Regeling vervallen per 10-05-2012

Marktverordening gemeente Kerkrade 1999

Geldend van 01-10-1999 t/m 09-05-2012

Intitulé

MARKTVERORDENING KERKRADE 1999

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 begripsomschrijvingen

  • 1. Waar in deze verordening wordt verwezen naar een artikel wordt bedoeld een artikel uit deze verordening, tenzij anders is vermeld.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. assortiment: het artikel of de artikelengroep die blijkens de vergunning vanaf een standplaats tijdens de markt in voorraad mag worden gehouden, dan wel mag worden uitgestald en te koop aangeboden;

    b. bezetten van een standplaats: het feitelijk uitstallen van waren op een standplaats, alsmede het bemensen van die standplaats met verkooppersoneel;

    c. branche-indeling: indeling van een markt in artikelengroepen, aangeduid als "branches";

    d. branche-patroon: het per markt en per branche vastgestelde maximum aantal standplaats-meters en vergunninghouders op een markt.

    e. dagplaats: een standplaats die voor telkens een marktdag wordt toegewezen;

    f. innemen van standplaats: het door een vergunninghouder gebruik maken van het recht om een toegewezen standplaats te bezetten;

    g. levenspartner: de persoon met wie de vergunninghouder duurzaam samenleeft, hetgeen blijkt uit een verklaring ingericht volgens een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld model;

    h. markt: een algemene warenmarkt, welke bij besluit van het daartoe bevoegde gemeentelijk bestuursorgaan op de daartoe aangewezen plaats, dag en tijdstip wordt gehouden;

    i. marktmeester: de als zodanig door Burgemeester en Wethouders aangewezen gemeente-ambtenaar die belast is met het ordetoezicht op de markten;

    j. marktterrein: de openbare en voor publiek toegankelijke grond, welke bij of krachtens besluit van de gemeenteraad voor het houden van marktverkoop is of wordt aangewezen;

    k. seizoensartikel: een artikel waarvan naar het oordeel van Burgmeester en Wethouders de vraag naar dan wel het aanbod van afhankelijk is van het seizoen;

    l. standaard-kraam: een marktkraam bestaande uit een metalen opstelling met een houten toonblad en voorzien van een overkapping van tentdoek;

    m. standplaats: de ruimte op het marktterrein die voor de duur van de markt met toepassing van artikel 2.2 is toegewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

    n. standplaatsen-plan: door Burgemeester en Wethouders vastgesteld plan waarin de opstelling van een markt en de indeling in afzonderlijke plaatsen is vastgelegd;

    o. standwerken: de activiteit waarbij vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt, c.q. dit tracht te doen, door over het door hem te verkopen artikel een aansprekende verbale uiteenzetting te houden en ten slotte tracht een aantal personen gelijktijdig tot aankoop van dat artikel te bewegen;

    p. standwerkersplaats: een standplaats die bij toewijzing per marktdag beschikbaar wordt gesteld uitsluitend om te standwerken;

    q. toezichthouder: de ambtenaar bedoeld in artikel 4.5 sub b.

    r. vaste plaats: een standplaats die bij toewijzing voor onbepaalde tijd wordt toegewezen;

    s. vergunning, indien niet nader aangeduid: de vergunning tot het innemen van standplaats als bedoeld in artikel 2.1;

    t. vergunninghouder, indien niet nader aangeduid: een ieder aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 is verleend;

    u waren: het geheel aan handelswaar dat een vergunninghouder vanaf zijn standplaats te koop aanbiedt, of op die standplaats in voorraad heeft.

  • 3. In deze verordening en de krachtens deze verordening vastgestelde besluiten wordt verstaan onder Burgemeester en Wethouders: het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 34 lid 1 Gemeentewet.

Artikel 1.2 tijd en plaats van de markten

Vervallen m.i.v. 1.5. 2004

Artikel 1.2a incidenteel afgelasten weekmarkt

Vervallen m.i.v. 1.5. 2004

Artikel 1.2b tijdelijk andere locatie van een markt

Vervallen m.i.v. 1.5. 2004

Artikel 1.3 inrichting van de markt en begrenzing van het marktterrein

Vervallen m.i.v. 1.5. 2004

Artikel 1.4 advisering en hoorplicht Marktcommissie

  • 1. Er is een door Burgemeester en Wethouders in te stellen commissie van advies, waarin door Burgemeester en Wethouders benoemde vertegenwoordigers van vergunninghouders zitting hebben, en die Burgemeester en Wethouders adviseert omtrent de ontwikkeling en vaststelling van het door dezen te voeren algemeen beleid inzake het marktwezen, alsmede omtrent andere zaken het marktwezen betreffend, voor zover Burgemeester en Wethouders daarom verzoeken.

  • 2. Besluiten tot het instellen, veranderen of afschaffen van weekmarkten, waaronder begrepen besluiten strekkende tot het bepalen van:

    a. de begrenzing van de marktterreinen

    b. het aantal standplaatsen op een markt

    c. de afmetingen van de individuele standplaatsen op een markt

    d. de indeling van een markt in afzonderlijke standplaatsen

    e. het branchepatroon dat geldt voor een markt alsmede besluiten als bedoeld in artikel 1.5, en 1.8, worden door Burgemeester en Wethouders niet genomen, dan nadat de Marktcommissie is gehoord.

  • 3. Van de verplichting in het vorige lid kan worden afgezien indien zulks naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet mogelijk is vanwege spoedeisendheid.

Artikel 1.4a Hoorplicht Marktcommissie

vervallen m.i.v. 1.5. 2004

Artikel 1.5 nadere regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in en het onderwerp van deze verordening

Artikel 1.6 voorschriften en beperkingen

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning, ontheffing of andere toestemming, zulks ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald.

  • 2. De voorschriften en beperkingen bedoeld in het eerste lid kunnen ook achteraf aan een reeds verleende vergunning, ontheffing of andere toestemming worden verbonden.

Artikel 1.7 voorwaarden

Voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, kan de verlening van een vergunning, ontheffing of andere toestemming bij of krachtens deze verordening voorwaardelijk geschieden, indien Burgemeester en Wethouders zulks in het belang achten van de markt.

Artikel 1.8 verboden handelswaar

Burgemeester en Wethouders kunnen, indien zij zulks nodig achten in het belang van de orde en/of veiligheid op de markt, de handel in bepaalde waren op een markt verbieden.

Hoofdstuk 2 Het aanvragen, verlenen en intrekken van de vergunning

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 verguningplicht voor het innemen standplaats

  • 1. Het is verboden een standplaats op de markt in te nemen zonder een bij of krachtens deze verordening door Burgemeester en Wethouders verleende vergunning.

  • 2. Het is de vergunninghouder niet toegestaan meer of andere standplaatsruimte in te nemen, dan hem volgens de vergunning is toegewezen.

  • 3. Een vergunning als bedoeld in dit artikel kan strekken tot het innemen van een vaste plaats, tot het innemen van een dagplaats of tot het innemen van een standwerkersplaats.

  • 4. Een standplaats wordt als dagplaats aangemerkt, zolang deze niet is toegewezen als vaste plaats.

Artikel 2.2 verlening van een standplaatsvergunning

  • 1. Voor verlening van de vergunning komt uitsluitend een natuurlijk persoon in aanmerking, die:

    a. handelingsbekwaam is;

    b. voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie;

    c. aan kan tonen genoegzaam te zijn verzekerd tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid door derden. Deze voorwaarde is niet van toepassing op een vergunninghouder die uit hoofde van godsdienst of levensovertuiging rechtens aantoonbaar gemoedsbezwaren heeft tegen het afsluiten van een verzekering;

    d. van het bedrijven van markthandel zijn hoofdberoep maakt;

    e. een daartoestrekkende aanvraag indient.

  • 2. Van het in het tweede lid sub b bepaalde kan door Burgemeester en Wethouders tijdelijk dispensatie worden verleend in geval van overschrijving van de vergunning met toepassing van artikel 2.10 lid 1 sub a.

Artikel 2.3 weigeringsgronden vergunningverlening

Op een aanvraag om een standplaats kan afwijzend worden beschikt omdat in een aaneengesloten periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag

a. ten aanzien van aanvrager toepassing is gegeven aan een van de navolgende sanctiebepalingen: 1. artikel 4.1 2. artikel 4.2 3. artikel 4.3 4. artikel 4.4

b. aanvrager zich in een tijdvak van vijf jaar voorafgaande aan de datum van de aanvraag schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag op een weekmarkt.

Paragraaf 2 Vaste plaatsen

Artikel 2.4 algemene bepaling

Het in deze paragraaf bepaalde heeft uitsluitend betrekking op vaste plaatsen, tenzij en voor zover uitdrukkelijk anders wordt vermeld.

Artikel 2.5 verlening van de vergunning

  • 1. De vergunning, dan wel de weigering daartoe, geschiedt door het afgeven van een schriftelijke beschikking.

  • 2. De beschikking als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend genomen op een daartoe strekkende aanvraag.

  • 3. Een vergunning kan voor een bepaalde, jaarlijks terugkerende periode worden verleend, indien het assortiment geheel of grotendeels bestaat uit seizoensartikelen welke buiten die periode niet aangeboden kunnen worden of waar buiten die periode geen vraag naar is.

Artikel 2.6 inschrijving anciënniteitslijst

  • 1. Vergunninghouders worden in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een standplaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst (anciënniteitslijst) ingeschreven, met vermelding van het assortiment.

