Regeling vervallen per 07-10-2010

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2010

Geldend van 10-03-2010 t/m 06-10-2010 met terugwerkende kracht vanaf 02-03-2010

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2010

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen;

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen;

dat de raad in de hiervoor genoemde verordening heeft bepaald dat het college ter uitwerking van die verordening nadere regels dient te stellen in een gemeentelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning;

besluiten vast te stellen het navolgende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2010

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      inkomen: het netto jaarinkomen exclusief vakantietoeslag;

    • b.

      norminkomen: de normen genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet Werk en Bijstand; exclusief vakantietoeslag;

    • c.

      gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de belanghebbende en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de belanghebbende gebruik moet kunnen maken vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

    • d.

      woningaanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte. met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte een voorziening slechts dan als woonvoorziening wordt aangemerkt indien zij:

      1. is gericht op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen of

      2 een uitraasruimte betreft;

    • e.

      gemaximeerde financiële tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt;

    • f.

      peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend;

    • g.

      verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008;

    • h.

      forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens los van de werkelijke kosten van een voorziening, al dan niet met in achtneming van een inkomensgrens;

    • i.

      gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met in achtneming van een inkomensgrens;

    • k.

      PGB: persoonsgebonden budget.

  • 2. De begripsbepalingen in artikel 1 van de verordening zijn van toepassing op de begrippen die in dit besluit worden gebruikt.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1. Keuzevrijheid

  • 1. Van overwegende bezwaren als bedoeld in artikel 3 van de verordening is in ieder geval sprake wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college niet voldoende in staat is om het persoonsgebonden budget te beheren en de bestedingen te verantwoorden.

  • 2. Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een bepaalde voorziening in natura wordt de belanghebbende de mogelijkheid geboden om hieruit een aanbieder te kiezen.

  • 3. Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt voor het collectief aanvullend vervoerssysteem (deeltaxivervoer).

Artikel 2.2. Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. Voor huishoudelijke hulp bedraagt het persoonsgebonden budget bruto € 17,99 per uur.

  • 2. Bij overige voorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier.

  • 3. Het bedrag van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het tweede lid is vastgesteld op basis van:

    • a.

      de netto-nieuwprijs van de voorziening, inclusief kortingen;

    • b.

      de kosten van keuring, reparatie, onderhoud en verzekering voor een periode van zeven jaar;

    • c.

      een economische levensduur van zeven jaar.

  • 4. De kosten van eventuele ondersteuning door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) worden volledig vergoed.

Artikel 2.3. Verplichtingen persoonsgebonden budget

Bij de verlening van een persoonsgebonden budget wordt de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de budgethouder gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend voor betaling van de voorziening en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

  • b.

    de budgethouder besteedt het persoonsgebonden budget uitsluitend aan een kwalitatief verantwoorde en adequate voorziening.

  • c.

    de budgethouder zorgt voor een goede en controleerbare vastlegging van ontvangsten, uitgaven en verplichtingen en houdt deze gedurende 7 jaar beschikbaar vanaf de ingangsdatum van toekenning van het persoonsgebonden budget;

  • d.

    de budgethouder geeft de op grond van het persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening terug aan de gemeente als de voorziening niet meer volgens de opgelegde voorwaarden wordt gebruikt.

Artikel 2.4. Uitvoering persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp wordt per maand uitbetaald ter hoogte van 1/12 deel van het jaarbudget.

  • 2. De budgethouder is voor huishoudelijke hulp een eigen bijdrage verschuldigd, waarbij de hoogte van de eigen bijdrage door het CAK wordt vastgesteld en geïnd.

  • 3. De gemeente betaalt aan de budgethouder voor de overige voorzieningen het verleende persoonsgebonden budget in één keer.

  • 4. De budgethouder verantwoordt de besteding van het persoonsgebonden budget waarop het budget betrekking heeft middels een door het college beschikbaar gesteld verantwoordingsformulier. In de beschikking wordt vermeld wat de budgethouder, voor zover van toepassing, aan het college verstrekt.

  • 5. Het college gaat jaarlijks na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder of een daartoe gemachtigde is verplicht de daarvoor bij het vierde lid genoemde stukken jaarlijks na afloop van het kalenderjaar of bij beëindiging van de voorziening aan het college te verstrekken. Het niet kunnen voldoen aan deze voorwaarden kan leiden tot terugvordering van (een deel van) het PGB.

  • 6. Over 1,5% van het netto PGB voor huishoudelijke hulp hoeft geen verantwoording te worden afgelegd. Hierbij geldt een minimum van € 250,-- per jaar en een maximum van € 1.250,-- per jaar. Indien een PGB lopende het kalenderjaar wordt beëindigd geldt dat naar rato de vrijstelling wordt vastgesteld.

