Beleid hogere waarden Wet geluidhinder

Geldend van 13-02-2014 t/m heden

Intitulé

Beleid hogere waarden Wet geluidhinder

Samenvatting

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel het voorkomen en beperken van geluidhinder. In de Wgh is het begrip zone geïntroduceerd om de kans op geluidoverlast zoveel mogelijk te voorkomen. Een zone kan worden gezien als een aandachtsgebied voor geluid langs of rond een geluidbron, waarbinnen gestreefd moet worden naar een akoestisch optimale situatie. Met de zonering wordt een koppeling gelegd tussen de geluidhinderbestrijding en de ruimtelijke ordening. Met name bij het maken van bestemmingsplannen moet de aandacht dan worden gericht op geluidgevoelige bestemmingen en dienen daarvoor geldende grenswaarden in acht te worden genomen. Voor verschillende typen geluidbelastingen worden in de Wgh grenswaarden aangegeven waarbij een ondergrens (voorkeursgrenswaarde) en een bovengrens (de wettelijk maximaal toelaatbare geluidbelasting) gelden. In principe moet er altijd naar worden gestreefd de voorkeursgrenswaarde aan te houden. Er zijn uitzonderingen mogelijk, zolang de wettelijke maximale grenswaarden niet overschreden worden.

Tot voor kort waren er in de Wgh en bijbehorende uitvoeringsbesluiten diverse criteria opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarden kon worden afgeweken. De laatste jaren is echter meer en meer het besef ontstaan dat geluidhinder in het merendeel der gevallen een lokaal probleem is dat het best door de lokale overheid kan worden aangepakt. Met de wetswijziging is hierin voorzien. Tegelijkertijd is er door het ministerie van VROM aanbevolen dat de lokale overheid hiervoor eigen beleid ontwikkelt en vaststelt.

In voorliggende beleidsregel is dan ook aangegeven welk beleid de gemeente Geertruidenberg in dat kader wenst aan te houden. Daarbij is zoveel als mogelijk aangesloten bij het op grond van de oude Wgh geldende beleid omdat dat in het merendeel der gevallen goed bleek te voldoen.

Bij een procedure in het kader van het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan zullen burgemeester en wethouders akoestisch onderzoek laten uitvoeren, gericht op het treffen van maatregelen t.b.v. het realiseren van de in hoofdstuk 2 genoemde voorkeursgrenswaarden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen.

Daar waar toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidbelasting op de gevel van de betrokken woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, zal gebruik worden gemaakt van de in hoofdstuk 2 genoemde ten hoogst toelaatbare geluidbelasting voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen (ontheffing).

Burgemeester en wethouders zullen van deze ten hoogst toelaatbare geluidbelasting slechts onder voorwaarden gebruik maken. De voorwaarden zijn afhankelijk van de vraag welke geluidbron het betreft, of het om woningen dan wel om andere geluidgevoelige bestemmingen gaat, welk van de twee het eerste aanwezig was en onder welke omstandigheden de woningen of geluidgevoelige bestemmingen dan wel de geluidbron wordt gerealiseerd. Deze voorwaarden zijn in voorliggende beleidsregel nader gespecificeerd.

1 Inleiding

1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) welke vanaf 1979 gefaseerd in werking is getreden, heeft tot doel het voorkomen en beperken van geluidhinder. Een van de kenmerken van de Wgh ten opzichte van andere wetten is dat de normen in de wet zijn opgenomen. Verder is het begrip zone in de Wgh geïntroduceerd om de kans op geluidoverlast zoveel mogelijk te voorkomen. Een zone kan worden gezien als een aandachtsgebied voor geluid langs of rond een geluidbron, waarbinnen gestreefd moet worden naar een akoestisch optimale situatie. Bij industrielawaai wordt de geluidzone bepaald door de 50 dB(A)-contour, bij verkeerslawaai schrijft de Wet afstanden voor gebaseerd op een gemiddeld te verwachten geluidbelasting van 48 dB en 53 dB op de zonegrens behorende bij een weg respectievelijk een spoorweg. Met de zonering wordt een koppeling gelegd tussen de geluidhinderbestrijding en de ruimtelijke ordening. Met name bij het maken van bestemmingsplannen moet de aandacht dan worden gericht op geluidgevoelige bestemmingen en dienen daarvoor geldende grenswaarden in acht te worden genomen.

