Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening Wet inburgering Heemstede 2013

Geldend van 07-02-2013 t/m 31-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening Wet inburgering Heemstede 2013

De raad van de gemeente Heemstede;

gelezen het voorstel van het college 11 december 2012

gelet op de artikelen 8, 19, 23, 24f en 35 van de Wet inburgering zoals die op 31 december 2012 luidt ;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Wet inburgering Heemstede 2013

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede;

    • b.

      inburgeringsplichtige: persoon, bedoeld in artikel X, tweede tot en met vijfde lid van de wetswijziging.

    • c.

      wet: Wet Inburgering;

    • d.

      wetswijziging: de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met versterking van de eigen verantwoordelijkhied van de inburgeringsplichtige (Stb.2012, 430).

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet, de wetwijziging en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • -

      een fysiek loket: inloopspreekuur bij de Intergemeentelijke afdeling sociale zaken.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste eens in de drie jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het inburgeringsbeleid en rapporteert hierover aan de raad. Dit verslag inburgering omvat in elk geval een rapportage ten aanzien van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Doelgroepen

  • 1. Het college biedt een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige te weten:

    • a.

      de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 en

    • b.

      de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de wet,

    voor zover deze uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid en onder a, af op het startniveau en de vaardigheden, persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid en onder a, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening gericht is op arbeidsinschakeling.

  • 3. Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid en onder a, biedt het college maatschappelijke begeleiding aan

  • 4. Het college kan een inburgeringsvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonsgebonden inburgeringsbudget.

  • 5. Onder een persoonsgebonden inburgeringsbudget wordt verstaan: een vergoeding ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op het inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II c.q.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet dient in maximaal 6 termijnen te worden betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Stimuleringsbonus

  • 1. Indien de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar, die een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet is verschuldigd, is geslaagd voor het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, wordt hem eenmalig een bonus ter hoogte van het bedrag van de eigen bijdrage uitgekeerd.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige, die een eigen bijdrage, als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet is verschuldigd, op grond van artikel 31 van de wet wordt ontheven van zijn inburgeringsplicht, wordt hem eenmalig een bonus ter hoogte van de eigen bijdrage uitgekeerd.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de vrijwillige inburgeraar van wie het college op grond van de door de vrijwillige inburgeraar aantoonbaar geleverde inspanning van oordeel is dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.

  • 4. Indien de eigen bijdrage nog niet of niet geheel is voldaan zal de stimuleringsbonus verrekend worden met het nog openstaande bedrag.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 bij beschikking een of meer

van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgeringcursus;

  • b.

    het deelnemen aan (voortgang-)gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands alstweede taal I of II;

  • d.

    de meldplicht indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • e.

    overige verplichtingen die het bereiken van het doel van het inburgeringstraject kunnen ondersteunen.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt verzonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven.

  • 2. Het aanbod geeft een omschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en vermeldt de rechten en verplichtingen die aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken na het aanbod het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

  • 5. Een inburgeringsvoorziening kan verstrekt worden in natura, of als persoonlijk inburgeringsbudget.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen c.q. het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 125 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 250 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennnisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt maximaal € 250 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt maximaal € 500 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn zijn inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 12 Intrekken oude verordening

De verordening Wet inburgering Heemstede wordt ingetrokken.

Artikel 13 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening als bedoeld in artikel 12 die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan bepalingen uit deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na bekendmaking daarvan en werkt terug tot 1 januari 2013.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Heemstede 2013.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad op 31 januari 2013.

Toelichting bij Verordening Wet inburgering Heemstede 2013

ALGEMENE TOELICHTING

Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet inburgering (hierna: wet) gewijzigd.

In de wet zoals die gold tot 31 december 2012 was aan gemeenten een aantal belangrijk taken toebedeeld. Door de gewijzigde wet vervallen de taken van de gemeenten. Wel blijven de gemeenten op grond van het overgangsrecht met name de eerste jaren na inwerkingtreding van de wetswijziging een aantal taken uitoefenen. Dit betreft met name inburgeraars die al met een traject gestart zijn in staat stellen dit af te maken. Daarnaast blijven gemeenten de oude inburgeraars handhaven.

De voor de gemeente belangrijkste wijzigingen zijn:

  • -

    De verantwoordelijkheid voor inburgering wordt bij de inburgeringsplichtige gelegd.

    Dit betekent dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige behoort om te bepalen hoe hij aan zijn inburgeringsplicht voldoet en dat hij daarvoor zelf de kosten draagt. Daarmee vervalt de plicht van gemeenten om voor inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen te zorgen. De taken die de gemeente heeft ten aanzien van het oproepen van (potentieel) inburgerings-plichtigen en het doen van een onderzoek (intake) vervallen daarmee eveneens.

  • -

    De doelgroep wordt beperkt tot vreemdelingen die op of na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel rechtmatig verblijf verkrijgen voor verblijf in Nederland en (direct of in een later stadium) een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd krijgen voor een niet-tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging) of als geestelijke bedienaar.

  • -

    De mogelijkheid voor gemeenten om vrijwillige inburgeraars (EU-onderdanen en genaturaliseerde Nederlanders) op grond van de Wet inburgering een inburgerings-voorziening aan te bieden vervalt. Vrijwillige inburgeraars kunnen net als iedere andere burger via het reguliere onderwijs de noodzakelijke (taal)vaardigheid en kennis verwerven om volledig deel te kunnen nemen aan de samenleving.

