Archeologieverordening Hellevoetsluis 2009

Geldend van 01-01-2000 t/m heden

Intitulé

Archeologieverordening Hellevoetsluis 2009

Nummer: 09-07-09/11

De raad der gemeente Hellevoetsluis;

gehoord de commissie algemene zaken en middelen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 mei 2009, nummer: 09-07-09/ 11;

gelet op artikel 38 van de Monumentenwet 1988 en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Archeologieverordening Hellevoetsluis 2009.

Artikel 1 Werkingsgebied

Deze verordening is van toepassing voorzover niet in een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening ter bescherming van het archeologisch erfgoed regels zijn gegeven met betrekking tot bouw- en andere werkzaamheden. Voorzover een nieuw van kracht geworden bestemmingsplan regels bevat, die op dezelfde wijze in bescherming van het archeologisch erfgoed voorzien, treedt deze verordening in zoverre terug.

Artikel 2 Vaststelling archeologische waardenkaart

  • 1. Het college stelt een archeologische waardenkaart vast, waarop op een topografische ondergrond archeologisch belangrijke plaatsen en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven. Tevens wordt op de kaart het voor deze plaatsen en gebieden te volgen beleid met betrekking tot grondroerende werkzaamheden vermeld. Het college herziet de kaart, indien nieuwe of gewijzigde inzichten en/of gegevens daartoe aanleiding geven.

  • 2. De archeologische waardenkaart ligt voor eenieder ten gemeentehuize ter inzage.

Artikel 3 Aanwijzing als archeologisch belangrijke plaats

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een terrein (niet zijnde een beschermd rijksmonument) voorlopig aanwijzen als archeologisch belangrijke plaats.

  • 2. Met ingang van het tijdstip waarop een besluit tot voorlopige aanwijzing aan de eigenaar en anderszins rechthebbende is bekendgemaakt, geniet de plaats voorbescherming doordat het bepaalde in artikel 4 van overeenkomstige toepassing is.

  • 3. Op de voorbereiding van een aanwijzingsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het college neemt zo spoedig mogelijk na het doorlopen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure een definitief besluit omtrent het al dan niet aanwijzen van het terrein.

  • 4. De aanwijzing vervalt indien en voor zover een archeologisch belangrijke plaats onherroepelijk wordt aangewezen als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 Meldingsplicht werkzaamheden

  • 1. Het is verboden om in gebieden die zijn aangegeven op de archeologische waardenkaart op enigerlei wijze de bodem te verstoren of doen verstoren door werkzaamheden zoals bouwen, heien slopen, graven, ophogen, saneren, persen, bevriezen, grondwaterverlaging of -verhoging en dergelijke, zonder hiervan in de volgende gevallen vooraf melding te hebben gedaan aan het college:

    • a.

      op terreinen die zijn aangewezen als archeologisch belangrijke plaats, ongeacht de oppervlakte die de werkzaamheden beslaan, vanaf een diepte van meer dan 0,5 m onder het maaiveld, tenzij het college in zijn besluit tot aanwijzing als archeologisch belangrijke plaats een andere verstoringsdiepte heeft vastgesteld;

    • b.

      in gebieden met een zeer hoge archeologische verwachting, ongeacht de verstoringsdiepte, voorzover de werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 100 m² beslaan;

    • c.

      in gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachting, ongeacht de verstoringsdiepte, voorzover de werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 200 m² beslaan;

    • d.

      in gebieden met water, voorzover de werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 200 m² beslaan en dieper dan de waterbodem reiken.

  • 2. Geen melding als bedoeld in het eerste lid is vereist in geval van normaal onderhoud en beheer, in bestaande weg- en leidingcunetten, of indien een dringende noodzaak aanwezig is om onmiddellijk dreigend of reeds ingetreden gevaar tegen te gaan of te beperken.

