Omslagklassenverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Geldend van 01-01-2005 t/m heden

Intitulé

Omslagklassenverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,

op de voorstellen van de dagelijkse besturen van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van 27 september 1994 en van het Groot-Waterschap van Woerden van 20 september 1994;

gelet op artikel 120 van de Waterschapswet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende Omslagklassenverordening.

Inhoud

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    omslagverordening: de Omslagverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

  • b.

    ongebouwde onroerende zaak: een ongebouwde onroerende zaak zoals bedoeld in artikel 4 van de omslagverordening;

  • c.

    gebouwde onroerende zaak: een gebouwde onroerende zaak zoals bedoeld in artikel 9 van de omslagverordening;

  • d.

    hoogheemraadschap: het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

  • e.

    beheersgebied: het bij waterschapsreglement bepaalde gebied van het hoogheemraadschap, waarin de aan het hoogheemraadschap opgedragen waterschapstaken worden behartigd;

  • f.

    belanghebbend gebied: het door het waterschap vast te stellen gebied, gelegen binnen het reglementair bepaalde gebied van het waterschap, waarin alle onroerende zaken zijn gelegen die belang hebben bij de uitvoering van een desbetreffende taak;

  • g.

    heffingsmaatstaf: de maatstaf voor gebouwd respectievelijk ongebouwd, zoals bedoeld in de artikelen 10 respectievelijk 5 van de omslagverordening.

Artikel 2 Instelling en begrenzing omslagklassen

  • 1. Teneinde te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid en/of ligging van onroerende zaken bij de toepassing van de omslagverordening leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtige zijn binnen het beheersgebied van het kwantitatief oppervlakte-waterbeheer drie omslagklassen ingesteld, te weten, de klasse A, B en C.

  • 2. De begrenzing van de omslagklassen is vastgesteld op de bij deze verordening behorende kaarten nrs. 1 tot en met 26.

Artikel 3 Vermenigvuldigingsfactoren ongebouwd

Ten aanzien van de heffingsmaatstaf van een ongebouwde onroerende zaak, zoals omschreven in artikel 5 van de omslagverordening, die geheel of nagenoeg geheel in een omslagklasse is gelegen, wordt een vermenigvuldigingsfactor toegepast. Als vermenigvuldigingsfactor geldt voor:

klasse A 0,2

klasse B 0,6

klasse C 1,0

Artikel 4 Vermenigvuldigingsfactoren gebouwd

Ten aanzien van de heffingsmaatstaf van een gebouwde onroerende zaak, zo als omschreven in artikel 10 van de omslagverordening, die in een omslagklasse is gelegen, wordt een vermenigvuldigingsfactor toegepast. Als vermenigvuldigingsfactor geldt voor:

klasse A 0,2

klasse B 0,6

klasse C 1,0

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van haar bekendmaking.

  • 2. De heffing van waterschapsomslagen ingevolge deze verordening en juncto de Omslagverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden vindt plaats met ingang van 1 januari 1995.

  • 3. Deze verordening kan aangehaald worden als 'Omslagklassenverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden'.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 4 januari 1995.

    W. Jongeneel, voorzitter

    mr. D. Wijtmans, secretaris.

    Algemene toelichting

    Inleiding

    De Omslagklassenverordening vormt tezamen met de Omslagverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de kostentoedelingsverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden de basis voor de omslagheffing. De samenhang van de drie verordeningen wordt als volgt samengevat:

    • de kostentoedelingsverordening geeft aan wat de aard en de omvang van belang is van elk van de in het bestuur van het hoogheemraadschap vertegenwoordigde belangencategorieën bij de afzonderlijke taken van het hoogheemraadschap;

    • de omslagverordening geeft aan wie bij de omslag betrokken worden en wat hiervoor het belastbaar feit, het belasting object, de heffingsmaatstaf en het tarief is;

    • de omslagklassenverordening geeft per taak van het hoogheemraadschap aan, waar een aanmerkelijk verschil in hoedanigheid en ligging resulteert in een classificatie van de het belang van de belangencategorieën. De classificatie resulteert in een correctie op de heffingsmaatstaf.

