplichting tot aanbrengen van nummerborden

1.Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object er voor dat

de nummers, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden aangebracht op een wijze zoals

krachtens artikel 7 is bepaald.

2 De rechthebbende draagt er zorg voor dat de in het eerste lid genoemde nummers binnen vier

weken na kennisgeving van het besluit van het college zijn aangebracht.

3.Indien een verblijfsobject, ligplaats, standplaats of afgebakend terrein nog niet is voltooid,

wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing aangebracht.

4.Indien het college heeft besloten om een nummerbord, waarop het vervallen nummer is

doorgehaald, naast het nummerbord met het nieuwe nummer te handhaven zal de

rechthebbende dit toelaten of daar uitvoering aan geven als daaraan door het college een

termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.

5.Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.

HOOFDSTUK 4. NADERE VOORSCHRIFTEN

Artikel 7. Uitvoeringsvoorschriften

  • 1. Het college kan uitvoeringsvoorschriften vaststellen betreffende het proces en de wijze van:

    • a.

      naamgeving en van begrenzing van woonplaatsen, wijken, buurten en bouwblokken;

    • b.

      naamgeving en begrenzing van de openbare ruimte;

    • c.

      nummering van verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen en afgebakende terreinen;

    • d.

      opmaak van formulieren, besluiten en verklaringen.

HOOFDSTUK 5. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 8. Strafbepaling

1.Overtreding van artikel 4, derde en vierde lid, artikel 5 en artikel 6, eerste tot en met het

vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

2.Het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt uitgeoefend door de door het college aan te wijzen personen.

Artikel 9. Inwerkingtreding

De verordening treedt een dag na de datum van bekendmaking in werking.

Artikel 10. Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening ‘naamgeving en nummering (adressen)’ (in werking getreden op 6-11-2008) en het bepaalde in het besluit ‘delegatie bevoegdheden basisadministraties’ (in werking getreden op 1-07-2009), voor zover het betrekking heeft op het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de daaraan liggende objecten .

Artikel 11. Overgangsbepaling

1.Namen en nummers die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en voorschriften aan

objecten zijn toegekend, blijven na inwerkingtreding van deze verordening bestaan.

2.Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste

lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen

te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij

of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening naamgeving en nummering (adressen)

De Bilt 2011’.

de griffier, de voorzitter,

TOELICHTING OP DE VERORDENING NAAMGEVING EN

NUMMERING (ARESSEN) DE BILT 2011

ALGEMEEN

Wettelijke grondslag

Op 1 juli 2009 is de Wet Basisregistaties Adressen en Gebouwen (hierna: Wet BAG), in werking

getreden. Deze wet omvat ondermeer regels betreffende de methodische registratie van

adresgegevens. Met de invoering van de Wet BAG is de gemeente de plicht opgelegd om ten

behoeve van de basisregistratie adressen bepaalde, expliciet in de Wet BAG genoemde zaken, van

een naam, nummer of begrenzing te voorzien. Voor zover het deze zaken betreft is er sprake van

medebewind als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet. Hoeveel vrijheid de

gemeente nog heeft om zelf een regeling rond naamgeving en nummering te treffen wordt

aangegeven in artikel 121 Gemeentewet. Dit artikel stelt, dat de gemeentelijke regeling niet in

strijd mag zijn met wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen.

Deze bevoegdheidsafbakening betekent, dat de gemeente een aanvullingsbevoegheid heeft op de

hogere regelgeving. De gemeente heeft ter voorbereiding daarvan wel rekening te houden met

twee grenzen. Een benedengrens (niet treden in de bijzondere belangen van de ingezetenen) en

een bovengrens (regels mogen niet in strijd zijn met hogere regelgeving).

Al met al staat het de gemeente dus vrij om, met het oog op een goede uitvoering van het

medebewind, de wijze van naamgeving en nummering in het kader van de Wet BAG nader te

regelen. Het gaat hier om het zogeheten ‘vrije medebewind’, omdat in de Wet BAG geen regels

worden gegeven voor het meer creatieve proces dat aan de eerder genoemde methodische

registratie vooraf gaat; onder andere het bedenken en toekennen van namen aan woonplaatsen

en aan delen van de openbare ruimte en de methode van toekennen van nummeren aan objecten

en plaatsen.

Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan

om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken

waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de

afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van

afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De

verordening naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met

betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet BAG, is er sprake van regeling

van bestuur in medebewind, waarvoor artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de Gemeentewet

de grondslag biedt. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur op grond van

artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen voor deze

verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.

Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet BAG, dat de in artikel 6 van die wet genoemde

beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen, waarmee wordt aangesloten op de

voorheen bestaande taaktoedeling op basis van artikel 108, eerste lid en hoofstuk IX van de

Gemeentewet. Het is zodoende – mede ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet - de raad die,

naast het autonome deel, ook het onderwerpelijke medebewindsdeel in een regeling kan

uitwerken. In de verordening zelf kan delegatie van beslissingen aan het college worden geregeld

op grond van de algemene delegatiebevoegdheid van artikel 156, eerste lid, van de Gemeente. Dit

is in deze verordening ook het geval. (Zie verder ook hierna onder dualistisch bestel)

Belang van naamgeving en nummering (adressen)

Adressen vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor

dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar ook

voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij kunnen

veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over adressen. Ook de

burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst in brede zin vindbaar te

zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een wezenlijke functie. Enerzijds

is een groot deel van de overheidsregistraties geordend (toegankelijk) op alfanumerieke volgorde

van adressen. Anderzijds zijn adressen van wezenlijke betekenis voor het koppelen en maken van

selecties uit deze registraties. Het benoemen van delen van de openbare ruimte (voorheen

straatnamen) en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten (voorheen huisnummers) is

een taak die de gemeente met extra zorg moet omgeven.

Algemene wet bestuursrecht

Het toekennen van een naam of nummer (adressen) op grond van de verordening is een besluit in

de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit zal aan de formele en materiële

eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een besluit een

bezwaarschrift in te dienen bij het besluitende bestuursorgaan. Tevens staat de mogelijkheid open

om een beroepschrift in te dienen bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.

Met name ten aanzien van naamgeving kan de vraag rijzen of er wel sprake is van een besluit.

Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord indien het besluit zich richt op bepaalde,

concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling die

een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op

deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Op grond van deze verordening zal

derhalve sprake zijn van een besluit tot naamgeving of nummering. Ook wijziging of intrekking

van een naam of nummer of het afwijzen van een verzoek daartoe valt binnen de reikwijdte van

de Awb. Indien een aanvraag voor een naam of een nummering moet worden afgewezen of een

besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbenden zou treffen, moet worden bezien of

artikel 4:7 dan wel 4:8 van de Awbvan toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de

aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.

Dualistisch bestel

Maar er is meer te melden over de bevoegdheid inzake naamgeving en nummering; namelijk het

dualistische stelsel. De kern van het dualisme is de ontvlechting van de positie en bevoegdheden

van de raad en het college. De kaderstellende en controlerende bevoegdheden worden bij de raad

gelegd en de bestuursbevoegdheden worden bij het college geconcentreerd. Er kunnen drie typen

bestuursbevoegdheden worden onderscheiden in

  • a.

    ) bestuursbevoegdheden die in de Gemeentewet zijn opgenomen,

  • b.

    ) de bestuursbevoegdheden in medebewindswetten en

  • c.

    ) de autonome bevoegdheden.

De bestuurlijke bevoegdheden die in de Gemeentewet zijn opgenomen zijn met de

inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (Stb.2002, 111) bij het college gelegd.

De naamgeving en nummering kan worden aangemerkt als een autonome bestuursbevoegdheid.

