Subsidieverordening gemeente Dongen 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening gemeente Dongen 2012

De raad van de gemeente Dongen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2011, inzake de Subsidieverordening gemeente Dongen 2012;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening: Subsidieverordening gemeente Dongen 2012

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Raad: raad van de gemeente Dongen;

Cluster: een specifiek deel van het gemeentelijk welzijnsterrein, zoals vermeld in het subsidieprogramma;

College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen;

Instelling: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, dan wel naar publiek recht, dan wel een erkend onderdeel daarvan, die zich ten doel stelt activiteiten op het brede beleidsterrein te verrichten ten behoeve van de inwoners van de gemeente;

Subsidie: Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

  • a.

    het betreft een aanspraak op financiële middelen;

  • b.

    die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

  • c.

    met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

  • d.

    anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

Incidentele subsidie: een subsidie die buiten de aanvraagperiode om aangevraagd wordt. Toekenning van een incidentele subsidie is alleen mogelijk indien de aanvraag past binnen de geldende beleidsregels van het (sub)cluster en indien het subsidieplafonds van het betreffende (sub)cluster nog niet bereikt is;

Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies ter uitvoering van deze verordening, volgens de daarvoor geldende beleidsregels;

Subsidieprogramma: het door de raad telkens voor vier jaar vastgestelde programma. Hierin wordt het welzijnsbeleid beschreven, evenals de activiteiten die gedurende de programmaperiode in aanmerking komen voor subsidie, de subsidiegrondslag en de verplichtingen voor subsidieverlening;

Subsidieoverzicht: uitwerking van het subsidieprogramma. Het

subsidieoverzicht is een overzicht van alle subsidies en subsidieplafonds die jaarlijks verstrekt worden. Het subsidieoverzicht wordt ieder jaar aangepast aan de nieuwe situatie;

Cluster: een specifiek deel van het gemeentelijk beleidsterrein, zoals vermeld in het subsidieprogramma;

Activiteiten: werkzaamheden door een instelling verricht waarvoor subsidie wordt verleend;

BCF: Beleidsgestuurde Contract Financiering (BCF). Contractvorm die wordt toegepast bij instellingen die een subsidie van meer dan € 50.000 per jaar ontvangen. BCF vormt de basis voor de van welzijnsinstellingen met beroepskrachten af te nemen diensten in relatie tot de daarvoor beschikbaar te stellen subsidie;

Activiteitencontract: Overeenkomst waarin wederzijdse verplichtingen

tussen gemeente en instelling m.b.t. uit te voeren activiteiten en te ontvangen subsidiebedrag zijn opgenomen;

Beroepskracht: degene die op grond van een arbeidsovereenkomst naar het burgerlijk recht of een overeenkomst tot het verrichten van diensten een functie uitoefent bij een instelling;

Vrijwilliger: degene die zelfstandig of in samenwerking met één of meer beroepskrachten activiteiten uitvoert zonder dat hij of zij een arbeidsovereenkomst met die instelling is aangegaan. Tegenover zijn of haar werkzaamheden staat, behoudens een geringe onkostenvergoeding, geen geldelijke vergoeding;

Deelnemer: degene die deelneemt aan de activiteiten van de instelling;

Subsidieperiode: 1 tot maximaal 4 kalenderjaren;

Subsidiejaar: een kalenderjaar;

Accountantsverklaring: een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid, onderscheidenlijk een mededeling van de accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek II van het Burgerlijk Wetboek inhoudende dat van onjuistheden niets is gebleken in de aangereikte stukken;

Vermogen: het eigen vermogen zoals omschreven in artikel 373 van Boek II van het Burgerlijk Wetboek;

Voorziening: een voorziening zoals omschreven in artikel 374 van Boek II van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

De Raad stelt vast dat voor de volgende clusters subsidie kan worden verstrekt:

  • a.

    kunst en cultuur

  • b.

    sport

  • c.

    sociaal cultureel werk

  • d.

    maatschappelijke zorg

  • e.

    preventieve gezondheidszorg

  • f.

    educatie

  • g.

    leefbaarheid dorps- en wijkraden

  • h.

    projectsubsidies

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

  • 3. Het college is bevoegd om binnen de door de raad vastgestelde subsidieplafonds beleidsregels te stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per cluster zoals bedoeld in artikel 2 worden omschreven.