  • 2. Doorhaling van de inschrijving op de anciënniteitslijst geschiedt in geval van verlies van het recht op het innemen van standplaats op de desbetreffende markt.

Artikel 2.7 inschrijving wachtlijst

  • 1. Degene die een aanvraag indient om vergunning wordt op diens verzoek ingeschreven op de wachtlijst indien hij voldoet aan de voorwaarden uit artikel 2.2 lid 1, maar aan deze nog geen vaste standplaats kan worden toegewezen. Van deze inschrijving ontvangt de geregistreerde een schriftelijk bewijs.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen bepalen dat de inschrijving periodieke verlenging behoeft.

Artikel 2.8 doorhalen van wachtlijst-inschrijving

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

a. indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet tijdig verlengt;

b. indien de ingeschrevene niet of niet tijdig tijdig voldoet aan de financiële voorwaarde aan deze inschrijving verbonden;

c. op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

d. bij overlijden van ingeschrevene;

e. zodra een vergunning voor een standplaats op de desbetreffende markt wordt verleend; f. indien niet langer is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2.2 lid 1.

Artikel 2.9 volgorde bij toewijzing

  • 1. Indien voor de toewijzing van een beschikbare standplaats meerdere aanvragers in aanmerking komen, geschiedt de toewijzing daarvan met inachtneming van het navolgende:

    a. houders van een vaste plaats op dezelfde markt, die aan Burgemeester en Wethouders kenbaar hebben gemaakt van standplaats te willen veranderen, genieten de eerste voorkeur, en wel in volgorde van hun plaats op de anciënniteitslijst;

    b. gegadigden die voorkomen op de wachtlijst genieten de tweede voorkeur, en wel in volgorde van hun plaats op die wachtlijst.

  • 2. Indien voor een markt een branchepatroon is vastgesteld, vindt de toewijzing als bedoeld in het eerste lid onder b plaats overeenkomstig de inhoud van dit branchepatroon, met inbegrip van de daarbij behorende toepassingsregels, ook indien dit een afwijking van de volgorde op de wachtlijst tot gevolg heeft.

  • 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid vindt geen toepassing indien sprake is van overschrijving van een vergunning als bedoeld in artikel 2.10.

  • 4. Bij de toewijzing van de standplaatsen kan worden afgeweken van het bepaalde in het eerste en tweede lid, indien een verantwoorde standplaatsindeling zich daar naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders tegen verzet.

Artikel 2.10 overschrijving vergunning

  • 1. Indien de vergunninghouder

    a. overlijdt;

    b. blijvend arbeidsongeschiktheid wordt;

    c. zich uit het marktbedrijf terugtrekt in het kader van een pensionering; wordt de vergunning op een daartoestrekkende aanvraag overgeschreven op de (achterblijvende) echtgenoot of levenspartner, dan wel op degene die gedurende tenminste drie jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag als mede-eigenaar van het betreffend marktbedrijf geregistreerd staat.

  • 2. Indien geen overschrijving van de vergunning plaats heeft op grond van het eerste lid, wordt de vergunning op een daartoestrekkende aanvraag overgeschreven op een kind van de vergunninghouder, indien deze persoon gedurende tenminste drie jaar de vergunninghouder op die markt heeft geassisteerd en gedurende eenzelfde periode ingeschreven staat op de wachtlijst.

  • 3. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld of de vergunninghouder zich daadwerkelijk heeft teruggetrokken uit het marktbedrijf.

Artikel 2.11 inhoud vergunning

De vergunning bevat tenminste de volgende bestanddelen:

a. de naam en voorletters, de geboortedatum, de woonplaats en het adres van de vergunninghouder;

b. een omschrijving van de toegewezen standplaats met inbegrip van 1 vermelding van de omvang ervan; 2 de plaats-aanduiding in het standplaatsenplan indien zo'n plan is vastgesteld;

c. het uitstallingsmateriaal dat de vergunninghouder op de standplaats mag gebruiken;

d. het assortiment;

e. de datum van verlening van de vergunning;

f. eventuele bijzondere voorschriften die de vergunninghouder in acht dient te nemen;

g. eventuele ontheffingen of andere toestemmingen, bij of krachtens deze verordening verleend.

Artikel 2.12 wijziging omvang standplaats/assortiment

  • 1. Na toewijzing van een standplaats kunnen Burgemeester en Wethouders het assortiment, wijzigen met inbegrip van uitbreiden en inkrimpen.

  • 2. Na toewijzing van een standplaats kunnen Burgemeester en Wethouders de omvang van een standplaats wijzigen.

  • 3. De wijziging of uitbreiding als bedoeld in het eerste en tweede lid geschiedt op aanvraag van de vergunninghouder.

  • 4. Aanvragen als bedoeld in dit artikel worden niet ingewilligd indien:

    a. het branche-patroon van de markt zich daartegen verzet;

    b. een verantwoorde standplaatsindeling zich daar naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders tegen verzet.

Artikel 2.13 intrekking vergunning

  • 1. Een standplaatsvergunning wordt ingetrokken:

    a. op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    b. na overlijden van de vergunninghouder, tenzij een aanvraag tot overschrijving van een vergunning is ingediend en hierop nog niet is beslist.

  • 2. Een standplaatsvergunning kan worden ingetrokken

    a. indien ter verkrijging daarvan door de aanvrager onvolledige of onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    b. indien wordt vastgesteld dat een vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 2.2 genoemde vereisten voor het toewijzen van een standplaats;

    c. dan wel overgeschreven, indien de vergunninghouder wegens arbeidsongeschiktheid gedurende een tijdvak van 24 maanden gebruik heeft gemaakt van een hem verleende ontheffing van de verplichting om zijn standplaats feitelijk in te nemen, dan wel persoonlijk te bezetten en de arbeidsongeschiktheid nadien blijft voortduren.

Paragraaf 3 Andere standplaatsen

Artikel 2.14 andere bepaling

Het in deze paragraaf bepaalde heeft uitsluitend betrekking op andere standplaatsen dan vaste standplaatsen, tenzij en voor zover uitdrukkelijk anders wordt vermeld.

Artikel 2.15 Toewijzing dagplaats

  • 1. Zolang een standplaats niet als vaste plaats is toegewezen kan deze als dagplaats worden toegewezen.

  • 2. Een als vaste plaats toegewezen standplaats, waarvan de vergunninghouder vervallen verklaard is van het recht om deze in te nemen, kan als dagplaats worden toegewezen.

  • 3. Toewijzing van een dagplaats geschiedt telkens voor één dag.

  • 4. Voor toewijzing in aanmerking kan slechts komen een gegadigde wiens assortiment past in het branchepatroon van de betreffende markt.

  • 5. Indien voor toewijzing van een dagplaats meer dan één gegadigde in aanmerking komt, beslist het lot omtrent de toewijzing.

  • 6. In afwachting van de afhandeling van de aanvraag om overschrijving van een vergunning wegens overlijden van de standplaatshouder, kan het bepaalde in de leden 3, 4 en 5 buiten toepassing blijven, ten gunste van de aanvrager.

Artikel 2.16 weigeringsgrond

Een dagplaats kan worden geweigerd indien de toewijzing ervan naar het oordeel van burgemeester en wethouders als resultaat heeft of kan hebben dat er hinder of overlast ontstaat voor houders van een vaste standplaats.

Artikel 2.17 toewijzing standwerkersplaats

  • 1. Een standwerkersplaats is een bijzondere dagplaats waarop tevens de bepalingen uit de navolgende leden van dit artikel van toepassing zijn. Voor zover deze bepalingen niet in overeenstemming zijn met bepalingen uit artikel 2.15, hebben de bepalingen van dit artikel bij toepassing voorrang.

  • 2. Voor toewijzing komen enkel aanvragers in aanmerking, die verklaren dat zij de hen toe te wijzen standplaats uitsluitend en daadwerkelijk zullen gebruiken om te standwerken.

  • 3. Van toewijzing zijn uitgesloten gegadigden die geregistreerd staan op de wachtlijst voor die markt.

  • 4. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit voor het innemen van de standplaats aan de marktmeester. Degene die hem zal bijstaan mag op die marktdag zelf niet om toewijzing van een standwerkersplaats hebben verzocht.

  • 5. Een standwerker is gehouden zijn standplaats te gebruiken overeenkomstig zijn verklaring als bedoeld in het tweede lid van dit artikel. Laat hij dit na dan kan hij door Burgemeester en Wethouders vervallen worden verklaard van het recht om deze standplaats verder in te blijven nemen. Tot vervallen-verklaring wordt niet besloten, dan nadat belanghebbende vergeefs is gewaarschuwd.

Hoofdstuk 3 Het innemen van de standplaats

Artikel 3.1 persoonlijk bezetten standplaats

  • 1. De vergunninghouder neemt de hem toegewezen standplaats persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De houder van een standplaats mag zich op zijn standplaats doen bijstaan.

  • 3. Van de verplichting uit het eerste lid verlenen Burgemeester en Wethouders op een daartoestrekkend verzoek van de vergunninghouder ontheffing

    a. wegens vakantie voor maximaal negen marktdagen gedurende een tijdvak van twaalf maanden;

    b. wegens arbeidsongeschiktheid die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders tijdelijk is.

  • 4. Van de verplichting uit het eerste lid kunnen Burgemeester en Wethouders op een daartoestrekkend verzoek van de vergunninghouder tijdelijk ontheffing verlenen om bijzondere redenen.

