Regeling vervallen per 04-11-2023

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Krimpen aan den IJssel (Bibob-beleidslijn gemeente Krimpen aan den IJssel)

Geldend van 01-06-2019 t/m 03-11-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Krimpen aan den IJssel (Bibob-beleidslijn gemeente Krimpen aan den IJssel)

Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      bestuursorgaan: de burgemeester van Krimpen aan den IJssel onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel (ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft);

    • b.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • c.

      Bibob-toets: een toets aan de Wet Bibob door het bestuursorgaan / rechtspersoon met een overheidstaak en / of het Bureau bij een aanvraag om beschikking, een verleende beschikking, transactie of een overheidsopdracht. Het eigen onderzoek is een vast onderdeel van de Bibob-toets;

    • d.

      Bibob-vragenformulieren: vragenlijsten waarin vragen als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob zijn opgenomen;

    • e.

      het Bureau: het Landelijk Bureau Bibob;

    • f.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de Wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, de gegadigde niet tot de aanbesteding toe te laten, de overeenkomst niet aan te gaan, respectievelijk de beschikking of opdracht in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

    • g.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de Wet Bibob en waarop de Wet Bibob kan worden toegepast;

    • h.

      Overheidsorganisatie: een algemene aanduiding die wordt gebruikt voor allerlei soorten organisaties die overheidstaken uitvoeren. Hieronder kunnen worden begrepen:

      • -

        bestuurlijke lichamen (overheidsinstanties) die door de overheid zijn ingesteld, zoals ministeries, provincies, gemeenten, waterschappen;

      • -

        uitvoerende organisaties en diensten, zoals inspecties, agentschappen, politiediensten;

      • -

        rechterlijke macht.

    • i.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Krimpen aan den IJssel;

    • j.

      RIEC: het samenwerkingsverband Regionaal Informatie en Expertisecentrum Rotterdam-Rijnmond;

    • k.

      Semi-overheidsorganisatie: een algemene aanduiding voor allerlei soorten organisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten", maar staatsrechtelijk niet behoren tot het openbaar bestuur. Kenmerken van semi-overheidsorganisaties zijn onder andere: a. het uitvoeren van wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en b. een publieke financiering. Voorbeelden zijn: woningcorporaties, zorginstellingen, onderwijsinstellingen, rijksmusea.

    • l.

      de Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)

1 Inleiding

De Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur (hierna Wet Bibob) biedt bestuursorganen de mogelijkheid om zich te beschermen tegen het risico dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren. De Wet Bibob maakt het bestuursorganen mogelijk bepaalde vergunningen en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning, de subsidie of het gunnen van een opdracht wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld.

De ‘Notitie implementatie Wet BIBOB’ van de gemeente Krimpen aan den IJssel van 29 december 2004 heeft alleen betrekking op de vergunningprocedure in het kader van horeca (en wanneer dat aan de orde is aanvragen om exploitatie van coffeeshops en seksinrichtingen) en laat overige vergunning- en subsidieaanvragen en aanbestedingen buiten beschouwing.

De recente uitbreiding van de Wet Bibob van juli 2018 is onderdeel van de inzet tegen ondermijnende, georganiseerde criminaliteit, één van de speerpunten van het kabinet Rutte III. Voor de gemeente Krimpen aan den IJssel is het, ter bestrijding van de criminaliteit, van belang gebruik te kunnen maken van het volledige toepassingsbereik van de Wet Bibob. Op deze wijze kan al het mogelijke worden gedaan om criminele activiteiten binnen de gemeente te bestrijden. De recente uitbreiding van de Wet Bibob vormt dan ook de aanleiding om het Bibob-beleid te actualiseren en waar nodig uit te breiden.

Doel van het beleid

De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, maatschappelijke integriteit, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Hiervoor werkt de gemeente samen met de regionale partners.

Waarom een beleidslijn

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrumentarium toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidslijn, waarin het bestuursorgaan, dan wel de gemeente als rechtspersoon met een overheidstaak, aangeeft op welke wijze en in welke gevallen de Wet Bibob wordt toegepast. Dit schept duidelijkheid voor de burgers en ondernemingen die mogelijk aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing van een door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing.

