Stookbeleid

Geldend van 25-02-1998 t/m heden

Intitulé

Stookbeleid

1. INLEIDING

In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is in Afdeling 5 een verbod opgenomen om in de open lucht een vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. Dit verbod is in de APV opgenomen ter bescherming van de woon- en leefomgeving, ter bescherming van flora en fauna en ter voorkoming van hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu door rook, roet, stof, walm of stank. In bepaalde gevallen kan ontheffing worden verleend van het verbod. In de toelichting van dit voorschrift wordt aangegeven dat ontheffing verleend kan worden voor bijvoorbeeld het houden van vreugdevuren, voor het vernietigen van met ziekte aangetast hout (iepenziekte en bacterievuur) alsmede voor het verbranden van landbouwresten op het land of van akkermaalshout (erfafscheidingen), wanneer andere verwerkingsmethoden als volledig onbruikbaar of ondoelmatig zijn aan te merken.

BELEID VOORMALIGE GEMEENTEN

2.1 Voormalige gemeente Drunen

  • In de voormalige gemeente Drunen werden in principe geen stookontheffingen verleend. Wel werden er ontheffingen verleend voor het houden van kampvuren; Daarnaast is er met de NCB afgesproken (overleg d.d. 3-10-1995) dat snoeihout afkomstig van erfbeplanting gratis op de milieustraat afgegeven mag worden.

2.2 Voormalige gemeente Heusden

  • In de voormalige gemeente Heusden werden ontheffingen (onder voorwaarden) van het stookverbod verleend voor de volgende gevallen:

    • 1.

      bij vreugdevuren, kampvuren e.d.;

    • 2.

      voor het opstoken van snoeihout, afkomstig van erfbeplanting van agrariërs, bedrijven en particulieren die een groot perceelsoppervlakte in eigendom hebben (voornamelijk in het buitengebied);

    • 3.

      bij geconstateerde iepenziekte en bacterievuur.

2.3 Voormalige gemeente Vlijmen

  • In de voormalige gemeente Vlijmen werd ontheffing van het stookverbod verleend voor vreugdevuren, paasvuren, kampvuren, oudejaarsvuren, landbouwresten, akkermaalshout (erfbeplanting) en met ziekte aangetast hout (iepenziekte/bacterievuur).

2.4 Gemeente Heusden (1997)

  • Eventuele ontheffingen zijn altijd verleend op basis van het voormalige beleid van Heusden en Vlijmen.

NADERE UITWERKING STOOKVERBOD C.Q. ONTHEFFING

3.1 Algemeen

  • .

    Milieuhygiënisch bezien, dient men de verschillen in composteren en verbranden te bekijken om daarna een oordeel te kunnen vellen over de gewenste methode (versnipperen of stoken).

    De natuurlijke kringlopen zijn in deze van groot belang. Voor de groei van planten e.d. wordt CO2 uit de lucht opgenomen. Indien bomen, planten e.d. gerooid of uitgedund worden, zal het opgebouwde organische materiaal wederom als CO2 vrijkomen. Zowel bij het verbranden als composteren komt CO2 vrij. Bij verbranden gebeurt dit snel en bij composteren langzamer. Na verloop van tijd maakt dit verschil op jaarbasis niets uit (teveel CO2 draagt bij aan de opwarming van de aarde, het broeikaseffect). Bij verbranden komen ook nog andere gassen vrij (onvolledige verbrandingsresten). Bij composteren komen deze gassen niet vrij. Overigens komen deze onvolledige verbrandingsresten wel weer vrij bij gebruikmaking van machines, tractors, versnipperaars enz.

    Ten aanzien van verbranden dient nog opgemerkt te worden dat uit de praktijk (o.a. informatie van de politie) gebleken is dat men bij het verbranden van snoeihout vaak ook andere afvalstoffen verbrandt.

    Uit deze korte vergelijking blijkt wel dat er steeds stof tot discussie is en zal blijven.