Artikel 3.2 feitelijk innemen standplaats

  • 1. Een houder van een vaste plaats is gehouden om deze standplaats telkens als er marktdag is ook feitelijk in te nemen.

  • 2. Van de verplichting uit het eerste lid verlenen Burgemeester en Wethouders ontheffing op een daartoestrekkend verzoek van de vergunninghouder ontheffing

    a. wegens vakantie voor maximaal negen marktdagen gedurende een tijdvak van twaalf maanden;

    b. wegens arbeidsongeschiktheid die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders tijdelijk is.

  • 3. Van de verplichting uit het eerste lid kunnen Burgemeester en Wethouders op een daartoestrekkend verzoek van de vergunninghouder tijdelijk ontheffing verlenen om bijzondere redenen.

  • 4. Een standplaats die door de houder ervan niet wordt ingenomen, kan worden toegewezen als dagplaats.

Artikel 3.3 tijdstip van verkoop en bezetten van standplaats

  • 1. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats vanaf het aanvangstijdstip tot het sluitingstijdstip van de markt te blijven bezetten, behoudens ontheffing door Burgemeester en Wethouders verleend.

  • 2. Het is een vergunninghouder verboden om waren ten verkoop aan te bieden buiten de nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstippen.

  • 3. Indien een vaste plaats niet uiterlijk op het aanvangsuur van de markt door of namens de houder is bezet, kan de standplaatshouder voor de desbetreffende marktdag vervallen worden verklaard van het recht om deze standplaats in te nemen.

Artikel 3.4 tijdstip bezetten standplaats en aan/afvoer verkoopwaren

  • 1. Het is verboden eerder dan het door Burgemeester en Wethouders nader vast te stellen tijdstip de standplaats op de markt te bezetten dan wel waren op de markt aan te voeren.

  • 2. De standplaats dient te zijn ontruimd, uiterlijk na verstrijken van het door Burgemeester en Wethouders nader vast te stellen tijdstip.

  • 3. Van het verbod, respektievelijk de verplichting uit het eerste, respektievelijk het tweede lid, kan door Burgemeester en Wethouders ontheffing worden verleend.

Artikel 3.5 legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1. De standplaatsvergunning dient als bewijs van standplaatstoewijzing. Degene die een standplaats op de markt bezet of hiermee een aanvang heeft gemaakt, dient op eerste aanvraag van de marktmeester of een andere toezichthouder de vergunning voor die standplaats te tonen, tesamen met een geldig legitimatiebewijs als bedoeld in de Wet op de Identificatieplicht.

  • 2. De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en de eventuele bedrijfsnaam aan te geven.

Hoofdstuk 4 Handhaving

Artikel 4.1 strafbepaling

Degene die handelt in strijd met het bepaalde in

a. artikel 2.1 lid 1;

b. artikel 3.4 lid 1;

c. artikel 3.5 lid 1;

d. artikel 4.6 van deze verordening, dan wel

e. artikel 2.3.2;

f. artikel 2.3.11;

g. artikel 2.3.12;

h. artikel 2.3.13;

i. artikel 2.3.14; van het krachtens deze verordening vastgestelde Marktbesluit Kerkrade 1999, dan wel geen medewerking verleent aan de toepassing van het bepaalde in artikel 4.4, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 4.2 schorsing en intrekking vergunning als sanctie

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen de houder van een vergunning voor het innemen van een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, voor een periode van ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen van het recht om die standplaats in te nemen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:

    a. het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt, met inbegrip van de voorschriften horende bij of krachtens deze verordening verleende van een vergunning, ontheffing of andere toestemming;

    b. zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog.

  • 2. In geval van eerste recidive vervalt de in het eerste lid bedoelde bepaling van ten hoogste vier marktdagen en wordt deze vervangen door een beperking van ten hoogste zes maanden.

  • 3. De vergunning kan, al dan niet voorwaardelijk, worden ingetrokken

    a. in geval van herhaalde recidive;

    b. indien het feit dat aanleiding is voor de sanctie, een ernstige overtreding van het bij of krachtens de Marktverordening bepaalde inhoudt;

    c. indien het feit dat aanleiding is voor de sanctie, een ernstige verstoring oplevert of op kan leveren voor de orde en/of veiligheid op de markt.

Artikel 4.2a doorhaling inschrijving wachtlijst als sanctie

Burgemeester en Wethouders kunnen degene die staat in geschreven op een wachtlijst als bedoeld in artikel 2.7 vervallen verklaren van het recht op inschrijving op deze wachtlijst, indien de ingeschrevene zich schuldig maakt aan intimidatie dan wel poging tot omkoping van de marktmeester of een andere toezichthouder.

Artikel 4.3 uitsluiting voor dagplaats als sanctie

  • 1. Een gegadigde voor een dagplaats kan van de toewijzing van zodanige plaats voor ten hoogste vier marktdagen worden uitgesloten gedurende een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze of degene die hem bijstaat:

    a. het bepaalde bij of krachtens deze verordening heeft overtreden, met inbegrip van de voorschriften van de vergunning;

    b. zich schuldig heeft gemaakt aan al dan niet ernstig wangedrag of aan bedrog.

  • 2. In geval van eerste recidive komt in plaats van de in het eerste lid genoemde periode van 4 marktdagen, een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde tijdelijke beperkingen van de sanctie gelden niet:

    a. in geval van herhaalde recidive binnen tijdbestek van twee jaar;

    b. indien het feit dat aanleiding is voor de sanctie, een ernstige overtreding van het bij of krachtens de Marktverordening bepaalde inhoudt;

    c. indien het feit dat aanleiding is voor de sanctie, een ernstige verstoring oplevert of kan leveren voor de orde en/of veiligheid op de markt.

Artikel 4.4 onmiddellijke verwijdering

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kunnen Burgemeester en Wethouders, wanneer zij zulks in het belang van de markt noodzakelijk achten, de standplaats van een vergunninghouder doen ontruimen en die vergunninghouder van de markt doen verwijderen, indien deze vergunninghouder

    a. het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt, met inbegrip van de voorschriften van de vergunning;

    b. zich aan ernstig wangedrag of bedrog op de markt schuldig maakt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kunnen Burgemeester en Wethouders, de standplaats van eenieder die in strijd handelt met artikel 2.1 doen ontruimen en van de markt verwijderen.

Artikel 4.5 toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

a. de marktmeester;

b. andere bij besluit van Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 4.6 orde-aanwijzingen marktmeester

Aanwijzingen die door de marktmeester of een andere toezichthouder in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid op de markt, dan wel in het belang van een verantwoorde voortgang van de markt, worden gegeven, dienen door een ieder die zich op de markt bevindt te worden opgevolgd.

Artikel 4.7 ojectiviteits-code

  • 1. Het is de marktmeester niet toegestaan:

    a. voor zichzelf, voor of met een ander, geheel of gedeeltelijk, middellijk of onmiddellijk, zakelijk belang te hebben bij de verhandeling van waren die op de markt plaats heeft.

    b. giften in geld of natura aan te nemen die in relatie kunnen worden gebracht met reeds bewezen of nog te bewijzen diensten in het kader van de uitoefening van de functie als marktmeester.

  • 2. De marktmeester dient Burgemeester en Wethouders onverwijld schriftelijk te informeren omtrent zakelijke verplichtingen die hij heeft jegens vergunninghouders of kandidaat-vergunninghouders en die hem in een plichtsgetrouwe uitoefening van zijn functie als marktmeester kunnen belemmeren.

  • 3. Indien de verplichtingen als bedoeld in het tweede lid van dien aard zijn dat een plichtsgetrouwe uitoefening van zijn functie naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders daardoor niet langer gewaarborgd is, dient de marktmeester er onverwijld zorg voor te dragen dat deze verplichtingen teniet gaan.

Hoofdstuk 5 Overgangs-en slotbepalingen

Artikel 5.1 overgangsrecht

  • 1. Vergunningen en ontheffingen, respektievelijk voorwaarden en voorschriften verleend of gegeven op grond van, dan wel krachtens de ingetrokken

    * "Verordening regelende het marktwezen in de gemeente Kerkrade"

    * "Verordening regelende het marktwezen in de gemeente Eygelshoven"

    * "Marktverordening gemeente Kerkrade 1984"

    * "Marktverordening gemeente Kerkrade 1996" verliezen door het in werking treden van deze verordening hun kracht niet.

  • 2. Vergunningen en ontheffingen, respektievelijk voorschriften en voorwaarden bedoeld in het eerste lid worden geacht toestemmingen respektievelijk beperkingen te zijn in de zin van deze verordening.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning of ontheffing in de zin van deze verordening is ingediend, en daarop nog niet is beslist, wordt bij de beslissing deze verordening toegepast.

Artikel 5.2 inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 1999.

Artikel 5.3 citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Marktverordening Kerkrade 1999".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering van 29 september 1999 en nadien gewijzigd d.d. 31 maart 2004.
De voorzitter van de raad, De secretaris,
J.J.M. Som mr. C.M. Kuikman

Nota-toelichting Artikelsgewijze toelichting

Inleiding.