Met het vaststellen van de beleidslijn wordt door de gemeente, voor de bescherming van haar integriteit, daarnaast een nadrukkelijk signaal afgegeven waar een preventieve werking vanuit kan gaan.

2 De Wet Bibob

2.1 Reikwijdte van de wet

De wet is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk), bepaalde categorieën van overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk) en biedt de mogelijkheid deze te weigeren, in te trekken of niet aan te gaan wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.

Het centrale artikel in de wet is artikel 3 lid 1:

"Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • a.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

  • b.

    strafbare feiten te plegen."

Hierin worden de twee weigeringsgronden genoemd, de zogenaamde a- en b-grond.

Een derde weigeringsgrond staat in artikel 3 lid 6 van de wet:

"Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit."

Hierbij moet men denken aan bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping.

Het 'gevaar' wordt vastgesteld op basis van antecedenten van de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen waarmee hij in een zakelijk samenwerkingsverband staat die erop wijzen of doen vermoeden dat strafbare feiten zijn gepleegd.

Subsidiariteit en proportionaliteit

Volgens de Memorie van Toelichting op de wet zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de wet. Het subsidiariteitsbeginsel wordt als volgt ingevuld. Het bestuursorgaan moet eerst bezien of er andere gronden zijn, dan de wet Bibob, waarop bijvoorbeeld de vergunning kan worden geweigerd of ingetrokken, omdat het Bibob-instrumentarium een aanvulling is op reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Van deze aanvullende mogelijkheid wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt als een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Eerst moeten alle gangbare en minder vergaande opties worden benut.

Het proportionaliteitsbeginsel wordt tot uitdrukking gebracht door de informatie- en risicogestuurde wijze van toetsen. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatiegestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-toets onderworpen. Daarnaast moeten de gevolgen die voortvloeien uit de besluitvorming door het bestuursorgaan, als gevolg van en gebaseerd op de resultaten van de Bibob-toets, evenredig zijn aan de mate van gevaar.

2.2 Toepassing van de wet

Het bestuursorgaan heeft discretionaire bevoegdheid ten aanzien van de toepassing van de wet. Hierna volgt toelichting op deze toepassing waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toepassingsmogelijkheden en de zogeheten kan- en zal-bepalingen.

Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk: waarom onderscheid?

De publiekrechtelijke onderdelen van de wet zijn de beschikkingen. Deze vallen uiteen in vergunningen en subsidies. De privaatrechtelijke onderdelen van de wet zijn de overheidsopdrachten en de vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij kan zijn. De gemeente acteert bij deze onderdelen in een andere hoedanigheid.

De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet, echter, de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de wet. De gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden.

Publiekrechtelijk

De publiekrechtelijke onderdelen in van de wet vallen uiteen in het verlenen (al dan niet met aanvullende voorschriften) dan wel weigeren of intrekken van vergunningen en subsidies. In welke gevallen en in hoeverre het bestuursorgaan de Bibob-toets toepast op vergunningen en subsidies staat vermeld in hoofdstuk 4.

Privaatrechtelijk

Overheidsopdrachten en vastgoedtransacties komen tot stand op basis van het civiele recht. Argumenten om met een gegadigde al dan niet een overeenkomst te sluiten, moeten dan ook worden beoordeeld naar civielrechtelijke maatstaven. Bij overheidsopdrachten en vastgoedtransacties staat het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Enerzijds betekent dit dat partijen vrij zijn met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. De gemeente is gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het afbreken van de onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat de overeenkomst betreffende een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie tot stand zou komen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een Bibob-toets kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de wet Bibob zou worden toegepast.

Anderzijds brengt de contractsvrijheid met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet Bibob, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico.

Overheidsopdrachten

In welke gevallen en in hoeverre de Bibob-toets wordt toepast op overheidsopdrachten en vastgoedtransacties staat vermeld in hoofdstuk 5.

