DRANK- EN HORECABELEID 2014 GEMEENTE LOSSER

Geldend van 04-11-2014 t/m heden

Intitulé

DRANK- EN HORECABELEID 2014 GEMEENTE LOSSER

De gemeenteraad stelt de volgende regeling vast.

1. Inleiding

Op 1 januari 2013 is de ‘nieuwe’ Drank- en Horecawet (DHW) in werking getreden.

Aanleiding voor de wijziging van deze wet is dat we steeds meer weten over de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik onder met name jongeren.

Daarnaast zorgt alcoholgebruik vaak voor overlast in de openbare ruimte en bij het overgrote deel van de geweldsdelicten en vernielingen in het uitgaansleven is alcohol in het spel. De wijziging van de Drank- en Horecawet heeft daarnaast gevolgen voor de gemeente.

De nieuwe wet raakt verschillende soorten beleid, onder meer: gezondheidsbeleid, horecabeleid, handhavingsbeleid en openbare orde en veiligheid. Om invulling te kunnen geven aan de doelen van de nieuwe Drank- en Horecawet is een integrale benadering vanuit deze beleidsvelden noodzakelijk. De nieuwe wet stelt de gemeente beter in staat om lokaal beleid te ontwikkelen en uit te voeren dat meer aansluit op de lokale situatie en problematiek. De gemeente reguleert, houdt toezicht en kan handhaven en is nu dus verantwoordelijk voor het gehele proces van vergunningverlening tot aan het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet.

De wet biedt ondersteunende instrumenten ter versterking van de preventieve aanpak van alcoholverstrekking en –gebruik. De raad stelt de Drank- en horecaverordening (DHV) vast en de burgemeester krijgt de bevoegdheid om toezicht te houden op de naleving van de wet en sancties op te leggen indien de wet niet wordt nageleefd. Dit sluit aan bij zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van openbare orde en veiligheid.

Doelen nieuwe Drank- en Horecawet:

  • Alcoholgebruik onder jongeren terugdringen

  • Alcohol gerelateerde verstoring van de openbare orde aanpakken

  • Bijdragen aan het verminderen van de administratieve lasten

1.1 Totstandkoming beleid:

Op 24 september 2013 is in de Commissie Bestuur en Samenleving de discussienota Drank- en Horecawet besproken om de raad te faciliteren bij het maken van de te maken beleidskeuzes. Naar aanleiding daarvan is uitgegaan van de volgende bij de beleidskeuzes te hanteren kaders:

  • -

    uitgaan van het reeds bestaande beleid/ geen nieuwe beleid(sinstrumenten) inzetten;

  • -

    eigen verantwoordelijkheid (zelfregulering) partners (zoals horeca, supermarkten, sportverenigingen etc.) toezicht en handhaving daarop afstemmen;

  • -

    handhaving d.m.v. controles en themagericht (bijvoorbeeld leeftijdscontroles).  

Daarnaast hebben gesprekken met de Koninklijke Horeca, paracommerciële horeca en externe partijen plaatsgevonden.

2. Bestaand beleid

De doelen van het kabinet om met de mogelijkheden die de nieuwe Drank- en Horecawet de gemeente biedt het alcoholgebruik onder jongeren en de alcohol gerelateerde overlast in de openbare ruimte aan te pakken, zijn niet nieuw. Onder het oude regime van de wet werd reeds ingezet op deze doelen.

Denk daarbij onder andere aan Happy Fris (regionaal samenwerkingsverband gericht op preventie en regelgeving), lokaal gezondheidsbeleid waarbij op voorlichting en bewustwording onder jongeren werd en wordt gefocust, in samenwerking met de Voedsel en Waren autoriteit toezien op de naleving van deze wet, de Drank- en Horecaverordening voor o.a. paracommerciële instellingen, en het sluitingstijden- en terrassenbeleid voor de horeca.

De gemeente heeft al preventieve taken op grond van de Wet publieke gezondheid.

Daarnaast lag het proces van vergunningverlening op grond van de Drank- en Horecawet al bij de gemeente en dit zal niet anders worden bij de uitvoering van de nieuwe Drank- en Horecawet.

3. Paracommercie

De wijziging van de Drank- en Horecawet brengt één verplichting met zich mee namelijk dat de raad na het inwerkingtreden van de wet een “verordening paracommercie” moet opstellen. In deze verordening moeten regels worden opgenomen over toegestane schenktijden en gelegenheden waarbij alcohol mag worden geschonken. Het doel is het voorkomen van oneerlijke mededinging tegenover de reguliere horeca.