De Marktverordening Kerkrade 1999 is geconcipieerd naar het voorbeeld van de model-marktverordening die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is uitgebracht. Dit betekent niet dat de Marktverordening een kopie is geworden van deze model-marktverordening. De modelverordening heeft in sterke mate het karakter van raamwetgeving, van een kader-regeling, die beoogt enkel de hoofdlijnen aan te geven, terwijl elders de detail-uitwerking plaats heeft. Op zichzelf een valide beginsel, dat op plaatselijk initiatief reeds werd geïntroduceerd in de vorige regeling. Nu kan er echter een verschil van opvatting bestaan, over wat als hoofdlijn moet worden beschouwd en wat niet. Dit is ook hier het geval gebleken, met als consequentie dat in deze marktverordening een aantal bepalingen voor komen, die volgens de modelverordening geacht worden in nadere regelgeving te zijn ondergebracht. Met name ten aanzien van de rechtspositie van de standplaatshouders, is ervoor gekozen een bredere basis te leggen in de verordening en minder over te laten aan nadere regelgeving. Verder zijn ook enige bepalingen anders geredigeerd dan in de model-verordening. Hier en daar is zelfs bewust van de modelverordening afgeweken, omdat de behoefte werd gevoeld om voor een inhoudelijk andere regeling van het betreffende onderwerp te kiezen. Dit laatste is soms het geval geweest waar de Marktcommissie daarop aangedrongen heeft. Bij de totstandkoming van deze verordening is die commissie betrokken geweest.

Nochtans is de VNG-modelverordening in het voorliggende concept van de plaatselijke marktverordening als voorbeeld duidelijk herkenbaar gebleven. Deze herkenbaarheid werd onder meer nagestreefd door de artikelnummering in de verordening zoveel mogelijk gelijk te laten lopen met de nummering van overeenkomstige artikelen in het VNG-model. Dit heeft tot gevolg gehad dat artikelen die in de model-verordening niet voorkomen en vanwege het behoud van een logische structuur tussengevoegd werden, een nummering vertonen die afwijkt van die van de overige artikelen. Omdat dit de enige reden is voor die afwijkende nummering, mag daaraan geen inhoudelijke betekenis worden gegeven.

Met ingang van 1 januari 2004 is de verordening aangepast aan het duale stelsel. Dit heeft inhoudelijk geen consequenties gehad; enkel juridisch-technisch. Enige artikelen zijn in verband hiermee vervallen of aangepast.

Hoofdstuk 1 - Inleidende bepalingen.

In de artikelen 1.2 en verder van dit hoofdstuk zijn de aan Burgemeester en Wethouders toegekende bestuursbevoegdheden samengebracht, welke niet specifiek gericht zijn op de individuele vergunninghouders (de beschikkingsbevoegdheid in het bijzonder dus), maar op de inrichting en het organiseren van de markten als zodanig alsook op de beschikkingsbevoegdheid in het algemeen. De besluiten die op grond van de samen gebrachte bepalingen worden genomen (de artikelen 1.6 en 1.7 uitgezonderd), dienen daarom niet te worden aangemerkt als beschikkingen, maar als besluiten van algemene strekking, gericht op het functioneren van de markt of het marktwezen als zodanig.

Artikel 1.1 begripsbepalingen

Dit artikel is niet alleen opgenomen ter bevordering van de duidelijkheid, maar heeft uiteraard ook een juridische betekenis, aangezien de in de overige artikelen gebruikte begrippen voldoen aan de in dit artikel genoemde definities. De inhoud van de eerste twee leden van dit artikel spreekt verder voor zich.

In verband met de gewijzigde terminologie uit de vernieuwde Gemeentewet, waarbij niet langer sprake is van Burgemeester en Wethouders, maar van het college van burgemeester en wethouders, c.q. van het college, is lid 3 aan dit artikel toegevoegd en met ingang van 1.1. 2004 van kracht. Ook de in houd hiervan spreekt voor zich.

Artikel 1.2 tijd en plaats van de markten

De oorspronkelijke, in 1999 opgenomen bepaling behelsde de instelling van de respectieve weekmarkten in Kerkrade door de raad. Na de invoering van de vernieuwde, aan het duale stelsel aangepaste Gemeentewet, moest deze bepaling ingevolge artikel 122 van die wet als van rechtswege vervallen worden beschouwd. De bepaling is namelijk in strijd met de nieuwe bevoegdheidstoedeling uit de Gemeentewet, waarbij niet langer de raad, maar het college de competentie heeft tot het instellen, veranderen of afschaffen van onder andere (week)markten. Nu deze competentiegrondslag in een wet (in formele zin) is neergelegd, en als uitputtend geregeld moet worden beschouwd, komt de raad terzake geen verordenende bevoegdheid meer toe. Omdat de bevoegdheid van het college tot het nemen van besluiten tot instellen, veranderen of afschaffen van weekmarkten rechtsreeks zijn grondslag vindt in de gemeentewet, dient de oorspronkelijke competentiebepaling niet te worden gewijzigd (met het college als bevoegd orgaan), maar zelfs in zijn geheel te vervallen.

Artikel 1.2-a incidenteel afgelasten weekmarkt

De oorspronkelijke, in 1999 ingevoerde bepaling is met ingang van 1 januari 2004 vervallen. De bevoegdheid tot het incidenteel afgelasten van een weekmarkt, wordt namelijk geacht deel uit te maken van de algemene bevoegdheid tot het instellen, afschaffen of veranderen van weekmarkt. Zie voor het overige de toelichting horende bij artikel 1.2.

Artikel 1.2-b tijdelijk andere locatie van de markt

De oorspronkelijke, in 1999 ingevoerde bepaling is met ingang van 1 januari 2004 vervallen. De bevoegdheid tot het tijdelijk aanwijzen van een alternatieve locatie voor het houden van een weekmarkt, wordt namelijk geacht deel uit te maken van de algemene bevoegdheid tot het instellen, afschaffen of veranderen van weekmarkt. Zie voor het overige de toelichting horende bij artikel 1.2.

Artikel 1.3 inrichting van de markt en begrenzing van het marktterrein

De oorspronkelijke, in 1999 ingevoerde bepaling is met ingang van 1 januari 2004 vervallen. De bevoegdheid tot het bepalen van de inrichting van de markten en het begrenzen van de marktterreinen, wordt namelijk geacht deel uit te maken van de algemene bevoegdheid tot het instellen, afschaffen of veranderen van weekmarkt. Zie voor het overige de toelichting horende bij artikel 1.2.

Artikel 1.4 instelling Marktcommissie

Dit artikel schrijft het college van burgemeester en wethouders de instelling voor van een adviescommissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet, die dit college adviseert inzake het algemene marktbeleid en over andere zaken die het marktwezen betreffen. Let wel: de bevoegdheid om een adviescommissie in te stellen ontleent het college rechtstreeks aan artikel 84 van de Gemeentewet. De strekking van onderhavige bepaling is nu dat de raad, daarbij gebruik makend van een haar toekomende aanvullende verordenende competentie, bepaalt dat het college van bedoelde bevoegdheid in dit geval gebruik moet maken, waarmee die bevoegdheid niet langer facultatief is, maar imperatief wordt. Strekking hiervan is dat de raad gewaarborgd wenst te zien dat de marktkooplieden als primair betrokken actoren, invloed kunnen uitoefenen op de totstandkoming van het door het college te ontwikkelen en uit te voeren marktbeleid.

Het initiatief tot het inwinnen van advies ligt bij Burgemeester en Wethouders; zonder een uitnodiging van dit bestuursorgaan wordt in principe geen advies uitgebracht. In dit verband zij evenwel gewezen op het (huidige) tweede en derde lid, dat ten aanzien van een reeks van besluiten het horen van de Marktcommissie voorschrijft alvorens een van deze besluiten te nemen. Zo is de betrokkenheid van deze commissie bij de meeste onderwerpen betreffende het algemeen marktbeleid toch gewaarborgd. Een hoorplicht als in dit artikel opgenomen, brengt met zich mee dat de commissie tijdig om advies moet worden verzocht, d.w.z. tijdens de voorbereiding van een beslissing, in een stadium dat de inhoud van die beslissing nog volledig beïnvloedbaar is. De hoorplicht wordt in de verordening nagenoeg beperkt tot uitsluitend zaken die het algemeen marktbeleid regarderen. Het staat Burgemeester en Wethouders uitdrukkelijk vrij om daarnaast de Marktcommissie ook te consulteren in andere aangelegenheden die het verschijnsel weekmarkt betreffen. Het ligt overigens voor de hand dat Burgemeester en Wethouders met het vragen van advies van de commissie omtrent beslissingen van individuele, concrete aard (anders gezegd: van beslissingen in de beschikkingensfeer), grote terughoudendheid zullen betrachten en deze alleen voor advies voorleggen in die gevallen waarin daartoe een uitzonderlijke reden bestaat. Het facultatief horen van de commissie inzake de uitoefening van bestuursbevoegdheid in individuele gevallen zal dan ook naar verwachting eerder uitzondering dan regel zijn.

Het artikel bepaalt voorts dat de Marktcommissie in een aantal gevallen gehoord moet worden. Om redenen van urgentie kan hiervan worden afgezien. Daarbij mag het natuurlijk niet zo zijn dat de voorbereiding van een besluit zeer kortstondig plaats heeft, terwijl het mogelijk was om dit tijdig te doen. Met andere woorden: de urgentie moet een van buitenaf komende oorzaak hebben en niet door het gemeentebestuur zelf zijn veroorzaakt.