2.3 Kan en zal bepalingen

In deze beleidslijn wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende onderdelen van de wet en in welke gevallen daarop een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Dit komt mede doordat er niet op álle onderdelen in álle gevallen een Bibob-toets wordt toegepast. Dit komt tot uitdrukking door het gebruik van '… zal worden toegepast …'en '… kan worden toegepast wanneer daartoe aanleiding bestaat…'. De reden hiervoor ligt in lijn met het proportionaliteitsbeginsel zoals eerder genoemd. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatiegestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-toets onderworpen. 

3 De Bibob-toets

3.1 De Bibob -toets

Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking, dan wel de (voorgenomen) overheidsopdrachten en vastgoedtransacties worden aan de reguliere vereisten getoetst. Indien aan deze vereisten is voldaan en op grond van deze beleidslijn de aanvraag, dan wel de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie valt onder de reikwijdte van het lokale toepassingsbereik, zoals in dit document beschreven, wordt overgegaan tot een Bibob-toets. De Bibob-toets kan ook van toepassing zijn op reeds verleende beschikkingen indien hiertoe aanleiding bestaat op grond van:

  • (Eigen) ambtelijke informatie

  • Informatie verkregen van het Bureau

  • Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob

  • Andere relevante signalen

Eigen onderzoek

De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan met het uitreiken van het Bibob-vragenformulier. Betrokkene dient dit Bibob-vragenformulier ingevuld en ondertekend in te leveren samen met de documenten en bewijsstukken die in het Bibob-vragenformulier worden gevraagd. De aangeleverde stukken kunnen aanleiding geven tot het opvragen van aanvullende gegevens. Het eigen onderzoek bestaat verder uit controle en analyse van:

  • Het door betrokkene aangeleverde Bibob-vragenformulier evenals de gevraagde bewijstukken, documenten en aanvullende gegevens;

  • De opgevraagde justitiële documentatie en politiegegevens;

  • De geraadpleegde open en gesloten bronnen;

  • De beschikbare informatie binnen de gemeentelijke organisatie.

Adviesaanvraag Bureau

Dit advies zal worden aangevraagd als:

  • Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet

  • Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur

  • Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering

  • De officier van justitie gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 26 van de wet

  • Informatie is verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft.

Informatieplicht bestuursorgaan

Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, dan wel om aan een vergunning aanvullende voorwaarden te verbinden, dan wel niet mee te werken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt.

Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan zal het onderdeel van het advies waarin deze derde wordt genoemd, ook ter beschikking worden gesteld aan deze derde. Deze derde wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

Gegevensverstrekking

In het geval van een Bibob-toets van een aanvraag om een beschikking zal deze aanvraag buiten behandeling worden gesteld, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de betrokkene. Het buiten behandeling stellen is mogelijk op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.

In het geval van een Bibob-toets van een reeds verstrekte beschikking zal bij het niet, niet tijdig of onvolledig ontbrekende dan wel aanvullende gegevens, de beschikking worden ingetrokken omdat dit in de wet wordt aangemerkt als een ernstig gevaar. Het intrekken is mogelijk op grond van artikel 30 juncto artikel 4 juncto artikel 3 Wet Bibob.

In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de wederpartij.

Adviestermijn

Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling is genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan acht weken met een eenmalige verlenging van vier weken. Het bestuursorgaan informeert de betrokkene onverwijld over deze opschorting.

De verlenging van de adviestermijn van het Bureau met vier weken en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen zoals bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet kan leiden tot verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Conclusies advies Bureau en vergewisplicht

De conclusie van het advies van het Bureau levert drie mogelijke uitkomsten op, te weten geen gevaar, mindere mate van gevaar of ernstig gevaar. Het bestuursorgaan mag, gelet op de deskundigheid van het Bureau, in beginsel van diens advies uitgaan. Het bestuursorgaan dient zich er wel van te vergewissen dat het advies en het daartoe ingestelde onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de feiten de conclusies kunnen dragen.

Het bestuursorgaan dat een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies, conform artikel 29 van de wet, gedurende twee jaar gebruiken in relatie tot andere beslissingen.