Paracommerciële instellingen zijn instellingen waarbij het schenken van drank een

bijkomende activiteit is van de instelling. In Losser zijn 31 paracommerciële

inrichtingen. De hoofdactiviteit is meestal cultureel, of sport gerelateerd (sportkantines, horecagelegenheid van culturele instellingen en dergelijke), ook buurthuizen en kerkgenootschappen vallen er onder. De uitoefening van het horecabedrijf binnen een dergelijk instelling is daaraan ondergeschikt

3.1 Bestaand beleid

Onder de ‘oude’ Drank- en Horecawet heeft de gemeenteraad van Losser  al een Drank- en horecaverordening vastgesteld waarin een algemeen verbod is opgenomen voor paracommerciële instellingen om zwak-alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken. Door middel van een ontheffingensysteem kan de burgemeester daarvan ontheffing verlenen en daaraan voorschriften verbinden.

Daarnaast wordt het schenkingstijdenbeleid geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), waarbij is bepaald dat aan paracommerciële instellingen slechts ontheffing van het verbod om voor publiek geopend te zijn kan worden verleend voor een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard.

3.2 Nieuw beleid

De nieuwe Drank- en Horecawet verplicht de raad om bij verordening voorschriften/ beperkingen vast te stellen voor paracommerciële instellingen die in elk geval betrekking hebben op:

  • a.

    de tijden waarop in de inrichting alcoholhoudende drank mag worden verkocht;

  • b.

    in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • c.

    in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende instelling betrokken zijn.

De Burgemeester krijgt de bevoegdheid met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen ontheffing te verlenen van de bij de verordening gestelde regels.

  • a.

    Schenktijden:

Het huidige beleid - waarbij onderscheid wordt gemaakt naar de aard van de paracommerciële instelling - is dat uitsluitend (zwak)alcoholhoudende drank mag worden verkocht gedurende de periode beginnende een uur voor aanvang en eindigende met een uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. De periode waarin (zwak)alcoholhoudende drank mag worden geschonken is dus begrensd door de in de statuten neergelegde omschrijving van de activiteiten van de instelling.

Door in de nieuwe verordening de schenktijden te koppelen aan de activiteiten van de instellingen wordt het huidige beleid feitelijk gecontinueerd. Niet gebleken is dat dit beleid tot oneerlijke concurrentie jegens de commerciële horecaondernemingen leidt.

De beperking van de mogelijkheid om alcoholhoudende dranken te schenken wordt gerealiseerd door:

  • -

    het sluitingstijdenbeleid in de APV;

  • -

    begrenzing door de statutaire doelstelling van de betreffende instelling;

  • -

    het Bestuursreglement van de instelling. Zo hebben sportverenigingen op dit moment een eigen alcoholbeleid dat opgenomen is in het (verplichte)bestuursreglement, waarvoor NOC*NSF een model (“Alcohol in sportkantines”) heeft ontwikkeld.

Er is onderzocht of het mogelijk is per branche vaste schenktijden in de verordening op te nemen. Doordat de activiteiten van de te onderscheiden paracommerciële instellingen en de tijden waarbinnen deze plaatsvinden zo divers zijn - ook binnen bijvoorbeeld de sportbranche - is het niet haalbaar algemeen geldende, vaste schenktijden vast te leggen.

Er is daarom voor gekozen de bestaande systematiek te handhaven.

Uitbreiding van de schenktijden wordt onwenselijk geacht. Enerzijds omdat daarmee geen recht wordt gedaan aan de doelstellingen van de DHW – het terugdringen van alcoholgebruik in het algemeen en van jongeren in het bijzonder – en anderzijds omdat daarmee de concurrentiepositie van commerciële horeca zou kunnen verslechteren. Het opnemen van een bepaling in de DHW- verordening daarover is juist door de wetgever verplicht gesteld ter voorkoming van oneerlijke concurrentie.

  • b

    bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen

Dergelijke bijeenkomsten zijn in het huidige beleid niet toegestaan omdat ze geen relatie hebben met de activiteiten van een instelling en als commercieel kunnen worden aangemerkt. Juist omdat het doel van de wetgever is oneerlijke concurrentie met commerciële horecabedrijven tegen te gaan, is het niet wenselijk dergelijke bijeenkomsten toe te staan.