    Vervolgens dient opgemerkt te worden dat de gemeente bij het verwijderen van afvalstoffen, in het belang van het milieu, rekening moet houden met de zogenaamde “ladder van Lansink” (artikel10.1 Wet milieubeheer). Deze ladder bepaalt de voorkeursvolgorde in het afvalstoffenbeleid, te weten:

      • 1.

        preventie

      • 2.

        hergebruik

      • 3.

        verbranden (in een verbrandingsinstallatie)

      • 4.

        (gecontroleerd) storten

    Milieuhygiënisch gezien is snoeihout te beschouwen als een afvalstof. Ook hier geldt de voorkeursvolgorde. Hergebruik in de vorm van versnipperen of composteren heeft dus de voorkeur boven verbranden of storten.

    In de navolgende paragrafen wordt aangegeven welke methode voor de diverse “afvalstromen” het meest (milieu) verantwoord is.

3.2 Snoeihout/erfbeplanting particulieren

  • Er bestaat geen enkele feitelijke noodzaak tot het zelf verbranden van snoeihout. Snoeihout dat vrijkomt bij particulieren kan namelijk met de normale huisvuilronde als huishoudelijk afval (GFT-afval) worden afgevoerd. Betreft het een forse(re) hoeveelheid snoeiafval dan kan dit gratis op de milieustraten aangeboden worden.

    Misschien kunnen er gevallen voorkomen dat, voor particulieren in het buitengebied, het niet of nauwelijks mogelijk is om het snoeihout aan te bieden op één van de milieustraten; bijvoorbeeld dat het niet of nauwelijks mogelijk is om het snoeihout van een perceel te verwijderen. Daarnaast kan er snoeihout vrijkomen van grote burgerpercelen in het buitengebied, waarbij het snoeihout aangemerkt kan worden als erfbeplanting. Mits goed gemotiveerd dient het mogelijk te zijn om slechts in sommige, o.a. in voornoemde situaties af te wijken van het stookverbod en een ontheffing te verlenen; echter na beoordeling in het veld. Deze gevallen worden daarom nu gemandateerdaan de sectordirecteur en het afdelingshoofd (ondermandaat) en bij de volgende wijziging van de mandateringsregeling als zodanig opgenomen.

    Gezien het feit dat de burger het snoeihout gratis op de milieustraten kan brengen en voor een stookontheffing leges betaald moet worden, zal een groot aantal mensen, dat mogelijk in aanmerking zou komen voor een stookontheffing, om financiële redenen dergelijk snoeihout naar de milieustraat brengen.

    Voor andere, dan genoemde gevallen wordt geen ontheffing verleend.

3.3 Erfbeplanting agrariërs

  • Omtrent het hout dat vrijkomt bij het snoeien van erfbeplanting ten behoeve van agrarische bedrijven wordt het volgende opgemerkt.

    Diverse gemeenten zijn momenteel bezig met het afsluiten van een convenant met de NCB/agrariërs om te komen tot het aanbrengen en instandhouden van erfbeplanting in het buitengebied. Kort samengevat betekent dit dat agrariërs gestimuleerd worden in het aanbrengen en onderhouden van erfbeplanting en dat de gemeente vervolgens soepeler omgaat met de regelgeving hieromtrent, zoals het kap- en stookverbod. Inzake het stookverbod blijkt dat de diverse gemeenten, die de convenanten afsluiten, weer overgaan tot het verlenen van een stookontheffing voor dergelijk snoeihout. Hier staat dan wel tegenover dat er meer erfbeplanting en landschappelijke beplanting (zoals houtwallen) wordt aangebracht in het buitengebied. Voor onze gemeente is het zinvol om het afsluiten van een dergelijk convenant nader te bezien in relatie met het nog op te stellen landschapsbeleidsplan en de heroverweging van het kapverordening. Het landschapsbeleidsplan zal naar verwachting echter pas in het jaar 2000 opgesteld worden. Derhalve zullen, min of meer vooruitlopend op het toekomstig beleid en aansluitend bij het huidige beleid, stookontheffingen worden verleend voor snoeihout afkomstig van erfbeplanting. Aan deze ontheffing zullen voorwaarden verbonden worden ter bescherming van diverse algemene belangen. In de voorwaarden (zie bijlage 1) is ondermeer aangegeven dat blusmaterialen aanwezig moeten zijn, dat enkel zuiver hout verbrand mag worden, onder welke (weers)omstandigheden er gestookt mag worden en welke afstanden gelden tot diverse objecten.