Oorspronkelijk was in het toenmalig tweede lid van dit artikel, en daarmee dus bij raadsverordening bepaald dat de vaststelling van de instellingsverordening - dus niet de keuze of er al dan niet een zodanige commissie wordt ingesteld - en daarmee de wijze van functioneren alsmede de samenstelling van de Marktcommissie, was overgelaten aan Burgemeester en Wethouders. Na invoering van het duale stelsel in de gemeentelijke verhoudingen tussen de bestuursorganen, wordt artikel 84 Gemeentewet in verbinding met het bepaalde in artikel 83 lid 1 van die wet (tweede volzin), geacht uitputtend te regelen dat de bevoegdheid tot het vaststellen van de instellingsverordening (regelende de taak, werkwijze, samenstelling etc. van de Marktcommissie) aan het college toekomt en is het niet langer aan de raad om deze bevoegdheid toe te delen.

Artikel 1.4-a hoorplicht Marktcommissie

Deze bepaling is deel gaan uitmaken van het huidige artikel 1.4 (tweede en

derde lid).

Artikel 1.5 nadere regels

Deze Marktverordening beperkt zich ertoe de hoofdlijnen aan te geven betreffende de ontwikkeling van het algemeen marktbeleid, het organiseren van de weekmarkten en de rechtspositie van de vergunninghouders. Met name ten aanzien van de orde op de weekmarkt en het toezicht hierop, waaronder het innemen van standplaats en alles wat daaruit voortvloeit, wordt de nadere invulling in dit artikel overgelaten aan Burgemeester en Wethouders. Hiertoe is de raad bevoegd ingevolge artikel 156 Gemeentewet.

De door Burgemeester en Wethouders vast te stellen nadere regels hebben - anders dan beleidsregels - de status van algemeen verbindende voorschriften.

Artikel 1.6 voorschriften en beperkingen

Door de mogelijkheid om aan een vergunning (of ontheffing) voorschriften of beperkingen te verbinden, kan een verfijning worden aangebracht in de gewenste rechtstoestand. Voorschriften en beperkingen vormen het sluitstuk van de regelgeving. Zij bieden de mogelijkheid om heel specifiek gericht op een bepaalde situatie te kunnen voorzien in de behoefte aan regulering. Dat enkel voorschriften en beperkingen aan de vergunning mogen worden verbonden die strekken tot bescherming van het belang dat met de vergunningverlening wordt nagestreefd, is een algemeen bestuursrechtelijk beginsel.

Het spreekt vanzelf dat bij gebruikmaking van de bevoegdheid uit het tweede lid het vertrouwensbeginsel gerespecteerd dient te worden.

Artikel 1.7 voorwaarden

Voorwaarden mogen niet worden verward met de in het vorige artikel bedoeld voorschriften. Voorschriften zijn regels voor het juiste gebruik van een vergunning. Voorwaarden daarentegen bepalen de werking van de vergunning zelf. Voorwaarden kunnen een opschortend karakter hebben (de vergunning geldt pas, zodra aan de voorwaarde is voldaan) of juist een ontbindend karakter (de vergunning vervalt met het vervullen van de voorwaarde).

Bij een voorwaardelijke vergunning moet in de praktijk in eerste instantie gedacht worden aan een vergunning onder ontbindende voorwaarde. Zo wordt de mogelijkheid gecreëerd om vergunning te verlenen voor een standplaats op de markt, waarvan nog niet geheel zeker is of deze duurzaam beschikbaar zal blijven. Zonder de mogelijkheid om een voorwaardelijke vergunning te verlenen, zou dan enkel een dagplaats kunnen worden toegewezen. Vanwege het verschil in het Marktgeldtarief is dit echter om financiële redenen nadelig voor de vergunninghouder. Uit een oogpunt van rechtszekerheid jegens de vergunninghouder dient de voorwaarde wel zo nauwkeurig mogelijk te worden omschreven. Ook mag geen voorwaardelijke vergunning worden verleend, indien het gemeentebestuur geen gegronde reden heeft, die zich verzet tegen een onvoorwaardelijke vergunningverlening.

Artikel 1.8 verboden handelswaar

Het is moeilijk om vooraf een opsomming te geven van concrete handelsartikelen waar het artikel op van toepassing zou kunnen zijn. Wel kan worden gesteld dat bij "openbare orde" wordt gedacht aan waren die een pornografisch karakter dragen of anderszins inbreuk (kunnen) maken op de eerbaarheid van personen of commotie onder het publiek teweeg (kunnen) brengen. De bedoeling is om Burgemeester en Wethouders, in gevallen als deze, een instrument te bieden om, indien zij dit nodig achten, effectief te kunnen ingrijpen.

Ter nadere concretisering van de toepassing van deze bepaling kunnen Burgemeester en Wethouders zonodig nadere regels stellen. De begrippen openbare orde en veiligheid dienen overigens eng te worden geïnterpreteerd, hetgeen een terughoudend gebruik van deze bevoegdheid impliceert.

Hoofdstuk 2 - Het aanvragen, verlenen en intrekken van een vergunning.

Paragraaf 1 - Algemene Bepalingen

Artikel 2.1 vergunningplicht voor innemen standplaats

Dit artikel legt de grondslag voor de vergunning die verplicht is voor het innemen van een standplaats op een weekmarkt. Het biedt daarbij de mogelijkheid om op te kunnen treden tegen iedereen die zonder vergunning, en daarmee dan onrechtmatig, een standplaats op de markt bezet houdt. Het heeft tevens de functie van een competentiebepaling: Burgemeester en Wethouders worden erin aangewezen als het bestuursorgaan dat terzake bevoegd is.

In het tweede lid wordt nadrukkelijk bepaald dat de vergunninghouder bij het bezetten van zijn standplaats gebonden is aan de grenzen die in de vergunning zijn aangegeven.

De vergunning is persoonlijk en niet zonder meer overdraagbaar. Overschrijving kan alleen door het bevoegd gezag plaatsvinden (met toepassing van artikel 2.10), nooit door de vergunninghouder.

Artikel 2.2 verlening van een standplaatsvergunning

Wordt in artikel 2.1 de grondslag gelegd voor de vergunningverlening, dit artikel geeft een opsomming van de criteria waaraan een gegadigde moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een standplaats.

Zo kan alleen vergunning worden verleend op aanvraag en uitsluitend aan een natuurlijk persoon, niet aan een rechtspersoon. Met dit laatste wordt beoogd tegen te gaan dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt gaan innemen en wordt een bijdrage geleverd aan een zo eerlijk mogelijke verdeling van de marktstandplaatsen in Nederland. Tevens wordt getracht te voorkomen dat malafide handelaren op de markt verschijnen. Voorts zijn ingevolge het bepaalde in eerste lid onder d "beunhazen", die eigenlijk een ander beroep hebben en de markthandel slechts als bijbaantje beschouwen, van een standplaats uitgesloten. Dit laatste om de kring van echte handelaren die in de markthandel hun broodwinning hebben, te beschermen.

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning (indien van toepassing), de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK). Deze eisen strekken ertoe tegen te gaan dat malafide handelaren op de markt verschijnen.

Gewezen wordt voorts op de vrijstelling van de verplichting om een verzekering af te sluiten tegen wettelijke aansprakelijkheid voor vergunninghouders die hiertegen gemoedsbezwaren hebben. In 1981 is in een AROB-procedure namelijk een bepaling uit de Marktverordening van Krimpen aan den Ijssel betreffende de verzekeringsplicht door de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State in een concreet geval buiten toepassing verklaard, vanwege strijd met artikel 10 van het Verdrag van Rome. De betrokken vergunninghouder had uit hoofde van godsdienst/levensovertuiging te respecteren gemoedsbezwaren. Overigens dient degene die een beroep wenst te doen op de vrijstellingsbepaling aan te tonen dat deze op hem van toepassing is. Dit zou kunnen door het bewijs te leveren dat zijn gemoedsbezwaren tegen het fenomeen *verzekeren+, notarieel zijn vastgelegd.

De opsomming van de criteria is imperatief in die zin, dat een vergunning geweigerd moet worden indien niet aan de criteria wordt voldaan en daarnaast cumulatief in die zin dat aan alle criteria moet zijn voldaan. De opsomming is in zoverre limitatief, dat er in beginsel geen andere criteria zijn waaraan moet zijn voldaan. Hieruit mag echter niet worden afgeleid dat degene die eraan voldoet ook steeds een vergunning zal krijgen. Dit laatste hangt namelijk af verder nog af van zijn plaats op de wachtlijst in relatie tot branchepatroon en beschikbaarheid van een standplaats op de markt. Bovendien kan de vergunning worden geweigerd met toepassing van artikel 2.3. Derhalve wordt ook de formulering "komt in aanmerking" gebruikt, en niet "wordt verleend aan".

Tot slot nog dit. De bewijslast omtrent het voldoen aan de verplichtingen ligt bij de aanvrager van de vergunning. Niet het gemeentebestuur moet aantonen dat de aanvrager niet aan de te stellen eisen voldoet, teneinde een standplaats te kunnen weigeren, maar omgekeerd moet aanvrager aantonen dat hij wèl aan die eisen voldoet om voor toewijzing in aanmerking te komen. Of hij hierin slaagt is bovendien ter beoordeling van B & W; deze beoordeling dient in redelijkheid plaats te vinden. Het tweede lid is aan dit artikel toegevoegd om degene op wie de overgunning wordt overgeschreven in geval van overlijden gedurende een redelijke termijn de gelegenheid te bieden om te gaan voldoen aan de eisen uit het eerste lid onder b. Er bestaat geen aanleiding om voor de andere in artikel 2.2. genoemde eisen een tijdelijke vrijstelling te verlenen. Het is aan Burgemeester en Wethouders om het begrip "tijdelijk" in het individuele geval nader in te vullen.

