Ligplaatsenverordening De Fryske Marren

Geldend van 15-12-2015 t/m heden

Intitulé

Ligplaatsenverordening De Fryske Marren

De raad van de gemeente De Fryske Marren,

overwegende, dat het in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne, de belangenbehartiging van natuur, landschap en recreatie en het aanzien van de gemeente noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot het aanleggen, ligplaats innemen en ankeren van vaartuigen in de openbare wateren van de gemeente;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders met nummer 2015/072;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening: “Ligplaatsenverordening De Fryske Marren”

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a. Vaartuig: vaartuigen in de gebruikelijke zin van het woord, alsmede drijvende werktuigen, woonschepen, ponten, een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen en drijven heeft verloren, dan wel de overblijfselen ervan.

  • b. Aanleggen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, voor de duur van ten hoogste drie dagen (zowel recreatie- als beroepsvaart).

  • c. Ligplaats innemen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen.

  • d. Ankeren: het doen of laten liggen van een vaartuig anders dan aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig.

  • e. Rietkraag: de met riet, biezen, lisdodden of soortgelijke planten (helofyten) begroeide oppervlakte.

  • f. Rechthebbende: ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht of daarover enige feitelijke zeggenschap uitoefent.

  • g. Woonschip: vaartuigen die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd zijn tot een als hoofdverblijf geldend dag-of nachtverblijf van een of meer personen.

Artikel 2 Ligplaats innemen

  • 1. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee ligplaats in te nemen.

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op het innemen van ligplaats met een vaartuig aan een krachtens artikel 13 of bij een geldend bestemmingsplan als zodanig aangewezen ligoever dan wel in een bij geldend bestemmingsplan aangewezen haven of andere bij bestemmingsplan aangewezen gelegenheid die bestemd is om een vaartuig onder te brengen.

  • 3. Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op de volgende (categorieën van) vaartuigen:

    • a.

      ten hoogste twee vaartuigen voor eigen gebruik, exclusief vaartuigen als bedoeld in onderdeel b van dit lid, waarmee ligplaats wordt ingenomen evenwijdig aan de oever en één rij breed:

      • 1.

        aan het erf van een woning of recreatiewoning of aan het erf met woonwagen in de zin van de Woonwagenwet 1968, Stbl. 98;

      • 2.

        bij een woonschip als bedoeld in onderdeel c van dit lid;

      • 3.

        bij een vaartuig dat overeenkomstig inrichting en bestemming blijvend op dezelfde plaats ligt afgemeerd en in gebruik is als recreatiefwoonverblijf.

    • b.

      kleine open vaartuigen die zijn gebouwd en bestemd om uitsluitend of hoofdzakelijk door spierkracht te worden voortbewogen tot maximaal vier meter, waarbij de landschappelijke en natuurlijke waarde door ligplaats innemen hiermee niet onevenredig worden aangetast;

    • c.

      woonschepen;

    • d.

      vaartuigen die zijn ingericht of bestemd om voor de uitoefening van een bedrijf of dienst te worden gebruikt gedurende de tijd dat deze overeenkomstig hun inrichting of bestemming worden gebruikt of ligplaats innemen op voor deze vaartuigen bestemde ligplaatsen;

    • e.

      vaartuigen die nog in aanbouw zijn dan wel in reparatie of onderhoud zijn, zolang deze zich op of aan de werf dan wel in of bij reparatie en/of onderhoudsinrichting bevinden.

