Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden-v2

Geldend van 29-11-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden-v2

Hoofdstuk 1 Algemeen

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: de Wmo-verordening gemeente Heusden

    • b.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Verordening en de Awb (Algemene wet bestuursrecht).

Hoofdstuk 2 Vorm van voorzieningen

Paragraaf 1 Keuzevrijheid

Artikel 2 Beperking keuzevrijheid

  • 1. De voorziening als bedoeld in artikel 6.1 onder a + b van de Verordening (deeltaxi en bruikleenauto), worden uitsluitend in natura verstrekt.

  • 2. De voorziening als bedoeld in artikel 6.1 onder e en f van de Verordening (aanpassing eigen auto en (rolstoel)taxi) worden uitsluitend in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekt.

  • 3. Geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt:

    • a.

      indien het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      indien het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager niet kan voldoen aan lopende financiële verplichtingen dan wel er sprake is van onder bewind- of curatele stelling;

    • c.

      indien in de persoon gelegen bezwaren hiertoe aanleiding geven;

    • d.

      indien doelmatigheidsoverwegingen hiertoe aanleiding geven.

Paragraaf 2 Persoonsgebonden budget

Artikel 3 Algemene bepalingen pgb

  • 1. Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Het persoonsgebonden budget is inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage en besparingsbijdrage

Artikel 4.1 Omvang eigen bijdrage

De verschuldigde eigen bijdrage(n), zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Verordening bedragen tezamen:

  • a.

    voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar €17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan €22.222,00 het bedrag van €17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van15% van het verschil tussen zijn inkomen en €22.222,00.

  • b.

    voor de ongehuwde personen van 65 jaar of ouder €17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan €15.256,00 het bedrag van €17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en €15.256,00

  • c.

    voor gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar €25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan €27.222,00 het bedrag van €25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €27.222,00.

  • d.

    voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn €25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan €21.058,00 het bedrag van €25,20 wordt verhoogd meteen dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €21.058,00

Artikel 4.2 Besparingsbijdrage

  • 1. Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een aangepaste fiets, bedraagt €270, - voor personen tot 10 jaar en €380, - voor personen ouder dan 10 jaar.

  • 2. Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een aangepaste box of aankleedtafel, bedraagt €145, -

  • 3. De bedragen die als besparingsbijdrage gevraagd worden bedragen bij de verstrekking van een fietszitje €48, - bij een autozitje €180, - en bij een buggy €100, -.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen

Paragraaf 1 Hulp bij het huishouden

Artikel 5 Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt €14,00 per uur.

Paragraaf 2 Woonvoorzieningen

Artikel 6.1 Financiële tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.1 onderdeel a van de Verordening (verhuiskostenvergoeding) bedraagt € 2.500,00.

  • 2. De hoogte van de door het college vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.1 onderdeel b tot en met d van de Verordening (aanpassing woning) bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • 3. Indien de voorziening bestaat uit het verschaffen van een roerende zaak, dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, kan gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht aan de ontvanger van de voorziening. Wanneer er sprake is van een financiële tegemoetkoming wordt de eigen bijdrage gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken in mindering gebracht op de tegemoetkoming. ,

  • 4. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.1 onderdeel e en f van de Verordening (tijdelijke huisvesting en huurderving) wordt vastgesteld op:

    • a.

      de werkelijke kosten met een maximum van €350,00 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

    • b.

      de werkelijke kosten met een maximum van €175,00 per maand ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 5. In afwijking van lid 3 bedraagt de hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening als bedoeld in artikel 4.1 onderdeel e en f, indien het een huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte betreft die voor meer dan €4.500,00 is aangepast, de helft van de kosten met een maximum van €225,00 per maand.

  • 6. De hoogte van de kosten van de woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.6 lid l, bedraagt € 400,00.

Artikel 6.2 Bezoekbaar maken woning

De tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van een woning (artikel 4.8 van de Verordening) bedraagt maximaal €2.540,00 en wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

Artikel 6.3 Kosten onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. De kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden in natura verstrekt indien daartoe afspraken zijn gemaakt met leveranciers, installateurs en onderhoudsbedrijven.

  • 2. Indien de in het eerste lid genoemde afspraken ontbreken, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld op basis van een door het college goedgekeurde offerte, welke aan een maximale hoogte is gerelateerd als genoemd in bijlage 1.

Artikel 6.4 Woningsanering

  • 1.

    De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering bedraagt maximaal €454,00 voor de slaapkamer en €681,00 voor de woonkamer.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming wordt afgestemd op de afschrijvingstermijn van de te saneren zaken.

.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor de in bijlage 1 genoemde woonvoorzieningen is gelijk aan de in bijlage 1 genoemde bedragen voor het persoonsgebonden budget.

  • 2. Voor de niet in bijlage 1 genoemde woonvoorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie. Bedragen zoals door het college betaald worden aan leverancier zijn in alle gevallen uitgangspunt.