 

  • c.

    bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van  de betreffende instelling betrokken zijn

Hiervoor geldt hetzelfde als wat hiervoor onder punt b is gezegd.

Ontheffingsbevoegdheid burgemeester

De burgemeester kan op grond van de wet ontheffing verlenen van de hiervoor genoemde verboden en beperkingen. Deze bevoegdheid kan worden toegepast conform de bevoegdheid van de burgemeester om op grond van de APV ontheffing te verlenen van de sluitingstijden.

Het moet gaan om bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld jubileumbijeenkomsten, kampioenschappen of een (eenmalige) bijeenkomst met een internationaal karakter of landelijke uitstraling. Daarnaast kan voor bijzondere, specifieke gevallen een extra verruiming van de sluitingstijden worden toegestaan.

Standpunt Paracommercie:

Het huidige schenktijdenbeleid continueren en dienovereenkomstig voorschriften opnemen in de verordening. Daarnaast in de verordening een verbod opnemen tot het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

4. Horeca

De uitvoering van de Drank- en Horecawet heeft voor een belangrijk deel betrekking op commerciële horecaondernemingen. De gemeente streeft er naar het horecabeleid samen met de ondernemers vorm te geven, waarbij de branche zelf maatregelen treft om alcoholgebruik/ misbruik tegen te gaan, en de gemeente het toezicht en de handhaving van de DHW daarop afstemt.

4.1 Happy Hours

In het huidige beleid en in overleg met de horeca is afgesproken geen gebruik te maken van Happy Hours om jeugd binnen te krijgen. Hiervoor wordt een convenant opgesteld. Ook in de Landelijke Gedragscode van Horecaondernemers zijn (huis)regels opgenomen die zien op een verantwoorde omgang met het schenken van alcohol. De afspraken wat betreft Happy Hours wordt door vrijwel alle betrokkenen goed nageleefd. In Losser zijn geen excessen ten aanzien Happy Hours bekend. Een verbod op het houden van Happy Hours neergelegd in de Drank- en horecaverordening, wordt daarom niet nodig geacht. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft ook aan geen voorstander te zijn van het opnemen van een verbod op Happy Hours. Dit heeft te maken met het lastig handhaven hierop.

 

Standpunt Happy Hours:

Geen verbod op het organiseren van Happy Hours in de verordening opnemen.

4.2 Toelatingsleeftijd

De nieuwe Drank- en Horecawet maakt het mogelijk om bepaalde branches, of gebieden aan te wijzen waarbij er een bepaalde toelatingsleeftijd geldt (bijvoorbeeld minimaal 21 jaar).

Op grond van de Drank- en Horecawet is het nu al verboden om alcohol te schenken aan personen jonger dan 16 jaar. Ook is het deze leeftijdsgroep vanaf 1 januari 2013 verboden alcoholhoudende drank bij zich te hebben bij op openbare plaatsen.

Afgezien van het praktische aspect dat een dergelijk toegangsverbod moeilijk gehandhaafd kan worden, is het van belang van een zodanig verbod ook minder groot geworden, nu de leeftijdsgrens voor de verstrekking van alcoholhoudende drank per per 1 januari 2014 naar 18 jaar is opgetrokken.

Er is gelet daarop geen aanleiding aanvullend verdere beperkingen op te leggen.

Standpunt regulering toelatingsleeftijd:

Geen branches en/ of gebieden aanwijzen waarvoor een toelatingsleeftijd geldt.

 

Onderzoek Universiteit

Uit een door de Universiteit Twente verricht onderzoek uit 2011 komt naar voren dat jongeren (onder 16 jaar) nog te gemakkelijk alcohol kunnen verkrijgen in de horeca. Per 1 januari 2014 is bovendien de leeftijd waarboven alcohol mag worden verkregen verhoogd naar 18 jaar.

5. Supermarkten/ slijterijen

5.1 Geen verbod prijsacties supermarkten

De wet maakt het in artikel 25d ook mogelijk om ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde te verbieden dat er in supermarkten en slijterijen alcoholhoudende dranken voor gebruik elders dan ter plaatse worden aangeboden tegen een prijs die voor een periode van een week of korter lager is dan 70% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd.