1.2 Grenswaarden

Bijna overal in de Wgh wordt gebruik gemaakt van termen als geluidbelasting en grenswaarden. De geluidbelasting wordt gemeten of berekend op de gevel van een woning of een ander geluidgevoelig object. Voor verschillende typen geluidbelastingen worden in de Wgh grenswaarden aangegeven waarbij een ondergrens (voorkeursgrenswaarde) en een bovengrens (de wettelijk maximaal toelaatbare geluidbelasting) gelden. In principe moet er altijd naar worden gestreefd de voorkeursgrenswaarde niet te overschrijden. Er zijn uitzonderingen mogelijk, zolang de wettelijke maximale grenswaarden niet overschreden worden.

1.3 Ontheffingscriteria

Tot voor kort waren er in de Wgh en bijbehorende uitvoeringsbesluiten diverse criteria opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarden kon worden afgeweken. De laatste jaren is echter meer en meer het besef ontstaan dat geluidhinder in het merendeel der gevallen een lokaal probleem is dat het best door de lokale overheid kan worden aangepakt. In dat verband past het niet dat centraal in de Wgh en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten ontheffingscriteria zijn opgenomen welke door de lokale overheid in acht moeten worden genomen. Met de wijziging van de Wgh zoals deze op 1 januari 2007 in werking is getreden, is aan deze gedachte tegemoet gekomen en is het merendeel van de eerder geldende ontheffingscriteria vervallen. Tegelijkertijd is er door het ministerie van VROM aanbevolen dat de lokale overheid hiervoor eigen beleid ontwikkelt en vaststelt.

In voorliggende beleidsregel is dan ook aangegeven welk beleid de gemeente Geertruidenberg in dat kader wenst aan te houden. Daarbij is zoveel als mogelijk aangesloten bij het op grond van de oude Wgh geldende beleid omdat dat in het merendeel der gevallen goed bleek te voldoen. Bepalingen zonder toegevoegde zijn uiteraard niet overgenomen.

1.4 Inspraak

De voorliggende beleidsregel is tot stand gekomen overeenkomstig de Uniforme Openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht. De beleidsregel is in ontwerp gepubliceerd op 6 april in de Langstraat, waarbij belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld op het ontwerp in te spreken. Er zijn geen zienswijzen of reacties binnengekomen. Naar aanleiding van de op 21 april gehouden ambtelijke bijeenkomst zijn op detailniveau enkele bijstellingen gedaan.

2 Wettelijk kader - grenswaarden

2.1 Algemeen

De wijziging van de Wet geluidhinder is, zoals hiervoor reeds kort aangegeven, veelomvattend. Niet alle wijzigingen zijn van toepassing voor de gemeente Geertruidenberg. Onderstaand worden die wijzigingen (c.q. resterende relevante wetteksten) nader beschreven op grond waarvan de gemeente Geertruidenberg een beleidsregel vaststelt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Relevant echter is ook de wijziging in de in de Wet geluidhinder gebruikte dosismaat.

2.2 Wijziging dosismaat

Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai is met de wetswijziging overgestapt op de Europese dosismaat Lden. In de Wet wordt de nieuwe dosismaat Lden aangeduid met “dB”, de oude dosismaat Letm wordt als voorheen aangeduid met “dB(A)”. Beide dosismaten zijn “A-gewogen”, dat wil zeggen overeenkomend met de gemiddelde gevoeligheid van het menselijk oor.

De geluidbelasting in Lden wordt bepaald als gemiddelde op jaarbasis over de dag-, avond- en nachtperiode.