  • 4. De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee op dezelfde plaats te zijn gebleven indien het vaartuig binnen een straal van vijfhonderd meter, hemelsbreed gemeten, gerekend vanaf de daarvoor ingenomen verboden ligplaats wordt aangetroffen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3 Aanleggen

  • 1. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee aan te leggen in of aan een rietkraag of aan of op een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever:

    • a.

      onverminderd het bepaalde in lid 1, is het rechthebbende op een vaartuig verboden, daarmee langer dan drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats aan te leggen;

    • b.

      de rechthebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee gedurende drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats te hebben gelegen, indien dat vaartuig op die plaats door een met de uitvoering van de verordening belaste ambtenaar als bedoeld in artikel 16 wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van drie dagen en op enig tijdstip van de eerste dag na die drie dagen;

    • c.

      de rechthebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee op dezelfde plaats te zijn gebleven indien het vaartuig binnen een straal van vijfhonderd meter hemelsbreed gemeten gerekend vanaf de in lid 2 onder a bedoelde aanlegplaats wordt aangetroffen;

    • d.

      het is de rechthebbende op een vaartuig verboden, met enig vaartuig binnen vijf dagen nadat het is verplaatst op de in lid 2, sub a bedoelde plaats opnieuw aan te leggen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 gestelde verbod ontheffing verlenen voor zover het betreft een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever.

Artikel 4 Aanleg/exces

Onverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 1 en 2, is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmede op een plaats aan te leggen, indien burgemeester en wethouders hem schriftelijk hebben meegedeeld, dat zij het, met het oog op de verdeling van de beschikbare aanlegplaatsen, onaanvaardbaar achten dat genoemde rechthebbende aldaar nog langer aanlegt.

Artikel 5 Ankeren

  • 1. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren in een rietkraag of op een afstand van minder dan vijf meter vanuit een rietkraag, in een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen water of op een afstand van minder dan vijf meter vanuit een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren anders dan gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig, dan wel die vaartuigen die bedrijfsmatig ankeren gedurende de tijd dat deze voor de uitoefening van het bedrijf op die plek nodig is.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 en lid 2 gestelde verbod ontheffing verlenen voor zover het betreft een krachtens artikel 14 aangewezen water of oever.

Artikel 6 Varen

  • 1. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee door of in een rietkraag te varen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 is het een rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te varen in een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen water.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 2 gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 7 Ontheffing

  • 1. De aanvraag voor een ontheffing, als bedoeld in de artikelen 2 lid 4, 3 lid 3, 5 lid 3 en 6 lid 3, alsmede een aanvraag tot wijziging, aanvulling of intrekking van aan een ontheffing verbonden voorschriften, dient bij burgemeester en wethouders schriftelijk te worden ingediend.

  • 2. Wanneer een ontheffing wordt verleend geldt zij, indien in de ontheffing niet anders wordt bepaald, zowel voor de aanvrager als voor de rechtverkrijgenden.

Artikel 8 Verbodsbepaling

Het is verboden te handelen in strijd met een aan een ontheffing verbonden voorschrift.

Artikel 9 Aanleggen bij particulieren

Het is verboden aan een niet bij overheid in beheer en onderhoud zijnde wal of kade met een vaartuig aan te leggen tegen de duidelijk kenbaar gemaakte wil van de rechthebbende, gebruiker of beheerder van die wal of kade.

Artikel 10 Ligplaats aan laad- of losplaats

  • 1. Het is verboden aan een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde laad en losplaats met een vaartuig ligplaats in te nemen anders dan ter onmiddellijke lading of lossing.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.

Artikel 11 Aanleggen bij gemeentelijke voorzieningen

  • 1. Het is verboden:

    • a.

      met een vaartuig gebruik te maken van een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal of beschoeiing, waarvoor burgemeester en wethouders door een aan het water geplaatst bord kenbaar gemaakt verbod tot het gebruik maken hebben ingesteld;

    • b.

      met een vaartuig van een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal of beschoeiing, ten aanzien van het gebruik maken waarvan burgemeester en wethouders een door aan het water geplaatst bord kenbaar gemaakte beperkingen hebben vastgesteld, gebruik te maken in strijd met bepalingen, door burgemeester en wethouders aan die beperking verbonden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.

Artikel 12 Innemen ligplaats of varen

De schipper, eigenaar of gebruiker van een vaartuig, die in de gemeente ligplaats inneemt of vaart is verplicht zich hierbij te gedragen naar de aanwijzingen van de met het toezicht op de bij de gemeente in beheer of onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal of beschoeiing belaste ambtenaar.