Bij prijsacties gaat het meestal om landelijke acties van supermarktketens en slijterijketens en aangenomen mag worden dat deze bij hun prijsstelling voor (zwak-)alcoholische drank rekening met de wettelijke grens van 70 % zullen houden, dus bij aanbiedingen net boven de grens van 70 % gaan zitten. Bovendien is het gemakkelijk om het verbod te omzeilen door de aanbieding net iets langer dan een week te laten voortduren. Het effect van een dergelijk verbod wordt daarom gering geacht.

Standpunt verbod prijsacties:

Geen verbod op prijsacties opnemen in de verordening.

6. Preventie

Het eerder ingezette alcoholpreventiepreventiebeleid wordt zoals in de inleiding al aangegeven heroverwogen in het kader van de transitie jeugdzorg. De huidige activiteiten tot 1 januari 2014 betreffen:

  • 1.

    Alcoholvoorlichting op basis- en voortgezet onderwijs (door Tactus)

  • 2.

    Uit onderzoek van de UT onder jongeren en ouders is gebleken dat ouders wel degelijk invloed hebben op het drinkgedrag van hun kinderen maar dat ouders zich daar onvoldoende bewust van zijn. Daarom is alcoholpreventie een aandachtspunt bij opvoedondersteuning.

  • 3.

    Het instrument Alcohalt wordt zeer beperkt ingezet. Met de politie, die hierin een belangrijke rol speelt zal worden afgesproken dat het gebruikmaken van het instrument Alcohalt zo mogelijk wordt vergroot.

  • 4.

    Alle jongerenwerkers zijn getraind in signalering en zich bewust gemaakt van hun voorbeeldfunctie;

  • 5.

    Op regionaal niveau is bij de provincie een subsidieaanvraag ingediend om het project Happy Fris te kunnen voortzetten vanaf januari 2014. Inmiddels is bekend dat deze aanvraag niet gehonoreerd is. Vanuit de regio wordt voorgesteld om het project Happy Fris door te zetten vanaf 2014. De gemeenten dienen hiervoor middelen ter beschikking te stellen. De kosten voor deelname aan Happy Fris bedragen € 0,05 per inwoner. Voor Losser komt dit op circa € 1.250,- per jaar.

7. Terugdringen administratieve lasten

De wet geeft een aantal mogelijkheden om de administratieve lasten voor ondernemers terug te dringen. Zo is het niet langer nodig een nieuwe vergunning aan te vragen wanneer in het horecabedrijf een nieuwe leidinggevende gaat optreden. In dat geval kan worden volstaan met het doen van een melding. Dit scheelt tijd en kosten.

Daarnaast is het nu mogelijk om bij jaarlijks terugkerende bijzondere gelegenheden (bijvoorbeeld koningsdag, carnaval etc.) één keer ontheffing van het verbod om zwak-alcoholhoudende dranken te verlenen. Deze ontheffing hoeft dus niet meer elk jaar opnieuw te worden aangevraagd. Ook dit bespaart de ondernemer én de gemeente tijd en kosten.

8. Terugdringen alcohol gerelateerde verstoring van de openbare orde

(Overmatig) alcoholgebruik gaat vaak gepaard met overlast. De gemeente Losser werkt al samen met politie en justitie om dit tegen te gaan. In de Algemene Plaatselijke verordening (APV) zijn daarvoor een aantal specifieke maatregelen opgenomen. Denk daarbij aan het verbod op openlijk drankgebruik (op aangewezen plekken), het verbod op samenscholing en het zonder redelijk doel aanwezig zijn in publieke ruimten en maatregelen tegen baldadigheid.

Naast deze juridische maatregelen streeft de gemeente er naar om samen met de betrokken partners en inwoners de overlast te voorkomen en terug te dringen.

9. Toezicht en handhaving

9.1 Inleiding

De burgemeester is in de nieuwe Drank- en Horecawet verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van deze wet. Voorheen lag deze taak bij de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Met de nieuwe toezichtstaak krijgen wij de kans om de keten van beleid – vergunningverlening – toezicht – handhaving beter te sluiten.

De burgemeester is ook het bevoegde gezag om de gemeentelijke DHW-toezichthouder aan te wijzen.

9.2 Toezicht algemeen

Om het drank- en horecabeleid succesvol te laten zijn is het van belang dat de betrokken partners achter de doelstellingen van het gemeentelijk drank- en horecabeleid staan. De alcoholverstrekkers hebben een eigen verantwoordelijkheid op het gebied van alcoholpreventie en in toezien op naleving van de wet.

