Fraudeverordening Wet werk en bijstand gemeente Doesburg

Geldend van 01-01-2005 t/m heden

Intitulé

Fraudeverordening Wet werk en bijstand gemeente Doesburg

De raad van de gemeente Doesburg,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 28 oktober 2004;

Gelet op artikel 147 Gemeentewet en artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB), wat stelt dat met betrekking tot bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, in het kader van het financieel beheer regels gesteld dienen te worden, die in een verordening worden neergelegd;

besluit vast te stellen de

Fraudeverordening Wet werk en bijstand gemeente Doesburg

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doesburg;

    • b.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • c.

      bijstand: de bijstand zoals genoemd in artikel 5, onderdeel a van de WWB;

    • d.

      benadelingsbedrag: het netto-bedrag aan bijstand dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

    • e.

      inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17 van de WWB en de artikelen 28, lid 2 en 29 lid 1 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI);

    • f.

      afstemmingsverordening: de verordening gebaseerd op artikel 1 onderdeel b van de WWB;

    • g.

      fraude: het verwijtbaar ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van een bijstandsuitkering als gevolg van het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen dan wel het ten onrechte in het geheel niet verstrekken van inlichtingen.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2. Preventie

Artikel 2. Voorlichting en communicatie

Het college stelt nadere regels vast over de voorlichting en communicatie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college de belanghebbende informeert over de rechten en plichten die aan het aanvragen en ontvangen van bijstand verbonden zijn, alsmede de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

Artikel 3. Controle

Het college stelt nadere regels vast over de controle bij de aanvraag, het (her)onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand gedurende de bijstandsverlening, alsmede het onderzoek naar de reden van de beëindiging van de bijstand. Op basis van deze onderzoeken neemt het college een besluit met betrekking tot de rechtmatigheid van de bijstandsverlening en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Hoofdstuk 3. Bestrijding van misbruik

Artikel 4. Oplegging van een maatregel

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige dan wel geen inlichtingen heeft verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de bijstandsverlening, legt het college een maatregel op conform wat hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening, onverminderd de mogelijkheden tot terugvordering van de eventueel ten onrechte verstrekte bijstand.

Artikel 5. Justitiële aangifte

Indien het benadelingsbedrag het bedrag overschrijdt, genoemd in de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, wordt, onverminderd de mogelijkheid de bijstand te verlagen en de ten onrechte verstrekte bijstand terug te vorderen, altijd door of namens het college Proces-verbaal opgemaakt en per direct aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie. Bij een lager benadelingsbedrag beslist het college of er aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 4. Terugvordering

Artikel 6. Terugvordering

  • 1. Het college vordert de kosten van bijstand terug in de gevallen die in paragraaf 6.4. van de wet zijn aangegeven, voor zover zich daartegen geen andere regeling verzet.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast over de terugvordering van de kosten van bijstand, de kosten van invordering en de wettelijke rente.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 7. Uitzonderingssituaties

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de uitkeringsgerechtigde afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 1 januari 2005 in werking.

Artikel 10. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Fraudeverordening Wet werk en bijstand gemeente Doesburg”.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van 28 oktober 2004.
De griffier, De voorzitter,