Algemene subsidieverordening Geldrop-Mierlo 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Geldrop-Mierlo 2017

Bijlage 1 RV GM 2016-029829

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GELDROP- MIERLO 2017

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

gelezen het voorstel van het college van 15 november 2016;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de bepalingen van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de “Algemene subsidieverordening Geldrop-Mierlo 2017;

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo;

  • c.

    Eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten waarvoor het college slechts voor een tevoren bepaalde tijd van maximaal 4 jaar een subsidie verstrekt;

  • d.

    Jaarlijkse subsidie: subsidie die per kalenderjaar of voor een bepaald aantal kalenderjaren aan een rechtspersoon wordt verstrekt, waaronder niet een eventuele subsidie in de kosten van huisvesting wordt verstaan;

  • e.

    Raad: raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

  • f.

    Subsidie: een financiële verstrekking zoals bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • g.

    Subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen voor subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing kan hierin tevens worden bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 3. Tevens is het college bevoegd nadere regels te stellen over reserveringen en eigen vermogen van de gesubsidieerde rechtspersonen.

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval kan het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betreffende subsidie bepalen.

  • 2. De raad kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld;

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld.

  • 2. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 3. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. In de beschikking tot subsidieverlening wordt hierop gewezen.

Artikel 5. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. Subsidie op basis van deze verordening wordt verstrekt aan een rechtspersoon. Het college kan in afwijking hiervan bepalen dat subsidieverstrekking aan een natuurlijk persoon mogelijk is.

  • 2. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk of digitaal ingediend bij het college. Voor de aanvraag van subsidies voor een subsidietijdvak langer dan 1 jaar dient gebruik te worden gemaakt van een aanvraagformulier.

  • 3. Bij de aanvraag om subsidie voegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en de resultaten die met de activiteiten worden nagestreefd en een toelichting hoe de activiteiten daaraan bijdragen. Daarbij wordt vermeld in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente Geldrop-Mierlo en haar ingezetenen en op de door de gemeente Geldrop-Mierlo vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of bijdragen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      inzicht in de reservepositie van de aanvrager in het jaar van de aanvraag.

  • 4. Indien een aanvrager, zijnde een rechtspersoon, voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 5. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het derde en vierde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn voor subsidieverlening

  • 1. Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie wordt ingediend uiterlijk voor 1 mei van het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag om een eenmalige subsidie kan het gehele jaar door worden ingediend, maar minimaal dertien weken voor aanvang van de activiteiten.

  • 3. Het college is bevoegd om, al dan niet bij subsidieregeling, van de voorgaande leden af te wijken.

Artikel 7. Verlening van de subsidie

  • 1. Indien de te verlenen subsidie een jaarlijkse subsidie betreft tot maximaal € 50.000 per jaar wordt subsidie verleend voor een subsidietijdvak van maximaal 4 jaren;

  • 2. Indien de te verlenen subsidie een jaarlijkse subsidie betreft van € 50.000 per jaar of meer wordt subsidie verleend voor één kalenderjaar;

  • 3. In het besluit tot subsidieverlening geeft het college aan op welke wijze en binnen welke termijn(en) de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan het besluit tot subsidieverlening verbonden verplichtingen.

  • 4. Tevens vermeldt het college in deze beschikking op welke wijze bevoorschotting plaatsvindt.

Artikel 8. Beslistermijn voor subsidieverlening

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de volledige aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Het college is bevoegd de termijnen als genoemd in lid 1 en 2 te verdagen.

  • 4. Het college is bevoegd om bij subsidieregeling van de termijnen in de leden 1 en 2 af te wijken.

Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden

  • 1. De subsidie wordt, naast de in artikel 4:25 tweede lid en artikel 4:35 van de Awb bedoelde gevallen, in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      aantoonbare redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit of zal ontplooien die in strijd zijn met de wet- en regelgeving;

    • b.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108 derde lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • c.

      de activiteiten niet zijn benoemd als activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen op grond van een door het college vastgestelde subsidieregeling;

    • d.

      subsidieverstrekking niet past binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders en financiële kaders.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kan het college een aanvraag om subsidie weigeren indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd naar het oordeel van het college geen waardevolle aanvulling vormen op het bestaande aanbod van activiteiten in de gemeente Geldrop-Mierlo;

    • c.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • d.

      sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • e.

      de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • f.

      de aanvraag te laat is ingediend;

    • g.

      de aanvrager met uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken;

    • h.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een overwegend partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming ten doel hebben;

    • i.

      de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van de subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;

    • j.

      de aanvrager de behoefte aan de te subsidiëren activiteiten niet aannemelijk heeft kunnen maken;

    • k.

      de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen.

    • l.

      subsidieverstrekking in strijd zou zijn met enig wettelijk voorschrift;

    • m.

      een van de weigeringsgronden als opgenomen in een door het college vastgestelde subsidieregeling aan de orde is.