Artikel 13 Procedure met betrekking tot de aanwijzing van ligoevers

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ligoevers aan te wijzen als bedoeld in artikel 2 lid 2, sub a.

  • 2. Bij de aanwijzing kan worden bepaald dat deze slechts gedurende een bepaalde periode van kracht is en/of slechts voor één of meer categorieën vaartuigen zal gelden.

  • 3. Bij de aanwijzing kan worden bepaald dat het innemen van een ligplaats niet is toegestaan met een vaartuig dat langer, breder of hoger is dan aangegeven op de ligplaatsenkaart, die als bijlage bij het aanwijzingsbesluit is opgenomen.

  • 4. Burgemeester en wethouders winnen, alvorens tot ter inzage legging als bedoeld in lid 5 over te gaan, het advies in van, zoveel mogelijk, de publiekrechtelijke beheerder(s) van de betrokken oever(s) en het (de) betrokken water(en).

  • 5. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

  • 6. In de aanwijzing zelf wordt het tijdstip bepaald waarop zij in werking treedt.

Artikel 14 Procedure met betrekking tot de aanwijzing van oevers en/of wateren waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd oevers en/of wateren aan te wijzen als bedoeld in artikel 3, artikel 5 en artikel 6, waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen.

  • 2. Ten aanzien van het gebruik van de in lid 1 bedoelde bevoegdheid zijn de leden 2 tot en met 5 van artikel 13 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Strafbepaling

Overtreding van een in deze verordening neergelegde verbodsbepaling wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 16 Toezicht op de naleving van de verordening

Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren, de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren der gemeente.

Artikel 17 Hogere regelgeving

De bepalingen van deze verordening gelden niet voor zover de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement en de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken van toepassing is.

Artikel 18 Overgangsbepaling

  • 1. Een ontheffing van een verbodsbepaling als bedoeld in artikel 2 lid 4, 3 lid 3, 5 lid 3 en 6 lid 3 van de Ligplaatsenverordening Friesland wordt, voor zover het respectievelijk in artikel 2 lid 1, 3 lid 1, 5 lid 1, 5 lid 2 of 6 lid 2 van deze verordening bedoelde verbod van toepassing is, geacht een ontheffing te zijn van het verbod vervat in artikel 2 lid 4, 3 lid 3 5 lid 3 of 6 lid 3 van deze verordening. De ontheffing blijft met de daaraan verbonden voorschriften van kracht tot op het moment dat in de ontheffing zelf is bepaald.

  • 2. De aanwijzing van oevers en/of wateren die heeft plaatsgevonden overeenkomstig de procedure van de artikelen 9 en 10 van de Ligplaatsenverordening Friesland wordt geacht een aanwijzing te zijn krachtens de artikelen 13 en 14 van deze verordening.

  • 3. De aanwijzing van vaste ligplaatsen en aanlegplaatsen zoals deze in eerdere besluitvorming heeft plaatsgevonden blijft onverminderd van kracht tot dat deze weer wordt ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking zes weken na de dag waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. De “Ligplaatsenverordening gemeente Skarsterlân”, zoals vastgesteld door de raad op 30 juni 2004, alsmede de “Ligplaatsenverordening gemeente Gaasterlân-Sleat”, zoals vastgesteld door de raad op 11 mei 1999, alsmede de “Ligplaatsenverordening gemeente Lemsterland”, zoals vastgesteld door de raad op 26 april 1999, alsmede de “Ligplaatsenverordening Boarnsterhim 2013” voor zover het grondgebied betreft dat deel uitmaakt van de gemeente De Fryske Marren wordt op het tijdstip als bedoeld in lid 1 ingetrokken.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Ligplaatsenverordening De Fryske Marren”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Fryske Marren in zijn openbare vergadering van 28 oktober 2015.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Inhoudsopgave