3.4 Bedrijfsafvalstoffen/landbouwresten

  • Bij diverse bedrijven komt organisch restmateriaal vrij, zoals aspergeloof e.d. In elke milieuvergunning (als ook in de diverse AMvB’s) worden de laatste jaren voorschriften opgenomen t.a.v. afvalstoffen, zoals “afvalstoffen mogen niet binnen de inrichting worden verbrand, behoudens voor zover ingevolge van een gemeentelijke Verordening verbranden van uit de inrichting afkomstige afvalstoffen is toegestaan”.

    Ook hier geldt weer de voorkeursvolgorden van Lansink. Het afval composteren of het afvoeren van afvalstoffen in een bedrijfscontainer naar de stortplaats/verbrandingsinstallatie is in alle situaties een reële (en betaalbare) optie. Gelet op het vorenstaande zal geen geen ontheffing worden verleend voor het verbranden van (organische) bedrijfsafvalstoffen/landbouwresten; in de afgelopen jaren zijn er ook nauwelijks ontheffingsverzoeken ingediend voor het verbranden van dergelijke afvalstoffen.

3.5 Vreugdevuren/kampvuren

  • Het houden van vreugdevuren, paasvuren en oudejaarsvuren heeft eigenlijk niets te maken met het zich ontdoen c.q. het verwijderen van afvalhout, maar heeft meer een historisch, traditioneel karakter.

    Gelet op het karakter van dergelijke vuren en gezien het feit dat deze incidenteel worden gehouden, dienen vreugde-, paas- en oudejaarsvuren toegestaan te worden. Aan de ontheffingen van het stookverbod dienen wel voorschriften verbonden te worden. De voorschriften zijn in overleg met de brandweer tot stand gekomen en zijn in bijlage 2 weergegeven. Tevens zal vóór de aangifte van de ontheffing de plaats waar het vuur zal worden gehouden, ter goedkeuring aan de brandweer worden voorgelegd.

    Het afgeven van een jaarontheffing dient geen vrijbrief te zijn voor het onbeperkt houden van kampvuren. Op dit moment is niet duidelijk hoeveel kampvuren op jaarbasis op voornoemde percelen zijn gehouden.

    Uit informatie van diverse andere gemeenten (Haaren, Loon op Zand, Oisterwijk) blijkt dat bij hen geen maximum gesteld wordt aan het aantal te houden kampvuren per jaar bij campings/kampeerboerderijen. De ontheffingen worden in voornoemde gemeenten per keer of per toeristenseizoen afgegeven of zelfs oogluikend toegestaan zonder een ontheffing.

3.6 Aangetast hout (iepenziekte/bacterievuur)

  • Hout dat aangetast is door de iepenziekte mag alleen in geschilde toestand worden vervoerd. Eén en ander in verband met de kans op verspreiding van de iepenziekte. Het schillen van aangetast hout is echter alleen uitvoerbaar voor stamhout. Voor aangetaste takken is enkel het verbranden ervan een praktische oplossing.

    Ook voor de bestrijding van bacterievuur is verbranden het meest effectieve middel tegen verspreiding van deze plantenziekte. Tijdens het versnipperen bestaat er te allen tijde het gevaar voor de verspreiding van bacteriën. Om deze redenen en gelet op het geringe aantal verzoeken tot ontheffing per jaar dient verbranding van dergelijk aangetast hout dan ook te worden toegestaan. Alvorens hiervoor ontheffing zal worden verleend zal door iemand van de afdeling CCT of de buitendienst (groenvoorziening) beoordeeld worden of het hout ook daadwerkelijk aangetast is door iepenziekte of bacterievuur. Om inzicht te krijgen door welke persoenen dergelijke ontheffingen worden aangevraagd en of het verzoek om ontheffing bijvoorbeeld jaarlijks terugkeert, is het zinvol om van deze ontheffingen een registratie bij te houden.