Een van de uitgangspunten bij de totstandkoming van het gemeentelijke drank- en horecabeleid is dan ook er naar te streven dat betrokken partners, zoals de horeca, de supermarktbranche, en sportverenigingen door middel van zelfregulering zo veel mogelijk zelf bijdragen aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid. Betrokkenen hebben zich daartoe ook bereid verklaard. Zo investeert de Losserse supermarktbranche al flink in eigen periodieke leeftijdscontrolesystemen bij verkoop van alcohol aan jongeren, waarbij met mystery-guests wordt gewerkt en maatregelen (tegen bedrijfsleider en/of kassières) worden getroffen bij niet-naleving.

De gemeente biedt de partners daarbij de ruimte. In die gevallen waarin een degelijk eigen beleid wordt gevoerd en nageleefd kan worden afgezien van actief toezicht door de gemeente. Toezicht zal alleen dan plaats vinden wanneer signalen (intern of extern) daartoe aanleiding geven.

toezichtsmethoden

Het toezicht op de naleving van het drank- en alcoholbeleid zal op de volgende wijze geschieden:

  • 1.

    door middel van communicatie en informatie aan alcoholverstrekkende organisaties en instellingen

  • 2.

    door middel van afspraken met de externe partijen

Ook al omdat de middelen/ capaciteit voor toezicht (zeer) beperkt zijn, heeft het weinig zin ongerichte, algemene controles uit te voeren. De focus zal moeten gaan liggen op de zogeheten hotspots, de plekken waarbij de kans dat jongeren alcohol kunnen verkrijgen en gebruiken, en de plekken waar alcohol gerelateerde overlast plaatsvindt. Deze hotspots worden bepaald aan de hand van de risicoanalyse die hierna besproken wordt.

De ervaring van de nVWA is dat wanneer het toezicht en de handhaving worden gericht op één concreet aandachtsveld, dit eerder leidt tot het gewenste effect (naleving) dan wanneer controles in algemene zin worden uitgevoerd. Daarom zal in de komende planperiode het toezicht en de handhaving niet gericht zijn op alle thema’s, maar op die waar het meeste risico wordt gelopen (bij het schenken van alcohol aan jongeren).

De risicoanalyse is niet statisch. Jaarlijks zal in het Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP)een risicoanalyse worden opgenomen, en zal zo nodig, afhankelijk van de uitkomsten van het jaar daarvoor, bijstelling van de acties plaatsvinden. De eerste risicoanalyse is in de bijlage opgenomen

.

Ten slotte kan hier nog worden opgemerkt dat geen gebruik zal worden gemaakt van zogeheten mystery-shoppers (het inzetten van jongeren bij het toezicht op de naleving). De reden daarvoor is dat met deze methode niet tot handhaving kan worden overgegaan, omdat dit juridische complicaties geeft.

Steekproefsgewijs kan worden vastgesteld of de betrokkene zich aan de regels houdt. Is dat niet het geval, dan kan verhoogd toezicht worden ingesteld en kan snel worden opgetreden bij volharding. Bij high trust hoort ook high penalty. Op deze manier kan toezicht en handhaving effectief worden ingezet en dient het als sluitstuk van het beleid.

9.2 Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA)

De toezichthouder moet Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) zijn en moet een examen over de Drank- en Horecawet met goed gevolg hebben afgelegd. De belangrijkste reden dat is vastgelegd dat drank en horeca toezichthouders ook moeten beschikken over een BOA-bevoegdheid, is dat zij dan ook de artikelen van strafrechtelijke aard, voornamelijk artikel 45, kunnen handhaven.

9.3 Regionaal

Er is naar gestreefd het drank- en horecabeleid en het toezichts- en handhavingsbeleid (deels) regionaal op te zetten. Dit is niet gelukt omdat er te grote verschillen blijken te zijn in de aard van de problematiek waarmee gemeenten te maken hebben. Een uniform regionaal (toezicht- en handhavings)beleid is vooralsnog niet haalbaar gebleken. Wel hebben de 14 Twentse gemeenten in april 2013 een samenwerkingsconvenant vastgesteld, waardoor buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s ) ook in een andere gemeentes in actie kunnen komen. Te denken valt aan inzet tijdens evenementen, bij incidenten en bij projectmatige inzet, zoals thema-controles in het kader van de Drank- en Horecawet (zie verder onder de kop ‘toezichtsmethoden’). Er wordt nog wel gesproken met omliggende gemeenten om te onderzoeken of er samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van toezicht en handhaving zijn. Er is niet gekozen om de BOA’s drank en horeca al onder dit convenant te brengen.