Deze bevoegdheid blijft dus nog bij de raad liggen. Pas na de aanvaardig van de

grondwetswijziging en een wijziging van de artikelen 108 en 147 Gemeentewet kan deze

bevoegdheid aan het college worden toegekend. Voorlopig blijft deze bevoegdheid nog bij de

Gemeenteraad. Wel kan de raad ervoor kiezen om vooruitlopend op deze wijziging van de

Grondwet de bevoegdheid tot naamgeving en nummering aan het college te delegeren. Ter

volmaking van het dualistische stelsel ligt dit ook in de rede. Wel blijft ook in het dualistische

stelsel de verordende bevoegdheid bij de raad liggen. Dit betekent dat de bevoegdheid tot

vaststelling van een verordening op de naamgeving en nummering bij de raad blijft berusten. De

raad kan er echter – ook nu al – voor kiezen om de verordende bevoegdheid ter zake van

naamgeving en nummering op grond van artikel 156 Gemeentewet aan het college te delegeren.

Hier is in deze verordening ook voor gekozen.

Regelen van de gevolgen

Bij het gebruik van de bevoegdheid tot naamgeving en nummering moet het college rekening

houden met het belang van vooral bewoners en bedrijven. Wijziging van een naam of een

nummer treft immers de belangen van bewoners en bedrijven. In bepaalde gevallen kan er sprake

zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot regeling van de gevolgen van de wijzigingsbesluiten.

Een aantal punten is hierbij van belang:

1.Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient voldoende tijd te

liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde naam of het veranderde

nummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode is, hoe minder de gemeenten

gehouden is tot compenserende maatregelen. De in artikel 11 genoemde periode kan voor

gewone gevallen als een redelijke voorbereiding worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken,

zoals sterk naar buiten tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op

zichzelf worden bezien. Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium contact op te nemen

met de betrokken bewoners en bedrijven. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent deze

verplichting op grond van artikel 4:8.

2.Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden tot het vergoeden van de

gemaakte kosten, is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte of de vorm van de

vergoeding kan worden afgeleid.

3.Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorbereidingsperiode geldt, is het

beschikbaar stellen van een aantal adreswijzigingkaarten in de meeste gevallen een redelijke

vorm van schadeloosstelling.

4.Bedrijven die ook bij een voorbereidingsperiode van een jaar onredelijk in hun belangen

worden getroffen, kunnen een aanspraak maken op vergoeding van een deel van de kosten

die ze maken. Daarbij zijn de volgende aspecten te overwegen:

  • a.

    De bevoegdheid van de gemeente om tot wijziging te besluiten;

  • b.

    Het maatschappelijk risico dat een bedrijf dientengevolge is toe te rekenen, waarbij de

keuze voor vermelding van het adres op verpakkingsmateriaal, winkelruiten, markiezen,

bedrijfsauto’s of productieonderdelen geacht worden tot het ondernemersrisico te behoren;

  • c.

    De lengte van de voorbereidingsperiode;

  • d.

    De specifieke aspecten van het bedrijf;

  • e.

    De voorraad naar buiten gerichte kantoorbescheiden en andersoortige productieonderdelen

die niet tot het ondernemingsrisico zijn te rekenen;

  • f.

    De actualiteit van de onder punt e genoemde zaken;

  • g.

    Het gemiddelde gebruik of de omzet per tijdsperiode van de onder punt e genoemde

zaken;

h.De mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de onder punt e

genoemde zaken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.

De begripsomschrijvingen zijn aangepast aan de omschrijving zoals opgenomen in artikel 1 van de

wet. Daardoor zijn de voorheen in de verordening gehanteerde begrippen straatnaam,

huisnummer, object, gebouw, complex en bouwwerk komen te vervallen. Verblijfsobject, pand,

nummeraanduiding, wijk- en buurtindeling, woonplaats en convenant zijn aan de

begripsomschrijvingen toegevoegd. De overige begrippen zijn ongewijzigd gebleven. Voor de

goede orde wordt gewezen op het feit dat het begrip < openbare ruimte > onder punt g niet

precies overeenkomt met de openbare ruimte die wordt gebezigd in het spraakgebruik.

Artikel 2.

Het eerste lid regelt het vaststellen en begrenzen van de woonplaats(en). Het totale grondgebied

van de gemeente moet in een of meer woonplaatsen worden opgedeeld. Dit betekent, dat de

gemeentegrens altijd samenvalt met de woonplaatsgrenzen. Verder biedt het eerste lid de

mogelijkheid om woonplaatsen te verdelen in wijken en buurten. In het kader van de Volkstelling

1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de

Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term CBS

wijk- en buurtindeling. Deze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk

niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied.