4.AFHANDELING ONTHEFFINGEN

De ontheffingsaanvragen zullen behandeld worden door de afdeling Milieu, of door de afdeling Bestuursondersteuning indien een verzoek tot het houden van een vuur onderdeel uitmaakt van een groter evenement.

In de legesverordening 1998 is voor het in behandeling nemen van een dergelijke ontheffing een legesbedrag opgenomen.

[De leges in de legesverordening worden jaarlijks aangepast]

5.HANDHAVING

De brandweer alsmede de politie krijgen van elke ontheffing en eventuele afwijzingen een afschrift. Bij klachten van rookoverlast e.d. gaat de brandweer dan wel de politie op controle uit. De politie maakt ook proces verbaal op indien blijkt dat er zonder ontheffing gestookt wordt.

Daarnaast zal op termijn ook de toekomstige, nog aan te stellen, opsporingsambtenaar ingezet kunnen worden voor het regelmatig toezien op de voorwaarden behorende bij de stookontheffingen; in het bijzonder zal toegezien moeten worden op het voorschrift dat het verboden is andere stoffen dan zuiver hout te verbranden, derhalve ook geen spaanplaat, geschilderd hout en tuinafval e.d.

Tevens zullen de mensen die een ontheffing hebben ingediend en vervolgens verzuimen om de afdeling milieu en de brandweer 24 uur van te voren in kennis te stellen actief benaderd worden. Indien na 14 dagen waarbinnen men gebruik van de ontheffing dient te maken geen kennisgeving heeft gedaan bij de gemeente, dan zal met de persoon contact opgenomen worden en zeer duidelijk worden gemaakt dat in strijd met de voorwaarden is gehandeld.

Bijlage 1

Voorschriften ten behoeve van het stoken van snoeihout (voor ziektebestrijding)

Aan de ontheffing stookverbod, als bedoeld in art. 5.5.1 lid 2 van de APV en art. 10.2 en 10.63 van de Wet Milieubeheer zijn de volgende voorschriften verbonden:

  • 1.

    Een aanvraag om stookontheffing moet minimaal 3 weken voor aanvang van het stoken schriftelijk worden ingediend bij de afdeling Milieu en Handhaving van de gemeente Heusden. Van de verleende ontheffing moet worden gebruik gemaakt binnen 14 dagen na toezending aan de aanvrager. De ontheffing vervalt als binnen die termijn van de ontheffing geen gebruik is gemaakt.

  • 2.

    Ten minste 24 uur voordat van de verleende ontheffing gebruik gebruik gemaakt gaat worden, moeten de politie (team Heusden tel:0900 8844), de afdeling Milieu en Handhaving, tel: 073 -5131789 en het posthoofd van de desbetreffende Brandweerpost worden geïnformeerd over het al dan niet doorgaan van het vuur.

  • 3.

    Het stoken tussen zonsondergang en zonsopgang is verboden en het vuur moet bij zonsondergang gedoofd zijn. Ook is het stoken verboden op zondagen en erkende christelijke feestdagen.

  • 4.

    Het vuur moet worden gehouden onder toezicht van ten minste 1 volwassene.

  • 5.

    Na afloop moet het vuur volledig gedoofd worden en ook moeten de resten opgeruimd worden.

  • 6.

    De oppervlakte van het vuur mag niet meer bedragen dan 4 m2; de vuurhoogte mag maximaal 1 meter bedragen.

  • 7.

    Bij windkracht 5 of hoger mag geen vuur worden aangelegd.

  • 8.

    Bij een vuur moeten ten minste als blusmiddelen aanwezig zijn: twee schoppen en zand of een brandslang waarop permanente druk staat of een brandblusapparaat.

  • 9.

    Het vuur moet op ten minste 30 meter van een gebouw of tijdelijk bouwsel worden ontstoken en ook minimaal 10 meter van de openbare weg. De minimale afstand tot bosgebied bedraagt 100 meter. Toeschouwers moeten op een veilige afstand worden gehouden.