  • 7. In afwijking van het zesde lid geldt deze vrijstelling niet indien het PGB in het geheel niet is gebruikt .

  • 8. Bij overlijden van de budgethouder wordt de uitbetaling van het PGB per direct beëindigd. Bij afwezigheid van inwonende erfgenamen wordt het reeds uitbetaalde PGB voor de maand van overlijden niet teruggevorderd en wordt geen verantwoordingsformulier opgevraagd.

  • 9. Het PGB dat na beëindiging van de indicatie is besteed, wordt teruggevorderd.

  • 10. Na twee keer onjuiste wijze van verantwoorden kan het college besluiten het PGB om te zetten in een voorziening in natura.

Artikel 2.5. Verplichtingen bij een financiële tegemoetkoming

Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming wordt de belanghebbende de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de belanghebbende gebruikt de financiële tegemoetkoming uitsluitend voor betaling van de voorziening die in de beschikking is genoemd en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

  • b.

    de belanghebbende zorgt voor een goede en controleerbare vastlegging van ontvangsten, uitgaven en verplichtingen.

Artikel 2.6. Uitvoering financiële tegemoetkoming

  • 1. Het college betaalt de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing aan de eigenaar van de woning.

  • 2. Het college betaalt de overige financiële tegemoetkomingen aan de belanghebbende.

  • 3. Een financiële tegemoetkoming voor het verwerven van een voorziening in natura wordt uitbetaald nadat de belanghebbende van de tegemoetkoming door middel van een geldige offerte de kosten van de voorziening heeft aangetoond.

Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen en verplichtingen

Artikel 3.1. In welke situaties een eigen bijdrage

Een eigen bijdrage is alleen verschuldigd voor de in artikel 8 van de verordening beschreven vormen van huishoudelijke hulp.

Artikel 3.2. Omvang van de eigen bijdrage.

  • 1. De eigen bijdrage is gelijk aan de bedragen zoals die voor de verschillende groepen zijn vermeld in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. De eigen bijdrage kan nooit hoger zijn dan de kosten van de voorziening.

Artikel 3.3. Geen eigen bijdrage wegens nalatigheid college-CAK

De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 3.1 wordt niet opgelegd indien binnen twee jaar na verzending van de beschikking waarin de voorziening wordt toegekend, voor de te betalen eigen bijdrage geen beschikking dan wel voorlopige beschikking van college of CAK tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden.

Artikel 3.4. Reparatie, onderhoud en gebruik van voorzieningen

  • 1. Reparatie, onderhoud, keuring wordt uitsluitend uitgevoerd op het woonadres, in het gebruiksgebied of in de werkplaats van de leverancier.

  • 2. Aan het gebruik van voorzieningen in natura die in bruikleen worden verstrekt worden voorwaarden gesteld en vastgelegd in een overeenkomst.

Hoofdstuk 4. Huishoudelijke hulp

Artikel 4.1. Omvang huishoudelijke hulp

De omvang van huishoudelijke hulp wordt vastgesteld in eenheden aan de hand van de tabellen zoals die zijn opgenomen in het hoofdstuk Huishoudelijke hulp in het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen

Artikel 5.1 Hoogte financiële tegemoetkoming, kosten van woonvoorzieningen

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 13 onder d van de verordening, bedraagt 100% van de voor de subsidie in aanmerking komende kosten.

Artikel 5.2 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening bedraagt € 2.362,63.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening aan de persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen, de woonruimte heeft ontruimd, bedraagt € 2.362,63.

  • 3. De tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als genoemd in artikel 15 van de verordening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

Artikel 5.3 Vergoeding kosten bezoekbaar maken

De hoogte van de gemaximeerde vergoeding als bedoeld in artikel 19 tweede tot en met vijfde lid van de verordening bedraagt € 6.915,--.

Artikel 5.4 Woningsanering

De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering als bedoeld in artikel 15 onder c van de verordening is afhankelijk van de leeftijd van de huidige stoffering en bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten zoals beschreven in het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 5.5 Vergoeding tijdelijke huisvesting

De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 15 sub c van de verordening, bedraagt: de werkelijke kosten van de kale huur met een maximum € 277, - per maand met een maximale duur van zes maanden.

Artikel 5.6 Huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2.305, - is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woonruimte.