Hoofdstuk 2. Subsidieplafond en Begrotingsvoorbehoud

Artikel 4. Subsidieprogramma

  • 1. Het subsidieprogramma wordt één maal in de vier jaar door de raad vastgesteld, voor een periode van vier jaar.

  • 2. In principe worden de subsidiebedragen jaarlijks geïndexeerd. Indien de gemeentelijke financiën daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van indexering in enig jaar. Achteraf volgt over dat jaar ook géén over- of ondercompensatie. Bij de vaststelling van het indexeringspercentage wordt vastgehouden aan de indexcijfers, zoals jaarlijks gecommuniceerd door de VNG. Gedurende het begrotingsjaar vindt geen bijstelling van de indexpercentages plaats. Wel kan bij eventuele onder- of overcompensatie in het volgende jaar een correctie plaatsvinden. Als norm daarvoor gelden de afzonderlijke stijgingspercentages van de looncomponent binnen de Cao’s welzijn, bibliotheekwerk en kunsteducatie, zoals door de VNG jaarlijks gecommuniceerd wordt. Voor vrijwilligersorganisaties gaat het alleen om indexering aan de hand van het prijspercentage.

  • 3. In geval van regionaal werkende instellingen en gemeenschappelijke regelingen kan een afwijkende indexering mogelijk en/of noodzakelijk zijn.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad stelt bij het vaststellen van de gemeentebegroting jaarlijks het subsidieplafond per cluster vast, zijnde het maximumbedrag waarmee in het daaropvolgende kalenderjaar de subsidiëring conform deze verordening kan plaatsvinden.

  • 2. Gedurende het jaar kan de raad door middel van een begrotingswijziging het subsidieplafond per cluster wijzigen.

  • 3. Het college kan - met inachtneming van artikel 2 - beleidsregels opstellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag. Deze verdeling wordt bekend gemaakt bij het vaststellen van de subsidieplafonds.

  • 4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

  • 6. Indien de gemeentelijke financiële situatie daar aanleiding toe geeft of indien er sprake is van gewijzigde maatschappelijke omstandigheden, kunnen de in het subsidieprogramma opgenomen subsidiebedragen worden verlaagd. Het college bericht de instelling hieromtrent met inachtneming van een redelijke termijn.

Artikel 6. Subsidieoverzicht

Het college stelt jaarlijks, ter uitwerking van de plafonds, bij besluit een subsidieoverzicht vast waarin de al dan niet geïndexeerde en/of de inhoudelijk aangepaste subsidiebedragen voor de afzonderlijke instellingen worden opgenomen.

Hoofdstuk 3. Subsidiesoorten

Artikel 7. Subsidiesoorten

  • 1. Het subsidieprogramma kent de volgende subsidiesoorten:

    • a.

      Basissubsidie

      Een basissubsidie wordt verleend voor de uitvoering van een activiteit die behoort tot de wettelijke taak van de gemeente of een activiteit waarvan het college van oordeel is dat deze structureel (minimaal vier jaar) nodig is om de gemeentelijke doelstellingen op langere termijn te bereiken. Met het benoemen van activiteiten die in aanmerking komen voor een basissubsidie wordt continuïteit gewaarborgd. Een basissubsidie is tevens een subsidie waarvan de beoogde resultaten aantoonbaar moeten worden gemaakt in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin, te besteden tijd en/of in te zetten middelen.

    • b.

      Projectsubsidie

      Het college kan op projectbasis een activiteitencontract aangaan voor activiteiten die passen binnen het gemeentelijk beleid. Hiervoor kunnen subsidies op basis van aanvullende criteria en passend binnen de vastgestelde subsidieplafonds jaarlijks uitgegeven en aangepast worden. Dit verschaft de nodige flexibiliteit m.b.t. jaarlijks beschikbare middelen en gestelde doelen. Projectsubsidies kunnen een incidenteel karakter hebben. Projectsubsidies kennen een maximale looptijd tot het einde van de subsidieperiode. Het college kan een projectsubsidie verlenen voor een periode van één tot vier jaar.