Paragraaf 3 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 8 Financiële tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 5.1 onderdeel d van de Verordening bedraagt €2.200,00.

  • 2. In het in lid 1 genoemde bedrag is een bedrag begrepen van €460,00 voor het onderhoud gedurende drie jaren.

Artikel 9 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorziening(en) is gelijk aan de huurprijs over de afschrijvingsperiode zoals genoemd in bijlage 2 en/of koopprijs die het college volgens de Europese aanbesteding verschuldigd is aan de leverancier voor de standaardvoorziening verhoogd met de noodzakelijke aanpassingskosten.

  • 2. Indien bij een PGB afwijkend van een standaard rolstoelvoorziening nog individuele aanpassingen dienen plaats te vinden worden er steeds 3 offertes aangevraagd. De adequaat goedkoopste individuele voorziening is dan bepalend.

Paragraaf 4 Vervoersvoorzieningen

Artikel 10 Financiële tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor voorzieningen als bedoeld in artikel 6.1 onderdeel e en g van de Verordening (aanpassing eigen auto en aanschaf of gebruik van andere vervoermiddelen dan genoemd in de onderdelen b. c en d) bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten.

Artikel 11 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen is gelijk aan de huurprijs over de afschrijvingsperiode zoals genoemd in bijlage 2 die het college volgens de Europese aanbesteding is verschuldigd aan de leverancier voor de standaardvoorziening verhoogd met de noodzakelijke aanpassingskosten.

  • 2. Indien bij een PGB afwijkend van een standaard vervoersvoorziening nog individuele aanpassingen dienen plaats te vinden zullen er steeds 3 offertes aangevraagd moeten worden. De adequaat goedkoopste individuele voorziening is dan bepalend.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 8 juni 2011.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden op 31 mei 2011.

de secretaris, de burgemeester,

mr. J.T.A.J. van der Ven drs. H.P.T.M. Willems

BIJLAGE 1

Onderwerp: Vergoeding kosten van onderhoud en reparatie

Het is ingevolge artikel 6.3 van het besluit maatschappelijke ondersteuning mogelijk vergoedingen van kosten van onderhoud en reparaties te vergoeden. Kosten van onderhoud en reparaties van de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:

Onderhoud van:

Frequentie

Kosten inclusief BTW

Stoelliften

1 x per jaar

€ 200,00

Rolstoelplateauliften

1 x per jaar

€ 200,00

Staplateauliften

1 x per jaar

€ 200,00

Woonhuisliften

2 x per jaar

€ 200,00

Hefplateauliften

2 x per jaar

€ 200,00

Balansliften

1 x per jaar

€ 200,00

Voetnoot:

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • ·

    50% voor installaties geplaatst buiten de woonruimte;

  • ·

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • ·

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

BIJLAGE 2

Onderwerp: Afschrijvingsperiode volgens de Europese aanbesteding

Soort middel

Afschrijvingstermijn

1.

Handbewogen rolstoelen

1.a

Rolstoel incidenteel (duw en hoepel)

84 maanden (7 jaar)

1.b

Rolstoel permanent vastframe

84 maanden (7 jaar)

1.c

Hoepelrolstoel (semi)permanent gebruik

84 maanden (7 jaar)

1.d

Hoepelrolstoel actief gebruik vouwbaar

84 maanden (7 jaar)

1.e

Hoepelrolstoel actief gebruik vastframe

84 maanden (7 jaar)

1.f

Kinderrolstoel

60 maanden (5 jaar)

2

Elektrische rolstoelen

2.a

Binnenshuis en directe woonomgeving

84 maanden (7 jaar)

2.b

Binnen- en buitenshuis

84 maanden (7 jaar)

2.c

Elektrische kinderrolstoel

72 maanden (6 jaar)

3

Scootmobielen

3.a

Maximaal 10 km

84 maanden (7 jaar)

3.b

Maximaal 12 km

84 maanden (7 jaar)

3.c

Maximaal 15 km

84 maanden (7 jaar)

4

Driewielfietsen

4.a

Driewielfiets volwassenen

72 maanden (6 jaar)

4.b

Driewielfiets kinderen

72 maanden (6 jaar)

4.c

Elektrische driewielfiets volwassenen

72 maanden (6 jaar)

5

Tilliften

5.a

Tilliften passief

84 maanden (7 jaar)

5.b

Tilliften actief

84 maanden (7 jaar)

6

Badliften

6.a

Badlift elektrisch

84 maanden (7 jaar)

7

Overig

7.a

Handbike aankoppeldeel voor rolstoel

72 maanden (6 jaar)

7.b

Aandrijfunit duwrolstoelen

72 maanden (6 jaar)

7.c

Aandrijfunit op achterwielen hoepelrolstoel

72 maanden (6 jaar)

7.d

Tandemfiets kinderen

72 maanden (6 jaar)

7.e

Tandemfiets volwassen

72 maanden (6 jaar)

7.f

Fiets met elro trapondersteuning

72 maanden (6 jaar)

7.g

Autozitjes kinderen

60 maanden (5 jaar)

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 lid 1 van het Besluit bevat de nodige begripsbepalingen. Er is voor gekozen om de begrippen die al zijn gedefinieerd in de Wmo, de Verordening en de Algemene wet bestuursrecht in beginsel niet nogmaals in het Besluit te definiëren (artikel 1 lid 2 Besluit).