  • 3. Bij de melding dienen te worden overgelegd:

    • a.

      een omschrijving van de te verrichten bodemverstorende werkzaamheden, met opgave van relevante oppervlakte- en dieptematen;

    • b.

      een situatietekening, schaal 1:1.000;

    • c.

      tekeningen van bestaande en nieuwe toestand in plattegrond, schaal 1:200 en zonodig 1:100;

    • d.

      tekeningen van bestaande en nieuwe toestand in doorsnede, schaal 1:100 en zonodig 1:50.

  • 4. In aanvulling op het bepaalde in het derde lid kan het college overlegging verlangen van een rapport waaruit de archeologische waarde van de te verstoren plaats naar zijn oordeel in voldoende mate blijkt.

Artikel 5 Voorschriften

  • 1. Indien de gemelde werkzaamheden leiden tot een onherstelbare verstoring van het archeologisch bodemarchief, die niet te rechtvaardigen is door het belang dat met de werkzaamheden is gemoeid en waaraan niet kan worden tegemoetgekomen door het opleggen van voorschriften, maakt het college uiterlijk twaalf weken nadat alle bij de melding behorende bescheiden compleet zijn overgelegd aan de indiener een schriftelijk besluit bekend om de werkzaamheden te verbieden.

  • 2. Het college kan uiterlijk twaalf weken nadat alle bij de melding behorende bescheiden compleet zijn overgelegd aan de indiener een schriftelijk besluit bekendmaken om met het oog op het belang van het archeologisch bodemarchief voorschriften aan de uitvoering van de werkzaamheden te verbinden, zoals:

    • a.

      het treffen van maatregelen om de aanwezige archeologische overblijfselen in de bodem te behouden;

    • b.

      het verrichten van archeologisch veldonderzoek volgens een door de gemeentearcheoloog vast te stellen programma van eisen en een door deze goed te keuren plan van aanpak;

    • c.

      begeleiding van de werkzaamheden door derden en toezicht op de naleving van het programma van eisen en plan van aanpak door de gemeentearcheoloog of een door deze aan te wijzen andere deskundige.

  • 3. Het college kan de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn eenmaal voor ten hoogste zes weken verdagen.

  • 4. Indien het college binnen de gestelde termijn geen besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid bekend heeft gemaakt wordt het geacht met de werkzaamheden in te stemmen.

Artikel 6 Herziening

Het college kan een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 5 herzien indien:

  • a.

    blijkt dat bij de melding een onjuiste opgave is gedaan;

  • b.

    blijkt dat de aan een besluit als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 verbonden voorschriften niet worden nageleefd;

  • c.

    als gevolg van nieuwe archeologische inzichten het archeologisch belang alsnog zwaarder moet worden geacht dan het belang dat met de uitvoering der werkzaamheden is gemoeid.

Artikel 7 Kostenverhaal en schadevergoeding

  • 1. Voor zover de toepassing van het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 voor de gemeente kosten met zich meebrengt, kan het college deze kosten in rekening brengen bij de belanghebbende.

  • 2. Indien de belanghebbende als gevolg een herzieningsbesluit op grond van het bepaalde in artikel 6 schade lijdt die redelijkerwijze niet, of niet geheel te zijnen lasten behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, na hiertoe het advies van een onafhankelijk deskundige op het gebied van schadevergoedingsrecht te hebben ingewonnen.

Artikel 8 Toezicht

De gemeentearcheoloog is belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

Artikel 9 Overgangsbepaling

De door het college van Burgemeester en wethouders op 26-10-2007 (adviesnummer: 20070852) vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart Hellevoetsluis wordt voor de toepassing van deze verordening gelijkgesteld met een archeologische waardenkaart als bedoeld in artikel 2.

Artikel 10 Naamgeving en inwerkingtreding

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Archeologieverordening Hellevoetsluis 2009’. Zij treedt in werking op de dag na definitieve besluitvorming in de gemeenteraad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 juli 2009.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
H.J. van der Wel. C.A. Kleijwegt.

