Regeling vervallen per 12-01-2018

Aansluitverordening Rijnland 2005

Geldend van 24-03-2005 t/m 11-01-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Aansluitverordening Rijnland 2005

De Algemene vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;

Gezien het voorstel van de voorbereidingscommissie d.d. 24 december 2004;

Gelet op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

Besluit:

vast te stellen de Aansluitverordening Rijnland 2005

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland

  • b.

    afvalwater: alle water en/of afvalstoffen waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;

  • c.

    afvalstoffen: afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlakte­wateren;

  • d.

    zuiveringtechnisch werk: een werk in beheer bij het waterschap dat is inge­richt en/of wordt aangewend voor transport en/of behande­ling van afvalwater;

  • e.

    openbaar riool: voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, als bedoeld in artikel 10.15, eerste lid, van de Wet milieube­heer die wordt of is aangesloten op een zuiveringtechnisch werk;

  • f.

    vervuilingseenheid (v.e.):

    - voor zuurstofbindende stoffen: een inwoner-equivalent, vertegenwoordigend het verbruik van 136 gram zuurstof per etmaal;

    - voor andere stoffen: elke in het heffingsjaar geloosde kilogram van de stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en zink en elke in het heffingsjaar geloosde 100 gram van de stoffen arseen, cadmium en kwik.

  • g.

    aansluitpunt: het laatste gedeelte van het openbaar riool vóór de aanslui­ting op een zuiveringtechnisch­ werk;

Artikel 2 Aansluitvergunning

  • 1. Het is verboden zonder vergunning een openbaar riool aan te sluiten op een zuiveringtechnisch werk en/of afvalwater vanuit het openbaar riool in dit werk te brengen.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid bedoelde vergunning - hierna te noemen aansluitvergunning - verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken.

  • 3. Aan de aansluitvergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voor­schriften kunnen uitsluitend strekken tot:

    • a.

      bescherming van de zuiveringtechnische werken en tot verzekering van de doelmatige werking daarvan;

    • b.

      het tegengaan en het voorkomen van verontreiniging van het oppervlak­tewater waarin met behulp van het in het eerste lid bedoelde zuiveringtech­nisch werk afvalwater wordt gebracht.

  • 4. In de aansluitvergunning kan worden bepaald dat zij slechts geldt voor een daar­bij vast te stellen termijn.

Artikel 3 Gegevensverstrekking bij de aanvraag

  • 1. Bij de aanvraag tot verlening of wijziging van een aansluitvergunning kan de aanvrager in ieder geval worden verplicht de volgende gegevens te verstrekken:

    • a.

      de technische gegevens van het rioolstelsel, waaronder mede begrepen de verschillende aansluitpunten en een overzichtsteke­ning van het rioleringsge­bied;

    • b.

      het aantal particuliere huishoudens per aansluitpunt dat is en zal worden aangesloten op de riolering;

    • c.

      het aantal en de aard van de bedrijven per aansluitpunt die zijn en zullen worden aangesloten op het openbaar riool, met uitzon­dering van de categorieën van bedrijven die zijn aangewe­zen bij besluit van 4 november 1983, Stb. 577;

    • d.

      een raming van de per aansluitpunt te lozen hoeveelheid afval­water uitge­drukt in m3/h, gedifferentieerd naar hoeveelheden droog­weerafvoer en re­genweerafvoer alsmede gegevens over de pompovercapa­citeit uitgedrukt in m3/h;

    • e.

      een raming van de per aansluitpunt te lozen hoeveelheden afvalstoffen per aansluitpunt, uitgedrukt in v.e. en gediffe­rentieerd naar inwoners en bedrij­ven;

    • f.

      per aansluitpunt het aantal hectare verhard oppervlak waarvan het afvloeiend hemelwater wordt afgevoerd via het openbaar riool;

    • g.

      gegevens over de in het kader van beheer en onderhoud van het rioolstelsel te ondernemen activiteiten.

  • 2. De aanvraag om de aansluitvergunning maakt deel uit van de vergun­ning, voor­zover dat in de vergunning is aangegeven.

  • 3. De aanvraag alsmede de in het eerste lid bedoelde gegevens worden in zeven­voud verstrekt.

Artikel 4 Gegevensverstrekking op verzoek

  • 1. Op verzoek van het college verstrekt de houder van een aan­sluit­vergunning aan het college alle hem ter beschikking staande informatie voorzover deze van belang kan worden geacht voor de bescherming van de in artikel 2, derde lid, genoemde belangen.

  • 2. Indien door de samenstelling en/of hoeveelheid van het afvalwater, dat vanuit het openbaar riool in het zuiveringtechnisch werk wordt gebracht, een versto­ring van de doelmatige werking van het betreffen­de zuiveringtechnisch werk optreedt of dreigt op te treden en/of nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlakte­water ontstaan of dreigen te ontstaan, is de houder van de aansluit­vergunning verplicht op verzoek van het college onverwijld de gegevens te verstrekken die nodig zijn om de oorzaken hiervan te achterhalen.

  • 3. In gevallen, als bedoeld in het tweede lid, kan het college de houder van de aansluitvergunning in ieder geval opdracht geven opgave te doen van hetzij direct hetzij indirect op het openbaar riool aangesloten bedrijven en instellingen.

  • 4. De in het derde lid bedoelde opgave kan de volgende gegevens betref­fen:

    • a.

      naam en adres van de bedrijven of instellingen;

    • b.

      aard en omvang van elk bedrijf of instelling afzonderlijk;

    • c.

      vermelding van de aard en samenstelling van het afvalwater en een raming van de jaarlijks te lozen hoeveelheden afvalstoffen;

    • d.

      afschrift van reeds verleende vergunningen of ontheffingen krachtens de Wet milieubeheer dan wel afschrift van een melding als bedoeld in artikel 8.41 van de Wet milieubeheer voorzover deze (mede) betrekking hebben op het lozen van afvalwater op het openbaar riool;

    • e.

      aanduiding van de aansluiting(en) per bedrijf of instelling op een riolerings­kaart.

Artikel 5 Doorvertaling van voorschriften

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, derde lid, kunnen in de aansluitvergunning voorschriften worden gesteld ten aanzien van het bren­gen van afvalstoffen vanuit het openbaar riool op het zuivering­technisch werk:

    • a.

      ter verzekering van de nakoming van voorschriften, die in een vergunning op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wet verontrei­niging oppervlaktewate­ren zijn gesteld voor het brengen van afvalwa­ter vanuit het zuiveringtechnisch werk op oppervlaktewater;

    • b.

      ter bescherming van de doelmatige werking van de zuivering­technische werken; en

    • c.

      met het oog op de realisering van de op het ontvangende opper­vlaktewater van toepassing zijnde kwaliteitsdoelstellingen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorschriften kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      het stellen van emissiegrenswaarden voor daarbij aan te wijzen stoffen;

    • b.

      het stellen van signaleringswaarden voor daarbij aan te wijzen stoffen.

  • 3. Voor zover de houder van de aansluitvergunning ter zake bevoegd is, houdt hij bij het stellen van voorschriften en nadere eisen krachtens de Wet milieubeheer in ieder geval rekening met de grens­waarden en signaleringswaarden, als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 6 Overschrijding grens- of signaleringswaarden

  • 1. Indien bij het brengen van afvalwater vanuit het openbaar riool op het zuivering­technisch werk een in de aansluitvergunning opgenomen grenswaarde en/of signaleringswaarde als bedoeld in artikel 5, tweede lid, stelselmatig wordt over­schreden, doet het college hiervan schrifte­lijk melding aan de houder van de aansluitvergunning.

  • 2. Indien door het college een melding, als bedoeld in het eerste lid, is gedaan, kan aan de houder van de aansluitvergunning in ieder geval de verplichting wor­den opgelegd om door middel van het stellen van voor­schriften en/of nadere eisen ten aanzien van nieuw aan te sluiten lozingen op het openbaar riool of ten aanzien van wijzigingen van bestaande lozin­gen, een toename van de geconsta­teerde overschrij­ding van de betreffende grenswaarde en/of signaleringswaarde te voorkomen.

Artikel 7 Onderzoeksverplichting

  • 1. In gevallen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, kan aan de houder van de aansluit­vergunning de verplichting worden opgelegd om onder­zoek te verrichten naar de oorzaken van de overschrijdingen en naar de mogelijkhe­den om de overschrijdin­gen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.

  • 2. In de aansluitvergunning kunnen met betrekking tot daarbij aan te geven grens­waarden, signaleringswaarden en afvalstoffen voorschriften worden gesteld ten aanzien van het onderzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. In de voorschriften, als bedoeld in het tweede lid, kan worden bepaald dat het college nadere eisen kan stellen met betrekking tot:

    • a.

      de termijn waarbinnen en de wijze waarop het onderzoek dient te worden uitgevoerd;

    • b.

      de termijn waarbinnen en de wijze waarop de resultaten van het onderzoek aan het college dienen te worden overgelegd.

  • 4. De houder van de aansluitvergunning is verplicht op basis van de resultaten van het onderzoek maatregelen te treffen teneinde de overschrij­dingen, als bedoeld in het eerste lid, ongedaan te maken, te beperken of te voorkomen. In de aan­sluitvergunning kunnen voor­schriften worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop en de termijn waarbinnen bedoelde maatrege­len dienen te worden uitge­voerd.

Artikel 8 Voorbereidingsprocedure

  • 1. Het college stelt in ieder geval de navolgende overheidsorga­nen in de gele­genheid hem van advies te dienen met betrekking tot het ontwerp van de be­schikking op een aanvraag tot verlening of wijziging van een aansluitvergunning alsmede met betrekking tot het voornemen tot het ambtshalve verlenen, wijzigen of intrekken van een aansluit­vergunning:

    • a.

      de ter plaatse bevoegde Inspecteur van het staatstoezicht op de Volksge­zondheid belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu;

    • b.

      indien vanuit het zuiveringtechnisch werk waarop is of wordt aangesloten afvalwater wordt gebracht op een oppervlaktewater ten aanzien waarvan het waterschap niet is belast met de zorg voor het waterkwaliteits­beheer, het openbaar lichaam dat met dit beheer is belast.

  • 2. De beschikking tot verlening, wijziging of intrekking van een aan­sluitvergunning of tot weigering daarvan wordt schriftelijk medege­deeld aan de Inspecteur van het staatstoezicht op de Volksgezondheid belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu en het openbaar lichaam.

Artikel 9 Toezicht en strafbepaling

  • 1. De door het college aangewezen ambtenaren, belast met het toe­zicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, zijn bevoegd, voor­zover dit redelijkerwijs voor de vervul­ling van hun taak noodzakelijk is:

    • a.

      het afvalwater dat in een openbaar riool wordt getransporteerd direct vooraf­gaande aan het brengen van dit afvalwater op een zuivering­technisch werk te meten alsmede monsters daarvan te nemen;

    • b.

      zich te doen vergezellen door personen, die daartoe door hen zijn aangewe­zen alsmede de benodigde apparatuur mede te bren­gen.

  • 2. De houder van de aansluitvergunning is verplicht aan voornoemde ambtenaren alle medewerking te verlenen die deze met het oog op de vervul­ling van hun taak behoeven.

Artikel 10 Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van bij of krachtens deze verordening gestelde voor­schriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroorde­ling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

Artikel 11 Overgangsbepaling

Een aansluitvergunning, verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een aansluitvergunning in de zin van deze verordening.

Artikel 12 Inwerkingtreding; citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2005 en vervangt de Aansluitverordening, zoals vastgesteld door de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland op 16 april 1997.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als de “Aansluitverordening Rijnland 2005”.

Ondertekening

Leiden, 19 januari 2005