3.2 Gevolgen Bibob -toets

De mogelijke conclusies van de Bibob-toets (geen gevaar, mindere mate van gevaar, ernstig gevaar) zijn voor zowel de publiekrechtelijke als privaatrechtelijke onderdelen hetzelfde. Dit geldt ook voor het in de gelegenheid stellen van de betrokkene tot het indienen van een zienswijze naar aanleiding van het voorgenomen besluit op grond van artikel 33 van de wet. De gevolgen van een Bibob-toets, echter, kunnen behoorlijk van elkaar afwijken. Hieronder wordt dit nader toegelicht.

Gevolgen ten aanzien van publiekrechtelijke onderdelen

Indien uit het eigen onderzoek en/of het advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet kan dit leiden tot een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of de intrekking van een beschikking. Naar aanleiding van het voorgenomen besluit wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Tegen een voor de betrokkene negatief besluit kan vervolgens bezwaar en beroep worden ingesteld.

Bij de conclusie 'een mindere mate van gevaar' kunnen aan een beschikking voorwaarden worden verbonden. Deze voorschriften dienen te zijn gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar.

Bij de conclusie 'geen gevaar' kan de beschikking worden verleend.

Conclusie advies Bureau

Gevolg

Geen gevaar

Verlenen beschikking, dan wel het in stand houden van de beschikking

Mindere mate van gevaar

Verlenen beschikking onder voorwaarden, dan wel het in stand houden van beschikking onder voorwaarden

Ernstig gevaar

Weigeren van de beschikking, dan wel intrekken beschikking

Gevolgen ten aanzien van privaatrechtelijke onderdelen

De gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties, zijn niet geregeld in de wet Bibob. Hiervoor moet worden teruggevallen op het privaatrecht. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dit kader spreken we dan ook liever van een beslissing. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden. Het naar voren brengen van een zienswijze tegen de voorgenomen beslissing is wel mogelijk.

Het daadwerkelijke gevolg voor de overheidsopdracht en de vastgoedtransactie is afhankelijk van de contractsvrijheid, gerechtvaardigd vertrouwen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De contractsvrijheid brengt bijvoorbeeld met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico of andere omstandigheden op basis waarvan de gemeente geen overeenkomst wenst aan te gaan. Een civiele rechter moet oordelen over de gevolgen ten aanzien van de privaatrechtelijke onderdelen.

De gemeente verbindt de volgende gevolgen aan de mogelijke conclusies van het advies van het Bureau:

Conclusie advies Bureau

Gevolg

Geen gevaar

Wel of niet aangaan overheidsopdracht/vastgoedtransactie

Mindere mate van gevaar

Niet aangaan overheidsopdracht/vastgoedtransactie

Ernstig gevaar

Niet aangaan overheidsopdracht/vastgoedtransactie

4 Publiekrechtelijke beschikkingen

4.1 Toepassingsbereik bij openbare inrichtingen, seksbedrijven en evenementen

  • 1. Een Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen voor een vergunning/ontheffing:

    • a.

      artikel 3 Drank en Horecawet (Drank en Horecavergunning);

    • b.

      artikel 30a Drank en Horecawet (melding wijziging leidinggevende op aanhangsel);

    • c.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (kansspelautomatenvergunning);

    • d.

      artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning);

    • e.

      artikel 2:24 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor het organiseren van door de burgemeester nader aan te duiden evenementen, in ieder geval bij dance events, vechtsportwedstrijden of gala’s, bijeenkomsten van motorclubs;

    • f.

      artikel 2:35a van de Algemene Plaatselijke Verordening (vergunning voor aangewezen inrichtingen);

    • g.

      artikel 2:72 van de Algemene Plaatselijke Verordening (vergunning verkoop consumentenvuurwerk);

    • h.

      hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (vergunning seksbedrijf).

4.2 Aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

  • 1. Het bestuursorgaan kan de Bibob-toets uitvoeren bij een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) waarbij sprake is van de volgende functies en criteria:

    • a.

      Woonfunctie: nieuwbouw, waarbij sprake is van een bouwsom per woning die hoger is dan € 250.000,-;

    • b.

      Woonfunctie: verbouw, waarbij sprake is van een bouwsom hoger dan € 100.000,--;

    • c.

