Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Kampen

Geldend van 29-10-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Kampen

De raad van de gemeente Kampen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 september 2010;

gelet op artikel 140 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 134 van de Wet op de expertisecentra en artikel 96g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

gelet op de artikelen XIII , XV en XVII van de Wet dualisering gemeentelijke medebewinds-bevoegdheden;

Gelet op artikel 5 van de Gemeentewet;

Gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen de volgende

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Kampen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen;

  • b.

    schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • c.

    school: school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs;

    • -

      school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

    • -

      school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

    • -

      school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

  • d.

    nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • e.

    voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

  • f.

    aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

  • g.

    indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

  • h.

    toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • i.

    tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • j.

    subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet, dat beschikbaar is voor een voorziening, of een aanvullende voorziening;

  • k.

    subsidieverlening: de beschikking van het college waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag voor een voorziening of een aanvullende voorziening

  • l.

    feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • m.

    subsidievaststelling: een beschikking zoals bedoeld in artikel 4:42 van de wet;

  • n.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1.

    De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan het college. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 3.

    Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1.

    Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2.

    Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 juli zendt het college aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending.

Hoofdstuk 2 Procedures

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

Artikel 6 Indiening aanvraag

  • 1.

    Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    De aanvraag vermeldt:

    • a. naam en adres van het schoolbestuur;

    • b. de dagtekening;

    • c. de gewenste voorziening;

    • d. de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

    • e. een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 3.

    Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen. 

Artikel 7 Beslissingstermijn

  • 1.

    Het college besluit binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door het college schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden voor de verlenging aan.

  • 3.

    Het college stelt binnen twee weken na de datum van de beschikking op de aanvraag het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis. 

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 9 Indiening aanvraag

  • 1.

    Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij het college.

  • 2.

    Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.  

Artikel 10 Beslissingstermijn

Het college besluit binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Het college weigert de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening zoals bedoeld in artikel 3 is;

  • b.

    niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria

Paragraaf 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening; intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1.

    De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening;

    • b.

      een subsidieverlening;

    • c.

      een subsidievaststelling.

  • 2.

    De beschikking bevat:

    • a.

      a. het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      b. de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling bevat voorts:

    • a.

      het bedrag van de subsidie of, indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag niet vermeldt, het bedrag waarop de subsidie ten hoogste wordt vastgesteld;

    • b.

      het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat het college een voorschot verleent;

    • c.

      voor zover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college.

    • d.

      de bepaling dat de wet van toepassing is en voor zover van belang welke afzonderlijke bepalingen of afwijkingen hierop van kracht zijn.

  • 4.

    De betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.  

Artikel 13 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening

  • 1.

    Na een beschikking tot subsidieverlening dient het schoolbestuur uiterlijk acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Het college stelt de subsidie ambtshalve vast indien de aanvraag achterwege blijft.

  • 2.

    Bij de aanvraag toont het schoolbestuur aan dat de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen als genoemd in artikel 12 zijn nagekomen.

  • 3.

    Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stelt het college de subsidie ambtshalve vast. 

Artikel 14 Subsidievaststelling volgend op verlening

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na de indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 13 of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

  • 2.

    Het college betaalt het subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten, overeenkomstig de subsidievaststelling. De betaling vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats. 

Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking; terugvordering

Ten aanzien van het beleid tot intrekking, wijziging, stopzetting of verlaging van de afgegeven subsidiebeschikking dan wel terugvordering van gegeven subsidie is titel 4:2 van de wet van toepassing.

Artikel 16 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 17 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 18 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 19 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Kampen.

  • 2.

    De verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking in het gemeenteblad en werkt terug tot 1 januari 2010. 

Ondertekening

 Besloten in de vergadering van 21-10-2010.

Bijlage 'Voorzieningen t.b.v. energiebesparing en binnenmilieu in scholen voor (speciaal) basisonderwijs en speciaal (voortgezet) onderwijs' (EBA voorzieningen).

  • I

    Aanduiding van de voorziening

    Het bevoegd gezag van een school kan een aanvraag indienen voor één of meer van de volgende voorzieningen gericht op energiebesparing of verbetering van het binnenmilieu:

     

    Verbetermaatregel

    1

    Vervangen van enkel glas door HR glas

    2

    Isoleren van plat dak

    3

    Isoleren van hellend dak

    4

    Vervangen van een conventionele Cv-ketel door HR-CV-ketel

    5

    Plaatsen van thermosstatische radiatorkranen

    6

    Plaatsen van een mechanisch luchttoe- en afvoersysteem met WTW

    7

    Plaatsen van een (wand) CO2 indicator

    8

    Plaatsen van buitenzonwering op zonbelaste gevels

    9

    Vervangen van conventionele TL’s door HF spiegelarmaturen

    10

    Aanbrengen van daglichtafhankelijke (dim) regeling

  • II

    Indieningdatum

    De aanvraag dient te worden ingediend binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit op de wijze zoals voorgeschreven in artikel 140, vierde lid WPO en artikel 134, vierde lid WEC.

  • III

    Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

    Deze bijlage is van toepassing voor de periode vanaf de bekendmaking van dit besluit tot 31 december 2010.

  • IV

    Toekenningcriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening

    Voor alle voorzieningen gelden de volgende algemene toekenningcriteria:

    • 1.

      De scholen c.q. gevraagde voorzieningen dienen te voldoen aan de randvoorwaarden die gesteld worden in de Regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair onderwijs 2009 van 11 september 2009, Staatscourant 13525.

    • 2.

      De gevraagde voorzieningen moeten blijkens een als bijlage bij de aanvraag gevoegd Energie en Binnenmilieu Advies (EBA) dat voldoet aan de voorwaarden die daaraan gesteld zijn in de Regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair onderwijs 2009 van 11 september 2009, Staatscourant 13525 nodig of wenselijk zijn.

    • 3.

      Voor voorzieningen waarvoor in het bijgaande overzicht “aanvullende criteria, co-financieringsbronnen, bekostigingsplafonds en prioriteitscriteria” het schoolbestuur als co financier wordt aangewezen verklaart het schoolbestuur zich door indiening van de aanvraag ermee akkoord om de toegekende voorziening aan te vullen met 40 % van de in de Regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair onderwijs 2009 van 11 september 2009, Staatscourant 13525 genoemde normvergoedingen.

