Bibob beleid Hollands Kroon 2019

Geldend van 15-03-2019 t/m heden

Intitulé

Bibob beleid Hollands Kroon 2019

Het college van burgemeester en wethouders van Hollands Kroon en de burgemeester van Hollands Kroon ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten vast te stellen:

het Bibob beleid Hollands Kroon 2019;

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

    • b.

      Advies: het advies als bedoeld in artikel 9 van de wet;

    • c.

      Beschikking en opdrachten; alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

    • d.

      Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen;

    • e.

      Betrokkene; de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan, de gegadigde die wel deelnemen aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

    • f.

      Bibob-onderzoek; een toets aan de wet door het bestuursorgaan en/of het LBB bij een aanvraag om beschikking, een verleende beschikking, transactie of een overheidsopdracht;

    • g.

      Het onderzoek; de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, de overeenkomst niet aan te gaan, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het LBB aan te vragen;

    • h.

      APV: Algemene Plaatselijke Verordening Hollands Kroon;

    • i.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • j.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum Noord-Holland;

    • k.

      LBB: het Landelijk Bureau Bibob;

    • l.

      Vastgoedtransactie: een overeenkomst of andere rechtshandeling, waarbij de gemeente partij is met betrekking tot een onroerende zaak of met betrekking tot grond met als doel;

      • 1.

        Het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        Huur of verhuur;

      • 3.

        Het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • 4.

        De deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huur of verhuurt;

    • m.

      Overheidsopdracht; een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast

    • n.

      Risicocategorieën;

      • -

        Horecabedrijven (inclusief coffeeshops, hotels ed.)

      • -

        Prostitutiebedrijven

      • -

        Escortbedrijven

      • -

        Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven

      • -

        Autobedrijven (o.a sloop, handel en sloperijen)

      • -

        Sloopbedrijven

      • -

        Vuurwerkhandel

      • -

        Herstelinrichtingen voor motorvoertuigen

Artikel 1.2 Toepassing beleid

Dit beleid heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon Gemeente Hollands Kroon en haar bestuursorganen. Binnen de grenzen van de wet is het naast dit Bibob beleid mogelijk om op een andere wijze een integriteitstoets uit te voeren en deze bij de besluitvorming te betrekken.

Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van het beleid

Het bestuursorgaan kan, indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven, in afwijking van de bepalingen in het beleid besluiten wel of geen Bibob-onderzoek uit te voeren.

Hoofdstuk 2 Toepassingsbereik

Artikel 2.1 Horeca en seksbedrijven

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal een Bibob-onderzoek uitvoeren bij elke aanvraag (of wijziging van) een beschikking als bedoeld in;

    • a.

      de artikel 3 van de Drank- en Horecawet, uitgezonderd Slijterijen en Para commerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank en Horecawet waarvan de horeca in eigen beheer is en niet wordt verpacht.

    • b.

      artikel 2:28 van de APV (exploitatievergunning openbare inrichting),

    • c.

      artikel 2.1 van de verordening op de prostitutiebedrijven Hollands Kroon

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij elke aanvraag (of wijziging van) een beschikking als bedoeld in;

    • a.

      Artikel 3 Drank en Horecawet ingeval van een slijterij en een horecabedrijf als bedoeld in artikel 4 van de Drank en Horecawet;

    • b.

      Artikel 30a Drank en Horecawet (wijziging aanhangsel)

Indien vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering op grond van:

  • -

    eigen ambtelijke informatie, en/of

  • -

    informatie verkregen van het LBB, en/of

  • -

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • -

    overige signalen

  • 3.

    Er wordt geen Bibob-onderzoek gestart indien een aanvraag voor een vergunning voor een prostitutiebedrijf een eenmanszaak betreft, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de aanvraag betreft een vergunning die, indien deze wordt verleend, op naam wordt gesteld van een eenmanszaak;

    • b.

      de eigenaar van de eenmanszaak niet reeds exploitant is in de zin van artikel 2.1 van de Verordening op de prostitutiebedrijven Hollands Kroon.

    • c.

      de aanvraag betrekking heeft op niet meer dan één (1) werkruimte, en

    • d.

      de seksuele diensten in de werkruimte uitsluitend worden verricht door degene die eigenaar is van de eenmanszaak.

Artikel 2.2 Evenementen

  • 1.

    In geval van een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2:25 van de APV zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten wanneer het evenement een risico evenement betreft[1].

  • 2.

    In geval van overige aanvragen op grond van artikel 2:25 APV kan het bestuursorgaan een Bibob- onderzoek uitvoeren indien:

Vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering op grond van:

  • -

    eigen ambtelijke informatie, en/of

  • -

    informatie verkregen van het LBB, en/of

  • -

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • -

    overige signalen

[1]Het bepalen van het feit of een evenement als risico evenement wordt gezien gebeurt aan de hand van een Risico inventarisatie van de veiligheidsregio.

Artikel 2.3 Omgevingsvergunning

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal een Bibob-onderzoek uitvoeren bij elke aanvraag (of wijziging van) een beschikking als bedoeld in;

    • a.

      Artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet;. De toepassing blijft beperkt tot de volgende branches;

      • -

        Chemische bedrijven

      • -

        Zeefdrukkerijen

      • -

        Autobedrijven (b.v. handelaren, sloperijen, schadebedrijven)

      • -

        Vuurwerkopslagplaatsen

      • -

        schietbanen

    • b.

      Artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo, voorzover dat onderdeel betrekking heeft op de activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieu toets). De toepassing blijft beperkt tot de bedrijven als benoemd in artikel 2.2a, eerste lid, onder b en tweede lid onder c tot en met f van het Besluit omgevingsrecht.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan in beginsel een Bibob-onderzoek uitvoeren bij een aanvraag (of wijziging van) artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a indien;

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het LBB, en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

Artikel 2.4 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob en vergunningen op grond van de Huisvestingswet

Het bestuursorgaan zal in geval van een aanvraag (of wijziging) van een vergunning als bedoeld in:

  • a.

    artikel 7 van de Wet Bibob[2] een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf

    , anders dan de situaties bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van deze beleidsregel en

  • b.

    artikel 8 eerste lid en artikelen 21 en 22 van de Huisvestingswet,

een Bibob-onderzoek starten wanneer vragen zijn ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering op basis van informatie verkregen van;

  • -

    eigen en ambtelijke informatie, en/of

  • -

    informatie verkregen van het LBB, en/of

  • -

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • -

    overige signalen

[2] een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf

Artikel 2.6 Subsidies

In geval van een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in de Algemene Subsidieverordening Hollands Kroon, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

  • -

    eigen ambtelijke informatie, en/of

  • -

    informatie verkregen van het LBB, en/of

  • -

     informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • -

     vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • -

     overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.7 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikking

In geval van een reeds verleende beschikking zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:

  • -

    eigen ambtelijke informatie, en/of

  • -

    informatie verkregen van het LBB, en/of

  • -

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • -

    overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Hoofdstuk 3 privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf

  • 1.

    De gemeente zal een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het LBB, en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zal de gemeente een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft, zal worden gebruikt in één van de volgende sectoren:

    • -

      horecabedrijven;

    • -

      seks- en escortbedrijven;

    • -

      inrichtingen waarin middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet te koop worden aangeboden (coffeeshops);

    • -

      inrichtingen waarin psychoactieve substanties (waaronder niet traditionele genotsmiddelen op natuurlijke basis) te koop worden aangeboden (smartshops);

    • -

      inrichten waarin artikelen en hulpmiddelen voor het gebruik van drugs te koop worden aangeboden (headshops);

    • -

      shishalounges;

    • -

      speelautomatenhallen;

    • -

      fitnesscentra;

    • -

      wellnessbranche (massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);

    • -

      autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage);

    • -

      belwinkels;

    • -

      woonruimte voor arbeidsmigranten;

    • -

      woonwagenterreinen;

    • -

      religieuze instellingen;

    • -

      afvalverwerkingsbedrijven.

  • 3.

    De gemeente kan een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien:

    • a.

      de transactie betrekking heeft op een beeldbepalende onroerende zaak of op een onroerende zaak die naar het oordeel van de gemeente symbolische waarde heeft;

    • b.

      de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft gelegen is in een door het college vastgesteld aandachtsgebied;

  • 4.

    Indien is besloten tot het starten van een Bibob-onderzoek, komt er geen overeenkomst tot stand totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

Artikel 3.2 Vastgoedtransacties screening achteraf

  • 1.

    De gemeente zal, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen én indien op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie, en/of

    • -

      informatie verkregen van het LBB, en/of

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • -

      overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de gemeente, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, periodiek een Bibob-onderzoek uitvoeren op momenten zoals in de overeenkomst bepaald.

Artikel 3.3 Overheidsopdrachten

In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet Bibobvvalt, zal de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

  • -

    eigen ambtelijke informatie, en/of

  • -

    informatie verkregen van het LBB, en/of

  • -

    informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of-vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • -

    overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Bibob-procedure bij beschikkingen

Artikel 4.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan een aanvraag voor een beschikking buiten behandeling stellen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, alleen wanneer de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan een verleende beschikking intrekken, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel bij het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, alleen wanneer de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan een aanvraag buiten behandeling laten of een verleende beschikking intrekken indien;  niet of niet volledig beantwoorden van de door het LBB op grond van artikel 12 Wet Bibob gestelde vragen, of niet volledig verstrekken van door de het LBB op basis van datzelfde artikel verzochte gegevens.

Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal overgaan tot weigering van een aanvraag om (wijziging van) een beschikking of tot intrekking van een reeds verleende beschikking, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het LBB blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal bij een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de Wet Bibob in beginsel voorschriften aan een beschikking verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

Artikel 4.3 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

  • 1.

    Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.

  • 2.

    Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Bibob-procedure bij privaatrechtelijke transacties

Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:

    • a.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • b.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • c.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

    • d.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • e.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 30 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • f.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het LBB zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het LBB gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • 2.

    In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

Artikel 5.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

  • 1.

    Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar met betrekking tot de vastgoedtransactie.

  • 2.

    Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen

  • 1.

    In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht kan de informatie uit het Bibob onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 3.

    De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het LBB gestelde vragen, dan wel niet of niet volledig verstrekken van door de het LBB verzochte gegevens.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Intrekking

Het Bibob Beleid Hollands Kroon wordt ingetrokken met ingang van het moment waarop dit Bibob beleid in werking treedt.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Het Bibob beleid treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 6.3 Citeertitel

Het beleid wordt aangehaald als: Bibob beleid Hollands Kroon 2019.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Hollands Kroon van 26 februari 2019

De burgemeester

A. van Dam

Burgemeester en wethouders van Hollands Kroon

W. Eppinga

secretaris

A. van Dam

burgemeester