  • 2. Met alle instellingen die een subsidie ontvangen van € 50.000 of meer wordt een BCF-contract afgesloten. Met alle andere instellingen die subsidie ontvangen wordt een activiteitencontract afgesloten. Hierin worden alle wederzijdse verplichtingen opgenomen.

  • 3. Het college kent geen subsidies lager dan € 500,- toe.

Hoofdstuk 4. Aanvraag van de subsidie

Artikel 8. Bij aanvraag in te dienen gegevens en aanvraagtermijn

  • 1. De instelling die een basissubsidie wil ontvangen en daarvoor wil worden opgenomen in het subsidieprogramma, dient vóór 1 april voorafgaande aan het eerste jaar van het subsidieprogramma een aanvraag in te dienen bij het college.

  • 2. De instelling die een projectsubsidie wil ontvangen, dient vóór 1 april voorafgaand aan het subsidiejaar een aanvraag in te dienen bij het college.

  • 3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag.

  • 4. Het college kan aanwijzingen geven over de wijze waarop de aanvragen moeten worden ingediend en over de gegevens die bij de aanvraag moeten worden overgelegd.

  • 5. Instellingen die niet zijn opgenomen in het subsidieprogramma kunnen gedurende de subsidieperiode alleen worden gehonoreerd als projectsubsidie. Bij het opstellen van het nieuwe subsidieprogramma kan worden nagegaan of de aanvraag past binnen het beleid en voor een basis- danwel projectsubsidie in aanmerking komt.

  • 6. De aanvraag voor subsidieverstrekking moet bevatten:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan, indien van toepassing. Tevens worden overige begrote inkomsten, bijvoorbeeld die verkregen uit entreegelden, hierin opgenomen.

    • d.

      de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag, indien een instelling een subsidie ontvangt van meer dan € 50.000.

Hoofdstuk 5. Weigering van de subsidie

Artikel 9. Weigeringgronden

  • 1. Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

  • 2. Instellingen komen niet in aanmerking voor subsidie als ze niet statutair gevestigd zijn in de gemeente Dongen, tenzij meer dan 70% van de leden uit Dongense inwoners bestaat.

  • 3. Regionale of landelijke instellingen, waarvan de activiteiten geen directe of indirecte binding hebben met de gemeente of haar inwoners komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien:

    • a.

      de te verrichten activiteiten in strijd zijn met de wet;

    • b.

      activiteiten een partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk karakter hebben;

    • c.

      de activiteit ten tijde van de indiening van de aanvraag reeds geheel of gedeeltelijk heeft plaatsgevonden;

    • d.

      de activiteit binnen een periode van 13 weken na aanvraag plaatsvindt;

    • e.

      de activiteit een commercieel doel heeft;

    • f.

      de activiteit in strijd is met een ander gemeentelijk doel;

    • g.

      er al eerder een subsidieaanvraag is gehonoreerd voor deze activiteit of een onderdeel daarvan;

    • h.

      er sprake is van een onevenredige verhouding tussen kosten en baten;

    • i.

      er sprake is van (volledige) dekking van de activiteitskosten door andere (overheids)subsidies of sponsoring.

Hoofdstuk 6. Verlening van de subsidie

Artikel 10. Beschikking

  • 1. Het college verzendt een beschikking tot subsidieverlening voor basis- en projectsubsidies binnen zes weken na de datum waarop de subsidieplafonds door de raad zijn vastgesteld en uiterlijk vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie is aangevraagd.

  • 2. Het college beschikt op een subsidieaanvraag voor incidentele subsidie binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen. Het college kan de termijn, waarbinnen de gemeente op een aanvraag voor incidentele subsidie dient te beschikken, schriftelijk met 13 weken verlengen.

Artikel 11. Verlening subsidie

Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

Artikel 12. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidieverlening- en vaststelling van een bedrag tot € 5.000,- wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één termijn plaats.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening voor een bedrag vanaf € 5.000,- wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot. De hoogte en termijnen van de voorschotten worden bij de subsidieverlening bepaald.

