Regeling vervallen per 06-10-2023

Financiële verordening gemeente Lansingerland 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 05-10-2023

Intitulé

Financiële verordening gemeente Lansingerland 2017

De raad van de gemeente Lansingerland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 november 2016;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de:

Financiële verordening gemeente Lansingerland 2017

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • -

    netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • -

    beleidsveld: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende activiteiten of een samenstel van (sub)taakvelden.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de onderverdeling van de programma’s in beleidsvelden vast en de onderverdeling van de taakvelden per programma.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per beleidsveld weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per beleidsveld weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 5. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting en de jaarstukken wordt in ieder geval inzicht gegeven in de (ontwikkeling van) de volgende financiële indicatoren:

    • a.

      de solvabiliteitsratio;

    • b.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • c.

      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • d.

      de ontwikkeling van de som van de voorraden bouwgrond, de voorraden onderhanden werk en overige voorraden als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • e.

      de ontwikkeling van de som van de leningen aan derden en de leningen aan verbonden partijen als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

  • 6. In de begroting wordt per beleidsveld een toelichting opgenomen van de belangrijkste mutaties tussen de begroting van het lopende jaar en de begroting voor het komende jaar.

  • 7. In de paragraaf financiering en treasury van de begroting en jaarrekening wordt een toelichting opgenomen op het renteresultaat.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor 30 juni van het lopende begrotingsjaar aan de raad een Kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt de Kadernota voor 31 juli van het lopende begrotingsjaar vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen. De hoogte van deze post wordt door het college onderbouwd en toegelicht in de begroting.

  • 3. In de begroting worden per programma het nieuw beleid en de financiële consequenties hiervan toegelicht.

Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringskredieten en grondexploitaties

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma, het overzicht overhead en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de raad een beleidsveld of activiteit dat onderdeel is van een programma, het overzicht overhead of het overzicht algemene dekkingsmiddelen als prioriteit aanwijzen en daarvoor de baten en lasten apart autoriseren.

  • 3. In de begroting worden voor de in het komende begrotingsjaar vrij te geven investeringskredieten het nut, de onvermijdelijkheid en onuitstelbaarheid gemotiveerd. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij eventueel op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 4. Indien het college voorziet dat een geautoriseerd programmabudget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt vooraf aan de raad een voorstel inclusief dekking aangeboden om de extra lasten te autoriseren. Hierbij mag het college de volgende afwijkende bepaling in acht nemen. Voor overschrijdingen tot een maximum van € 100.000, wordt door het college in de eerstvolgende tussenrapportage (zie art. 6) aan de Raad een voorstel inclusief dekking ter autorisatie aangeboden.

  • 5. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 6. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voor het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel aan de raad voor. Dit geldt ook voor investeringsuitgaven die volledig gedekt worden door externe subsidies. Bij investeringen groter dan € 1 miljoen bevat het Raadsvoorstel een uitgebreide toelichting op de risico’s van de investering en welke maatregelen genomen worden om deze risico’s te beheersen.

  • 7. Tenminste één keer per jaar actualiseert de Raad de financiële prognoses van de grondexploitaties (Meerjarenprognose Grondexploitaties; MPG). De raad autoriseert daarmee tevens de baten en lasten van de grondexploitaties voor de gehele looptijd van het project. In de Meerjarenprognose Grondexploitaties worden deze baten en lasten per project, per kostensoort en per jaar inzichtelijk gemaakt. In de begroting worden deze baten en lasten voor het begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren opgenomen op het programma Grondzaken.

  • 8. Jaarlijks wordt in de Meerjarenprognose Grondexploitaties een overzicht opgenomen met vrij te geven uitvoeringsbudgetten groter dan € 200.000 voor werkzaamheden die in het komende begrotingsjaar in uitvoering worden genomen. Via het vaststellen van de Meerjarenprognose Grondexploitaties worden deze budgetten door de Raad geautoriseerd.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van een voorjaarsnota en najaarsnota over de realisatie van de begroting van de gemeente. Hierbij worden afwijkingen per beleidsveld groter dan € 100.000 en afwijkingen kleiner dan € 100.000, maar groter dan 10% van de begrote lasten op het betreffende beleidsveld toegelicht.

  • 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar beleidsvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar beleidsvelden;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

    • f.

      het voorlopige resultaat, volgend uit de onderdelen d en e, alsmede afwijkingen tussen de realisatie en raming van de investeringskredieten groter dan € 100.000 en de afwijkingen voor het begrotingsjaar op het beleidsveld grondexploitaties groter dan € 1,0 miljoen (baten en lasten apart).

  • 3. Door vaststelling van de rapportages autoriseert de raad tevens de wijzigingen van de ramingen en daarmee de uit de tussenrapportages voortvloeiende begrotingswijziging(en).

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

De kaders voor het activeren van uitgaven als vaste activa en de waardering en afschrijving hiervan zijn vastgelegd in een ‘Nota activabeleid’. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota aan ter goedkeuring aan de Raad.

Artikel 8. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een ‘Nota reserves en voorzieningen’ aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming, besteding en waarderingsgrondslag van voorzieningen; en

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3. Elk jaar vindt een actualisatie van de reserves en voorzieningen plaats ten behoeve van de begroting. Hierbij wordt vastgesteld of reserves en voorzieningen nog noodzakelijk zijn. Voorstellen voor aanpassing van de reserves en voorzieningen worden opgenomen en toegelicht in de begroting.