Artikel 5.7 Gereedmelding en vaststelling uitbetaling financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget

  • 1. De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 13 sub d van de verordening, maar uiterlijk binnen 6 maanden voor woningaanpassingen tot € 25.000, - en voor woningaanpassingen van meer dan € 25.000,-- uiterlijk binnen 18 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar, door overlegging van de originele facturen, aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

Artikel 5.8 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

Het college verleent een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 13 lid d van de verordening, slechts indien:

  • a.

    de woonvoorziening in het kader van deze verordening, de verordening Wet voorzieningen gehandicapten of de regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend;

  • b.

    de woonvoorziening voorkomt op de lijst als opgenomen in bijlage 1;

  • c.

    een gehandicapte ten tijde van onderhoud, keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft.

Artikel 5.9 Terugbetalen van de financiële tegemoetkoming bij verkoop van de woning (anti speculatiebeding)

  • 1. De financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 21 van de verordening moet worden terugbetaald indien de woning binnen 10 jaar na gereedmelding van de woonvoorziening wordt verkocht en de hoogte van de financiële tegemoetkoming meer bedraagt dan € 9.221, -.

  • 2. De hoogte van het terug te betalen bedrag wordt vastgesteld volgens onderstaand afschrijvingsschema:

    • -

      voor het eerste jaar 100%

    • -

      voor het tweede jaar 90%

    • -

      voor het derde jaar 80%

    • -

      voor het vierde jaar 70%

    • -

      voor het vijfde jaar 60%

    • -

      voor het zesde jaar 50%

    • -

      voor het zevende jaar 40%

    • -

      voor het achtste jaar 30%

    • -

      voor het negende jaar 20%

    • -

      voor het tiende jaar 10%

Artikel 5.10 Woonwagen

Een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de woonwagen niet ouder dan tien jaar is en nog een technische levensduur heeft van minimaal vijf jaar;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen in de gemeente op de standplaats stond ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening; en

  • d.

    de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning.

Artikel 5.11 Vergoeding bij afwijkende levensduur woonwagen of opheffen standplaats

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 15 sub b van de verordening bedraagt maximaal € 922, -.

Artikel 5.12 Nadere voorwaarden bij woningaanpassingen

De in hoofdstuk 5 bedoelde voorzieningen worden alleen verstrekt, indien:

  • a.

    met de werkzaamheden waarop de voorziening betrekking heeft, geen aanvang is genomen voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;

  • b.

    door het college aangewezen personen op één of meer door hen te bepalen tijdstippen toegang is geboden tot dat gedeelte van de woonruimte waar de aanpassing van de woonruimte wordt verricht;

  • c.

    deze personen inzage wordt gegeven in de bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woonruimte aanpassing.

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 Soorten vervoersvoorzieningen

De door het college te verstrekken vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22 van de verordening, kan bestaan uit:

  • a.

    een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

  • b.

    een voorziening in natura in de vorm van:

    • 1.

      een open elektrische buitenwagen

    • 2.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen

    • 3.

      een al dan niet aangepaste auto

    • 4.

      een ander verplaatsingsmiddel;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1.

      aanpassing van een eigen auto

    • 2.

      gebruik van een taxi of een (eigen) auto

    • 3.

      gebruik van een rolstoeltaxi

    • 4.

      aanschaf en onderhoud van een ander verplaatsingsmiddel;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening als bedoeld onder b.;

  • e.

    een combinatie van onder a, b, c en d genoemde voorzieningen.

Artikel 6.2 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

  • 1. De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de verordening, bedraagt 1,5 x van de van toepassing zijnde normen,zoals beschreven in artikel 1.1 onder b. van dit besluit.

  • 2. De inkomensgrenzen als bedoeld in het eerste artikel zijn ook van toepassing op het collectief vervoer, zoals vermeld in artikel 22 onder a van de verordening.

Artikel 6.3 Omvang van de vervoersvoorziening

De vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22, sub a van de verordening bestaat uit een collectief vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi), waarmee tegen een gereduceerd tarief gebruik gemaakt kan worden van het collectief vervoersysteem.

Artikel 6.4 Financiële tegemoetkoming voor gebruik eigen auto

De financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto, zoals bedoeld in artikel 6.1 onder c sub 2 bedraagt € 529,20 per jaar.

Artikel 6.5 Financiële tegemoetkoming voor gebruik taxi

Het bedrag dat verstrekt wordt voor het gebruik van een taxi zoals bedoeld in artikel 6.1 onder c sub 2 bedraagt € 2.917,95 per jaar en geschiedt op declaratiebasis.

Artikel 6.6 Financiële tegemoetkoming voor gebruik rolstoeltaxi

Het bedrag dat verstrekt wordt voor het gebruik van een rolstoeltaxi zoals bedoeld in artikel 6.1 lid c sub 3 bedraagt € 4.170, - per jaar en geschiedt op declaratiebasis.