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Ligplaats innemen

Artikel 3 Aanleggen

Artikel 4 Aanleg/exces

Artikel 5 Ankeren

Artikel 6 Varen

Artikel 7 Ontheffing

Artikel 8 Verbodsbepaling

Artikel 9 Aanleggen bij particulieren

Artikel 10 Ligplaats aan laad- of losplaats

Artikel 11 Aanleggen bij gemeentelijke voorzieningen

Artikel 12 Innemen ligplaats of varen

Artikel 13 Procedure met betrekking tot de aanwijzing van ligoevers

Artikel 14 Procedure met betrekking tot de aanwijzing van oevers en/of wateren waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen

Artikel 15 Strafbepaling

Artikel 16 Toezicht op de naleving van de verordening

Artikel 17 Hogere regelgeving

Artikel 18 Overgangsbepaling

Artikel 19 Inwerkingtreding

Artikel 20 Citeertitel

Toelichting

Algemeen

Met het oog op de fusie tussen de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland, Skarsterlân en voor een klein gedeelte Boarnsterhim is het wenselijk de aanwezige ligplaatsenverordeningen van de verschillende gemeenten te harmoniseren tot één Ligplaatsenverordening De Fryske Marren. Daarnaast blijven op grond van de Wet algemene regels herindeling gemeentelijke voorschriften behouden gedurende twee jaren na herindeling. Deze periode is op 1 januari 2016 verstreken.

De regeling van ligplaatsen is al sinds 1 januari 1999 een gemeentelijke taak, aangezien op die datum Provinciale Staten haar tot dan toe nog geldende Ligplaatsverordening Friesland introk. Vanaf dat moment hebben dan ook alle drie de gemeenten haar eigen (op een VFG-model gebaseerde) ligplaatsenverordening afzonderlijk vastgesteld. De bedoeling is dat dit opnieuw gebeurt, echter nu met een geharmoniseerd model.

Werkingssfeer

Om de werkingssfeer van de ligplaatsenverordening zo groot mogelijk te laten zijn, wordt conform de regeling in de afzonderlijke gemeenten, voorgesteld als motieven aan te geven het belang van openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne, de belangenbehartiging van natuur, landschap en recreatie en het aanzien van de gemeente.

Regelgewijze toelichting (voor zover noodzakelijk)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Vaartuig

De omschrijving die voor het begrip vaartuig is gekozen is bedoeld om te laten uitkomen dat “vaartuig” in de meest ruime betekenis van het woord moet worden opgevat. Zo zijn bijvoorbeeld ook surfplanken en recreatiewoonarken vaartuigen in de zin van de verordening.

Aanleggen en ligplaats innemen

Het verschil tussen aanleggen en ligplaats innemen is gelegen in de vraag of er al dan niet sprake is van recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig. Het onderscheid is gebaseerd op de tot nu toe gevoerde beleidslijn dat aanleggen (afmeren ten behoeve van recreatief verblijf) overal is toegestaan, behalve daar waar het is verboden en dat ligplaats innemen (“stallen”) overal is verboden, behalve daar waar het is toegestaan.

Artikel 2 Ligplaats innemen

Lid 1 en 2.

In onderlinge samenhang regelen deze bepalingen dat het innemen van ligplaats in beginsel slechts kan worden toegestaan in (jacht)havens en aan daartoe aangewezen oevers.

Lid 3

Als uitgezonderde categorieën van vaartuigen zijn aangewezen:

  • 1.