Hoofdstuk 2 Vorm van voorzieningen en keuzevrijheid

Artikel 2 Beperking keuzevrijheid

In artikel 2 van het Besluit heeft het college invulling gegeven aan het begrip overwegende bezwaren, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wmo. Lid 1 geeft aan dat de deeltaxi alleen in natura wordt verstrekt. Lid 2 noemt in algemene bewoordingen een aantal situaties waarin geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt. In de genoemde situaties is er naar het oordeel van het college sprake van overwegende bezwaren die ertoe leiden dat de belanghebbende niet de keuze heeft tussen de voorziening in natura en de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 3 Algemene bepalingen persoonsgebonden budget

Dit artikel regelt een aantal algemene zaken met betrekking tot het persoonsgebonden budget. Zo is de keuze die is gemaakt ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget hier vastgelegd. De verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget vindt achteraf plaats. Na afloop van de verstrekking of het

kalenderjaar vindt de controle van de verantwoording plaats. In een aantal, in lid 5 bepaalde gevallen, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage en besparingsbijdrage

Artikel 4.1 Omvang eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden

Artikel 4.1 bepaalt wat de belanghebbende per vier weken maximaal aan eigen bijdrage verschuldigd is voor de hulp bij het huishouden. Hierbij is aangesloten bij de maximale grenzen, zoals die zijn opgenomen in het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning of voortvloeien uit de Awbz.

Artikel 4.2 Besparingsbijdrage

Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of kan worden vervangen, zoals gebeurt bij verstrekking van een driewielfiets of een buggy, zal alleen verstrekking van de meerkosten aan de orde zijn. Dat betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Het algemeen gebruikelijke deel zal door de aanvrager zelf betaald moeten worden in de vorm van een

besparingsbijdrage. Dit artikel bepaalt de hoogte van het bedrag van deze besparingsbijdrage.

Hoofdstuk 4 Voorzieningensoorten

Paragraaf 1 Hulp bij het huishouden

Artikel 5 Hulp bij het huishouden

In dit artikel wordt aangegeven wat het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden per uur bedraagt. Het bedrag van € 14,00 vloeit voort uit het gemiddelde van de tarieven zoals die van toepassing zijn in het kader van de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

Paragraaf 2 Woonvoorzieningen

Artikel 6.1 Financiële tegemoetkoming

Dit artikel regelt de hoogte van de diverse financiële tegemoetkomingen die voor woonvoorzieningen kunnen worden verstrekt.

Artikel 6.2 Bezoekbaar maken woning

De voorziening voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 2.540,00.

Artikel 6.3 Kosten onderhoud, keuring en reparatie

Dit artikel regelt de vorm waarin de kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden verstrekt.

Artikel 6.4 Woningsanering

Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget

voor een aantal, in bijlage 1 opgenomen woonvoorzieningen, gelden standaardbedragen voor het persoonsgebonden budget. Voor andere woonvoorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de goedkoopst-adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

Paragraaf 3 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 8 Financiële tegemoetkoming

Voor de kosten van een sportrolstoel wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt. Hierin is een bedrag begrepen voor het onderhoud gedurende drie jaren.

Artikel 9 Persoonsgebonden budget

Voor rolstoelvoorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de goedkoopst-adequate voorziening, inclusief kosten voor onderhoud, reparatie en noodzakelijke aanpassingen. Het kan voorkomen dat er individuele aanpassingen nodig zijn aan een standaardrolstoel. In dat geval worden drie

offertes gevraagd, waarbij de goedkoopst adequate voorziening dan bepalend is.

Paragraaf 4 Vervoersvoorzieningen

Artikel 10 Financiële tegemoetkoming

In dit artikel zijn de hoogtes van de financiële tegemoetkomingen voor vervoersvoorzieningen vastgelegd.

Artikel 11 Persoonsgebonden budget

Voor vervoersvoorziening is het persoonsgebonden budget gelijk aan de huurprijs en/of koopprijs van de goedkoopst-adequate voorziening, inclusief kosten voor onderhoud, reparatie en noodzakelijke aanpassingen. Het kan voorkomen dat er individuele aanpassingen nodig zijn aan een standaardrolstoel. In dat geval worden drie

offertes gevraagd, waarbij de goedkoopst adequate voorziening dan bepalend is.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.