  • IVa

    Schoolsoort

    De voorzieningen staan open voor scholen voor basisonderwijs en scholen en voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

  • IVb

    Voorziening staat niet open voor een nevenvestiging van een hoofdvestiging in een andere gemeente

    Voor nevenvestigingen op het grondgebied van deze gemeente staat de voorziening open indien de hoofdvestiging van de school, gelegen in een andere gemeente, in die gemeente geen aanspraak kan maken op deze zelfde voorzieningen, onafhankelijk van de vraag of deze aanspraken ook daadwerkelijk worden gehonoreerd.

  • IVc

    Hoofdgebouw/ dislocatie/ nevenvestiging

    De voorziening staat uitsluitend open voor (delen van) hoofdgebouwen, dislocaties en nevenvestigingen met een permanente bouwaard, waarvan de opleveringsdatum is gelegen vóór 31 december 2003. De voorziening staat niet open voor een nevenvestiging die niet is gelegen op het grondgebied van deze gemeente.

  • IVd

    Overige voorwaarden op basis waarvan het schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening

    Voor de voorzieningen genoemd onder 1, 2, 3 en 5 geldt dat deze alleen worden toegekend als voor hetzelfde schoolgebouw de volgende respectievelijke huisvestingsvoorzieningen o.g.v. de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs zijn geplaatst op het programma 2009 of 2010. In geval van plaatsing op het programma 2009 moet het nog feitelijk mogelijk zijn om aan de criteria van de Regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair onderwijs 2009 van 11 september 2009, Staatscourant 13525 te voldoen.

    nr

    Aangevraagde voorziening

    Toegekende huisvestingsvoorziening

    1

    Vervangen van enkel glas door HR glas

    Vervangen buitenkozijnen

    2

    Isoleren van plat dak

    Vervangen dakbedekking

    3

    Vervangen dakbedekking

    Isoleren van hellend dak

    5

    Plaatsen van thermosstatische radiatorkranen

    Vervangen radiatoren

    • -

      door het indienen van een aanvraag verklaart het schoolbestuur de gevraagde eenheden van de gevraagde maatregelen daadwerkelijk te realiseren vóór 31 december 2010, ongeacht de daadwerkelijke kosten van deze maatregelen.

    • -

      Door het indienen van de aanvraag verklaart het schoolbestuur alle inlichtingen te zullen verstrekken en in goed overleg met de gemeente alle handelingen te zullen verrichten die noodzakelijk zijn om realisatie op uiterlijk 31 december 2010 te bewerkstellingen.

    Andere eventuele specifieke voorwaarden per deelvoorziening staan vermeld in het bijgevoegde overzicht “aanvullende criteria, co-financieringsbronnen, bekostigingsplafonds en prioriteitscriteria” .

  • V

    Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid

    Zie overzicht “aanvullende criteria, co financieringsbronnen, bekostigingsplafonds en prioriteitscriteria”

  • VI

    Subsidieplafond

    Zie overzicht “aanvullende criteria, co financieringsbronnen, bekostigingsplafonds en prioriteitscriteria”

  • VIa

    Voor deze voorziening wordt een subsidieplafond gehanteerd

    Zie overzicht “aanvullende criteria, co financieringsbronnen, bekostigingsplafonds en prioriteitscriteria”

  • VIb

    Verdelingsregels

    Zie overzicht “aanvullende criteria, co financieringsbronnen, bekostigingsplafonds en prioriteitscriteria”

    Het overzicht met aanvullende criteria waarnaar hierboven wordt verwezen maakt een integraal onderdeel uit van deze aanvullende voorziening.

Overzicht aanvullende criteria, co financieringsbronnen, bekostigingsplafonds en prioriteitscriteria”

De staatssecretaris van onderwijs en wetenschap heeft een beschikking afgegeven op onze subsidieaanvraag voor het verbeteren van het binnenklimaat van schoolgebouwen. Het gaat hier om een bedrag van P 325.443,--. Dit is de maximale toekenning op grond van de subsidieregeling. Voor dit bedrag kunnen 8 scholen worden aangepakt. Deze toekenning houdt in dat aan cofinanciering een bedrag van P 210.295,-- (40%) moet worden besteed aan dit project. De scholen en de gemeente dragen elk voor de helft bij aan deze cofinanciering.

De gemeente Kampen heeft evenwel een subsidieaanvraag ingediend tot 125% van het bedrag dat in de rijksregeling wordt genoemd. Wanneer blijkt dat het landelijke budget op 1 mei 2010 nog niet is uitgeput, worden de resterende middelen herverdeeld. In dat geval kunnen boven op het aantal van 8 nog 1 of 2 scholen profiteren van deze regeling. De staatssecretaris neemt hierover na 1 mei 2010 een besluit.

Provinciale bijdrage

Inmiddels heeft de provincie Overijssel besloten om voor het verbeteren van het binnenmilieu in de basisscholen ook een duit in het zakje te doen. De provincie verleent subsidie aan gemeenten voor activiteiten waarvoor een subsidie is ontvangen op grond van de rijksregeling. Onder overlegging van de subsidiebeschikking(en) van het Rijk verleent de provincie 1/3 gedeelte van dit subsidiebedrag. Zodra de herverdelingsbeschikking van het Rijk is ontvangen zullen beide beschikkingen ter verzilvering worden doorgestuurd aan de provincie. Het provinciale subsidie zal gelijkelijk ten goede komen aan de cofinancierende partijen.

Financiën

In het onderstaande staatje geven we een overzicht van de scholen die in de subsidieaanvraag zijn opgenomen en het maximale bedrag dat beschikbaar is voor het nemen van maatregelen.

 

 

Aantal

subsidiabele

Totaal

60% rijk

bijdrage

bijdrage

bijdrage

 

 

lokalen

maatregelen voor

genormeerde

 

provincie

school

gemeente

 

 

 

LBH WTW

CO2 ind

projectkosten

 

 

 

 

1

Dirk van Dijkschool

11

82.500

2.200

84.700

50.820

16.940

8.470

8.470

2

De Groenling

8

60.000

1.600

61.600

36.960

12.320

6.160

6.160

3

Koningin Emmaschool

8

60.000

1.600

61.600

36.960

12.320

6.160

6.160

4

De Morgenster

14

105.000

2.800

107.800

64.680

21.560

10.780

10.780

5

De Fontein

8

60.000

1.600

61.600

36.960

12.320

6.160

6.160

6

Ds. J. Schinkelshoekschool

5

37.500

1.000

38.500

23.100

7.700

3.850

3.850

7

Willem Alexanderschool

8

60.000

1.600

61.600

36.960

12.320

6.160

6.160

8

Oranjeschool

5

37.500

1.000

38.500

23.100

7.700

3.850

3.850

 

 

 

 

 

515.900

 

 

 

 

9

Rehobothschool IJsselm.