9.4 Wettelijk verplicht preventie- en alcoholplan

Op 18 juni 2013 is een wetsvoorstel aangenomen (artikel 43a van de DHW) dat de gemeenteraad verplicht om voor 1 juli 2014 een preventie- en handhavingsplan op te stellen. Dit plan geldt voor vier jaar en dient  gelijktijdig met de vaststelling van de lokale nota gezondheidsbeleid vastgesteld te worden. Dit plan zal voor het eerst per 1 juli 2014 moeten zijn vastgesteld.

Ten aanzien van alcoholpreventie is artikel 43a van de DHW is bepaald dat in het plan in ieder geval wordt aangegeven:

a. wat de doelstellingen zijn van het preventiebeleid;

b. Welke acties worden ondernomen om alcoholgebruik, met name onder jongeren,

te voorkomen, al dan niet in samenhang met andere preventieprogramma’s als

bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de Wet publieke gezondheid.

Het plan dient de hoofdzaken van het beleid betreffende de preventie van alcoholgebruik, met name onder jongeren, en de handhaving van de wet te bevatten. Voor Handhaving betekent dit dat in het plan wordt opgenomen de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd en welke handhavingsacties in de door het plan bestreken periode worden ondernomen. Met het vaststellen van dit beleid wordt aan deze verplichting voldaan.

Het preventie en handhavingsplan heeft relaties met de nota lokaal gezondheidsbeleid, integraal veiligheidsplan en het handhavingsuitvoeringprogramma

Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2013-2016

 

De gemeenteraad heeft in 2013 de nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2013-2016 vastgesteld. De wet Publieke Gezondheid verplicht de raad dat om de vier jaar te doen. Net als in het hier voorliggende preventie- en handhavingsplan alcohol dient de raad in deze nota de lokale doestellingen van het gezondheidsbeleid, de acties en de te wensen resultaten vast te leggen.

 

Integraal Veiligheidsplan 2013-2016

In 2013 is het Integraal Veiligheidsplan opnieuw vastgesteld. Binnen het veiligheidsveld Bedrijvigheid en veiligheid is invoering en handhaving van de DHW als speerpunt benoemd, evenals de aanpak van (alcohol gerelateerde)jeugdoverlast.

 

Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP)

 

In het HUP wordt vanaf 2014 jaarlijks op welke wijze jaarlijks invulling wordt gegeven aan het toezicht en de handhaving van het drank- en horecabeleid. Het preventie- en handhavingsbeleid vormt daarvoor de kaders

9.5 Analyse naleefgedrag

Voor Losser is nog geen analyse van het naleefgedrag voorhanden. Daarom zal gebruik worden gemaakt van het onderzoek van de Universiteit Enschede uit 2011 dat wel een landelijk beeld geeft.

Dit onderzoek is tevens gebruikt om tot een eerste lokale risicoanalyse te komen voor Losser (zie bijlage risicoanalyse Losser). Daarnaast is gebruik gemaakt van de Factsheet Monitor Alcoholverstrekking jongeren 2011, een tweejaarlijks onderzoek van Bureau Intraval in opdracht van de nVWA. Tevens is de gezondheidsmonitor van de GGD een goed beginpunt voor een lokale risicoanalyse .

Onderzoek Universiteit Twente

Bij dit onderzoek zijn in totaal 1338 aankooppogingen voor zwakalcoholhoudende dranken uitgevoerd door jongeren onder de 16 jaar. De aankooppogingen zijn bij vijf typen verkooppunten uitgevoerd, te weten supermarkten, slijterijen, horeca, sportkantines en thuisbezorgkanalen. Daarnaast zijn 200 aankooppogingen van sterke drank in slijterijen uitgevoerd.