      Woonfunctie: woongebouw (wooncomplex), waarbij sprake is van een bouwsom > € 1.500.000,-;

    • d.

      Bijeenkomstfunctie: drank & horeca, waarbij sprake is van een bouwsom > € 25.000, -Indien de bouwaanvraag leidt tot de aanvraag van een nieuwe drank-& horecavergunning, zal alleen bij deze laatste vergunningbehandeling de Bibob-toetsing plaatsvinden;

    • e.

      Bijeenkomstfunctie: zoals een kinderdagverblijf, waarbij sprake is van een bouwsom > € 10.000,-; 

    • f.

      Industriefunctie, waarbij sprake is van een grotendeels ’overige’ gebruiksfunctie en waarbij sprake is van een bouwsom > € 200.000,-;

    • g.

      Industriefunctie, nieuwbouw, waarbij het pand bestemd is voor de verhuur;

    • h.

      Kantoorfunctie, waarbij sprake is van een grotendeels ’overige’ gebruiksfunctie en waarbij sprake is van een bouwsom > € 200.000,-;

    • i.

      Sportfunctie, waarbij sprake is van een particuliere sportschool en/of fitnesscentrum.

Overige gevallen

Het bestuursorgaan zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren wanneer daartoe aanleiding bestaat blijkens uit:

  • eigen informatie en/of;

  • informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/of;

  • het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet; duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

Geen Bibob -toets

Indien een aanvrager om een omgevingsvergunning-bouwactiviteit in het tijdvak van twee jaar (gerekend vanaf de eerste aanvraag) meer aanvragen om een omgevingsvergunning-bouwactiviteit indient en/of binnen deze termijn al vanuit een andere vergunningaanvraag bijv. Drank- en Horeca een Bibob-toets heeft ondergaan, zal deze bij ongewijzigde omstandigheden (in bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners etc.) ten opzichte van de eerste aanvraag én indien sprake is van een positieve uitkomst van de Bibob-toets op de eerste aanvraag, bij volgende aanvragen niet worden onderworpen aan een nieuwe Bibob-toets.

Bij een aanvraag omgevingsvergunning-bouwactiviteit vindt er geen Bibob-toets plaats (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van:

  • overheidsorganisaties;

  • semi-overheidsorganisaties;

  • toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

  • door het college van burgemeester en wethouders bij besluit aangewezen aanvragers (bijvoorbeeld samenwerkingsconstructies van particuliere ondernemingen en overheid).

Cumulatie bij bouwwerken met de functie wonen

In het geval een aanvrager in het tijdvak van één jaar, gerekend vanaf de eerste aanvraag, vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit voor bouwen met de functie wonen met een bouwsom van meer dan € 50.000,- maar minder dan € 500.000,- (exclusief btw), zal een Bibob-toets plaatsvinden op de vierde aanvraag van dezelfde aanvrager.

Cumulatie bij bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

In het geval een aanvrager in het tijdvak van één jaar, gerekend vanaf de eerste aanvraag, vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit voor een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten met een bouwsom van in totaal minder dan €50.000,- (excl. btw), zal een Bibob-toets plaatsvinden op de vierde aanvraag van dezelfde aanvrager.

4.3 Aanvragen om omgevingsvergunning Milieu

Het bestuursorgaan zal een Bibob-toets uitvoeren bij de aanvraag om omgevingsvergunningen Milieu door inrichtingen van de categorieën 12, 25 en 28 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.

Daarnaast zal het bestuursorgaan in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren naar andere aanvragen om omgevingsvergunningen Milieu wanneer daartoe aanleiding bestaat blijkens uit:

  • a.

    (Eigen) ambtelijke informatie

  • b.

    Informatie verkregen van het Bureau

  • c.

    Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • d.

    Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob

  • e.