10

75.000

2.000

77.000

46.200

15.400

7.700

7.700

 

 

 

 

 

592.900

 

 

 

 

10

Eben-Haëzerschool

8

60.000

1.600

61.600

36.960

12.320

6.160

6.160

 

 

 

 

 

654.500

 

 

 

 

(Overzicht onder voorbehoud van definitieve subsidiebeschikkingen)

Toelichting (algemeen)

Artikel 3 Aanvullende voorzieningen 

Eerste lid

 

In dit artikel wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die de wet biedt aan het college om deze verordening tijdelijk aan te vullen met een of meerdere voorzieningen (art. 140, vierde lid WPO of art. 134, vierde lid WEC).

 

De wet zelf bepaalt vervolgens dat de gemeenteraad binnen 12 weken na het besluit van het college om de verordening tijdelijk aan te vullen, beslist over de bekrachtiging ervan. Indien de gemeenteraad niet binnen 12 weken beslist, wordt de aanvulling gelijkgesteld met een aanvulling die is bekrachtigd. Een afwijzing door de gemeenteraad van een dergelijke aanvulling, heeft geen gevolgen voor aanvragen waarop reeds is beslist of die reeds zijn ingediend en die voorzieningen betreffen waarop de aanvulling betrekking heeft. Op het moment dat bekrachtiging door de raad heeft plaatsgevonden of de termijn van 12 weken is verstreken, wordt de aanvullende voorziening opgenomen in de bijlage bij de verordening.

 

Naast vorenstaande procedure bepaalt de wet dat de aanvulling binnen een week na het besluit van het college om de verordening tijdelijk aan te vullen, aan de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen moet worden gezonden.

 

Een aanvulling zoals bedoeld in artikel 3 is doorgaans bedoeld om in geval van calamiteiten snel een voorziening open te kunnen stellen. Vanwege de spoedeisendheid is er ten aanzien van deze voorziening geen indieningtermijn opgenomen. Nadat de gemeenteraad de voorziening heeft bekrachtigd of nadat de termijn van 12 weken is verstreken en de voorziening van rechtswege is bekrachtigd, kan de voorziening alleen nog worden aangevraagd via de reguliere aanvraagprocedure ex artikel 6. Immers, de aanvullende voorziening is na bekrachtiging door de raad (of nadat de termijn van 12 weken is verstreken) een reguliere voorziening geworden.

 

Het college kan, vanwege een spoedeisend belang, ook op verzoek van één of meer van de bevoegde gezagsorganen besluiten om de verordening aan te vullen met een voorziening. Een verplichting is dit echter niet. Het gaat om aanvullend gemeentelijk beleid. Een schoolbestuur kan dus niet afdwingen dat het college de verordening tijdelijk aanvult met een voorziening.

 

Tweede lid

 

Het tweede lid stelt dat het college dient aan te geven onder welke omstandigheden schoolbesturen in aanmerking kunnen komen voor de voorziening. Het ligt voor de hand dat hierbij het stramien van de bijlage wordt gevolgd. Op deze wijze kan, indien de raad de voorziening bekrachtigt, op relatief eenvoudige wijze de voorziening worden ingepast in de verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Ad I

De maatregelen genoemd in de rijksregeling worden hier opgesomd.

Ad II

Aanvragen dienen te worden ingediend binnen zes weken na de bekendmaking van dit besluit.

Ad III

Deze aanvullende voorziening is geldig tot uiterlijk 31 december 2010.

Ad IV

Het geheel van criteria zoals geformuleerd onder IV, geeft de omstandigheden weer waarin de school moet verkeren om in aanmerking te komen voor de voorziening. Omwille van de overzichtelijkheid is een deel van de criteria, evenals de maximumbedragen en de subsidieplafonds per afzonderlijke maatregel, in een apart overzicht gezet.

Ad IVa

De voorziening staat alleen open voor scholen in de zin van de WPO en WEC. Scholen in de zin van de WVO kunnen immers zelf een aanvraag indienen bij het Rijk.

Ad IVb

Om dubbele aanspraak op subsidie te voorkomen staat de voorziening niet open voor nevenvestigingen op het grondgebied van andere gemeenten.

Ad IV c

Omdat het rijk gemeenten geen subsidie geeft voor gebouw(del)en opgeleverd na 31 december 2003 worden deze gebouw(del)en ook van deze voorziening uitgesloten. Strikt genomen geldt deze voorwaarde ook reeds door toepasselijkverklaring van de voorwaarden van de rijksregeling, maar voor de duidelijkheid is deze bepaling hier herhaald.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling 

b Schoolbestuur

 

De begripsbepaling van het schoolbestuur omvat twee delen:

1. schoolbestuur van een in de gemeente gelegen school (openbaar en bijzonder); het begrip schoolbestuur omvat zowel het schoolbestuur van het openbaar als bijzonder onderwijs dat een in de gemeente gelegen school in stand houdt. Het schoolbestuur van de openbare school (al of niet door de gemeente in stand gehouden) dient dus ook op basis van de verordening aanvragen in te dienen.

2.  schoolbestuur van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging; is gelegen in een andere gemeente; de wet stelt dat nevenvestigingen voor de toepassing van de verordening vallen onder de verordening van de gemeente van hoofdvestiging (zie bijvoorbeeld artikel 140, zesde lid van de WPO). Dit betekent dat het schoolbestuur van een nevenvestiging die zich bevindt in de gemeente X, maar waarvan de hoofdvestiging is gelegen in de gemeente Y, in beginsel altijd voorzieningen kan aanvragen voor de nevenvestiging op basis van de verordening van de gemeente Y.

 

De gemeenteraad kan besluiten dat in de gemeente gelegen nevenvestigingen van scholen waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente, in aanmerking komen voor één of meer voorzieningen die via de verordening worden opengesteld. Dit betekent dat het schoolbestuur van de nevenvestiging ook in gemeente X voor één of meerdere voorzieningen een aanvraag op basis van de verordening van de gemeente X kan indienen. De raad kan per voorziening bepalen of de voorziening openstaat voor nevenvestigingen van een hoofdvestiging die zich bevindt in een andere gemeente. De raad heeft de mogelijkheid om dit in de bijlage per voorziening aan te geven.