  • 3. Het college kan een verleende subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4. Het college kan een verleende subsidie intrekken en met rente terugvorderen op basis van een besluit van de Europese Commissie of op grond van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 10. Tussentijdse verantwoording bij een subsidietijdvak langer dan één jaar

  • 1. Als subsidie is verleend voor een subsidietijdvak langer dan één jaar, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds overleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid geldt dat deze verplichting in ieder geval wordt opgelegd als subsidie is verleend voor een subsidietijdvak van 4 jaren en de jaarlijkse subsidie € 5.000 of meer is. De verantwoording moet voor 1 mei van het jaar volgend op de eerste twee jaren van het subsidietijdvak worden afgelegd.

  • 3. De tussentijdse verantwoording kan leiden tot wijziging of intrekking van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan aan de aan het besluit tot subsidieverlening verbonden verplichtingen.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen en procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend of die zijn gericht op ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan het besluit tot subsidieverlening verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten, voor zover het de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon betreft.

Artikel 12. Aan de subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37 eerste lid Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen, als bedoeld in artikel 4:71 Awb, indien deze handelingen van invloed zijn op de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 13. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Een aanvraag om subsidievaststelling wordt schriftelijk of digitaal ingediend bij het college. Voor de aanvraag voor subsidievaststelling voor meerdere jaren dient gebruik te worden gemaakt van een aanvraagformulier.

  • 2. Een subsidieontvanger hoeft geen aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen als de jaarlijkse subsidie minder is dan € 5.000 per jaar.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling van een subsidie van € 5.000 of meer per jaar dient:

    • a.

      een inhoudelijk verslag te bevatten, waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een financieel verslag of een jaarrekening te bevatten van het voorgaande kalenderjaar, met daarin in ieder geval een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      een balans te bevatten van het afgelopen kalenderjaar met een toelichting daarop;

    • d.

      alle overige gegevens en bescheiden te bevatten die in het besluit tot subsidieverlening zijn benoemd.

  • 4. In aanvulling op het derde lid geldt dat, indien de jaarlijkse subsidie € 50.000 of meer bedraagt bij de aanvraag tot subsidievaststelling tevens een accountantsverklaring moet zijn gevoegd. In het besluit tot subsidieverlening wordt bepaald aan welke eisen de accountantsverklaring dient te voldoen.

  • 5. In aanvulling op het derde lid geldt dat, indien het een meerjarige subsidie betreft, de te overleggen gegevens betrekking moeten hebben op de jaren zoals vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 6. Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 14. Aanvraagtermijn voor subsidievaststelling

  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling van een jaarlijkse subsidie van € 5.000 of meer dient voor 1 mei van het jaar na afloop van het kalenderjaar of subsidietijdvak waarop de subsidie betrekking heeft, te worden ingediend.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling van een eenmalige subsidie dient binnen 13 weken na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, te worden ingediend. Een aanvraag hoeft alleen te worden ingediend als dit in de beschikking tot subsidieverlening is aangegeven.

Artikel 15. Vaststelling van de subsidie en beslistermijn

  • 1. Subsidies die minder dan € 5.000 per jaar bedragen worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld, of;

    • b.

      verleend en - tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken na afloop van het subsidietijdvak of nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Als ingevolge artikel 10 eerste lid de subsidieontvanger verplicht is op de aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3. Het college beslist binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 13 lid 3 over de vaststelling van de verleende subsidie.

  • 4. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling een langere termijn nodig is dan de in het eerste en derde lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan.

  • 5. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet binnen de in artikel 14 genoemde termijn is ontvangen, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 6. Het college is bevoegd de subsidie lager vast te stellen indien de aanvraag tot vaststelling niet of niet tijdig wordt ingediend.

Artikel 16. Vermogensvorming subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor in de volgende gevallen een vergoeding verschuldigd aan het college:

    • a.

      indien de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • b.

      indien de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • c.

      indien de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • d.

      indien de rechtspersoon die subsidie ontvangt wordt ontbonden.

  • 2. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt bepaald door het college, maar in geval van ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt vervalt het batig saldo van de liquidatierekening - gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie - aan de gemeente. De hoogte hiervan wordt dan bepaald op basis van het gemiddelde percentage waarin de gemeente in de vijf voorafgaande jaren heeft bijgedragen in de totale exploitatie van de rechtspersoon.

Artikel 17. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidie-aanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2. Het college kan in individuele gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening, en van de bepalingen van de op basis van artikel 3 vastgestelde subsidieregelingen, voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 18. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    De Algemene Subsidieverordening Gemeente Geldrop-Mierlo 2013 wordt ingetrokken op 1 januari 2017.

  • 3.

    Deze verordening is van toepassing op subsidies die betrekking hebben op het jaar 2017 en verder.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening Geldrop-Mierlo 2017”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo d.d. 19 december 2016.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
G.A.A. van Luijn B.H.M. Link