Sinds 1971 heeft het echter ontbroken aan systematisch interbestuurlijk overleg waardoor

onduidelijkheid kon ontstaan over de te hanteren wijk- en buurtindeling. De minister van

Economische Zaken is voornemens zijn coördinerende rol inzake wijk- en buurtindeling te

reactiveren, maar dat heeft nog niet geleid tot nadere bijhoudingsregels. Gemeenten doen er

voorlopig verstandig aan - bij het opdelen van een woonplaats in wijken en buurten - de CBS voorschriften inzake de wijk- en buurtindeling uit 1970 aan te houden.

Het tweede lid regelt het per woonplaats benoemen van openbare ruimte. In de Wet BAG zijn

geen bepalingen opgenomen over de grenzen van benoemde delen van de openbare ruimte. Daar

is in de verordening wel voor gekozen om te voorkomen dat delen van de openbare ruimte,

onbedoeld, een dubbele naam krijgen of deels geen naam krijgen vanwege onduidelijkheid over

de begrenzingen. Voor de meeste gemeenten is het vastleggen van begrenzingen van benoemde

delen van de openbare ruimte al dagelijkse praktijk. Verder is in het tweede lid de naamgeving

van gemeentelijke gebouwen en bouwwerken meegenomen. Deze taak kan, naast de naamgeving

van woonplaatsen en de openbare ruimte, aan de Commissie voor de naamgeving worden

opgedragen.

Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte komt een einde aan

discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De Wet BAG schrijft

namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt dus

ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restaurants of hotels die alleen via een rijks- of provinciale

weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden gerelateerd aan

een door het college vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte. Gemeenten

moeten derhalve ex artikel 6 van de Wet BAG voor rijks- en provinciale wegen een naambesluit

nemen. Gemeenten moeten hier verstandig met hun bevoegdheid omgaan. In dit soort gevallen

kan worden aangesloten bij de al jaren door veel gemeenten toegepaste werkwijze, waarbij de

naamgeving louter wordt gebaseerd op de nummer en het type weg. Bijvoorbeeld door de A3 in

een bepaalde woonplaats de naam <Rijksweg A3> toe te kennen. Daarmee blijft de A-nummering

intact en ook het type weg (rijksweg) blijft onveranderd (E-aanduidingen moeten niet in de

naamgeving van rijkswegen worden betrokken). Zo kan ook bijvoorbeeld de provinciale weg N999

de naam <Provinciale weg N999> worden toegekend. Ook hier blijft het type weg en de Nummering

volledig intact. Tot op heden hebben gemeenten zich aan deze werkwijze gehouden.

Anders ligt dat bij de naamgeving van rivieren en wateren van internationale betekenis. Na ampel

beraad is besloten over de naamgeving van dit soort openbare buitenruimten geen regels op te

nemen in de verordening. Er bestaat voor de gemeente immers geen enkele aanleiding of

noodzaak tot het herbenoemen van deze rivieren en wateren. Het behoeft bovendien geen nadere

uitleg dat het tot onoverzichtelijke situaties leidt als bijvoorbeeld een rivier per woonplaats een

andere naam krijgt toebedeeld. Het toekennen van nummeringen aan een object of plaats dient te

worden gekoppeld aan de naam van de openbare ruimte naast voornoemde rivieren en wateren.

Als zich de bijzondere situatie al mocht voordoen om een naam van een rivier of water van

internationale betekenis te wijzigen, dan kan dat niet eerder plaatsvinden dan na gehouden

overleg met het bestuursorgaan die dat aangaat.

Het derde lid bepaalt, dat onder de termen bepalen, vaststellen, verdelen en toekennen, zoals

bedoeld in het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze

passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

Artikel 3.