  • -

    Het vervallen van bovengenoemde bevoegdheden van gemeenten en het verschuiven van de resterende bevoegdheden van gemeenten naar de Minister van Sociale zaken en werkgelegenheid (SZW).

Een overgangsregeling, die erin voorziet:

  • -

    dat gemeenten diegenen die al een aanbod hebben gehad en zich momenteel voorbereiden op het inburgeringsexamen in staat stellen dit voort te zetten en het examen af te leggen;

  • -

    dat gemeenten handhaven dat inburgeraars die vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden aan hun inburgeringsplicht voldoen;

  • -

    dat gemeenten een aanbod doen aan asielgerechtigden en geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden maar nog geen aanbod hebben gehad voor die datum. Daarbij blijft ongewijzigd dat voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, van de wet) bestaat.

In verband met deze taken draagt de wetswijziging gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeraars

Artikel 8 bepaalt dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen.

Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van van de wet en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening.

Onder het overgangsrecht zijn gemeenten verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren (artikel 19, tweede lid, van de wet) die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden en nog geen voorziening hebben aangeboden gekregen.

Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toeleidt naar het inburgerings-examen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding, artikel 19, zesde lid, van de wet.

De Wi draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aaninburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi);

  • -

    de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi);

  • -

    de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi);

  • -

    de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigenbijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid,Wi).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 van de wet dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.

In het tweede lid geeft de raad het college opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven.

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over het beleid en onder andere de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking.

Artikel 3 Doelgroepen

Vanaf 1 januari 2013 is het college alleen verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening , met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, van de wet)..

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor de asielgerechtigde inburgeringsplichtige, een op de persoon toegesneden inburgerings-voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven welke doelstellingen door het college in acht moeten worden genomen bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening.

In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen.

Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende

factoren een rol spelen:

  • -

    de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandsesamenleving en zijn of haar leercapaciteit;

  • -

    de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in deNederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten vanbetaalde arbeid of het opvoeden van kinderen;

  • -

    de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om deinburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De wet bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als eeninburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening.

In de wet is geregeld dat een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan uit een cursus die toeleidt naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, Wi).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, Wi).

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding.

Het vierde lid regelt de mogelijkheid om een gemeentelijke inburgeringsvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB). Op verzoek kan voor de inburgeraar de inburgeringsvoorziening worden vastgesteld in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget. Indien de inburgeraar in aanmerking komt voor een PIB gelden de volgende voorwaarden:

  • -

    De inburgeraar heeft voldoende begeleiding bij het kiezen van het juiste inbur-geringsaanbod;

  • -

    Maatwerk is de leidraad voor het toekennen van een PIB;

  • -

    Er wordt geen geld aan de inburgeraar zelf ter beschikking gesteld. De gemeente betaald op basis van facturen aan de organisatie die de inburgeraar inschakelt voor zijn traject;

  • -

    Het PIB-traject wordt ingekocht bij een instelling met een ICE keurmerk;

  • -

    Er wordt geen PIB verstrekt wanneer er een lening is of een persoonsvolgend budget via Dienst uitvoering onderwijs (DUO) of een ander inburgeringstraject;

  • -

    Het PIB is gedurende een periode van maximaal 3 jaren beschikbaar;

  • -

    De inburgeraar mag starten met het traject na beoordeling en goedkeuring van het college;

  • -

    Het traject moet leiden tot het inburgeringsexamen of het staatexamen I of II c.q. geschikt zijn als een taalkennisvoorziening ondersteunend aan een MBO-opleiding 1 of 2;

  • -

    De beoogde einddatum van het traject kan niet buiten de wettelijke termijn vallen waarbinnen de inburgeringsplichtige aan zijn verplichtingen in het kader van de wet moet voldoen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, van de wet). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, van de wet). Van het heffen van een eigen bijdrage kan niet worden afgezien.

Artikel 6 Stimuleringsbonus

In dit artikel wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar die slaagt voor zijn inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlandse taal een stimuleringsbonus krijgt ter hoogte van de eigen bijdrage.

Indien buiten zijn schuld de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar niet slaagt en na gedane inspanning blijkt niet in staat te zijn tot het behalen van het inburgeringsexamen zal de inburgeringsplichtige worden ontheven van zijn inburgeringsplicht. Ook in dat geval bestaat er een aanspraak op een stimuleringsbonus voor zowel de inburgeringsplichtige als de vrijwillige inburgeraar.

Als door preferente vorderingen de eigen bijdrage nog niet is voldaan aan de gemeente zal het openstaande bedrag worden verrekend met de uit te keren bonus.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, van de wet dat bepaalt dat de raad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld na acceptatie van een aanbod van deze voorziening.

Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de verstrekking van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die - als het goed is - leidt tot een besluit tot het verstrekken van een inburgeringsvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeraar op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeraar een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de verstrekking van de inburgerings-voorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeraar het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeraar van een verklaring die door de gemeente is opgesteld. Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeraar aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het verstrekken van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen de beschikking in ieder geval moet bevatten.

In de beschikking moeten de verstrekte inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, van de wet). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen c.q. het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, van de wet). In de beschikking hoeft van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 van de wet draagt de raad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 van de wet zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, van de wet). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete moet nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is. Het eerste en tweede lid kunnen alleen in de verordening worden opgenomen als in artikel 10, eerste en tweede lid, lagere maximum boetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 van de wet worden genoemd.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen In dit artikel wordt de termijn van 12 maanden gehanteerd.