  • 10.

    Het vuur mag niet worden aangelegd nabij afrasteringen en/of houten palen en/of andere zaken die brandbaar zijn (bijvoorbeeld gastanks).

  • 11.

    De aanwijzingen van functionarissen van de Brandweer, de politie en/of van andere overheidsdiensten (bijvoorbeeld Rijkswaterstaat) inzake de veiligheid moeten stipt en onverwijld worden opgevolgd.

  • 12.

    Het is verboden andere stoffen dan zuiver snoeihout te verbranden, dus ook geen palen, bladeren, ander tuinafval e.d.

  • 13.

    Indien het wegverkeer gehinderd wordt door rook moet direct tot blussing worden overgegaan.

  • 14.

    Alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen dienen genomen te worden, om te voorkomen dat de gemeente dan wel derden tijdens of door het vuur schade lijden.

Bijlage 2

Voorschriften ten behoeve van vreugde- of kampvuren e.d.

Aan de ontheffing stookverbod, als bedoeld in artikel 5.5.1. lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening en artikel 10.2 en 10.63 van de Wet milieubeheer zijn de volgende voorschriften verbonden:

  • 1.

    Een aanvraag om stookontheffing moet minimaal 3 weken voor aanvang van het stoken schriftelijk worden ingediend bij de afdeling Milieu en Handhaving van de gemeente Heusden. Van de verleende ontheffing moet worden gebruik gemaakt binnen 14 dagen na toezending aan de aanvrager. De ontheffing vervalt als binnen die termijn van de ontheffing geen gebruik is gemaakt.

  • 2.

    Het vuur moet worden gehouden onder toezicht van ten minste 1 volwassene.

  • 3.

    De oppervlakte van het vuur mag niet meer bedragen dan 1 m2; de vuurhoogte mag maximaal 1 meter bedragen.

  • 4.

    Bij windkracht 5 of hoger mag geen vuur worden aangelegd.

  • 5.

    Bij een vuur moeten ten minste twee schoppen en zand aanwezig zijn of een brandslang waarop permanente druk staat of een brandblusapparaat.

  • 6.

    Na afloop moet het vuur volledig gedoofd worden en ook moeten de resten opgeruimd worden.

  • 7.

    Het vuur moet op ten minste 30 meter van een gebouw of tijdelijk bouwsel (ook tenten, caravans e.d.) worden ontstoken en ook minimaal 10 meter van de openbare weg. De minimale afstand tot bosgebied bedraagt 100 meter. Toeschouwers moeten op een veilige afstand worden gehouden.

  • 8.

    Het vuur mag niet worden aangelegd nabij afrasteringen en/of houten palen en/of andere brandbare zaken (bijvoorbeeld een gastank).

  • 9.

    Ten minste 24 uur voordat van de verleende ontheffing gebruik gemaakt gaat worden moeten de politie (team Heusden tel:0900 8844), de afdeling Milieu en Handhaving, tel: 073 5131789 en het posthoofd van de desbetreffende Brandweerpost worden geïnformeerd over het al dan niet doorgaan van het vuur.

  • 10.

    De aanwijzingen van functionarissen van de Brandweer, de politie en/of van andere overheids diensten (bijvoorbeeld Rijkswaterstaat) inzake de veiligheid moeten stipt en onverwijld worden opgevolgd.

  • 11.

    Het is verboden andere stoffen dan zuiver hout te verbranden, bijvoorbeeld spaanplaat, geschilderd hout en tuinafval.

  • 12.

    Er mogen geen brandbare vloeistoffen en/of rookverwekkende stoffen worden gebruikt;

  • 13.

    Het houden van een vuur wordt slechts toegestaan tussen 9.00 en 24.00 uur;

  • 14.

    Indien het wegverkeer hinder ondervindt van rook moet het vuur direct worden gedoofd.

  • 15.

    Alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen dienen genomen te worden om te voorkomen dat de gemeente dan wel derden door het vuur schade lijden.