Regeling vervallen per 28-12-2018

Regeling op de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Geldend van 02-04-1998 t/m 27-12-2018

Intitulé

Regeling op de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

REGELING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN DE GEMEENTELIJKE BELASTINGEN

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen;

gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onder a, en derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;

besluit:

vast te stellen de volgende:

Regeling op de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 1. Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voorzover deze regels voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing is verklaard.

Artikel 2. Aangifte

  • A. Voor de heffing van toeristenbelasting en rioolrechten geldt dat:

    • 1.

      de belastingplichtige die niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen twee weken na afloop van de maand bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte;

    • 2.

      het model voor het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt bij afzonderlijk besluit van het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • B. Voor de heffing van hondenbelasting geldt dat:

    • 1.

      indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte;

    • 2.

      de belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet;

    • 3.

      het model voor het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt bij afzonderlijk besluit van het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • C. Voor de heffing van onroerende zaak-belasting geldt dat: de belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaarjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • D. Voor de heffing van Parkeerbelasting geldt dat: het model voor het uitnodigen tot het doen van aangifte bij afzonderlijk besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.

Artikel 3 Voorlopige aanslag

  • 1. Voor de heffing van Toeristenbelasting kan, na de aanvang van het belastingjaar, doch niet vóór 1 mei, aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 2. Voor de heffing van Rioolrechten kan, na de aanvang van het belastingjaar, aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 4 Rente

  • 1. Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van gemeentelijke belastingen.

  • 2. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwijking van de in het tweede lid genoemde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze per betaling een bedrag van f 50,- niet te boven gaat.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedtin werking op 2 april 1998.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als Regeling gemeentelijke belastingen.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 24 maart 1998, nummer 2,
de secretaris, de voorzitter,