    Bij het opstellen van deze verordening is rekening gehouden met de volgende in het reglement bepaalde uitgangspunten:

    • a.

      gebied van het hoogheemraadschap (artikel 1)

    • b.

      waterschapstaken, voor zover betrekking hebbende op deze verordening (artikel 3)

      - kwantitatief oppervlaktewaterbeheer;

    • c.

      in de waterschapsomslagen betrokken belangencategorieën, voor zover betrekking hebbende op deze verordening (artikel 70)

      - diegene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van een  

        ongebouwde onroerende zaak;

      - diegene die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van een gebouwde onroerende zaak;

    Gebiedsindeling

    De omslagklassenverordening heeft betrekking op het bij de taak kwantitatief oppervlaktewaterbeheer behorende belanghebbend gebied van het hoogheemraadschap, waarvan de grenzen zijn vastgelegd op een bij deze verordening behorende tekening. Het belanghebbende gebied valt binnen het reglementair bepaalde beheersgebied van het hoogheemraadschap. Het belanghebbend gebied van de taak oppervlaktewaterbeheer is het gebied waarin de zakelijk genothebbende gebouwd en ongebouwd belang hebben bij de uitvoering van de taak.

    Instelling van omslagklassen

    Volgens de Memorie van Antwoord op de Waterschapswet heeft het instellen van omslagklassen tot doel een nadere nuancering aan te brengen in het individuele belang van een omslagplichtige bij de waterschapstaak binnen de categorie waartoe die omslagplichtige behoort. De indeling van de omslagklassen laat de kostenverdeling op grond van de kostentoedelingsverordening over de categorieën ongemoeid.

    Op grond van artikel 120, vijfde lid van de Waterschapswet kunnen omslagklassen voor onroerende zaken worden ingesteld om te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid of ligging binnen een bepaalde categorie van belanghebbenden leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen.

    Uit de vorige volzin zijn drie aspecten te herleiden:

    • a.

      omslagklassen kunnen worden ingesteld;

    • b.

      er moet spraken zijn in verschil in hoedanigheid of ligging;

    • c.

      verschil in hoedanigheid en ligging moet resulteren in een onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen.

    a) Het instellen van omslagklassen.

    De beslissing tot het instellen van omslagklassen is primair een zaak van het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap. De grondslag hiervoor is gelegen in het feit dat het hoogheemraadschap wettelijk bevoegd is tot het vaststellen van de belastingheffing. Het definiëren van omslagklassen is een instrument om te komen tot een billijke belastingheffing.

    b) Verschil in hoedanigheid of ligging.

    Bij verschillen in hoedanigheid kan bijvoorbeeld gedacht worden aan verschillen in het voorzieningenniveau voortvloeiende uit verschillen in grondsoort en grondgebruik. Bij verschillen in ligging kan bijvoorbeeld gedacht worden aan ligging in een bepaald bemalingsgebied met een groot verschil in voorzieningenniveau ten opzichte van andere gebieden, maar ook aan verschillen in hoogteligging ten opzichte van het N.A.P.

    c) Onevenredig voor- of nadeel.

    Het kenmerk van een omslagstelsel is dat er sprake is van een zekere mate van solidariteit tussen de belangencategorieën. Dit houd in dat, als het hoogheemraadschap geen omslagklassen zou onderscheiden, het tarief per heffingsmaatstaf voor het gehele gebied van het hoogheemraadschap gelijk zou zijn (gemiddeld tarief). Het gemiddeld tarief wordt bepaald door de per belangencategorie bij te dragen kosten te delen door de totale waarde van de heffingsmaatstaf. Als echter door verschil in hoedanigheid en ligging een onevenredig voor- of nadeel volgt, kan de heffingsmaatstaf in delen van het beheersgebied worden gecorrigeerd. De nadruk ligt hierbij op onevenredig. Dit betekent dat niet ieder verschil in hoedanigheid of ligging binnen een bepaalde categorie kan leiden tot een afzonderlijke omslagklasse, maar dat er sprake moet zijn van een aanmerkelijk verschil. Daar bij een omslagstelsel het totale om te slaan bedrag gedeeld wordt door een totale waarde van de heffingsmaatstaf, zal een reductie van de heffingsmaatstaf in een gedeelte van het beheersgebied resulteren in een hoger tarief voor de niet gereduceerde gebieden.

    De reductie van de heffingsmaatstaf vindt plaats door de heffingsmaatstaf te vermenigvuldigen met een zgn. vermenigvuldigingsfactor.