    Andere relevante signalen

4.4 Toepassingsbereik bij subsidiebeschikkingen

  • 1. Het bestuursorgaan zal de Wet toepassen met betrekking tot een aanvraag voor een subsidie, dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de Subsidieverordening van Krimpen aan den IJssel. De Bibob-toets wordt alleen uitgevoerd als er vanuit:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of;

    • b.

      de beoordeling van de subsidieaanvraag;

    • c.

      de verantwoordingsinformatie bij de subsidievaststelling;

    • d.

      informatie verkregen van het Bureau en/of;

    • e.

      informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de Wet (OM-tip) en/of;

    • f.

      informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het RIEC;

      duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag dan wel de verantwoordingsinformatie bij de subsidievaststelling sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

4.5 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1. Het bestuursorgaan past de wet toe met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

    • a.

      de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking is aangewezen als risicogebied;

    • b.

      de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

    • c.

      vanuit eigen informatie, vanuit informatie van het Bureau, dan wel vanuit informatie van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

    • d.

      informatie als bedoeld in artikel 26 juncto artikel 11 van de wet wordt verkregen vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

    • e.

      bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, verzoekt het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets.

Ten aanzien van de reeds verleende beschikking wordt de volharding in de weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, beschouwd als een ernstig gevaar als genoemd in artikel 4 juncto artikel 3 van de wet. De reeds verleende beschikking wordt als gevolg daarvan ingetrokken.

5 Privaatrechtelijke transacties

5.1 Toepassingsbereik bij vastgoed- en grondtransacties

  • 1. De gemeente kan de wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder o, van de Wet Bibob waarbij de gemeente als civiele partij betrokken is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

  • 3. Bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente onroerend goed (met uitzondering van zogenaamd “snippergroen” en groenstroken tot 100 m2) verkoopt zal in beginsel altijd een Bibob-toets plaatsvinden.

  • 4. Bij de navolgende vastgoedtransacties kan een Bibob-toets toegepast worden, indien er aanleiding bestaat om te vermoeden dat bij een vastgoedtransactie sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob. Het gaat om vastgoedtransacties waarbij:

    • a.

      de gemeente onroerend goed aankoopt;

    • b.

      de gemeente onroerende zaken huurt of verhuurt;

    • c.

      de gemeente een gebruiksrecht verleent;

    • d.

      de gemeente deelneemt aan een vennootschap, die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

  • 5. Het besluit tot uitvoering van de Bibob-toets bij vastgoedtransacties kan zijn gebaseerd op:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau en/of

    • c.

      informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • d.

      informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC.

  • 6. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

  • 7. Naast de in lid 1 genoemde gevallen zal een Bibob-toets plaatsvinden bij ver- en aankoop van onroerend goed, dat gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan is aangewezen.

5.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

  • 1. De rechtspersoon met een overheidstaak voert de Bibob-toets ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, alleen uit bij overheidsopdrachten die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform het Inkoop- en aanbestedingsbeleid van de gemeente Krimpen aan den IJsel, voor het aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen die openbaar moeten worden aanbesteed.

  • 2. De Bibob-toets vindt bij openbare aanbestedingen alleen plaats als er vanuit:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en / of;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau en / of;

    • c.

      informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en / of;

    • d.

      informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip), aanleiding is om te vermoeden dat sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Paragraaf 5: Afwijkingsbevoegdheid en overgangsrecht

Artikel 15 Afwijkingsbevoegdheid

Het bestuursorgaan, dan wel de rechtspersoon met een overheidstaak kan op basis van feiten en/of omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in deze beleidslijn (artikel 4:84 van de Awb, de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid).

Artikel 16 Overgangsrecht

Deze beleidslijn is van toepassing op ontvangen aanvragen, aangevangen onderhandelingen en aanbestedingen, en op reeds verleende beschikkingen, aangegane transacties en gegunde overheidsopdrachten, vanaf de datum van inwerkingtreding.

Paragraaf 6: Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 17 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Bibob-beleidslijn gemeente Krimpen aan den IJssel’.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. De Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob gemeente Krimpen aan den IJssel, vastgesteld op 29 december 2004, wordt ingetrokken.

  • 2. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel (ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft) op 7 mei 2019

De burgemeester van Krimpen aan den IJssel

M.W. Vroom

De burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel:

de secretaris,

A. Boele

de burgemeester,

M.W. Vroom