 

d Voorziening

 

De voorzieningen die op grond van deze verordening kunnen worden aangevraagd, zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening. In de bijlage wordt een bepaald stramien gehanteerd aan de hand waarvan het begrip voorziening kan worden ingevuld. Het stramien kan worden gezien als een `checklist' voor het formuleren van voorzieningen en bestaat uit:

 

I aanduiding van de voorziening;

II indieningsdatum;

III tijdvak waarvoor de voorziening wordt toegekend;

IV  toekenningscriteria;

V wijze van toekenning;

VI  subsidieplafond.

Uit de beschrijving van een voorziening in de bijlage kan een schoolbestuur dus opmaken of het in beginsel in aanmerking komt voor een bepaalde voorziening en zo ja, op welke wijze de bekostiging vervolgens plaatsvindt.

De verordening is zo geredigeerd dat het college (behoudens de weigeringsgronden in de verordening zelf) op basis van de omschrijving van de voorziening bepaalt of een schoolbestuur al of niet in aanmerking komt voor een voorziening. De omschrijving van de omstandigheid kan dus ook elementen bevatten als levensvatbaarheid van de school; een bepaling dat een nevenvestiging van een in een andere gemeente gelegen school in aanmerking kan komen voor de voorziening of dat de voorziening alleen openstaat voor hoofdgebouwen, of juist alleen voor dislocaties etc.

f Aanvullende voorziening

De wet biedt de mogelijkheid dat de raad besluit dat het college de verordening tijdelijk kunnen aanvullen met nieuwe voorzieningen (zie b.v. artikel 140, vierde lid van de WPO). Binnen de modelverordening wordt het college deze mogelijkheid geboden.

g Indieningsdatum

De indieningsdatum die voor een voorziening geldt, is opgenomen bij de omschrijving van de voorziening in de bijlage. De indieningsdatum zal mede afhankelijk zijn van het tijdvak waarvoor de voorziening wordt toegekend. Het merendeel van de voorzieningen is gekoppeld aan het tijdvak `schooljaar'. Voor het tijdvak zal de aanvraagprocedure moeten zijn afgerond. Een indieningsdatum van 1 februari zal voor de meeste voorzieningen een adequate datum zijn. Met 1 februari wordt ruimte gegeven om de aanvraagprocedure af te handelen voor het begin van het schooljaar en wordt tevens voorzien in de mogelijkheid om aan te sluiten bij de gemeentelijke begrotingscyclus (zie verder de toelichting bij artikel 5).

h Toekenningscriteria

In de bijlage bij deze verordening worden als onderdeel van een voorziening de omstandigheden geformuleerd op basis waarvan bevoegde gezagsorganen in aanmerking kunnen komen voor toekenning van een voorziening. De omstandigheid waarin de school moet verkeren, is beschreven aan de hand van toekenningscriteria. Indien een schoolbestuur niet verkeert in de benoemde omstandigheid oftewel niet voldoet aan de toekenningscriteria voor een specifieke voorziening, komt het schoolbestuur niet in aanmerking voor de aangevraagde voorziening.

i Tijdvak

Het tijdvak is de periode waarvoor de voorziening wordt toegekend. De voorzieningen hebben in het algemeen te maken met activiteiten die een relatie hebben met het onderwijsproces waardoor de koppeling met het schooljaar voor de hand ligt. Het tijdvak zal dan één of meerdere schooljaren omvatten.

Voor sommige voorzieningen kan het echter wenselijk zijn om niet het schooljaar, maar het kalenderjaar als uitgangspunt te nemen. Deze mogelijkheid wordt geboden door in de verordening niet een vast tijdvak op te nemen, maar per voorziening het tijdvak vast te stellen. Het stramien van de bijlage biedt hiertoe de mogelijkheid. Bij de betreffende voorziening in de bijlage dient te worden aangegeven voor welk tijdvak de voorziening wordt toegekend. De indieningsdatum kan vervolgens op het tijdvak worden afgestemd.

j Subsidieplafond

Een toekenning van een voorziening in de vorm van financiële middelen, is een subsidie. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht bestaat de mogelijkheid om voor subsidies een subsidieplafond in te stellen. Dit instrument wordt in de verordening opgenomen om de beheersbaarheid van de uitgaven te bevorderen.

k Feitelijke beschikbaarstelling

Een voorziening kan in beginsel op twee wijzen ter beschikking worden gesteld. Ten eerste kan de voorziening in natura ter beschikking worden gesteld. In de verordening wordt in dit verband de term `feitelijke beschikbaarstelling' gehanteerd. Ten tweede kan de voorziening in de vorm van financiële middelen ter beschikking worden gesteld. Het gaat dan om een subsidievaststelling.

m Subsidievaststelling

Bij het beschikbaar stellen van financiële middelen gaat het altijd om een subsidie waarop, hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Met de subsidievaststelling ontstaat een definitieve aanspraak op de subsidie. De subsidie kan direct na een aanvraag van een schoolbestuur worden vastgesteld.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels 

Eerste lid

 

Met het oog op de beheersbaarheid van de uitgaven kan de gemeenteraad bepalen dat een subsidieplafond wordt vastgesteld voor bepaalde voorzieningen. De raad dient expliciet in de bijlage op te nemen of per voorziening een subsidieplafond wordt gehanteerd en wat de hoogte van het plafond is.

 

Het subsidieplafond per voorziening dient ertoe om te voorkomen dat bij veel aanvragen voor een bepaalde voorziening, de beschikbare begroting voor de voorziening in zijn totaliteit wordt overschreden. Door toepassing van een subsidieplafond kan de raad er ook expliciet voor kiezen om een ter beschikking te stellen bedrag lager te stellen dan feitelijk noodzakelijk is voor het realiseren van een voorziening. De bekostiging van de voorziening kan dan worden opgevat als een tegemoetkoming in de kosten of een stimuleringsmaatregel.

 

Indien de raad bepaalt dat voor een voorziening een subsidieplafond geldt, dienen ook verdelingsregels te worden opgesteld. In de toelichting op de bijlage wordt ingegaan op de mogelijke verdelingsregels.

 

Tweede lid

 

Om niet jaarlijks de verordening te moeten wijzigen omdat alleen de hoogte van het subsidieplafond verandert, kan de raad ervoor kiezen om het college de hoogte het subsidieplafond te laten vaststellen. De raad kan ook de wijze van verdelen opdragen aan het college. Indien de raad het vaststellen van het subsidieplafond en de verdeling voor een specifieke voorziening opdraagt aan het college, dient de bijlage bij de betreffende voorziening dit te bepalen.