    Het is wettelijk niet toegestaan om omslagklassen in te stellen met betrekking tot het belang van de ingezetenen. Het belang van de ingezetenen, het algemene taakbelang, is gekoppeld aan het kunnen wonen, werken en recreëren in het gebied van het waterschap. Dit belang is daarmee niet gekoppeld aan het bezit van de onroerende zaak of de waarde daarvan, maar is een persoonlijk belang in algemene zin bij de taakuitoefening door het waterschap.

    Samenvattend, deze omslagverordening heeft betrekking op de categorieën gebouwd en ongebouwd.

    Artikelgewijze toelichting

    Artikel 1 Begripsbepaling

    In dit artikel zijn enkele begrippen die in het vervolg van de verordening verschillende malen voorkomen nader gedefinieerd.

    Onderdeel a (omslagverordening)

    De omslagklassenverordening geeft aan in welke gebieden van het hoogheemraadschap er een correctie op de heffingsmaatstaf moet plaatsvinden. De heffingsmaatstaf wordt omschreven in artikel 5 en 10 van de omslagverordening, waarvan de citeertitel 'Omslagverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden' in dit lid is genoemd.

    Onderdeel b en c (ongebouwde en gebouwde onroerende zaak)

    Onder b en c zijn de definities van gebouwde en ongebouwde onroerende zaken opgenomen overeenkomstig de begripsbepalingen uit de omslagverordening. De omslagklassenverordening is een nadere uitwerking van bepaalde aspecten uit die omslagverordening. Om deze reden wordt voor de toelichting op deze definities verwezen naar omslagverordening. Oppervlaktewateren vallen, ter voorkoming van misverstanden, onder het begrip ongebouwde onroerende zaken.

    Onderdeel e en f (beheersgebied en belanghebbend gebied)

    Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Waterschapswet hebben de provincies bij reglement de grenzen van het gebied van het hoogheemraadschap vastgesteld, waarin de aan het hoogheemraadschap opgedragen taken worden uitgeoefend.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt het bij reglement bepaalde gebied van het hoogheemraadschap aangeduid als 'beheersgebied'. Het beheersgebied wordt afgebakend door de buitengrenzen van het reglementaire waterschapsgebied.

    Binnen de grenzen van het beheersgebied bevinden zich de onroerende zaken en de ingezetenen waarvan de specifieke, respectievelijk algemene taakbelangen worden behartigd door de uitoefening van de desbetreffende waterschapstaak. Het belanghebbende gebied is dat deel van het beheersgebied waarin de zakelijk genothebbende gebouwd en ongebouwd belang hebben bij de uitvoering van de taken. Het belanghebbende gebied geeft dus aan waar eigenaren van onroerend goed een specifiek taakbelang hebben bij de uitvoering van de taken van het hoogheemraadschap.

    Artikel 2 Instelling en begrenzing omslagklassen

    In artikel 2 wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 120, vijfde lid, van de Waterschapswet, waarin staat dat omslagklassen kunnen worden ingesteld. De voorwaarde voor het instellen van een omslagklasse is dat er spraken moet zijn van verschillen in hoedanigheid of ligging van een onroerende zaak die leiden tot een onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen. Dit betekent dat niet ieder verschil in hoedanigheid of ligging kan leiden tot een afzonderlijke omslagklasse, maar dat er sprake moet zijn van een aanmerkelijk verschil.

    Het hoogheemraadschap heeft, teneinde te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid of ligging van onroerende zaken bij de toepassing van de omslagverordening leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtige, binnen het beheersgebied, met betrekking tot de taak kwantitatief oppervlaktewaterbeheer, een drietal omslagklassen ingesteld.

    Artikel 2 lid 1    (klassen A, B en C)

    Klasse A, B en C bevatten ongebouwde en gebouwde onroerende zaken die door aard of ligging in verschillende mate belang hebben bij de taak kwantitatief oppervlaktewaterbeheer.

    Om te bepalen wat het belang is van de categorieën bij de taak kwantitatief oppervlaktewaterbeheer wordt er een relatie gelegd tussen het benodigde voorzieningenniveau en de belangencategorieën. Bij de instelling van deze omslagklassen zijn de volgende criteria gebruikt:

    • omvang van het directe en indirecte waterbezwaar;

    • de toe- en afvoer van water d.m.v. bemaling.

    De essentie van de taak kwantitatief oppervlaktewaterbeheer is de regulering van het peil van het oppervlaktewater. Regulering kan plaats vinden door middel van het inlaten van het water in, doorvoer van water door dan wel het afvoeren van het water uit het gebied.

    Klasse A, bevat alle ongebouwde en gebouwde onroerende zaken die door hun hoedanigheid en/of ligging een gering belang hebben bij de taak kwantitatief oppervlaktewaterbeheer. Met name is dit van toepassing voor de hoger gelegen gronden op de Utrechtse Heuvelrug. Al hoewel hier geen of vrijwel geen waterstaatkundige voorzieningen aanwezig zijn, heeft het waterbezwaar in dit gebied wel gevolgen voor de lager gelegen gebieden.

    Klasse B, bevat alle ongebouwde en gebouwde onroerende zaken die door hun hoedanigheid en/of ligging een aanmerkelijk belang hebben bij de taak kwantitatief oppervlaktewater-beheer. De onroerende zaken hebben in hoofdzaak geen belang bij het, in relatie tot het peilbeheer, bemalen en opmalen van water.

    Met name is dit van toepassing voor die gebieden die het overgangsgebied vormen tussen de Utrechtse Heuvelrug en de poldergebieden (zoals bijvoorbeeld te noemen de Lopikerwaard en Woerden).

    Klasse C, bevat alle ongebouwde en gebouwde onroerende zaken die door hun hoedanigheid en ligging een sterk belang hebben bij de taak kwantitatief oppervlaktewaterbeheer. De onroerende zaken hebben in hoofdzaak belang bij het, in relatie tot het peilbeheer, bemalen en opmalen van water;

    Met name is dit van toepassing voor de poldergebieden (zoals bijvoorbeeld te noemen de Lopikerwaard en Woerden). Ook de gebieden waar een infrastructuur aanwezig is die gericht is op de watertoevoer behoren bij deze omslagklasse.

    De begrenzing van de omslagklassen is vastgesteld op de bij deze verordening behorende kaarten.

    Artikel 3 en 4 Vermenigvuldigingsfactoren (on)gebouwd

    De vermenigvuldigingsfactoren zijn van belang voor het bepalen van de voor de omslag van toepassing zijnde tarieven. Bij de berekening van de omslag wordt de maatstaf van de onroerende zaak vermenigvuldigd met de factor zoals genoemd in dit artikel. De gecorrigeerde maatstaf wordt vervolgens vermenigvuldigd met het tarief voor de taak waarvoor omslagklassen zijn ingesteld.

    Voor het bepalen van de verschillen in belang tussen de omslagklassen, is gebruik gemaakt van de methode Oldambt. Tevens zijn, als algemene toets, de waarden komende uit de berekening m.b.v. de methode Oldambt vergeleken met de verschillende waterafvoercoëfficiënten die, per omslagklasse, in het algemeen worden gehanteerd bij de berekening van de waterafvoercapaciteiten van de watergangen. Gebleken is dat de resultaten van de methode Oldambt in voldoende mate overeenkomen met deze algemene toets. Het in 1994 door het ingenieursbureau Tauw Civiel en Bouw bv opgestelde rapport 'Kostentoedeling Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden' heeft als basis gediend voor de bepaling van de hoogte van de vermenigvuldigingsfactoren.

    Hieruit volgt dat, gelet op het voor de taak kwantitatief oppervlaktewaterbeheer aanwezige voorzieningenniveau, de volgende vermenigvuldigingsfactoren gerechtvaardigd zijn:

    m.b.t.

    klasse A 0,2

    klasse B 0,6

    klasse C 1,00

    Artikel 5 en 6 Inwerkingtreding en citeertitel

    De vastlegging van de datum van ingang van de omslagklassenverordening is overeenkomstig de datum van ingang van de omslagverordening en de kostentoedelingsverordening. Deze drie verordeningen zijn op een zodanige wijze aan elkaar verbonden, dat een gelijke datum van ingang is vereist. Dit houdt tevens verband met de inwerkingtreding van de Waterschapswet, waarin is bepaald dat uiterlijk 1 januari 1995 aan de verplichtingen uit deze wet moet worden voldaan. Voor het hoogheemraadschap geldt, als gevolg van de fusie met het Groot-Waterschap van Woerden, een andere situatie. Pas na 1 januari 1995 zal het nieuwe algemeen bestuur van het nieuwe hoogheemraadschap, in zijn eerste vergadering, de verordening kunnen vaststellen. Hierna zal de verordening aan GS ter goedkeuring worden voorgelegd.