Artikel 2.3 weigeringsgronden vergunningverlening

De bedoeling van dit artikel is om te voorkomen dat een vergunning moet worden afgegeven aan personen waarvan vaststaat dat zij zich bij het innemen van standplaats op een weekmarkt (ook buiten de gemeente) ernstig hebben misdragen, dan wel er blijk van hebben gegeven zich niet te kunnen of willen voegen naar het regime op de markt en zo onvoldoende passen binnen de gemeenschap van standplaatshouders. Deze bepaling beoogt te voorkomen dat iemand wiens vergunning bij wijze van sanctie is ingetrokken na verloop van (te) korte tijd via een achterdeur weer toetreding tot de markt kan verkrijgen. Ten aanzien van kooplieden die als dagplaatshouder negatief zijn opgevallen is dit overigens de enige mogelijkheid om deze van de markt te weren; dagplaatshouders hebben immers geen vergunning voor onbepaalde tijd, die als sanctie kan worden ingetrokken. Overigens dient hier de grootst mogelijke prudentie in acht te worden genomen; het dient te gaan om extreme gevallen, terwijl toepassing niet plaats dient te vinden dan na een zorgvuldig uitgevoerd onderzoek.

De weigeringsgronden zijn facultatief; Burgemeester en Wethouders kunnen maar moeten niet een vergunning weigeren. Het verdient aanbeveling dat in gevallen als deze de Marktcommissie wordt gehoord, alvorens te beslissen.

Paragraaf 2 - Vaste plaatsen

Artikel 2.4 algemene bepaling

De inhoud van dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2.5 verlening van de vergunning

Ten aanzien van de bevoegdheid om een plaats op de markt definitief als vaste plaats toe te wijzen, dan wel deze (voorlopig) als dagplaats te handhaven, wordt het volgende opgemerkt. Een weekmarkt die een goede algemene warenmarkt wil zijn, is gebaat bij continuïteit in de samenstelling van de diverse categorieën van vergunninghouders. Een hoge mate van herkenbaarheid voor wat betreft het aangeboden assortiment, alsook de plaats op de markt waar de diverse artikelen verkrijgbaar zijn, is belangrijk om het bij het publiek levende verwachtingspatroon niet te frustreren, en daarmee afbreuk aan de aantrekkelijkheid van de markt te voorkomen. Daarom dient de toewijzing van standplaatsen te geschieden volgens het beginsel dat de voorkeur wordt gegeven aan het toewijzen van vaste plaatsen, tenzij dit uit praktisch oogpunt onwenselijk of onmogelijk is, dan wel strijdig is met het belang van een goede markt. Wanneer zulks het concreet het geval is, bijvoorbeeld in het geval van standwerkers, wordt ter vrije beoordeling aan Burgemeester en Wethouders overgelaten.

Het derde lid biedt de mogelijkheid om vergunning te verlenen voor vaste plaatsen, die enkel behoeven worden ingenomen tijdens een bepaald seizoen. Het is de bedoeling, dat het recht om standplaats in te nemen in zo'n geval jaarlijks eindigt op een in de vergunning nader te bepalen datum (en daarmee ook financiële en andere verplichtingen van de vergunninghouder), en vervolgens telkens weer herleeft op een eveneens in de vergunning aan te duiden datum. De overige bepalingen uit het artikel spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 2.6 inschrijving anciënniteitslijst

Deze lijst is van belang bij het toewijzen van standplaatsen, indien er houders zijn van een vaste standplaats die graag een andere standplaats op de markt wensen.

Artikel 2.7 inschrijving wachtlijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van kandidaat-vergunninghouders noodzakelijk. Zo'n wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste plaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment van aanvraag nog geen plaats kan worden toegewezen (bij gebrek aan plaats op de markt, of omdat het branchepatroon dit niet toelaat). Om de aanvrager rechtszekerheid te verschaffen is het wenselijk dat deze van de inschrijving op de wachtlijst een schriftelijk bewijs krijgt.

Onder wachtlijst dient hier niet alleen te worden begrepen, een lijst volgens het traditionele begrip (d.w.z. een papieren produkt waarop achtereenvolgens de namen van kandidaten staan genoteerd), maar elk administratief systeem dat ervoor geschikt is om de bedoelde gegevens op zorgvuldige wijze te registreren, waarbij de chronologische volgorde naar datum ontvangst van aanvraag is gewaarborgd.

De wachtlijst-registratie behoeft een periodieke verlenging. Deze wordt nader geregeld door Burgemeester en Wethouders. Tevens kunnen voor registratie en verlenging legeskosten verschuldigd zijn. Of dit zo is en in welke mate, wordt geregeld in de algemene legesverordening van de gemeente. De branche-organisaties achten zo'n legesheffing redelijk. Door deze legesheffing worden de kosten van instandhouden van de wachtlijst gedragen door de ingeschrevenen en niet door de niet door de vergunninghouders (via een kosten-doorberekening in het Marktgeldtarief). Daarnaast hebben periodieke verlenging en legesheffing het beoogd effect dat doorgaans alleen personen met een serieuze belangstelling hun inschrijving blijven verlengen. Met dit laatste wordt een permanente "opschoning" van de wachtlijsten bereikt.

Artikel 2.8 doorhaling van wachtlijst-inschrijving

De inhoud van dit artikel spreekt geheel voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2.9 volgorde bij toewijzing

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste plaatsen geregeld. Het systeem van toewijzing is gebaseerd op de volgende voorrangsregels: * houders van een vaste plaats, die kenbaar hebben gemaakt de toe te wijzen plaats in kwestie te ambiëren, komen het eerst in aanmerking en wel naar volgorde van hun inschrijving op de anciënniteitslijst; Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden is het niet onredelijk dat in eerste instantie kooplieden die reeds een vaste plaats hebben de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere plaats te verkrijgen.

* vervolgens is de plaats op de wachtlijst bepalend, evenwel met dien verstande dat indien voor de markt een branchepatroon met toepassingsregels is vastgesteld, deze toepassingsregels bij de volgorde-bepaling van wachtlijst-kandidaten steeds in acht moeten worden genomen. Zo wordt voorkomen dat Burgemeester en Wethouders ingevolge het eerste lid gehouden is een vaste plaats toe te wijzen aan een vergunninghouder wiens aanbod niet past binnen het branchepatroon.

Het derde lid geeft aan dat er een uitzondering bestaat op de toepassing van de normale voorrangsregels voor de toerwijzing van vaste plaatsen. Deze bepaling moet daarbij worden gelezen in samenhang met artikel 2.10. Onderhavige bepaling legt de grondslag voor het überhaupt kunnen afwijken van de normale toewijzingsregels; in artikel 2.10 wordt aangegeven wanneer zulks het geval is. Gelet op de imperatieve redactie ontbreekt bij de toepassing van onderhavige bepaling beleidsvrijheid voor Burgemeester en Wethouders. Het is evenwel aan belanghebbende om aan te tonen dat hij een persoon is op wie het bepaalde in dit lid van toepassing is. Vervolgens komt dan aan Burgemeester en Wethouders beoordelingsvrijheid toe, die met name toegepast zal worden in geval van standplaats-toekenning aan een partner. Dus, zodra Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn dat iemand belanghebbende is in de zin van deze bepaling, dient aan deze het recht op de vaste plaats met voorbijgaan aan (andere) anciënniteits- of wachtlijst-kandidaten te worden toegekend.

Artikel 2.10 overschrijving vergunning

Deze bepaling moet worden gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 2.9, derde lid. Komt een vergunninghouder van een vaste plaats te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan wel trekt hij zich terug uit zijn bedrijf in het kader van een pensionering, dan wordt het op sociale overwegingen gerechtvaardigd geacht dat diens vergunning op de achterblijvende echtgenoot/levenspartner of op een eventuele geregistreerde bedrijfspartner kan worden overgeschreven. Of anders op een kind dat hem op de standplaats heeft geassisteerd. In afwijking van de VNG-modelverordening, komt (mede op advies van de Marktcommissie) ook het kind in aanmerking voor de plaats en niet slechts een (dus eventueel andere) plaats.

Van het opnemen van een hardheidsclausule ten behoeve van medewerkers van de scheidende vaste vergunninghouder (niet zijnde mede-eigenaren van het eventuele marktbedrijf van vergunninghouder), zoals voorgesteld in de VNG-modelverordening, wordt bewust afgezien. Het rekenschap geven van de gerechtvaardigde belangen van de wachtlijst-kandidaten brengt met zich mee dat ervoor gewaakt moet worden dat de kring van potentiële overschrijvingskandidaten te groot wordt. In de toelichting die hoort bij het voorgaande artikel is reeds uitgelegd dat de algemene regels omtrent de volgorde bij toewijzing van vaste plaatsen in geval van een overschrijving buiten toepassing blijven.

Artikel 2.11 inhoud van de vergunning

Onder de omschrijving als bedoeld onder b.-2 wordt gedacht aan het nummer dat de standplaats heeft op de situatie-tekening horende bij het vigerende standplaatsenplan.

De opsomming in dit artikel is niet limitatief, maar wel imperatief; de hier opgesomde bestanddelen moet, andere bestanddelen mag de vergunning bevatten.