  • 3. Het college kan het verlenen van voorschotten opschorten indien:

    • -

      een instelling naar hun oordeel niet in voldoende mate de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen nakomt

    • -

      de beschikking tot subsidieverlening onjuist is

    • -

      veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate verzetten tegen een voortzetting van de subsidie

    • -

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet plaatsvinden of de resultaten niet worden gehaald of zullen worden gehaald

    • -

      de instelling onvoldoende of onjuiste gegevens verstrekt;

    • -

      de instelling niet meewerkt aan het maken van contractafspraken (BCF-contract of activiteitencontract) of weigert inzicht te geven in de daarvoor benodigde documenten (productenoverzicht, de kosten per product, formatieoverzicht en functie-inschaling).

Artikel 13. Intrekken of wijzigen van de subsidieverlening (artikel 4:48 Awb)

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college besluiten de subsidieverlening in te trekken of ten nadele van de instellingen te wijzigen indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de instelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten, of

    • e.

      met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid van de Algemene wet bestuursrecht, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 14. Intrekken of wijzigen van de subsidieverlening (artikel 4:50)

Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

  • a.

    voor zover de subsidieverlening onjuist is;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

  • c.

    in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

Hoofdstuk 7. Algemene verplichtingen

Artikel 15. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan € 50.000,- , welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 16. Overige verplichtingen van de instelling met betrekking tot subsidie

  • 1. De instelling doet onverwijld schriftelijk melding aan het college zodra:

    • a.

      aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

    • b.

      er aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

    • c.

      er relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden plaatsvinden.

    • d.

      er een wijziging van de statuten voornemens is, voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon of indien men over wil gaan tot ontbinding van de rechtspersoon.

  • 2. Het verlenen van subsidie vindt slechts plaats voor zover dit past binnen de door de gemeente geformuleerde beleidsdoelstellingen zoals aangegeven in het programma en/of de daaraan gerelateerde beleidsnota’s.

  • 3. Een instelling dient er zorg voor te dragen dat de uit te voeren werkzaamheden en activiteiten voldoen aan de kwaliteitswetgeving en beroepsnormen.

  • 4. Een instelling dient waar mogelijk de activiteiten af te stemmen op die van soortgelijke instellingen en met andere instellingen samen te werken indien het college daarvoor aanwijzingen geeft.

  • 5. De instelling verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 6. De instelling behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht. Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van een verzoek van de instelling over te geven toestemming. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste vier weken worden verdaagd. Als over de toestemming niet tijdig is beslist wordt de toestemming geacht te zijn geweigerd.

  • 7. Het college kan een instelling verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      De wijze waarop de administratie en jaarstukken zijn ingericht;

    • b.

      De kwaliteit en de effectiviteit van de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend;

    • c.

      De kwaliteit van het personeel en van de ruimtelijke voorzieningen;

    • d.

      De omvang en de aard van de eigen inkomsten en van die van aan de instelling gelieerde instelling of instellingen;

    • e.

      De rapportage ten behoeve van de vaststelling.

  • 8. De instelling dient zich deugdelijk verzekerd te hebben tegen risico’s.

  • 9. De instelling verleent, op verzoek, aan het college of aan door of namens hem aangewezen personen te allen tijde inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

  • 10. Indien door of namens de rijksoverheid na overleg met het college of door of namens het college onderzoekingen in relatie tot de verstrekte subsidie op het terrein van het welzijn worden ingesteld, verleent een instelling op verzoek van het college daaraan de nodige medewerking.

Artikel 17. Vermogensontwikkeling en reservevorming

  • 1. Vermogensvorming vanuit gemeentelijk subsidie is alleen toegestaan als de overeengekomen resultaten zijn behaald.

  • 2. De maximale vermogensvorming per jaar bedraagt maximaal 10% van de omvang van het subsidiebedrag.

  • 3. De vermogensvorming in totaal bedraagt op enig moment maximaal 25% van de omvang van het jaarsubsidiebedrag, behoudens die gevallen waarin het college, op specifieke gronden, anders besluit.