Het eerste en tweede lid regelen het vaststellen van standplaatsen en ligplaatsen en het

toekennen van nummers aan verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende

terreinen. Hier is niet voor de term huisnummer gekozen, omdat bij afgebakende terreinen, ligen

standplaatsen niet kan worden gesproken van huis. Vandaar dat de term nummeraanduiding

wordt gebruikt.

Een burger kan overigens een aanvraag voor een nummeraanduiding bij burgemeester en

wethouders indienen. Deze aanvraag zal in de regel zijn aan te merken als een verzoek van een

belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Op de

afwikkeling van de aanvraag zijn de hoofdstukken 3 en 4 van de Awb van toepassing (zie hierover

ook de algemene toelichting).

De strekking van het derde lid spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting. Het vierde

lid regelt, dat het eerste tot en met het derde lid ook kan worden toegepast op andere

betreedbare en afsluitbare objecten - zoals bijvoorbeeld afgebakende terreinen - als het college

dat nodig oordeelt.

Het vijfde lid bepaalt dat onder de termen vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in

het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze passage is

opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

Artikel 4.

De toegekende namen moeten overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht. De

kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente. De in het eerste lid vervatte zinsnede ‘in

voldoende aantallen ter plaatse’ verdient nadere toelichting. Onder dit begrip wordt verstaan, dat

een verkeersdeelnemer bij het oprijden van een kruising van wegen, door in voldoende aantallen

aangebrachte naamborden, zonder omkijken en in een oogopslag de naam van de dwarsstraat

moet kunnen lezen. Dit betekent doorgaans dat op alle hoeken van de kruising borden dienen te

worden aangebracht.

Het tweede lid bepaalt dat een object of plaats of terrein een door het college toegekend nummer

ook feitelijk moet dragen. Het college wordt de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving

van het aanbrengen van nummers. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk

dat de nummers, die door het college zijn toegekend, ook ter plaatse terug zijn te vinden. Voor de

hieraan verbonden kosten wordt verwezen naar de algemene toelichting.

Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd, namen toe te kennen aan delen van

de openbare ruimte door naamborden zichtbaar ter plaatse aan te brengen. Het komt steeds

vaker voor dat burgers - om de meest uiteenlopende redenen - een straatnaambord in de tuin

plaatsen of aan de onroerende zaak bevestigen. Dat geeft veelal verwarring met de door de

gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte. Het derde lid geeft de gemeente de

bevoegdheid om hiertegen op te treden. Voor de goede wordt erop gewezen dat het iedereen vrij

staat om een naam toe te kennen aan zijn onroerende zaak, zolang dat geen verwarring geeft met

de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte.

Het vierde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd nummers toe te kennen aan

onroerende zaken die prive bezit zijn door deze op zichtbare wijze aan te brengen. Het

aanbrengen van zelf gekozen nummers door eigenaren, gebruikers of beheerders aan objecten,

plaatsen en terreinen is de laatste decennia hand over hand toegenomen. Bovendien is bij de

invoering van de BAG ook gebleken dat nummers vaak zijn verdwenen. Ook worden nummers

soms zo abstract vormgegeven dat zij niet meer aan het criteria van doeltreffendheid, zoals

bedoeld in het tweede lid, voldoen. Deze criteria kunnen worden uitgewerkt in de

uitvoeringsvoorschriften, zoals bedoeld in artikel 7.

Artikel 5.

Vanuit een weloverwogen algemeen maatschappelijk belang dienen naamborden door of namens

de gemeente ter plaatse goed zichtbaar en in voldoende mate te worden aangebracht. Veelal is

het noodzakelijk om naamborden te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen of aan

paaltjes die op privéterrein worden geplaatst. De betrokken rechthebbenden zijn verplicht dat toe

te laten. Het artikel houdt verder rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de

gemeente zelf, maar op verzoek van de gemeente door derden worden aangebracht.

Het tweede lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een bord met de oude (doorgehaalde)

naam enige tijd te handhaven naast een bord met de nieuwe naam. Op deze wijze wordt

voorkomen dat zij, die niet van de herbenoeming op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen

vinden.