Voor zover aan de vergunning voorschriften worden verbonden moeten ook deze op de vergunning vermeld worden. Bij voorschriften dient te worden gedacht aan regels die aangeven hoe de vergunninghouder zich bij het bezetten van zijn standplaats dient te gedragen. Het blijft evenwel aan Burgemeester en Wethouders overgelaten in hoeverre van het verbinden van voorschriften aan de vergunning gebruik wordt gemaakt. Denkbaar is immers ook dat, anders dan de VNG-modelverordening als optie voorstelt, Burgemeester en Wethouders ervoor kiezen om gedragsregels als algemeen verbindend voorschrift vast te stellen, door opneming ervan in de nadere regels als bedoeld in artikel 1.5. Ze gelden dan rechtens, zonder dat ze expliciet aan een vergunning dienen te worden verbonden. In ieder geval wordt daarmee voorkomen dat bij de vergunningverlening voorschriften over het hoofd worden gezien of om een andere reden abusievelijk niet aan de vergunning worden verbonden en zo er een storend hiaat of een naar andere vergunninghouders toe niet gerechtvaardigde ongelijkheid ontstaat.

Artikel 2.12 uitbreiding/wijziging standplaats/assortiment

Het kan voor komen dat een vergunninghouder na verloop van tijd vraagt om wijziging van zijn assortiment of standplaatsomvang. De onderhavige bepaling strekt ertoe om Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid te verlenen om zo'n wijziging toe te staan, zonder dat een nieuwe aanvraag- en besluitvormingsprocedure als bedoeld in artikel 2.5 noodzakelijk is.

Het formuleren van eventuele criteria voor het al dan niet honoreren van een verzoek als bedoeld in het derde lid kan door Burgemeester en Wethouders geschieden, bijvoorbeeld in een beleidsregel.

Artikel 2.13 intrekking vergunning

De intrekkingsgronden in het eerste lid zijn imperatief: doen ze zich voor dan dient de vergunning te worden ingetrokken en blijft er voor Burgemeester en Wethouders geen beleidsruimte.

De intrekkingsgronden in het tweede lid zijn daarentegen facultatief. Op deze gronden kan, maar hoeft niet altijd, intrekking te volgen. Doorgaans is het echter wel de bedoeling dat de vergunning wordt ingetrokken wanneer de gronden zich voor doen. Alleen in bijzondere gevallen, als daarvoor een dito reden bestaat, ware van intrekking af te zien.

Paragraaf 3 - Andere standplaatsen

Artikel 2.14 algemene bepaling

De inhoud van dit artikel spreekt geheel voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2.15 toewijzing dagplaats

Het ligt voor de hand dat Burgemeester en Wethouders de verlening van de in het eerste lid vereiste vergunning mandateren aan de marktmeester. Het ligt uit praktische overwegingen voorts voor de hand dat de vergunning mondeling wordt verleend.

Artikel 2.16 weigeringsgrond

De hier genoemde weigeringsgrond is niet limitatief, maar moet worden gezien ter aanvulling op andere gronden, zoals die welke gelden voor alle standplaatsen in het algemeen (artikel 2.3). De ratio achter deze bepaling is dat houders van een vaste standplaats aanspraak hebben op meer bescherming ten opzichte van de houder van een dagplaatsvergunning dan ten opzichte van de overige vaste vergunninghouders. Hiermee wordt een zekere, gerechtvaardigde rangorde tot uitdrukking gebracht tussen de kooplieden die samen de markt maken en die welke slechts incidenteel, mogelijk zelfs slechts eenmalig, een standplaats innemen.

Artikel 2.17 toewijzing standwerkersplaats

Deze groep heeft een geheel eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde "stille kramers". Zij verhogen de levendigheid en de aantrekkelijkheid van de warenmarkten en zijn daarmee een gewaardeerde component binnen het marktgebeuren. Teneinde verstarring (waarmee aan deze bijzondere functie afbreuk wordt gedaan) tegen te gaan, ware te voorkomen dat standwerkersplaatsen langdurig door één en dezelfde standwerker worden bezet. Het risico wordt dan te groot dat deze zich gaandeweg als een "stille kramer" gaan gedragen. Daarom is gekozen voor het systeem dat ook de eventueel op een markt beschikbare standwerkersplaatsen slechts per marktdag worden toegewezen. Het is verder aan Burgemeester en Wethouders overgelaten om nader te regelen of te bepalen op welke wijze een aanvraag moet worden ingediend en hoe hier op wordt beslist.

Hoofdstuk 3 - Het innemen van standplaats

Artikel 3.1 persoonlijk bezetten standplaats

Deze bepaling dient ertoe om te voorkomen dat vaste standplaatsen door hun houders de facto worden overgedragen aan derden en er zo een clandestiene "handel" in standplaatsen ontstaat, die zich geheel aan de greep van de gemeente onttrekt. Dit zou het hele toewijzingssysteem van de gemeente frustreren en is alleen daarom al onaanvaardbaar. Door de vergunninghouder te verplichten om persoonlijk aanwezig te zijn kan aan dit bezwaar op afdoende wijze tegemoet worden gekomen.

Omdat in artikel 2.2 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, heeft onderhavige bepaling tot gevolg dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een mede-vennoot van de vergunninghouder kan worden bezet. Uiteraard zijn er gevallen denkbaar, waarin het mogelijk moet zijn dat de vergunninghouder niet zelf aanwezig is en zich laat vervangen. Dit is het geval bij afwezigheid in verband met vakantie, ziekte of indien dit uit anderen hoofde in redelijkheid niet van de vergunninghouder kan worden verlangd. Het zou ook niet in het belang van de markt zijn om de vergunninghouder tijdens een afwezigheid als hier bedoeld, te beletten om zijn standplaats toch te doen innemen. De markt als geheel is immers gebaat bij een continu zo compleet mogelijke bezetting.

Artikel 3.2 feitelijk innemen standplaats

Het feitelijk innemen van standplaats moet niet worden verward met het persoonlijk bezetten ervan, als bedoeld in het vorige artikel. Feitelijk innemen van standplaats kan namelijk ook indien de standplaats wordt bezet door een vervanger van de vergunninghouder.

Voor de gewenste continuïteit in de marktopstelling is het van groot belang om de vergunninghouder van een vaste plaats aan de verplichting tot het innemen van die plaats te houden. Lege plekken wegens het niet bezetten van standplaatsen doen in hoge mate afbreuk aan de aantrekkelijkheid van een markt, en dit niet alleen in optisch opzicht. Met name bij de wat kleinere markten kan de noodzakelijke diversiteit in het assortiment dan in het gedrang komen.

Derhalve moet het niet innemen van standplaatsen tot een minimum beperkt worden en wel tot die gevallen waarin zulks in alle redelijkheid niet van de vergunninghouder kan worden verlangd. De verordening zelf geeft in het tweede lid aan dat zulks het geval is bij afwezigheid wegens vakantie, respektievelijk tijdelijke arbeidsongeschiktheid.

De verlenening van de ontheffing bedoeld in het tweede is dwingend voorgeschreven. Facultatief daarentegen is de bevoegdheid tot ontheffing om bijzondere redenen (derde lid).

Artikel 3.3 tijdstip van verkoop en van bezetten standplaats

Uit een oogpunt van goed verloop van de markt, dienen standplaatsen uiterlijk op het aanvangsuur van de markt te zijn bezet. Verder is het van belang, zowel vanwege de orde op de markt alsook vanwege de aantrekkelijkheid voor het publiek, dat de vergunninghouder zijn standplaats tot het einde van de markt bezet blijft houden. Het is hem daarom niet toegestaan zijn standplaats op een willekeurig, vóór het sluitingsuur van de markt gelegen moment te ontruimen. Evenmin is het wenselijk dat vergunninghouders te laat komen.

Voorts is het de vergunninghouder niet toegestaan om zijn artikelen te verkopen, buiten de officiële openingstijden van de markt, ook niet als hij zijn kraam reeds heeft ingericht. De ratio achter deze beperking is gelegen in het verschijnsel, dat het eerder beginnen met verkopen door de ene vergunninghouder, andere vergunninghouders (met name uit dezelfde branche) onder druk plaatst hetzelfde te doen. Om die manier ontstaat een hellend vlak en tendeert de markt ertoe steeds vroeger te beginnen, met alle gevolgen van dien. Zoals het te vroeg aanvoeren van de waren, indien de gelegenheid daartoe aanwezig wordt vermoed bij afwezigheid van een toezichthouder. Te laat stoppen met verkopen, en daardoor onnodig laat gereedkomen met het ontruimen van de standplaats is evenmin gewenst. Dit gedrag kan bijvoorbeeld een tijdige en doelmatige reiniging van het marktterrein in de weg staan.

Teneinde zo min mogelijk plek op de markt onnodig verloren te laten gaan en de realisering van een aaneengesloten marktopstelling te bevorderen, biedt lid 3 van dit artikel Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid om een niet tijdig bezette standplaats, alsnog als dagplaats toe te wijzen. Overigens is bewust gekozen voor de formulering: "vervallen worden verklaard van het recht op het innemen van zijn standplaats". Hij verliest niet het recht op de standplaats als zodanig, alleen op het innemen daarvan op de betreffende marktdag. Daarmee wordt beoogd om de in verzuim verkerende vergunninghouder niet de mogelijkheid te bieden om voor die marktdag met succes het door hem verschuldigde marktgeld achter te houden, dan wel terug te vorderen. Dat blijft hij volgens deze redactie, in verbinding met het bepaalde in de marktgeldverordening, verschuldigd als degene aan wie een standplaats is toegewezen.