  • 4. Voor instellingen die subsidie ontvangen van tenminste € 100.000 per jaar, dient in beginsel een algemene of egalisatiereserve aanwezig te zijn, waarvan de hoogte door het college wordt bepaald. De gemeente hanteert dit uitgangspunt ten behoeve van de continuïteit van de rechtspersoon en daarmee het mogelijk maken van duurzame samenwerking met rechtspersonen die subsidie ontvangen, behoudens die gevallen waarin het college, op specifieke gronden, anders besluit.

  • 5. Als de structureel gesubsidieerde rechtspersoon eigenaar is van onroerend goed moet betreffende het onderhoud daarvan een voorziening groot planmatig onderhoud (buiten en binnen) worden opgesteld op basis van een door het college geaccordeerd meerjaren onderhoudsplan.

Artikel 18. Ontbinden van een rechtspersoon

  • 1. Een instelling brengt het voornemen tot ontbinding, het staken van de activiteiten en/of het niet meer functioneren overeenkomstig de doelstellingen, onverwijld schriftelijk ter kennis van het college.

  • 2. Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent rekening en verantwoording, alsmede de betreffende vaststelling van de subsidie en de verrekening van voorschotten van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het batig saldo van de liquidatierekening krijgt, voor zover daarin subsidie van de gemeente is begrepen, onder goedkeuring van het college een bestemming die zoveel mogelijk overeenkomt met het doel van de subsidieverlening en het doel en de werkzaamheden van de instelling. Bij onthouding van de goedkeuring vervalt het saldo aan de gemeente. De instelling neemt een bepaling van die strekking op in de statuten alsmede de voorziening van toewijzing van die bepaling tot 10 jaar na het beëindigen van de subsidiëring goedkeuring van het college behoeven.

  • 4. Hetzelfde geldt voor de vervreemding of de bestemmingswijziging van eigendommen en vermogen en voorzieningen, maar dan met de bepaling van veertig jaar na beëindiging van de subsidie.

Hoofdstuk 8. Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 19. De vaststelling

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het definitieve bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag onder verrekening van betaalde voorschotten.

Artikel 20. Verantwoording subsidies tot € 5.000,-

  • 1. Subsidies tot € 5.000,- worden door het college direct verleend en vastgesteld, indien uit de aanvraag blijkt dat is voldaan aan de beleidsregel(s) en indien het subsidieplafond niet is bereikt.

  • 2. Het college kan de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 21. Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,- tot € 50.000,-

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000,- , maar minder dan € 50.000,-, dan dient een instelling vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft bij het college rekening en verantwoording af te leggen over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Een instelling, waaraan voor meerdere jaren subsidie is verleend moet jaarlijks voldoen aan de verplichting die in het eerste lid van dit artikel zijn bedoeld.

  • 3. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven stelt het college vóór 30 november van het jaar volgend op het jaar of de jaren waarvoor de subsidie is verleend, na ontvangst van de door de instelling overlegde bescheiden, het subsidiebedrag definitief vast, tenzij de vaststelling van de subsidie in de beschikking anders is geregeld.

  • 4. De verantwoording bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 5. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 22. Verantwoording subsidies vanaf € 50.000,-

  • 1. Indien de subsidieverlening € 50.000,- of meer bedraagt, dan dient een instelling vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft bij het college rekening en verantwoording af te leggen over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Een instelling, waaraan voor meerdere jaren subsidie is verleend moet jaarlijks voldoen aan de verplichting die in het eerste lid van dit artikel zijn bedoeld.

  • 3. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven stelt het college vóór 30 november van het jaar volgend op het jaar of de jaren waarvoor de subsidie is verleend, na ontvangst van de door de instelling overlegde bescheiden, het subsidiebedrag definitief vast, tenzij de vaststelling van de subsidie in de beschikking anders is geregeld.

  • 4. De verantwoording bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening) met daarin een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • c.

      een accountantsverklaring over de financiële verantwoording.

  • 5. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 23. Vaststelling subsidie

  • 1. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de uiterste datum van 30 november, dan bericht het college de instelling daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de verantwoording.