Het derde lid is opgenomen om te voorkomen dat de leesbaarheid/zichtbaarheid van een

aangebracht naambord door bijvoorbeeld hoog opschietend groen, zonnescherm of reclamebord

wordt belemmerd. Vandaar dat is bepaald dat de rechthebbende ervoor dient te zorgen dat de

bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.

Artikel 6.

Met betrekking tot dit artikel wordt gewezen op het feit dat het aanbrengen van nummerborden

per gemeente verschillend is geregeld. Sommige gemeenten brengen de nummers zelf aan. Het

aanbrengen van de nummers wordt echter ook uitbesteed of overgelaten aan de aannemer.

Bijvoorbeeld als onderdeel van het uitvoeren van een bouwwerk. Ten slotte wordt het ook vaak

aan de rechthebbende opgedragen om de nummers, conform de gemeentelijke voorschriften, aan

te brengen.

In de verordening is gekozen voor een formulering waarbij de rechthebbende het nummer dient

aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste zal vaak het geval zijn bij

nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht. Het

verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de tekst

van het nummerbesluit te regelen.

In het tweede en derde lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een

bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid,

moet het nummer vier weken na de voltooiing zijn aangebracht.

Het vierde lid biedt de gemeente de mogelijkheid om een bord met het oude (doorgehaalde)

nummer enige tijd te handhaven naast een bord met het nieuwe nummer. Op deze wijze wordt

voorkomen dat zij, die niet van de hernummering op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen

vinden. Het handhaven van het oude (doorgehaalde) nummer wordt soms bij omvangrijke of

ingewikkelde vernummering toegepast.

Het vijfde lid geeft het college de mogelijkheid de in het tweede en derde lid genoemde termijnen

te verlengen.

Artikel 7.

Het eerste lid biedt de mogelijkheid om uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ten aanzien van

naamgeving en nummering. Deze uitvoeringsvoorschriften zijn gericht op vast gemeentelijk

beleid. Dat kan van belang zijn bij beroeps- en bezwaarprocedures. De uitvoeringsvoorschiften

kunnen bepalingen bevatten met betreking tot de bestuurlijke, taalkundige en inhoudelijke

aspecten van de naamgeving, alsmede bepalingen over de wijk- en buurtindeling, de toekenning

van nummers, de wijze van nummeren, de uitvoering en plaatsing van borden en voorschriften

van administratief-organisatorische aard. Ook kunnen modellen worden voorgeschreven voor

verklaringen, besluiten en formulieren.

Artikel 2 bepaalt dat de uitvoeringsvoorschriften niet in strijd mogen zijn met het

postcodeconvenant.

Artikel 8.

Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer deze

verplichtingen bij nalatigheid of overtreding kunnen worden afgedwongen, zodra deze worden

overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te

verbinden.

In het tweede lid wordt de afdeling of dienst aangewezen, die op de naleving van de bepalingen in

de verordening moet toezien. Dat kan bijvoorbeeld de afdeling of dienst Bouwtoezicht zijn. De

laatste jaren wordt dit toezicht steeds vaker opgedragen aan de afdeling waaraan de bijhouding

van de BAG is opgedragen.

Artikel 9.

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 10.

Dit artikel regelt het vervallen van de oude bepalingen. De strekking van dit artikel spreekt voor

zich.

Artikel 11.

Het principe van het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van verblijfsobjecten,

ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen dateert al uit de vorige eeuw. In de loop der

jaren zijn veel opvolgende voorschriften van kracht geweest. Het is niet zinvol bij de invoering van

de verordening te eisen dat alle nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de

nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals vervat in artikel 7. Nummers die onder het oude regime tot

stand zijn gekomen, blijven gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid om aanpassing

van de nummers te eisen.

Artikel 12.

Omdat de term huisnummer in principe geen juiste term is voor het nummeren van

verblijfsobjecten, afgebakende terreinen, standplaatsen en ligplaatsen en de term straatnaam

geen juiste term is voor plantsoenen, wegen e.d., is gekozen voor de nieuwe citeertitel

Verordening naamgeving en nummering (adressen).

De Verordening naamgeving en nummering De Bilt (adressen) 2011 zal op www.overheid.nl te raadplegen zijn.