Artikel 6.7 Financiële tegemoetkoming voor vervoer over korte afstanden

Het bedrag dat verstrekt wordt voor vervoer geschikt voor verplaatsingen over een loopafstand tot 800 meter bedraagt € 187,87 per jaar mits het gebruik van een voorziening in natura hier niet in kan voorzien.

Artikel 6.8 Voorziening in natura in de vorm van een bruikleenauto

Om in aanmerking te komen voor verstrekking van een al dan niet aangepaste bruikleenauto op grond van artikel 22 onder b van de verordening, moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het primaat van het collectief vervoer kan, gelet op de gezondheidstoestand van de aanvrager, niet worden opgelegd;

  • b.

    de aanvrager moet voor elke verplaatsing in het kader van de compensatieplicht aangewezen zijn op vervoer per auto.

Artikel 6.9 Financiële tegemoetkoming voor gebruik van een bruikleenauto

De financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto is gebaseerd op 2500 kilometer per jaar tegen een kilometerprijs zoals beschreven in het verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 6.10 Financiële tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van een eigen auto

  • 1. De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor het aanpassen van een eigen auto indien de aanvrager slechts gebruik kan maken van vervoer per individuele taxi bedraagt maximaal € 14.770, - voor een periode van 7 jaar.

  • 2. De financiële tegemoetkoming die verstrekt wordt voor het aanpassen van een eigen auto indien de aanvrager slechts gebruik kan maken van vervoer per rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 23.825, voor een periode van 7 jaar.

  • 3. Voorwaarde is dat de eigen auto op de datum van aanvraag om een financiële tegemoetkoming niet ouder mag zijn dan 7 jaar en de aanpassing gelet op de technische staat verantwoord moet zijn.

  • 4. De leeftijd van een auto is niet van toepassing indien het gaat om over overzetbare aanpassingen.

Artikel 6.11 Keuzemogelijkheid vervoer of financiële tegemoetkoming

Een persoon met beperkingen als bedoeld in artikel 1 onder d van de verordening kan kiezen tussen een vervoerpas of een financiële tegemoetkoming ter hoogte van € 357,96 per jaar.

Artikel 6.12 Aanpassing vergoeding bij echtgenoten

Indien beide echtgenoten in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 6.4, 6.5, 6.9, 6.10 en 6.11 van dit besluit bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75% van het bedrag genoemd in de hiervoor genoemde artikelen.

Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 7.1 Rolstoelvoorziening in natura

Een rolstoel wordt verstrekt in bruikleen.

Artikel 7.2. Persoonsgebonden budget rolstoelvoorziening

Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen wordt vastgesteld op basis hetgeen bepaald is onder artikel 2.2 lid 2 en 3.

Artikel 7.3 Persoonsgebonden budget sportrolstoel

Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 27 onder d van de verordening bedraagt maximaal € 2.999,15,-.De vergoeding wordt eens in de drie jaar verstrekt en bestaat uit twee delen: een deel is bestemd voor de aanschaf van de sportrolstoel terwijl het andere deel is bedoeld om onderhoud en reparatie te bekostigen.

Hoofdstuk 8. Samenhangende afstemming

Artikel 8.1. Samenhangende afstemming

  • 1. Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager als genoemd in artikel 33 van de verordening dient aandacht besteed te worden aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

  • 2. De ICF classificatie vormt de grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 9. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 9.1 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 10 maart 2010 en werkt terug tot 1 maart 2010 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2008.

Artikel 9.2 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2010.

Aldus vastgesteld op 5 maart 2010,

Burgemeester en wethouders,

De Secretaris

De burgemeester

G.H. de Vries

H.Koetje

Bijlage I Overzicht voorzieningen zoals bedoeld in artikel 5.8 lid b.

Keuring van

Beginkeuring

Frequentie periodieke controle

Stoelliften

Ja

1 x per 4 jr.

Rolstoelplateauliften

Ja

1 x per 4 jr.

Staplateauliften

Ja

1 x per 4 jr.

Woonhuisliften

*

1 x per 1,5 jr.

Hefplateauliften

*

1 x per 1,5 jr

Balansliften

**

1 x per 1,5 jr

Onderhoud van

Frequentie periodiek onderhoud

Stoelliften

1 x per jaar

Rolstoelplateauliften

1 x per jaar

Staplateauliften

1 x per jaar

Woonhuisliften

1 x per jaar

Hefplateauliften

1 x per jaar

Balansliften

1 x per jaar

Elektrische deuropeners

1 x per jaar