Uit onderzoek is gebleken dat in Nederland de verdeling van de verkeersintensiteiten over het etmaal, binnen een zekere bandbreedte, constant is. Daarmee komt de geluidbelasting in dB in getalswaarde gemiddeld 2 dB lager uit dan voorheen in dB(A). Om de nieuwe dosismaat zo beleidsneutraal mogelijk in te voeren, zijn daarom in de nieuwe Wet geluidhinder ook alle normen met 2 dB verlaagd. Een voorkeursgrenswaarde die in de oude Wet 50 dB(A) was, is nu dus 48 dB geworden. Voor alle duidelijkheid: dit is dus geen inhoudelijke aanscherping van de norm.

Overigens is de dag-, avond, -nachtverhouding van de verkeersintensiteiten niet voor alle wegen en spoorwegen hetzelfde. Het conversieverschil is dus niet altijd 2 dB. Volgens artikel 110h van de nieuwe Wet geluidhinder wordt een geldende hogere waarde (uitgedrukt in dB(A)) omgerekend in een nieuwe waarde (uitgedrukt in dB) volgens een methode die is vastgelegd in een Ministeriële Regeling.

Voor industrielawaai is, met uitzondering van de bepaling betreffende de geluidkartering o.b.v. de Europese richtlijn Omgevingslawaai, Lden niet ingevoerd, er wordt als voorheen gewerkt met de dosismaat Letm in dB(A). De voorkeursgrenswaarde bedraagt 50 dB(A) etmaalwaarde.

2.3 Wegverkeerslawaai

Op grond van de wijziging van de Wet geluidhinder, kan voor de gemeente Geertruidenberg worden gesteld dat bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan voor het aspect wegverkeerslawaai akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd waarbij voor woningen een voorkeursgrenswaarde van 48 dB in acht moet worden genomen doch waarbij de hoogst toelaatbare gevelbelasting, zoals uit de Wet geluidhinder voortvloeit, als volgt bedraagt:

afbeelding binnen de regeling Ingeval van reconstructie gelden de volgende waarden:

afbeelding binnen de regeling

Ingevolge de Wgh en het Besluit geluidhinder kan voor andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen het volgende samenstel aan grenswaarden worden afgeleid:

afbeelding binnen de regeling Ingeval van reconstructies gelden de volgende waarden:

afbeelding binnen de regeling Voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting aan de grens van geluidgevoelige terreinen kunnen hogere waarden dan de hiervoor genoemde worden vastgesteld, met dien verstande dat de verhoging als gevolg van de reconstructie niet meer mag bedragen dan 5 dB en de waarde niet hoger mag worden vastgesteld dan 53 dB voor woonwagenstandplaatsen en 68 dB voor andere geluidgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen.

2.4 spoorweglawaai

Aangezien er binnen onze gemeente geen spoorwegen liggen wordt niet ingegaan op het aspect spoorweglawaai in relatie tot de Wet geluidhinder.

2.5 Industrielawaai

Voor het aspect industrielawaai kan voor onze gemeente worden gesteld dat bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (projectbesluit of ontheffing) akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd waarbij de volgende systematiek van voorkeursgrenswaarden en ten hoogst toelaatbare gevelbelastingen in acht moet worden genomen:

Voor bestaande zones geldt het volgende overzicht:

afbeelding binnen de regeling Bij eerste zonevaststelling geldt het volgende overzicht:

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

2.5 Dove gevel

De Wgh kent reeds enkele jaren het zogeheten begrip “dove gevel”. Een dove gevel is een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en welke een zekere geluidwering dient te bezitten. Ingeval een geluidgevoelige bestemming van een dergelijke gevel is voorzien, behoeft voor die gevel niet te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wgh.

Met de wijziging van de Wgh wordt het begrip “dove gevel” verruimd, er mag nu ook sprake zijn van een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte. De toelichting op de wetswijziging noemt een nooduitgang als voorbeeld.