    Ten hoogste twee vaartuigen die ligplaats innemen

    • 1.

      aan het erf van een woning of recreatiewoning of aan het erf met een woonwagen in de zin van de Huisvestingswet;

    • 2.

      bij een vaartuig dat overeenkomstig inrichting en bestemming blijvend op dezelfde plaats ligt afgemeerd en in gebruik is als recreatiewoonverblijf;

    • 3.

      bij een woonschip in de zin van de Huisvestingswet;

  • 2.

    kleine open vaartuigen die zijn gebouwd en bestemd om uitsluitend of hoofdzakelijk door spierkracht te worden voortbewogen;

  • 3.

    vaartuigen die zijn ingericht of bestemd om voor de uitoefening van een bedrijf of dienst te worden gebruikt gedurende de tijd dat deze overeenkomstig hun inrichting of bestemming worden gebruikt of ligplaats innemen op voor deze vaartuigen bestemde ligplaatsen;

  • 4.

    vaartuigen die nog in aanbouw zijn dan wel in reparatie of onderhoud zijn, zolang deze zich op of aan de werf dan wel in of bij de reparatie- en/of onderhoudsinrichting bevinden.

 

Artikel 3 Aanleggen

Voor rietkragen is een absoluut verbod opgenomen, waarvan geen ontheffing mogelijk is.

 

Artikel 4 Aanleg-exces

Het hangt van de concrete omstandigheden af of er sprake is van een aanleg-exces. Om een indruk te geven volgen hier twee voorbeelden.

  • 1.

    Indien in het centrale merengebied gedurende het hoogseizoen (als de druk op de aanlegplaatsen dus het grootst is) een groot vaartuig (bijvoorbeeld 15 meter lang) een Marrekrite-aanlegplaats bezet houdt op een zodanige wijze dat het voor andere vaartuigen praktisch onmogelijk wordt om daarnaast of elders aan deze of nabij gelegen Marrekrite-aanlegplaatsen aan te leggen, als dit langer dan een week duurt en er klachten over zijn, dan is er sprake van een aanleg-exces.

  • 2.

    Indien een vaartuig gedurende een groot deel van het seizoen een aanlegplaats bezet houdt (bijvoorbeeld drie maanden) dan is er, ook al is de druk op deze plaats niet zo groot, eveneens sprake van een aanleg-exces als dit door anderen als storend wordt ervaren en dit aanleiding geeft tot klachten. Daarbij kan gedacht worden aan de situatie dat een vaartuig gedurende het seizoen wordt verhuurd aan wisselende groepen van recreanten die ter plaatse tijdens hun vakantie recreëren.

 

Artikel 5 Ankeren

Pas zodra een rechthebbende op een vaartuig zowel vaartuig als anker 5 meter uit de rietkraag of de aangewezen oever houdt, is het hier bedoelde verbod niet van toepasing.

 

Vergelijkbaar met het aanleggen is ook het ankeren ten behoeve van een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig in het algemeen toegestaan. Voorts is het ankeren ten behoeve van de beroepsvaart toegestaan, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor bedrijfsmatige handelingen. Onder beroepsvaart wordt hierbij mede verstaan het gebruik van vaartuigen voor instructiedoeleinden.

 

Artikel 6 Varen

Het is verboden door of in het riet te varen en door een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen water. Afhankelijk van de waarden die in het geding zijn kan de aanwijzing van een dergelijk water voor meer of mindere categorieën vaartuigen een vaarverbod inhouden.

 

Artikel 17 Hogere regelgeving

Deze bepaling is opgenomen ter voorkoming van strijdigheid met hogere regelgeving.

 

Artikel 18 Overgangsbepaling

Ingevolge deze overgangsbepalingen blijven bij het inwerkingtreden van de gemeentelijke verordening van kracht:

  • 1.

    de ontheffingen van verbodsbepalingen op grond van de Ligplaatsenverordening Friesland;

  • 2.

    de aanwijzing van oevers en/of wateren die heeft plaatsgevonden overeenkomstig de procedure van artikel 9 en 10 van de Ligplaatsenverordening Friesland.

  • 3.

    de ontheffingen van verbodsbepalingen op grond van de Ligplaatsenverordening van de voormalige gemeenten Boarnsterhim, Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân.

  • 4.

    de aanwijzing van oevers en/of wateren die heeft plaatsgevonden overeenkomstig de procedure van artikel 13 en 14 van de Ligplaatsenverordening van de voormalige gemeenten Boarnsterhim, Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân.