Reglement van Orde voor het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland 2005

Geldend van 31-03-2005 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 31-01-2005

Intitulé

Reglement van Orde voor het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland 2005

Het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland;

Gezien het voorstel van de voorbereidingscommissie d.d. 24 december 2004;

Gelet op artikel 16 van het Reglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

Besluit:

Vast te stellen het:

Reglement van orde voor het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden Rijnland 2005

Aanhef

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    Rijnland: het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • b.

    Reglement: het Reglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • c.

    college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland;

  • d.

    voorzitter: de dijkgraaf van Rijnland of degene die hem op aanwijzing van het college vervangt;

  • e.

    hoogheemraad: een ander lid van het college als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Reglement;

  • f.

    secretaris: de secretaris-algemeen directeur van Rijnland of degene die hem op aanwijzing van het college vervangt;

  • g.

    Algemene Vergadering: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 8 van het Reglement;

  • h.

    vergadering: een bijeenkomst van het college, voor zover niet het tegendeel blijkt;

  • i.

    leden: de dijkgraaf en hoogheemraden.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde gedurende de vergadering;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De voorzitter verleent het woord, formuleert de conclusies waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemmingen mede.

Artikel 3 De secretaris

  • 1. De secretaris is aanwezig in de vergadering.

  • 2. De secretaris kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

  • 3. De secretaris kan zich bij de vervulling van zijn taak doen bijstaan door één of meer ambtenaren.

Hoofdstuk II De vergaderingen

Paragraaf II.1 Tijd van vergaderen; voorbereiding

Artikel 4 Vergaderfrequentie

  • 1. Het college vergadert in het algemeen eenmaal in de twee weken en stelt per kalenderjaar een vergaderschema vast.

  • 2. Voorts vergadert het college indien de voorzitter dit nodig oordeelt of ten minste twee andere leden van het college daarom verzoeken.

Artikel 5 Oproep; agenda

  • 1. De voorzitter stelt met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, dag, plaats en tijdstip van de vergadering vast. Hij roept de leden schriftelijk op.

  • 2. De voorzitter en secretaris stellen de agenda op.

  • 3. De agenda en de bijbehorende stukken en voorstellen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, gelijktijdig met de oproeping tenminste drie dagen voorafgaand aan de vergadering aan de leden toegezonden.

Artikel 6 Ter inzage legging stukken

  • 1. De stukken welke dienen ter toelichting van de voorstellen en niet in kopie aan de leden worden toegezonden, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden in het Rijnlandshuis ter inzage gelegd. Indien ná dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2. De leden kunnen de ter inzage gelegde stukken inzien vanaf de dag dat de agenda waarop het onderwerp is vermeld, is verzonden, tot na afloop van de vergadering waarin de behandeling van het onderwerp is voltooid.

Paragraaf II.2 Orde van de vergadering

Artikel 7 Verhindering

  • 1. Indien een lid verhinderd is om de vergadering bij te wonen, brengt hij dit zo spoedig mogelijk ter kennis van de secretaris.

  • 2. Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst.          

Artikel 8 Opening vergadering

  • 1. De vergadering van het college wordt niet geopend voordat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3. Op de vergadering als bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het college kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van de zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 9 Openbaarheid; toelating tot de vergadering van anderen dan de leden van het college

  • 1. De vergaderingen van het college zijn niet openbaar.

  • 2. De voorzitter kan, met instemming van het college, ook andere ambtenaren dan de secretaris of andere daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende personen toelaten tot de vergadering teneinde deel te nemen aan de beraadslaging.

  • 3. Op degene die op grond van het tweede lid is toegelaten tot de vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 10 Behandeling onderwerpen

  • 1. De voorzitter brengt de te behandelen onderwerpen in de op de agenda aangekondigde volgorde in behandeling. Het college kan besluiten van die volgorde af te wijken.

  • 2. Onderwerpen die niet op de agenda zijn vermeld, kunnen op voorstel van de voorzitter terstond in behandeling worden genomen, tenzij het college anders beslist.

  • 3. Indien het college daarmee instemt kan de voorzitter de behandeling van aangelegenheden, voorstellen of verslagen verdagen tot een volgende vergadering.

Artikel 11 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid voert niet het woord zonder daartoe van de voorzitter toestemming te hebben verkregen.

  • 2. De voorzitter verleent het woord in een door hem te bepalen volgorde. Van deze volgorde kan worden afgeweken wanneer het woord wordt gevraagd over een persoonlijk feit, over de vaststelling van een vraagpunt of over het indienen van een voorstel van orde.

Artikel 12 Interrupties, verstoring en handhaving orde

  • 1. Een spreker mag niet in zijn rede worden gestoord, tenzij de voorzitter hem aan de naleving van het reglement van orde moet herinneren. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

  • 2. De voorzitter kan het woord ontnemen aan een spreker die, na tot de orde te zijn geroepen, voortgaat van het in beraadslaging zijnde onderwerp af te wijken of op welke andere wijze dan ook de orde te verstoren.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde, of zo daar anderszins naar zijn oordeel aanleiding toe bestaat, de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen of sluiten.

Artikel 13 Einde beraadslaging

Indien de voorzitter of één van de andere leden menen dat een naar voren gebracht agendapunt voldoende is toegelicht, kan hij de sluiting van de beraadslaging voorstellen.

Paragraaf II.3 Procedures bij stemming

Artikel 14 Stemverbod; stemverplichting

  • 1. Een lid neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hemzelf, zijn echtgenoot, echtgenote of partner of zijn bloed- of aanverwanten tot de tweede graad ingesloten, rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als gemachtigde is betrokken.

  • 2. Een benoeming of aanbeveling gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 3. Bij een stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

Artikel 15 Stemquorum

  • 1. Een stemming is alleen geldig indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en aan de stemming mag deelnemen, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing in een vergadering als bedoeld in artikel 8, tweede lid, voorzover het onderwerpen betreft die in de daaraan voorafgaande en ingevolge artikel 8, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 16 Besluitquorum

  • 1. Voor het totstandkomen van een besluit bij stemming wordt de meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2. De leden die zich niet verenigd hebben met een genomen besluit kunnen dit in de notulen laten opnemen, eventueel onder bijvoeging van de redenen.

Artikel 17 Stemverplichting

  • 1. Nadat de beraadslaging gesloten is verklaard, gaat het college over tot stemming, tenzij geen van de leden stemming verlangt.

  • 2. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd is het aangenomen.

  • 3. De stemming over personen voor het doen van benoemingen of aanbevelingen geschiedt bij schriftelijke stemming.

  • 4. De stemming over zaken geschieden bij handopsteken, tenzij de voorzitter of een van de leden hoofdelijke stemming verlangt.

Artikel 18 Stemming over wijzigingen en onderdelen

  • 1. Indien op enig voorstel wijzigingen zijn voorgesteld, gaat de stemming daarover vooraf aan die over het oorspronkelijke voorstel, met dien verstande dat over het voorstel met de naar het oordeel van de voorzitter meest vergaande strekking het eerst wordt gestemd.

  • 2. Wanneer een voorstel in onderdelen is gesplitst, wordt eerst over de onderdelen en daarna over het voorstel in zijn geheel gestemd.

Artikel 19 Mondelinge stemming

  • 1. Bij mondelinge stemming wordt de stem uitgebracht door het uitspreken van het woord "voor" of "tegen", zonder bijvoeging van redenen.

  • 2. De stemming geschiedt zodanig dat door de voorzitter het laatste wordt gestemd.

  • 3. Indien de vergadering niet voltallig is, wordt bij staking van de stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 4. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in de in het tweede lid bedoelde volgende vergadering, is de stem van de voorzitter bepalend.

  • 5. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden, voorzover zij aan de stemming mogen deelnemen, hun stem hebben uitgebracht.

Artikel 20 Schriftelijke stemming

  • 1. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het college kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 2. De opneming van stemmen geschiedt door de secretaris.

  • 3. De secretaris leest de inhoud van de stembriefjes hardop voor, doet hiervan aantekening en deelt vervolgens de uitslag hardop mee.

  • 4. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • een blanco ingevuld stembriefje;

    • een ondertekend stembriefje;

    • een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • een stembriefje waarbij op een ander persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 5. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.

  • 6. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming tussen die personen die een gelijk aantal stemmen hebben behaald, uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 7. Indien bij een tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

  • 8. Na afloop van de stemming vernietigt de secretaris de stembriefjes.

  • 9. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het college, op voorstel van de voorzitter.

Hoofdstuk V Overige bepalingen

Artikel 21 Notulen

  • 1. Tijdens elke vergadering worden zoveel mogelijk de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 2. De leden hebben het recht een voorstel tot verandering te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen besloten is.

  • 3. De notulen moeten in elk geval inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest en de besluiten die ter zake zijn genomen;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de leden die het woord voerden;

    • d.

      in voorkomende gevallen een overzicht van het verloop van de stemming, met een vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die niet aan de stemming hebben deelgenomen;

    • e.

      in voorkomende gevallen bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van de personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 9 is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 4. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de secretaris.

  • 5. De vastgestelde notulen wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • 6. Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de notulen wordt de Algemene Vergadering een besluitenlijst toegezonden met daarin een korte beschrijving van de inhoud van de voorstellen en de terzake genomen besluiten.

  • 7. De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de secretaris en vastgesteld door de voorzitter.

Artikel 22 Vragenrecht

Voor de sluiting van de vergadering geeft de voorzitter de gelegenheid tot het doen van mededelingen en het stellen van vragen.

Artikel 23 Waarneming

  • 1. In de laatste vergadering van een kalenderjaar wijst het college een hoogheemraad aan, die de voorzitter in het daaropvolgende kalenderjaar bij diens afwezigheid of ontstentenis vervangt en als zodanig de titel waarnemend dijkgraaf heeft.

  • 2. Tegelijk met aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, wijst het college een hoogheemraad aan die de dijkgraaf en de waarnemend dijkgraaf bij hun gezamenlijke afwezigheid of ontstentenis vervangt en als zodanig de titel tweede waarnemend dijkgraaf heeft.

  • 3. De hoogheemraad, die meer dan dertig dagen onafgebroken belast is geweest met de waarneming van de dijkgraaf, geniet gedurende de periode van de waarneming een bezoldiging gelijk aan die van de dijkgraaf.

Artikel 24 Portefeuilleverdeling

  • 1. In de eerste vergadering na de benoeming van hoogheemraden bij de aanvang van een nieuwe zittingstermijn en na tussentijdse benoeming van de voorzitter of een hoogheemraad en voorts wanneer daartoe anderszins aanleiding bestaat, stelt het college een verdeling van de portefeuilles van de leden vast.

  • 2. Bij de verdeling van de portefeuilles wordt gestreefd naar een zo evenwichtig mogelijke taakverdeling tussen de leden.

  • 3. Tegelijk met de vaststelling van de verdeling van de portefeuilles als bedoeld in het tweede lid, wijst het college voor elke portefeuille of onderdeel daarvan een waarnemer aan.

  • 4. Tijdens de vergaderingen van het college ligt de desbetreffende portefeuillehouder het voorstel desgewenst nader toe.

  • 5. Tijdens de vergaderingen van de Algemene Vergadering voert de desbetreffende portefeuillehouder namens het college het woord over de tot zijn portefeuille behorende onderwerpen. Indien een onderwerp tot meer dan één portefeuille behoort, wijst het college een van de portefeuillehouders als woordvoerder aan.

Artikel 25 Discussie, afwijkend standpunt

  • 1. Discussie tussen leden dient plaats te vinden in de vergadering van het college.

  • 2. Als een lid zich niet met een bepaald voorstel aan de Algemene Vergadering kan verenigen, dient dit standpunt alsmede de redenen daarvoor op zijn verzoek in het voorstel te worden aangegeven.

  • 3. Indien een lid tijdens de vergadering van de Algemene Vergadering een nadere uitleg wil geven over zijn standpunt als bedoeld in het tweede lid, dient hij dit tijdens de vergadering van het college aan te kondigen.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 26 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement beslist het college op voorstel van de voorzitter zo mogelijk overeenkomstig het bepaalde in het reglement van orde voor de Algemene Vergadering.

Artikel 27 Inwerkingtreding; vervanging reglementen; citeertitel

  • 1. Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2005 en vervangt:

    • het Reglement van orde van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland, zoals vastgesteld bij besluit van genoemd college van 13 februari 1952;

    • het Reglement van orde van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap De Oude Rijnstromen, zoals vastgesteld bij besluit van genoemd college van 29 augustus 1994;

    • het Reglement van orde van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Groot-Haarlemmermeer, zoals vastgesteld bij besluit van genoemd college van 22 juni 1995;

    • het Reglement van orde van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Wilck en Wiericke, zoals vastgesteld bij besluit van genoemd college van 8 januari 1999.

  • 2. Dit reglement kan worden aangehaald als het “Reglement van orde voor het college van dijkgraaf en hoogheemraden Rijnland 2005”.

  • Leiden, 11 januari 2005