Beleid van de gemeente Geertruidenberg

3.1 Overwegingen

Met de wijziging van de Wgh hebben gemeenten meer beleidsvrijheid om binnen het grenswaardenregime van de Wgh (tussen voorkeursgrenswaarde en ten hoogste toelaatbare geluidbelasting) te opereren. In de gemeente Geertruidenberg is tot op heden echter gebleken dat de uitvoeringspraktijk van de oude Wgh en bijbehorende algemene maatregelen van bestuur niet tot problemen heeft geleid en het een werkbare situatie betreft. Het is mogelijk gebleken zowel goede ruimtelijke ordening te bedrijven en tegelijkertijd aan de doelstellingen t.a.v. het voorkomen en beperken van geluidhinder te voldoen. Een beperkte verruiming van het aantal mogelijke situaties en ontheffingscriteria is niettemin wel gewenst. Het eerder betrekken van het aspect geluid bij planontwikkeling en stedenbouw is wel noodzakelijk om voldongen feiten te voorkomen.

3.2 Beleidsregel

Burgemeester en wethouders van Geertruidenberg stellen dan ook de hieronder opgenomen beleidsregel vast, welke grotendeels overeenkomt met de grenswaarden en criteria voor toepassing van ten hoogste toelaatbare geluidbelastingen uit de oude Wet geluidhinder.

Bij een procedure in het kader van het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (projectbesluit of ontheffing) zullen burgemeester en wethouders akoestisch onderzoek laten uitvoeren, gericht op het treffen van maatregelen t.b.v. het realiseren van de in het vorige hoofdstuk genoemde voorkeursgrenswaarden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen (zie bijlage I “Geluidgevoelige bestemmingen”).

Daar waar toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, zal gebruik worden gemaakt van de in het vorige hoofdstuk genoemde ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Eventuele hogere waarden worden toegekend indien, ondanks de hogere geluidbelasting, een aanvaardbaar akoestisch klimaat wordt gerealiseerd.

Burgemeester en wethouders zullen van deze ten hoogst toelaatbare geluidbelasting slechts onder voorwaarden gebruik maken. De voorwaarden zijn, afhankelijk van de geluidbron en in hoofdstuk 3 uitgewerkt.

Aan hogere waarden van minder dan 5 dB boven de voorkeursgrenswaarden worden geen extra voorwaarden verbonden. Uiteraard dient aan het binnenniveau voldaan te worden.

Wegverkeerslawaai:

Als gevolg van een aanwezige weg:

a. voor nog niet geprojecteerde woningen buiten de bebouwde kom, die

  • 1e.

    verspreid gesitueerd worden, of

  • 2e.

    ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of

  • 3e.

    door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen, of

  • 4e.

    ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing;

b. voor nog niet geprojecteerde woningen binnen de bebouwde kom, die

  • 1e.

    in een stads- of dorpsvernieuwingsplan worden opgenomen, of

  • 2e.

    door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend -, of voor andere gebouwen of geluidgevoelige objecten, of

  • 3e.

    ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of

  • 4e.

    door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen, of

  • 5e.

    ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing of

  • 6e.

    in de omgeving van een halte gesitueerd worden;

  • 7e.

    in de directe omgeving van centra.

Als gevolg van de aanleg of reconstructie van een nieuwe weg:

c. voor geprojecteerde, in aanbouw zijnde of aanwezige woningen en een nog niet geprojecteerde weg, voor zover die weg

  • 1e.

    een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen, of

  • 2e.

    een zodanige verkeersverzamelfunctie zal vervullen, dat de aanleg of reconstructie van die weg zal leiden tot aanmerkelijk lagere geluidbelastingen van woningen binnen de zone van een andere weg.

Burgemeester en wethouders zullen alleen een hogere waarde dan 53 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vaststellen, indien voldoende verzekerd wordt, dat een tot de woning behorende buitenruimte niet aan de uitwendige scheidingsconstructie worden gesitueerd waar de geluidbelasting meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde voor elke lawaaisoort (geluidluw voor elke lawaaisoort), tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten.