Toelichting Archeologieverordening Hellevoetsluis 2009

Algemeen

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Op basis van deze wet, een aanpassing van de Monumentenwet 1988, zijn gemeenten verplicht een archeologisch beleid te voeren en de archeologische waarden en verwachtingen binnen hun gemeentelijk grondgebied inzichtelijk te maken.

De gemeente Hellevoetsluis heeft het eigen beleid verwoord in de Beleidsnota Archeologisch Erfgoed Hellevoetsluis 2007. Ook is de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Hellevoetsluis vastgesteld, waarin aangegeven wordt welke archeologische waarden en verwachtingen binnen het grondgebied aanwezig zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. Bovendien zijn bestemmingsplannen voorzien van een archeologieparagraaf en voorschriften. Voorts worden plannen getoetst op het aspect archeologie bouwregelingen en aanlegvergunningen.

De archeologieverordening Hellevoetsluis geeft de gemeente een juridische basis voor het gemeentelijk archeologiebeleid.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Overlapping van regels is overbodig en ondoelmatig. Sinds de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg dienen gemeenten in bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige of te verwachten archeologische monumenten. Strikt genomen is dit artikel naast artikel 38, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 overbodig, maar omwille van de duidelijkheid is het wenselijk om het aanvullend karakter van de verordening ook in de verordening zelf tot uitdrukking te brengen.

Artikel 2

De archeologische waardenkaart kan worden beschouwd als het basisdocument voor het gemeentelijk archeologisch beleid. Deze kaart brengt alle archeologisch relevante delen van het gemeentelijk grondgebied in beeld, geclassificeerd naar importantie.

Artikel 3

De mogelijkheid om archeologisch belangrijke plaatsen aan te wijzen was voorheen opgenomen in de Monumentenverordening en geregeld in de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 en 5

Het zou te ver voeren en zowel voor de burger als voor de gemeente onevenredig belastend zijn om voor alle werkzaamheden die het archeologisch bodemarchief zouden kunnen schaden een vergunning te verlangen. Daarom is voor dergelijke werkzaamheden aan de hand van criteria als ontgravingsdiepte, oppervlakte, archeologische classificatie, een meldingsregime ontworpen. Het college kan zo nodig met het oog op de bescherming van het archeologisch belang voorschriften opleggen of zelfs werkzaamheden verbieden, maar het is hiervoor wel gebonden aan een fatale termijn van twaalf weken. Deze termijn kan eenmalig met ten hoogste zes weken worden verlengd. Dit betekent dat de melder na twaalf (en hooguit achttien) weken duidelijkheid heeft.

Artikel 6

Hoewel een bepaling als deze naar verwachting zelden zal worden toegepast, kan zij node gemist worden.

Artikel 7

Uitvoeringskosten die door de gemeente worden gemaakt in verband met de begeleiding van meldingsplichtige werkzaamheden (te denken valt bijvoorbeeld aan de kosten van een ingeschakelde externe deskundige) kunnen worden verhaald op de melder, conform het in de Wet op de archeologische monumentenzorg vertaalde principe van ‘de verstoorder betaalt’.

Wanneer een melder voor extra kosten wordt gesteld als gevolg van aanpassing van voorschriften, of zelfs het alsnog verbieden van werkzaamheden, op grond van nieuwe archeologische inzichten van zwaarwegend belang, kunnen dergelijke kosten in aanmerking komen om te worden gecompenseerd uit de gemeentelijke middelen.

Artikel 8

De functie van gemeentearcheoloog wordt in de gemeente Hellevoetsluis vervuld door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam. Voor de inbedding van de werkzaamheden gaat de gemeente Hellevoetsluis een Lichte Gemeenschappelijke Regeling aan met de gemeente Rotterdam.

Artikel 9

De archeologisch belangrijke plaatsen waarvan de aanwijzingsprocedure reeds is aangevangen zullen gelijk worden gesteld met plaatsen die zijn aangewezen op grond van deze verordening. Dit brengt met zich mee dat ze ook onder het meldingsregime van artikel 4 en 5 zullen vallen.