Regeling vervallen per 01-03-2017

Financiële verordening gemeente Giessenlanden

Geldend van 01-05-2016 t/m 28-02-2017

Intitulé

Financiële verordening gemeente Giessenlanden

De raad van de gemeente Giessenlanden;

Gelezen het raadsvoorstel van 26 januari 2016;

Overwegende, dat op grond van artikel 212 van de Gemeentewet een financiële verordening dient te worden opgesteld;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

  • 1.

    De "Financiële verordening gemeente Giessenlanden" zoals toegevoegd in de bijlage vast te stellen.

  • 2.

    De "Financiële verordening gemeente Giessenlanden" zoals vastgesteld op 24 maart 2011 in te trekken per 1 mei 2016.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • -

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    prioriteit: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming en productenrealisatie.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten de onderverdeling van de programma’s in prioriteiten vast.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per prioriteit weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per prioriteit weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven of verwerkt via een begrotingswijziging.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt in mei aan de raad een nota (kadernota) aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota in juni vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per prioriteit.

  • 2. Bij de begroting geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wordt aangeboden. De overige nieuwe investeringen worden met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 4. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier maanden en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages (1e en 2e bestuursrapportage –berap-) worden aan de raad aangeboden op de volgende tijdstippen:

    • a.

      de viermaands rapportage in mei. De raad stelt deze in juni vast.

    • b.

      de achtmaands rapportage in september. De raad stelt deze in oktober vast.

  • 3. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar prioriteiten;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

    • e.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d.

  • 4. Het college biedt in november aan de raad een eindejaarsrapportage aan. De raad stelt deze in december vast.

  • 5. De eindejaarsrapportage bevat een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar prioriteiten;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

    • e.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d.

  • 6. Bij de onder 3. en 5. bedoelde bijstellingen gaat het om bedragen tot € 20.000,00. Wanneer er sprake is van een bijstelling van de raming/budgetoverschrijding ≥ € 20.000,00 zal via een afzonderlijk raadsvoorstel een budgetaanvraag worden gedaan, tenzij er sprake is van technische aanpassingen.

  • 7. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke en eerder bijgestelde ramingen van de baten en de lasten van prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 5.000,00 toegelicht. Administratieve wijzigingen tussen programma’s worden niet nader toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

  • 1. Het college besluit niet over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 2. Bij leningen aan andere organisaties dan gemeenten, gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de gemeente financiert alleen activiteiten als zij deze wenselijk oordeelt voor het publiek belang;

    • b.

      de gemeente leent geen gelden uit aan partijen waarbij het risico van belangenverstrengeling kan ontstaan;

    • c.

      de gemeente financiert alleen partijen die geen of slechts een gering beleggingsrisico vormen, tenzij het publiek belang een hoger risico rechtvaardigt;

    • d.

      de te financieren activiteit mag niet overwegend een commercieel belang dienen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in vier jaar afgeschreven.

  • 4. Een saldo voor agio of disagio wordt gedurende de restant looptijd van het waardepapier afgeschreven.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen; en

  • c.

    de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen en reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW).

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van de activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, de leges en overige rechten.

Artikel 14. Financieringsfunctie

  • 1. Het college biedt ter uitvoering van de financieringsfunctie tenminste eens in de vier jaar een Treasurystatuut aan.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 15. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de voortgang van het geplande onderhoud.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte en gebouwen aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor wegen, verkeersvoorzieningen en straatmeubilair, openbare verlichting, groenvoorzieningen, watergangen, oeverbescherming, begraafplaatsen, speelvoorzieningen, bruggen en duikers, gebouwen en overige voorzieningen aangaande de openbare ruimte. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 16. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand.

Artikel 17. Verbonden partijen

Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast. In de nota zijn nadere regels opgenomen over de advisering van de raad over de verbonden partijen.

Artikel 18. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de uitgangspunten voor aankoop en verkoop van gronden, inclusief prijsbepaling;

    • c.

      andere vormen van gronduitgifte en gebruik;

    • d.

      de verkoop- en verhuurprijzen voor snippergroen en restgronden.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks een rapportage grondbedrijf aan. De raad stelt deze rapportage vast. In de rapportage wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      actualisatie van de grondexploitaties;

    • b.

      risicoanalyse per grondexploitatie;

    • c.

      stand van zaken van de investeringskredieten;

    • d.

      prognose algemene reserve grondbedrijf;

    • e.

      boekwaarden grondbedrijf.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 19. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten.

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • e.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 20. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 21. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a. van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b. van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 6. Slotbepaling

Artikel 22. Intrekken oude verordening

De op 24 maart 2011 vastgestelde “Financiële verordening gemeente Giessenlanden” wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van de nieuwe verordening.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2016.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening gemeente Giessenlanden”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente
Giessenlanden van 31 maart 2016
De griffier,
mevr. mr. A. van Dijk - van den Hoef
De voorzitter,
ir. W.E. ten Kate

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut

Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 2.500,00 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 40 jaar: rioleringen;

  • b.

    50 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

  • c.

    50 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • d.

    50 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

  • e.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen;

  • f.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • g.

    15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • h.

    10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

  • i.

    10 jaar: telefooninstallaties;

  • j.

    5 jaar: automatiseringsapparatuur;

  • k.

    10 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;

  • l.

    10 jaar: zware transportmiddelen;

  • m.

    10 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen.

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden met ingang van 2017 lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 30 jaar: groenvoorzieningen;

  • b.

    maximaal 30 jaar: wegen en pleinen;

  • c.

    maximaal 20 jaar: houten bruggen;

  • d.

    maximaal 50 jaar: stel/betonnen/composiet bruggen;

  • e.

    20 jaar: armaturen openbare verlichting;

  • f.

    40 jaar: lichtmasten openbare verlichting;

  • g.

    10 jaar: straatmeubilair;

  • h.

    maximaal 40 jaar: waterwegen, waterbergingen;

  • i.

    maximaal 20 jaar: houten walbeschoeiing;

  • j.

    maximaal 40 jaar: stalen/betonnen walbeschoeiing;

  • k.

    15 jaar: mechanisch/elektrische pompen en gemalen;

  • l.

    40 jaar: bouwkundige gemalen.