Industrielawaai

Ingeval

a. het referentieniveau ter plaatse van de uitwendige scheidingsconstructie van de woningen waarvoor de hogere waarde benodigd is, hoger is dan of gelijk is aan het equivalente geluidniveau vanwege het betrokken industrieterrein, of

b. de woningen ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of

c. de woningen in een stads- of dorpsvernieuwingsplan worden opgenomen, dan wel door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen, of

d. de woningen ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing, of

e. de woningen buiten de bebouwde kom verspreid gesitueerd zijn of worden.

afbeelding binnen de regeling

3.3 Dove gevel

De gemeente wenst het gebruik van de zogenaamde “dove gevel” zoveel als mogelijk te vermijden. Daar waar dit niet anders kan, zal er voor de betreffende geluidgevoelige bestemming tenminste altijd één geluidluwe gevel met daaraan grenzend een geluidluwe buitenruimte (geluidluw voor elke lawaaisoort) aanwezig moeten zijn, terwijl er naar gestreefd wordt het aantal “dove gevels” per woning tot maximaal twee te beperken.

3.4 Afweging van maatregelen

Inleiding

In de Wgh is een onderzoeksplicht opgenomen naar maatregelen die kunnen leiden tot een situatie waarbij de voorkeursgrenswaarde niet overschreden wordt. Bij het treffen van maatregelen wordt daarnaast een voorkeursvolgorde genoemd voor het beheersen van geluidhinder: eerst bronmaatregelen, dan maatregelen in het overdrachtsgebied tussen bron en ontvanger en dan pas maatregelen bij het object dat de geluidbelasting ondervindt. Hieronder is het gemeentelijk beleid met betrekking tot de verschillende maatregelen verwoord.

Bronmaatregelen

  • Het toepassen van geluidreducerend asfalt

Het toepassen van geluidreducerend asfalt levert globaal 3 à 4 dB reductie op ten opzichte van normaal asfalt en is daardoor de belangrijkste maatregel om te voldoen aan de uitgangspunten van het beleid.

Naast aanlegkosten moet ook rekening worden gehouden met de kosten voor onderhoud. In principe wordt bij reconstructie en regulier onderhoud op de hoofdroutes altijd geluidreducerend asfalt toegepast.

  • Beperken rijsnelheid of beperken omvang verkeer

De gemeente Geetruidenberg gaat uit van het bundelen van het verkeer op het hoofdwegennet. Beperking van de rijsnelheid op de hoofdwegen is niet aan de orde. Op overige wegen en straten is een lagere rijsnelheid (bijv. 30 km-zone) een optie, die steeds per geval moet worden bezien. Hierbij moet er wel rekening gehouden met buslijnen. Wegen waar een buslijn over gaat, zijn bij voorkeur geen 30 km/h wegen. De gemeente heeft geen zeggenschap over de rijsnelheid en de vervoersintensiteiten op de Rijkswegen en provinciale wegen.

  • Bronmaatregelen bij industrielawaai

Indien de aanwezige, voor de geluidbelasting bepalende bedrijven over recente milieuvergunningen en daarmee over een vastliggende geluidruimte beschikken is afwijking van deze vigerende rechten niet mogelijk. Wel kan worden onderzocht of aanvullende bronmaatregelen mogelijk zijn. Maatregelen dienen toegepast te worden conform de laatste stand der techniek.

Maatregelen in het overdrachtsgebied

  • Alternatief stedenbouwkundig programma

Onderzocht kan worden of:

  • (gedeeltelijke) invulling van de locatie met niet-geluidgevoelige functies mogelijk is;

  • uit akoestisch oogpunt een betere locatie beschikbaar is.

Gemotiveerd dient te worden dat de geluidgevoelige bestemmingen ter plaatse noodzakelijk zijn en dat de bebouwing niet elders of anders ten opzichte van de bron(nen) kan worden gesitueerd.

  • Alternatief stedenbouwkundig plan

De stedenbouwkundige setting is een belangrijk instrument voor een beter akoestisch klimaat of voor minder dan wel lagere overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden. Zie hiervoor hoofdstuk 3.5.