Artikel 3.4 tijdstip aan/afvoer waren

Dit artikel beoogt de aan- en afvoer van de te verkopen waren, en daarmee het tijdstip waarop de standplaatsen feitelijk worden ingenomen c.q. bezet, te reguleren, teneinde daarmee de omvang van de overlast voor de omgeving tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Het tweede lid strekt er bovendien toe om een tijdige reiniging van het marktterrein mogelijk te maken.

De inhoud van het artikel spreekt verder voor zich.

Artikel 3.5 legitimatie en identiteit vergunninghouder

De eerste twee leden van dit artikel hebben de strekking om een grondslag te bieden voor een effectieve controle door de marktmeester op de markt. Zo moet de marktmeester (of een andere toezichthouder) kunnen controleren wie er nu precies een standplaats bezet houdt en wie eventueel als vervanger van een vaste vergunninghouder optreedt. Het is in sommige gevallen immers niet ondenkbaar dat een vergunninghouder een toezichthouder niet persoonlijk bekend is. Voorts is het mogelijk dat onrechtmatig standplaats wordt ingenomen of bezet; daartegen kan met toepassing van artikel 4.4 (in verbinding met artikel 2.1) alleen doeltreffend worden opgetreden, indien de identiteit van de diegene die zich op de standplaats bevindt, kan worden vastgesteld. De bevoegdheid van de marktmeester en andere toezichthouders om te vragen het bewijs van standplaats te controleren is rechtstreeks aan dezen toegekend, waarmee hier dus niet het gebruikelijke systeem wordt gevolgd dat de marktmeester uitsluitend een door Burgemeester en Wethouders aan hem te mandateren bevoegdheid uitoefent. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat het terzake gaat om een ter plaatse uit te oefenen inspectie-bevoegdheid, die praktisch gezien niet door het Burgemeester en Wethouders kan worden uitgeoefend, maar uitsluitend door een controlerend ambtenaar. Het tweede lid is voor het publiek bedoeld, teneinde reclames tegen de vergunninghouder en een doeltreffende rapportage van eventuele misdragingen aan de marktbeheerder mogelijk te maken.

Hoofdstuk 4 - Handhaving

Artikel 4.1 strafbepaling

Tegen handelingen in strijd met het bepaalde in deze verordening verdient een administratiefrechtelijke afhandeling de voorkeur. Daarbij zij verwezen naar het pakket maatregelen als bedoeld in de artikelen 4.2 tot en met 4.3. Evenwel kent de verordening ook een aantal bepalingen die niet of niet uitsluitend zijn gericht tegen vergunninghouders. Een effectieve handhaving van deze bepalingen ten opzichte van overtreders die niet behoren tot de kring van vergunninghouders, vraagt om het volgen van de strafrechtelijke weg. Een administratiefrechtelijke afwikkeling kan alleen werken als er op dat vlak ook een doeltreffend sanctiemiddel voorhanden is. En dat ontbreekt ten aanzien van anderen dan de vergunninghouders. Voor wat betreft de strafmaat is aansluiting gezocht bij de sanctie zoals die is voorzien tegen overtreding van bepalingen uit de Algemene plaatselijke verordening.

Artikel 4.2 schorsing en intrekking vergunning als sanctie

De bepalingen uit dit artikel en de volgende twee beogen een administratiefrechtelijk optreden met een sanctie-karakter mogelijk te maken tegen vergunninghouders die zich gedragen in strijd met de bepalingen uit de Marktverordening. Het sanctiemiddel bij uitstek is daarbij de overtreder het recht te ontzeggen om gedurende één of meer marktdagen zijn standplaats in te nemen.

Daarbij is gekozen voor een stelsel van in zwaarte oplopende sancties, naar rato van de hardleersheid van een recidivist. Het is in dat kader van belang op te merken dat het strafverhogend mechanisme niet gebaseerd is op het aantal keren dat iemands gedrag in strijd wordt bevonden met deze verordening, maar op het aantal keren dat hij daarvoor een sanctie heeft ontvangen. Hiermee wordt voorkomen dat iemand onverwacht met een sanctie wordt geconfronteerd, doordat een aantal overtredingen is "afgewacht", zonder de vergunninghouder tijdig met het plegen van die overtredingen en de ontoelaatbaarheid daarvan te confronteren. Het gekozen systeem biedt, in samenhang met de rechtsbescherming ingevolge de Algemene wet bestuursrecht, de vergunninghouder voldoende waarborgen dat van gemeentewege met de onderhavige sanctiebevoegdheid verantwoord en weloverwogen wordt omgegaan.

Met betrekking tot het derde lid, kan aan het vorenstaande nog worden toegevoegd dat er situaties denkbaar zijn, dat het uit een oogpunt van redelijkheid respektievelijk evenredigheid geboden respektievelijk geoorloofd is om iemand voor zeer lange tijd van de markt te verwijderen, door de beschikking waarbij hem standplaats toegewezen is definitief (of voorwaardelijk) in te trekken. Een nadere concretisering van de hier bedoeld situaties is aan Burgemeester en Wethouders overgelaten. Deze kunnen een en ander uitwerken in door hen te stellen nadere regels. Gedacht kan daarbij worden aan een soort van "sanctie-catalogus", waarin een reeks van in de praktijk vaker voorkomende overtredingen in relatie wordt gebracht met een bepaalde sanctie. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en vermijding van willekeur, is dit zeker aan te bevelen.

Artikel 4.2-a doorhaling inschrijving wachtlijst als sanctie

De inhoud van dit artikel spreekt geheel voor zich en behoeft derhalve geen nadere toelichting.

Artikel 4.3 uitsluiting voor dagplaats als sanctie

Omdat een dagplaatshouder niet kan worden geschorst en geen voor onbepaalde tijd doorlopende vergunning heeft die kan worden ingetrokken, is de aangewezen sanctie hier een tijdelijke uitsluiting van het recht om voor toewijzing van een dagplaats in aanmerking te komen. De criteria voor toepassing van deze sanctie komen overeen met die uit artikel 4.2.

Artikel 4.4 onmiddellijke verwijdering

Deze bepaling biedt de grondslag om tegen een ieder die handelt in strijd met de verordening of zich anderszins misdraagt op een wijze als in de verordening bedoeld, een terstond werkende ordemaatregel te kunnen treffen. Verwijdering van de markt is dan ook geen sanctie maar een vorm van bestuursdwang (waartoe Burgemeester en Wethouders in artikel 125 van de Gemeentewet bevoegd worden verklaard), waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24 zesde lid Awb wordt verondersteld. De Awb-voorschriften rond bestuursdwang-toepassing brengen met zich mee dat het besluit tot verwijdering achteraf in de vorm van een beschikking aan de belanghebbende bekend dient te worden gemaakt.

Overigens zij opgemerkt dat in de Awb geregeld is dat de aldaar opgenomen bestuursdwangbepalingen niet van toepassing zijn, indien wordt opgetreden ter handhaving van de openbare orde in de enge zin van het woord (o.a. het bestrijden/voorkomen van wanordelijkheden etc.).

Van de hier toegekende bevoegdheid dient alleen gebruik te worden gemaakt in dringende en spoedeisende gevallen. Het treffen van de maatregelen als deze leent zich bij uitstek voor mandatering door Burgemeester en Wethouders aan de marktmeester. Anders dan in de model-marktverordening van de VNG wordt voorgesteld, is in dit artikel het niet actief zijn als standwerker niet als criterium opgenomen. Niet omdat dit onnodig wordt geacht, maar omdat zo'n bepaling overbodig is, daar ook deze handelwijze een overtreding van deze verordening inhoudt (zie artikel 2.17) en derhalve reeds ingevolge het eerste lid een reden tot verwijdering kan opleveren.

Artikel 4.5 toezichthouders

De ambtenaar belast met handhaving van deze verordening en het fysieke toezicht op de markt is primair de marktmeester. Dit is een als zodanig door Burgemeester en Wethouders benoemde ambtenaar in dienst van de gemeente. Hij is de eerst verantwoordelijke voor dit toezicht en heeft op de markt uitgebreide bevoegdheden. Daarom wordt hij ook apart genoemd in het eerste lid van deze verordening. De overige toezichthouders zijn weliswaar eveneens bevoegd om deze verordening het handhaven, maar zij treden in de praktijk louter op als assistent of vervanger van de marktmeester. Voor een definitie van het begrip toezichthouder wordt verwezen naar artikel 5:11 Awb.

Artikel 4.6 orde-aanwijzingen

De inhoud van dit artikel spreekt geheel voor zich en behoeft derhalve geen nadere toelichting.

Artikel 4.7 objectiviteits-code

Het was denkbaar geweest een bepaling als deze op te nemen in een ambtsinstructie voor de marktmeester, in plaats van in deze verordening. Anderzijds werd het naar de vergunninghouders toe niet onsympathiek geacht om de van de marktmeester geëiste integriteit als basis voor diens functioneren in de Marktverordening zelf vast te leggen. Deze benadering werd ook door de Marktcommissie hogelijk gewaardeerd.

Hoofdstuk 5 - Overgangs- en slotbepalingen.

Dit hoofdstuk en de hierin opgenomen artikelen spreken alle geheel voor zich en behoeven derhalve geen nadere toelichting.