 

Derde lid

 

Schoolbesturen dienen tijdig op de hoogte te zijn onder welke voorwaarden voorzieningen kunnen worden aangevraagd. Met deze bepaling zijn schoolbesturen zes weken voor de indieningsdatum op de hoogte welke subsidieplafonds en verdelingsregels worden gehanteerd. Deze bepaling volgt ook uit de Algemene wet bestuursrecht waarin wordt bepaald dat het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

Artikel 3 Aanvullende voorzieningen 

Eerste lid

 

In dit artikel wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die de wet biedt aan het college om deze verordening tijdelijk aan te vullen met een of meerdere voorzieningen (art. 140, vierde lid WPO of art. 134, vierde lid WEC en art. 96g, vierde lid WVO of art. 96h, vierde lid WVO).

 

De wet zelf bepaalt vervolgens dat de gemeenteraad binnen 12 weken na het besluit van het college om de verordening tijdelijk aan te vullen, beslist over de bekrachtiging ervan. Indien de gemeenteraad niet binnen 12 weken beslist, wordt de aanvulling gelijkgesteld met een aanvulling die is bekrachtigd. Een afwijzing door de gemeenteraad van een dergelijke aanvulling, heeft geen gevolgen voor aanvragen waarop reeds is beslist of die reeds zijn ingediend en die voorzieningen betreffen waarop de aanvulling betrekking heeft. Op het moment dat bekrachtiging door de raad heeft plaatsgevonden of de termijn van 12 weken is verstreken, wordt de aanvullende voorziening opgenomen in de bijlage bij de verordening.

 

Naast vorenstaande procedure bepaalt de wet dat de aanvulling binnen een week na het besluit van het college om de verordening tijdelijk aan te vullen, aan de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen moet worden gezonden.

 

Een aanvulling zoals bedoeld in artikel 3 is doorgaans bedoeld om in geval van calamiteiten snel een voorziening open te kunnen stellen. Vanwege de spoedeisendheid is er ten aanzien van deze voorziening geen indieningstermijn opgenomen. Nadat de gemeenteraad de voorziening heeft bekrachtigd of nadat de termijn van 12 weken is verstreken en de voorziening van rechtswege is bekrachtigd, kan de voorziening alleen nog worden aangevraagd via de reguliere aanvraagprocedure ex artikel 6. Immers, de aanvullende voorziening is na bekrachtiging door de raad (of nadat de termijn van 12 weken is verstreken) een reguliere voorziening geworden.

 

Het college kan, vanwege een spoedeisend belang, ook op verzoek van één of meer van de bevoegde gezagsorganen besluiten om de verordening aan te vullen met een voorziening. Een verplichting is dit echter niet. Het gaat om aanvullend gemeentelijk beleid. Een schoolbestuur kan dus niet afdwingen dat het college de verordening tijdelijk aanvult met een voorziening.

 

Tweede lid

 

Het tweede lid stelt dat het college dient aan te geven onder welke omstandigheden schoolbesturen in aanmerking kunnen komen voor de voorziening. Het ligt voor de hand dat hierbij het stramien van de bijlage wordt gevolgd. Op deze wijze kan, indien de raad de voorziening bekrachtigt, op relatief eenvoudige wijze de voorziening worden ingepast in de verordening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

De wet stelt dat het college verplicht is om jaarlijks een overzicht bekend te maken van de op grond van de verordening toegekende voorzieningen. Dit moet gebeuren in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. In de verordening is ervoor gekozen om de bevoegde gezagsorganen die vallen onder de reikwijdte van deze verordening, rechtstreeks te informeren over de op grond van de verordening toegekende voorzieningen. Hiermee wordt een praktische invulling gegeven aan de mogelijkheid om via ‘een andere geschikte wijze' het overzicht te publiceren.

 

In de praktijk kan dit erop neer komen dat in het kader van het reguliere overleg tussen de gemeente en de schoolbesturen een dergelijk overzicht wordt toegezonden.

 

Het college dient een overzicht te geven van voorzieningen die in de afgelopen 12 maanden zijn toegekend. Dit overzicht bevat:

- de ‘reguliere' voorzieningen die zijn toegekend voor het eerste daaropvolgende tijdvak (waarover immers in de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending, is beslist);

- eventuele aanvullende voorzieningen waarover in het afgelopen jaar is beslist.

 

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Op het moment dat de raad voor de eerste keer de verordening vaststelt, wordt tegelijkertijd in de bijlage bij de verordening een aantal voorzieningen opgenomen. De raad kan ten allen tijde de verordening wijzigen. Om richting schoolbesturen tijdig duidelijk te maken welke voorzieningen onder welke condities kunnen worden aangevraagd, is bepaald dat zes weken voor de indieningsdatum wijzigingen van de verordening (die leiden tot een wijziging met betrekking tot de voorzieningen) moeten worden bekendgemaakt.

 

Deze bepaling impliceert ook dat op het moment dat de raad aanvullende voorzieningen bekrachtigt en opneemt in de bijlage (en daarmee een wijziging van de verordening doorvoert), dit binnen zes weken voor de indieningsdatum moet worden bekendgemaakt. Indien een voorziening wordt toegevoegd, gewijzigd of ingetrokken, wordt feitelijk daarmee de bijlage bij de verordening aangepast waar de voorziening wordt genoemd. Aangezien de bijlage en de verordening zelf juridisch bezien een geheel vormen, dient een wijziging van de bijlage altijd opgevat te worden als een wijziging van de verordening.

 

Op basis van artikel 139 van de Gemeentewet dienen verordeningen bekend te worden gemaakt voordat deze rechtskracht verkrijgen. Dit artikel specificeert deze algemene bepaling in die zin dat de bekendmaking is gekoppeld aan de indieningsdatum. Hiermee wordt bereikt dat voorafgaand aan de aanvraagprocedure voor schoolbesturen duidelijk is welke voorzieningen onder welke voorwaarden kunnen worden aangevraagd. Indien voor een voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet noodzakelijk is en de raad wijzigt deze voorziening (of voegt een dergelijke voorziening toe), moet deze op basis van artikel 139 van de Gemeentewet bekend worden gemaakt voordat de wijzigingen rechtskracht verkrijgen.