Bouwstenen zijn:

  • invulling van de zwaarst geluidbelaste delen van de locatie met niet-geluidgevoelige bestemmingen en realisatie van de geluidgevoelige bestemmingen op een minder geluidbelaste plaats;

  • realisatie (niet-geluidgevoelige) afschermende bebouwing;

  • vergroten van de afstand tussen bron en ontvanger.

Gemotiveerd dient te worden dat de geluidgevoelige bestemmingen ter plaatse noodzakelijk zijn en dat de bebouwing niet elders of anders ten opzichte van de bron(nen) kan worden gesitueerd.

  • Geluidschermen of –wallen: niet langs wegen waarop percelen ontsluiten.

Onderzoek naar de effecten van geluidschermen is alleen zinvol langs wegen waarop percelen niet direct worden ontsloten. Op wegen met perceelaansluitingen zijn geluidafschermende voorzieningen in de vorm van schermen of wallen (stedenbouwkundig) niet inpasbaar, dan wel wordt ten gevolge van onderbrekingen in de afscherming voor de noodzakelijke perceelaansluitingen het geluidreducerende effect voor een belangrijk deel teniet gedaan.

Hiernaast moet rekening worden gehouden met de verkeersveiligheid en sociale veiligheid.

Maatregelen bij de ontvanger

Indien bronmaatregelen en maatregelen in het overdrachtsgebied niet mogelijk zijn, zijn maatregelen vereist bij het object dat de geluidbelasting ondervindt. Dergelijke maatregelen betreffen dove gevels/vliesgevels en gevelisolatie. In alle gevallen is vereist dat de wettelijke binnenwaarde wordt gegarandeerd.

3.5 Aanvaardbaar akoestisch klimaat

De gemeente Geetruidenberg stelt zich op het standpunt dat hogere waarden alleen kunnen worden toegekend indien, ondanks de hogere geluidbelasting, een aanvaardbaar akoestisch klimaat gerealiseerd wordt. Om dit doel te bereiken gelden de onderstaande eisen. De eisen gelden voor alle geluidsoorten (weg/spoor/industrie). De eisen hebben betrekking op de volgende aspecten:

  • geluidluwe buitenruimte;

  • woningindeling en gebruik van de woningen;

  • afschermende werking.

Geluidluwe buitenruimte

  • een buitenruimte bij een woning is in beginsel niet gelegen aan de hoogst belaste zijde.

  • indien er een hogere waarde verleend wordt, die groter is dan 53 dB, dan dient er minimaal een geluidluwe buitenruimte aanwezig te zijn (voor elke geluidsoort mag de geluidbelasting niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde van die geluidsoort).

  • ook bij andere geluidgevoelige gebouwen wordt naar een geluidluwe buitenruimte gestreefd, dit is echter geen eis.

  • indien geen geluidluwe buitenruimte mogelijk is kunnen serres of afsluitbare balkons (loggia’s) worden toegepast.

De Wgh stelt dat alleen hogere grenswaarden kunnen worden toegekend indien de gecumuleerde geluidbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting. Indien de gecumuleerde geluidbelasting vanwege alle gezoneerde geluidbronnen meer dan 65 dB (werkelijke, niet gecorrigeerde waarde) bedraagt er sprake is van een onaanvaardbare situatie en zal geen hogere waarde verleend worden.

  

Afschermende werking

  • indien de geluidbelasting op een eerstelijns bebouwing meer dan 53 dB en 55 dB(A) voor respectievelijk weg- en industrielawaai bedraagt, dan dient de eerstelijnsbebouwing zodanig gesitueerd te zijn dat zij bijdraagt aan de afscherming van het erachter gelegen gebied.

  • de afschermende werking voor de achterliggende bebouwing moet worden aangetoond. De geluidbelasting in de ‘2e rij’ woningen ligt waar mogelijk onder de voorkeursgrenswaarde.