Artikel 9. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, worden uurtarieven per afdeling gebruikt. Het uurtarief per afdeling is opgebouwd uit de begrote directe kosten van de afdeling gedeeld door het aantal begrote directe uren, een opslag voor de begrote gemeente brede overhead en een opslag voor de afdelingsspecifieke overhead. De opslag voor de gemeente brede overhead wordt bepaald door de totale begrote algemene overheadkosten van de gemeente te delen door het aantal begrote directe uren. De opslag voor de afdelingsspecifieke overhead wordt bepaald door de begrote afdelingsspecifieke overheadkosten te delen door het aantal begrote directe uren van de afdeling. De overheadkosten worden toegerekend door het uurtarief van de afdeling vervolgens te vermenigvuldigen met het aantal directe uren per afdeling dat is toe te rekenen aan de activiteiten waar door middel van rechten en heffingen de kosten in rekening worden gebracht en voor goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden.

  • 6. In afwijking van lid 1 t/m 5 gelden worden voor het bepalen van exploitatiebijdragen in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening vaste uurtarieven gehanteerd.

  • 7. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

  • 8. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 10. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen, leges en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges

  • 2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 12. Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

    • b.

      Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s.

    • c.

      Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

    • d.

      Het beperken van het renterisico en het behalen van een zo gunstig mogelijk renteresultaat binnen de kaders van de gemeentewet, de wet Fido en de wet Ruddo.

  • 2. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke verstrekkingen en geeft in het besluit aan welke effecten de verstrekte lening, garantie of risicodragend kapitaal heeft op het benodigde weerstandsvermogen van de gemeente.

  • 4. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken, bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit treasurystatuut. Het college zendt het ‘treasurystatuut’ ter kennisgeving aan de Raad.

  • 5. Onder andere ter uitwerking van artikel 12 lid 3 van deze verordening worden de regels voor het verstrekken van garanties en waarborgen vastgelegd in een door de Raad vast te stellen ‘nota garantstelling’.

  • 6. Jaarlijks wordt op voorstel van het college door de Raad de voor het begrotingsjaar te voeren treasurystrategie vastgesteld. Indien in enig jaar van toepassing wordt via de treasurystrategie ook invulling gegeven aan artikel 12 lid 2 van deze verordening. Via de tussenrapportages wordt de Raad geïnformeerd over de uitvoering en resultaten van de strategie.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 13. Paragrafen

  • 1. In de begroting en jaarstukken worden minimaal de op grond van het BBV verplichte paragrafen opgenomen. Dit zijn:

    • a.

      Paragraaf lokale heffingen

    • b.

      Paragraaf weerstandsvermogen & risicobeheersing

    • c.

      Paragraaf financiering

    • d.

      Paragraaf onderhoud kapitaalgoederen

    • e.

      Paragraaf verbonden partijen

    • f.

      Paragraaf grondbeleid

    • g.

      Paragraaf bedrijfsvoering

  • 2. In deze paragrafen wordt minimaal de op grond van het BBV verplichte informatie opgenomen.

Artikel 14 Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    een overzicht en vergelijking van de gemeentelijke woonlasten met de landelijke woonlasten en de woonlasten in de omliggende gemeenten.

  • b.

    De berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen (of een verwijzing naar een andere plek in de begroting waar deze informatie is opgenomen), bedoeld in artikel 12, zevende lid;

  • c.

    De kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 15 Financiering

In aanvulling op artikel 13 worden in de paragraaf financiering opgenomen:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar; uitgesplitst naar (her)financieringen, kasstroom grondzaken, kasstroom investeringen en kasstroom exploitatie.

Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen. De wijze waarop deze beoordeling plaatsvindt, is nader uitgewerkt in een door de Raad vastgestelde ‘Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen’.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. In aanvulling op artikel 13 wordt in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de eventuele omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beheerplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen en de relatie naar de hoogte van de rioolheffing. De raad stelt het plan vast.

  • 4. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beheerplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

  • 5. Indien binnen 4 jaar na vaststellen van een beheerplan zoals bedoeld in lid 2 en lid 4 de Raad besluit tot bijstelling van het kwaliteitsniveau, dan wordt ook het beheerplan hierop aangepast en worden de ramingen in de begroting aangepast op basis van het nieuwe beheerplan.

Artikel 18. Bedrijfsvoering

In aanvulling op artikel 13 wordt in de paragraaf bedrijfsvoering in ieder geval opgenomen:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de ontplooide activiteiten in het kader van informatieveiligheidsbeleid en de resultaten hiervan.

Artikel 19. Verbonden partijen

De kaders voor de aansturing en het toezicht op verbonden partijen zijn vastgelegd in een door de Raad vastgestelde Nota verbonden partijen. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten de in de Nota verbonden partijen genoemde informatie op.

Artikel 20. Grondbeleid

  • 1. In aanvulling op artikel 13 wordt in de paragraaf grondbeleid in ieder geval opgenomen:

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad in het begrotingsjaar en de meerjarenbegroting uitgesplitst naar project en kostensoort;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten; en

    • c.

      de nog te realiseren opbrengsten en kosten per project en een duiding van de risico’s die hiermee samenhangen.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 21. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten en subsidiebijdragen;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten, investeringskredieten en grondexploitatiebudgetten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 22. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de beleidsvelden en taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 23. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De financiële verordening Gemeente Lansingerland 2015 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Lansingerland 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de Raad van de gemeente Lansingerland in zijn openbare vergadering van 22 december 2016,
de griffier,
drs. Marijke Walhout

Toelichting 1: Toelichting opde financiële verordening gemeente Lansingerland 2017

Toelichting