Koppeling met gemeentelijke begrotingscyclus

 

De procedure van toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening kan worden gekoppeld aan het tijdstip van de behandeling van de gemeentebegroting. Er zijn drie verschillende scenario's denkbaar:

1. Tijdens de voorbereiding van de begroting worden gelijktijdig voorstellen ontwikkeld voor aanpassing van de verordening. De besluitvorming kan dan gelijktijdig met de begrotingsbehandeling plaatsvinden. Het college van burgemeester en wethouders kan daartoe een uitgewerkt voorstel (conform het stramien zoals dat wordt gehanteerd in de bijlage) indienen bij de raad waarna besluitvorming kan plaatsvinden.

2. Tijdens de begrotingsbehandeling wordt door de raad of door burgemeester en wethouders kenbaar gemaakt dat een wijziging van de verordening wenselijk is. In het algemeen lijkt het niet mogelijk dat de verordening tijdens dezelfde raadsvergadering nog wordt gewijzigd. In de regel zal dan in de eerstvolgende raadsvergadering de verordening worden gewijzigd. Om schoolbesturen tijdig de mogelijkheid te bieden om aanvragen voor te bereiden en in te dienen, is bepaald dat uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum de wijziging van de verordening wordt bekendgemaakt. De uiterste datum van bekendmaking van een wijziging zal in de regel medio december zijn (uitgaande van een indieningsdaturn van 1 februari).

3. Hoewel de algemene lijn is dat een wijziging van de verordening wordt behandeld in het kader van de gemeentebegroting waardoor de financiële consequenties van het eigen gemeentelijk beleid voor het onderwijs nadrukkelijk worden betrokken bij de afweging door de raad, wordt dit niet voorgeschreven. De raad kan ten allen tijde besluiten tot het wijzigen van de verordening. Wel dient de bepaling in acht te worden genomen dat zes weken voor de indieningsdatum, de wijziging moet zijn bekendgemaakt.

 

De raad kan op het moment dat de voorziening wordt gewijzigd of toegevoegd, bepalen dat een andere indieningsdatum wordt gehanteerd, eventueel alleen voor het eerste jaar. De andere datum wordt dan opgenomen in de bijlage bij de betreffende voorziening.

 

Het intrekken van een voorziening verdient extra aandacht. Het intrekken van een voorziening moet ‘tijdig' worden bekendgemaakt. Afhankelijk van bijvoorbeeld de duur van de subsidie, de bedragen en de consequenties voor schoolbesturen dient een redelijke termijn te worden gehanteerd. Als variant zou het zelfs wenselijk kunnen zijn om een afbouwregeling te treffen, in die zin dat in de loop van een aantal jaren steeds minder subsidie ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 6 Indiening aanvraag 

Eerste lid

 

Een schoolbestuur dat een voorziening wenst, kan deze voorziening aanvragen bij het college. Dit moet geschieden voor de indieningsdatum zoals die is geformuleerd in de bijlage bij de gewenste voorziening. Voorzieningen worden in het algemeen toegekend voor schooljaren. Om voor het schooljaar de aanvraagprocedure te hebben afgerond, lijkt een indieningsdatum van omstreeks 1 februari voor de hand te liggen. De keuze voor deze indieningsdatum is gebaseerd op drie overwegingen:

 

1.1. Financiële beheersbaarheid

In samenhang met artikel 5, waarin is bepaald dat de toevoeging, wijziging en intrekking van voorzieningen zes weken voorafgaand aan 1 februari moet worden bekendgemaakt, kan de procedure voor het vaststellen van de voorzieningen sporen met het tijdstip van behandeling van de gemeentebegroting. Hiermee wordt beoogd dat bij het openstellen van voorzieningen door de gemeenteraad expliciet de financiële consequenties van het opnemen van een voorziening worden betrokken. Medio december is hiermee duidelijk welke voorzieningen voor het volgende schooljaar kunnen worden aangevraagd. Na bekendmaking van een eventueel subsidieplafond door het college kan vervolgens de aanvraagprocedure starten.

2.2. Subsidieplafond

De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om per voorziening te bepalen dat een subsidieplafond geldt. Nadat de voorzieningen bekendgemaakt zijn en het subsidieplafond is vastgesteld door het college kunnen aanvragen voor voorzieningen worden ingediend. Voor voorzieningen waarvoor een subsidieplafond geldt, is het noodzakelijk dat een moment van beoordeling wordt gehanteerd. De wettelijke vereiste `gelijke maatstaf' impliceert immers dat scholen in gelijke omstandigheden gelijk worden behandeld. Op een moment moet het college beoordelen of alle aanvragen gezamenlijk een overschrijding van het subsidieplafond opleveren.

3.3 Koppeling schooljaar

De voorzieningen die op basis van deze verordening kunnen worden aangevraagd, zijn in het algemeen gekoppeld aan activiteiten voor het onderwijsproces waardoor een koppeling met het schooljaar voor de hand ligt. De aanvraagprocedure is zo vormgegeven dat de raad eerst de voorzieningen vaststelt, dat de procedure van aanvragen en beoordelen doorlopen kan worden en dat voor het begin van het schooljaar duidelijk is welke voorzieningen zijn toegekend.

De indieningsdatum is een fatale datum. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat bij hantering van een subsidieplafond de verdeling van het budget over alle bevoegde gezagsorganen niet plaats kan vinden omdat een van de aanvragen nog moet worden ingediend.

Desgewenst kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat bevoegde gezagsorganen die een aanvraag wensen in te dienen, gebruik moeten maken van een standaardformulier. Een dergelijk standaardformulier zou opgebouwd kunnen worden aan de hand van de gegevens die het schoolbestuur moet overleggen bij de aanvraag.

Tweede lid

Bij de aanvraag dient een aantal gegevens dat noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag te worden bijgevoegd. De bepaling is opgebouwd uit een opsomming van enkele gegevens die bij elke aanvraag moet worden vermeld. Uit de omschrijving van de voorziening in de bijlage kan namelijk worden opgemaakt welke toekenningscriteria gelden en daarmee welke additionele gegevens noodzakelijk zijn om te beoordelen of een schoolbestuur in de omstandigheid verkeert dat het aanspraak kan maken op een voorziening.

Indien de voorziening wordt gevraagd voor de school als zodanig, wordt gevraagd naar de naam van de school en de schoolsoort. Indien de voorziening ter beschikking wordt gesteld aan het schoolbestuur als zodanig is dit niet noodzakelijk. Als bijvoorbeeld de gemeente schoolbesturen aanvullend wenst te faciliteren voor het voorbereiden en voeren van het overleg in het kader van het lokaal onderwijsbeleid, kan volstaan worden met het vermelden van de naam en het adres van het schoolbestuur, de dagtekening, de voorziening die wordt gevraagd en een gemotiveerde onderbouwing dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria bij de gevraagde voorziening.