  • deze eisen gelden ook voor andere geluidgevoelige gebouwen.

  

Uitzonderingen

Voor de vorenstaande eisen geldt: indien er fundamentele en gemotiveerde bezwaren van stedenbouwkundige, volkshuisvestelijke of milieuhygiënische aard zijn, dan kunnen B&W bij hoge uitzondering besluiten dat de eisen niet gelden. In dat geval nemen burgemeester en wethouders een nadere motivering op bij het besluit tot het verlenen van hogere grenswaarden.

Bijlage I: geluidgevoelige bestemmingen

Ingevolge de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder worden de volgende gebouwen/terreinen/verblijfsruimten als geluidgevoelige bestemming aangemerkt:

Woningen

 

Andere geluidsgevoelige gebouwen

  • -

    onderwijsgebouwen

  • -

    ziekenhuizen en verpleeghuizen

  • -

    verzorgingstehuizen

  • -

    psychiatrische inrichtingen

  • -

    kinderdagverblijven.

 

De aanwijzing als "ander geluidsgevoelig gebouw" geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan de verblijfsruimten:

  • -

    leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;

  • -

    onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

  • -

    onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;

  • -

    theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;

  • -

    ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen

 

Geluidgevoelige terreinen

  • -

    Woonwagenstandplaatsen

  • -

    Ligplaatsen bestemd voor woonschepen

Bijlage 2: Aanvraagformulier (voor interne organisatie)

afbeelding binnen de regeling

N.B. Verzoek in drievoud indienen

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

N.B. In een bij te voegen beschrijving dient een nadere onderbouwing te worden gegeven voor het van toepassing geachte subcriterium.

afbeelding binnen de regeling

Ondertekening

Datum

Burgemeester

Datum

Secretaris

Bijlagen behorende bij het verzoek om vaststellen hogere waarde

1. In voorbereiding zijnde bestemmings­plan/ontheffing of projectbesluit;

2. Ruimtelijke onderbouwing

3. Akoestisch rapport;

4. Inspraakrapport;

5. Afschrift van de publicatie, (eventueel) ver­slag van de hoor­zit­ting en de (eventuele) schriftelijk ge­maa­kte op­mer­kin­gen, als­mede uw inhoude­lijk oor­deel hier­over;

6. Eén of meer kaarten met bijbe­horende verkla­ring ove­r­een­kom­stig artikel 16, lid 1 van het Besluit op de Rui­mte­lij­ke Or­dening, met dien verstande dat in plaats van "pl­an" wordt gelezen "ve­r­zo­ek".

Het kaartwerk geeft ook de lig­ging weer van de ge­luidzo­nes langs wegen, spoorwegen, rondom industrieterreinen en rondom luchtvaart ter­rei­nen (als bedoeld in arti­kel 25, lid 2 van de Luchtvaartwet), alsmede in die zones voorko­mende gebieden ex artikel 1.2 tweede lid onder d van de Wet milieubeheer voor zover de woningen, gebouwen of terreinen waarop het verzoek be­trekking heeft, binnen zodanige zones zijn of worden ge­si­tu­e­erd.

Bijlage 3 Hinderbeleving

Wanneer een geluidbelasting bekend is, kan in de grafiek een bijbehorend percentage worden afgelezen zoals te zien in onderstaande figuur. Dit percentage is het aantal personen, van de totaal blootgestelden in de betreffende geluidklasse, dat hinder zal ondervinden ten gevolge van het lawaai.

afbeelding binnen de regeling Voor ernstig gehinderden en slaapverstoorden zijn soortgelijke grafieken te vormen.

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling Verschillende soorten bronnen van lawaai (verkeer, trein, luchtvaart en industrie) worden niet allen als even hinderlijk ervaren. Het constante geluid van wegverkeer wordt op een andere manier beoordeeld dan treinverkeer dat enkele malen per uur een piek in de geluidbelasting veroorzaakt.

Hierdoor verschillen de percentages in geluidklassen voor de verschillende bronnen van geluid.