  • 2. Indien de verantwoording niet voor het in het eerste lid van artikel 21 en 22 genoemde tijdstip is ontvangen, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 24. Lager vaststellen van de subsidie

De subsidie kan door het college lager worden vastgesteld dan bij de subsidieverlening is bepaald of volledig worden ingetrokken, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of slechts gedeeltelijk hebben plaatsgevonden of de resultaten niet of slechts gedeeltelijk zijn bereikt;

  • b.

    een instelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    een instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens zou hebben geleid tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening;

  • d.

    de subsidieverlening anderzijds onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten.

Artikel 25. Subsidieterugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 26. Subsidiebetaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling binnen 13 weken na bekendmaking door het college betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2. Het college kan bij de subsidieverlening of bij de subsidievaststelling een andere termijn bepalen waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

Artikel 27. Intrekken of wijzigen van de subsidievaststelling (artikel 4:49 Awb)

  • 1. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de instelling na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de instelling worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 28. Weigering subsidie voor aansluitend tijdvak (artikel 4:51 Awb)

  • 1. Indien aan een instelling een subsidie is verleend voor drie of meer achtereenvolgende jaren voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt een gehele en/of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitende periode op grond van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2. Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van Awb, artikel 4:25, tweede lid.

Hoofdstuk 9 Suppletieregeling

Artikel 29 Verstrekking

  • 1. De suppletieregeling vormt een vangnet voor de verenigingen die conform het Subsidieprogramma gemeente Dongen 2009-2012 subsidie ontvangen en die op basis van de systematiek en de uitgangspunten zoals beschreven in voorliggende verordening en het Subsidieprogramma gemeente Dongen 2013-2016 niet meer of slechts gedeeltelijk in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2. De verenigingen genoemd onder 1 kunnen voor een maximale periode van 2 jaar, te weten 2013 en 2014 financiële ondersteuning ontvangen middels de suppletieregeling.

  • 3. Uitvoerders van wettelijke taken, Wmo-verplichtingen of subsidieontvangers die meer dan € 50.000,- ontvangen, zoals omschreven in het Subsidieprogramma gemeente Dongen 2013-2016, komen niet in aanmerking voor suppletie.

  • 4. Het recht op suppletie is alleen van toepassing indien de onder lid 1 genoemde verenigingen ook voor de nieuwe subsidieperiode 2013-2016 een subsidieaanvraag indienen.

Artikel 30 Uitvoering

  • 1. De verenigingen, zoals genoemd in artikel 34, lid 1, komen in 2013 voor een zodanige suppletie in aanmerking, dat de subsidie niet lager uitvalt dan 90% van het subsidieniveau peildatum 1 januari 2012;

  • 2. De verenigingen, zoals genoemd in artikel 34, lid 1, komen in 2014 voor een zodanige suppletie in aanmerking, dat de subsidie niet lager uitvalt dan 60% van het subsidieniveau peildatum 1 januari 2012.

  • 3. De verenigingen, zoals genoemd in artikel 34, lid 1 die een subsidie tot € 500,- ontvangen (peildatum 1 januari 2012) worden geacht zelf de effecten op te kunnen vangen. Conform de Subsidieverordening gemeente Dongen 2012 worden er geen subsidies lager dan € 500,- verstrekt.

Hoofdstuk 10. Overige bepalingen

Artikel 31 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in deze verordening. Het college treft in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is de nodige voorzieningen of neemt de nodige beslissingen.

  • 2. Het college kan naast de bepalingen in deze verordening bijzondere verplichtingen aan de subsidie verbinden. Deze verplichtingen mogen slechts de belangen dienen die met de verordening worden beoogd en moeten worden vermeld in de beschikking tot verlening en/of vaststelling van de subsidie.

Artikel 32 Intrekking

De Subsidieverordening gemeente Dongen 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 33 Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 januari 2012 worden behandeld volgens de bepalingen van de Subsidieverordening gemeente Dongen 2007.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Subsidieverordening gemeente Dongen 2012.

Ondertekening

Dongen, Datum Raadsvergadering 15 december 2011
DE RAAD VOORNOEMD,
voorzitter / griffier
S.P.H.M. Dirven- van Aalst / drs. W.N. Vulto