Derde lid

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft voor dat het bestuursorgaan, voordat kan worden overgegaan om de aanvraag buiten behandeling te laten, het schoolbestuur de mogelijkheid moet bieden om de aanvraag binnen een redelijke termijn te completeren. In dit lid is een termijn van drie weken opgenomen. Indien het schoolbestuur geen gebruik maakt van deze termijn, of nog onvoldoende informatie geeft, voorziet de verordening er in dat het college de desbetreffende aanvraag buiten behandeling laat.

De Algemene wet bestuursrecht bepaalt bovendien dat een besluit van het college om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager moet worden bekend gemaakt. De bekendmaking vindt plaats binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (vgl. art. 4:5, lid 4 Awb).

Artikel 7 Beslissingstermijn 

Eerste lid

 

Nadat aanvragen voor een of meerdere voorzieningen voor de indieningsdatum zijn ingediend, beschikt het college binnen 12 weken op de aanvraag. Het college heeft dus in beginsel drie maanden om op aanvragen te beschikken. De termijn is zo gekozen dat binnen deze termijn de verzoeken die onvolledig zijn nog kunnen worden gecompleteerd (ingevolge artikel 6, derde lid, dient het schoolbestuur binnen drie weken de aanvraag te completeren). De completering moet dus binnen de 12 weken plaatsvinden. Dit is ook noodzakelijk omdat over alle aanvragen voor een voorziening op een moment moet worden beslist door het college in verband met een eventueel subsidieplafond. Op dit moment moet namelijk worden beoordeeld of de gezamenlijke aanvragen het subsidieplafond overschrijden.

 

Tevens wordt in dit lid bepaald dat in die gevallen waarin geen indieningsdatum wordt gehanteerd, de termijn waarbinnen het college een beschikking moet afgeven op 12 weken na ontvangst van de aanvraag wordt gesteld.

 

Tweede lid

 

Indien het college dit noodzakelijk acht kan de termijn van 12 weken, met vier weken worden verlengd. Dit moet gemotiveerd worden medegedeeld aan de betrokken schoolbesturen.

Artikel 8 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen die het college in ieder geval in acht neemt bij het afgeven van een beschikking op een aanvraag om in aanmerking te komen voor een voorziening.

 

In weigeringsgrond genoemd in onderdeel a (`de gewenste voorziening is geen voorziening in de zin van deze verordening') komt tot uitdrukking dat de voorzieningen die in de verordening zijn opgenomen uitdrukkelijk limitatief zijn.

 

Daarnaast dienen aanvragen te worden getoetst aan de toekenningscriteria zoals deze per voorziening zijn vastgesteld. De bijlage bij de verordening bevat de voorzieningen en een omschrijving van de omstandigheid waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening. Indien een aanvraag van een schoolbestuur tot toekenning van een voorziening niet voldoet aan één of meerdere van de toekenningscriteria, dient de gewenste voorziening te worden geweigerd.

 

In onderdeel c is de mogelijkheid opgenomen om een voorziening te weigeren als de subsidie die is gemoeid met het ter beschikking stellen van de voorziening, is uitgeput.

Artikel 9 Indiening aanvraag 

Eerste lid

 

Dit lid voorziet in de mogelijkheid dat een schoolbestuur een aanvullende voorziening kan aanvragen. Vanwege het spoedeisende karakter van deze voorzieningen is niet gekozen voor een bepaalde indieningstermijn. Op het moment dat een aanvullende voorziening is bekrachtigd door de gemeenteraad (of indien de gemeenteraad niet binnen 12 weken beslist), is de aanvullende voorziening een reguliere voorziening in de zin van de verordening en kan deze voorziening alleen nog maar op basis van artikel 6 worden aangevraagd.

 

Tweede lid

 

Zie toelichting artikel 6, tweede en derde lid.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Dit artikel volgt grotendeels het stramien van de besluitvormingsprocedure ten aanzien van de reguliere voorzieningen (artikel 7). Wel zijn de termijnen ingekort omdat het in het algemeen zal gaan om spoedeisende voorzieningen in geval van calamiteiten.

 

Bepaald is dat het college binnen vier weken beschikt op een aanvraag dan wel binnen vier weken nadat aanvullende gegevens zijn verstrekt door het schoolbestuur. Binnen twee weken na de datum van de beschikking dient het schoolbestuur schriftelijk op de hoogte te worden gebracht van de beschikking van burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen die het college in ieder geval in acht neemt bij het afgeven van een beschikking op een aanvraag om in aanmerking te komen voor een aanvullende voorziening.

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling 

Eerste lid

 

In beginsel kan op twee wijzen een voorziening ter beschikking worden gesteld: in `natura' of `financiële middelen' die het schoolbestuur vervolgens moet aanwenden voor de realisatie van de toegekende voorziening. Indien financiële middelen ter beschikking worden gesteld, gaat het altijd om een subsidie in de zin van de Awb.

 

Bij het ter beschikking stellen van subsidies, kunnen twee lijnen worden gevolgd. Het bestuursorgaan kan meteen overgaan tot het vaststellen van een subsidie. Dit is de lijn die in de modelverordening wordt gehanteerd. Het schoolbestuur aan wie de voorziening wordt toegekend, krijgt hiermee een definitieve aanspraak op de subsidie.

 

Indien de gemeente de vaststelling van een subsidie voor een voorziening vooraf wil laten gaan door een beschikking tot subsidieverlening dan moet op grond van de Awb de figuur van subsidieverlening in de verordening worden verankerd. Het college maakt dan gebruik van de mogelijkheid om eerst een voorwaardelijke aanspraak op een subsidie open te stellen (de subsidieverlening) en pas later definitief de hoogte van de subsidie vast te stellen (de subsidievaststelling).

 

Voor de meeste voorzieningen ligt een directe vaststelling van de subsidie voor de hand (waarmee een aanzienlijke vermindering van de bestuurslasten wordt bewerkstelligd). Het direct vaststellen van de subsidie ligt voor de hand bij relatief eenvoudige voorzieningen waarvan het subsidiebedrag vooraf kan worden bepaald en voor voorzieningen waarvoor een subsidieplafond geldt. Immers, bij een subsidieplafond is de hoogte van de subsidie bekend bij de toekenning.

 

Het hanteren van het systeem van verlening voorafgaand aan de vaststelling ligt voor de hand bij voorzieningen waarbij het om relatief grote bedragen gaat (bijvoorbeeld personeel) en bij voorzieningen waarbij de hoogte van het subsidiebedrag bij de toekenning nog niet vaststaat (bijvoorbeeld indien in de periode tussen verlening en vaststelling nog activiteiten moeten worden uitgevoerd waarvan de hoogte van de subsidie afhankelijk is).

Tweede lid

 

De beschikking tot toekenning van een voorziening dient in ieder geval een aantal elementen te bevatten.

 

De beschikking bevat de periode waarvoor de voorziening is toegekend, een omschrijving van de wijze waarop het schoolbestuur uitvoering dient te geven aan de voorziening en een omschrijving van het doel waarvoor de voorziening ter beschikking is gesteld. De wijze van uitvoering kan meer of minder gedetailleerd zijn. De wijze van uitvoering is een verplichting waaraan het schoolbestuur moet voldoen. Indien het schoolbestuur niet aan deze verplichtingen voldoet, kan de voorziening geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd op grond van artikel 13.

 

Derde lid

 

Hier is bepaald dat beschikkingen tot subsidievaststelling een aantal extra gegevens dienen te bevatten.

Ten eerste dient het bedrag van de subsidie te worden aangegeven. Deze bepaling volgt uit de Awb. De middelen die worden toegekend zijn doeluitkeringen. Het college mag dan ook verlangen dat het schoolbestuur aangeeft dat de toegekende middelen zijn besteed aan het doel waarvoor ze zijn bestemd. In de beschikking kan dan ook worden verwoord op welke wijze het schoolbestuur verantwoording dient af te leggen over de besteding van middelen.

 

Afhankelijk van de toegekende voorziening kan de rekening en verantwoording meer en minder zwaar worden opgezet. Bij een voorziening `computer' kan een aankoopbon volstaan, bij de voorziening `vakleerkracht' kunnen bijvoorbeeld caso-overzichten en een verantwoording dat de leerkracht daadwerkelijk voor het betreffende vak is ingezet worden overlegd.

 

Daarnaast kan de beschikking aangeven dat de Awb van toepassing is en welke eventuele afwijkingen er van kracht zijn.

Artikel 13 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening

Nadat een schoolbestuur een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen, kan de beschikking tot uitvoering worden gebracht. Met het aanvragen van de subsidievaststelling vraagt het schoolbestuur van de school om de aanspraak tot vergoeding om te zetten in een definitieve vaststelling van het bedrag. Op deze wijze wordt door het schoolbestuur van de school aangegeven dat voldaan is aan de verplichtingen zoals deze zijn geformuleerd door het college en wordt rekening en verantwoording afgelegd. Het college kan deze rekening en verantwoording toetsen alvorens over te gaan tot de definitieve subsidievaststelling.

Eerste en tweede lid

Het schoolbestuur dient uiterlijk acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen. Dit lid is zo geredigeerd dat het schoolbestuur ook lopende het tijdvak, als de voorziening reeds is gerealiseerd, een aanvraag tot subsidievaststelling in kan dienen.

Het initiatief van de aanvraag ligt bij het schoolbestuur. Hoewel het gebruik van de term aanvraag doet vermoeden dat het gaat om een aanmerkelijke bestuurslast, komt de aanvraag feitelijk neer op het afleggen van verantwoording door het schoolbestuur aan het college. Het gaat nadrukkelijk niet om een aanvraag zoals bepaald in artikel 6, eerste lid.

Afhankelijk van de soort voorziening kan de verantwoording meer of minder zwaar warden aangekleed. De wijze van verantwoording volgt uit de beschikking van het college tot subsidieverlening.

Indien het schoolbestuur een dergelijke aanvraag niet, of niet op tijd indient, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen. Het college kan onder omstandigheden de subsidie (ambtshalve) vaststellen op nul euro. Bijvoorbeeld indien het schoolbestuur geen rekening en verantwoording aflegt en het de voorziening ook niet heeft gerealiseerd. De beschikking tot ambtshalve vaststelling van de subsidie vormt dan vervolgens de basis van waaruit een mogelijke terugvordering van betaalde voorschotten kan plaatsvinden.

Derde lid

Dit lid voorziet in een procedure als bij de aanvraag blijkt dat een of meer gegevens ontbreken (vgl. artikel 6, derde lid).

Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn verstrekt, wordt de subsidie wederom ambtshalve vastgesteld (vgl. het eerste lid).

Artikel 14 Subsidievaststelling volgend op verlening 

Eerste lid

 

In dit lid wordt de termijn aangegeven die burgemeester en wethouders in acht dienen te nemen bij het beschikken op de aanvraag tot subsidievaststelling.

Het schoolbestuur dient binnen twee weken na de datum van de beschikking schriftelijk hiervan in kennis te worden gesteld.

 

Tweede lid

 

Het tweede lid bevat de basis voor de uitbetaling van het subsidiebedrag waarbij een verrekening van het subsidiebedrag met een eventueel betaald voorschot mogelijk is.

Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald. Aangezien het handelt om een redelijk eenvoudige financiële transactie (immers, het proces van rekening en verantwoording is afgerond) kan een termijn van zes weken volstaan.

Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking; terugvordering

In dit artikel wordt kortheidshalve verwezen naar de Awb: deze kent een uitgebreide subsidietitel. In het kader van deregulering is het wenselijk de Awb rechtstreeks toe te passen.

Vervallen

Artikel 16 Verbod tot vervreemding

Met dit artikel wordt voorkomen dat bepaalde aan een schoolbestuur toegekende voorzieningen worden vervreemd door het schoolbestuur zonder dat toestemming van het college is verkregen. Uitzondering wordt gemaakt voor een bestuursoverdracht. Bij een bestuursoverdracht vindt formeel ook een vervreemding van de voorzieningen plaats. Hiervoor is echter geen toestemming van het college noodzakelijk.

Artikel 17 Informatieverstrekking

In deze bepaling is voorzien in de mogelijkheid dat het college nog nadere gegevens aan het schoolbestuur kan vragen. Weliswaar voorziet de verordening in een procedure voor die situatie dat een aantal gegevens ontbreekt bij de aanvraag; er kan echter ook een situatie ontstaan waarin het college om een nadere toelichting vraagt van hetgeen bij de aanvraag aan gegevens is bijgevoegd. Ook is het mogelijk dat het college tijdens de uitvoering nadere gegevens wenselijk acht, bijvoorbeeld indien het college toepassing wil geven aan de mogelijkheid om de (toekenning van een) voorziening in te trekken of te wijzigen.