Uit het onderzoeksrapport komt het volgende naar voren:

“Dit onderzoek maakt duidelijk dat verkopers van alcoholhoudende drank in supermarkten, slijterijen, horeca, cafetaria’s, sportkantines en in het thuisbezorgkanaal artikel 20 van de Drank- en Horecawet onvolledig naleven:

  • -

    Van potentiële klanten die alcohol willen kopen - zelfs als zij duidelijk te jong zijn - wordt slechts in beperkte mate een aanzet gemaakt (vragen naar en bekijken van een identiteitsbewijs) om de leeftijd vast te stellen.

  • -

    Alcoholhoudende drank is, artikel 20 van de Drank- en Horecawet ten spijt, ruim beschikbaar. Minderjarigen hebben een slagingskans tussen 60% en 100% om zwakalcoholhoudende drank verkocht te krijgen en een kans van 38% om ook sterke drank verkocht te krijgen (in slijterijen).

  • -

    Het vragen naar en het bekijken van een ID bewijs is geen garantie dat vervolgens geen alcohol wordt verkocht. (Er is 580 keer naar een ID gevraagd (44%), maar dit leidt maar 360 keer tot correcte naleving.) Ondanks het verbod op de verkoop van alcoholhoudende drank aan jongeren onder de wettelijke leeftijdsgrens van 16 jaar, zoals is vastgelegd in de Drank- en Horecawet, blijkt alcohol in ruime mate beschikbaar voor te jonge mensen.”

Geconcludeerd kan worden dat, als we thuisbezorgkanalen buiten beschouwing laten, de sportkantines het slechtst de leeftijdsgrenzen naleven, gevolgd door horeca, cafetaria’ s, supermarkten en slijterijen.

Factsheet Monitor Alcoholverstrekking jongeren 2011

In mei 2012 verscheen de Factsheet Monitor alcoholverstrekking jongeren 2011. Deze monitor wordt 2-jaarlijks vanaf 1999 opgesteld door Bureau Intraval, in opdracht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Uit deze laatste monitor van 2011 blijkt dat het aantal keer dat jongeren onder de 16 jaar zwak alcoholhoudende drank proberen te bestellen, blijft dalen. Wel proberen jongeren van 16 en 17 jaar steeds vaker sterke drank te kopen in de horeca (23% in 2011, 9% in 2001). Volgens deze monitor is de slaagkans dat een jongere alcohol kan kopen onverminderd hoog. Bij horeca en levensmiddelenzaken ligt dit rond de 95%, bij slijterijen rond de 90%. Doordat de bestelpogingen afnemen, neemt het daadwerkelijk kopen, ondanks de hoge slaagkans, wel af.

Voor evenementen zijn geen naleefgegevens bekend met betrekking tot verstrekking van alcohol. Drankverstrekkers hebben dus een belangrijke rol om de beschikbaarheid van alcoholhoudende drank voor personen onder de 18 jaar te verkleinen. Natuurlijk is het mogelijk dat personen ouder dan 18 jaar de drank kopen, en vervolgens doorgeven aan personen jonger dan 18 jaar. Om dit tegen te gaan is het personen jonger dan 18 jaar verboden om alcoholhoudende drank bij zich te hebben op een voor publiek toegankelijke plaats. Zij kunnen hiervoor worden geverbaliseerd.

9.6 Doelstelling preventie en handhaving

Het belangrijkste doel van het nieuwe Drank- en Horecabeleid is het verminderen van alcoholgebruik onder jongeren en het aanpakken van alcohol gerelateerde verstoringen van de openbare orde.

Risicogroep

Jongeren zijn de belangrijkste doelgroep voor preventie van overmatig alcoholgebruik. Nederlandse jongeren scoren hoog ten opzichte van andere Europese landen als het gaat om vaak drinken en veel per keer drinken (Hibell et al., 2012). Ook in Twente zijn de zware en overmatige drinkers vooral in de jongste leeftijdscategorie te vinden(GGD gezondheidsmonitor 2012)

afbeelding binnen de regeling

Volgens de gezondheidsmonitor van de GGD van 2012 is het alcoholgebruik van de jeugd in 2011 ten

opzichte van 2003 en 2007 in de gemeente Losser gedaald (zie bijlage 1).

Als doel kan worden gesteld dat de daling die zich vanaf 2003 heeft ingezet ten minste wordt geconsolideerd dan wel voortgezet in de periode die dit plan behelst. Hierbij is van belang jongeren en hun ouders bewust te maken van de gevolgen van het alcoholgebruik. Dit hoofddoel kan worden gesplitst in een aantal subdoelstellingen:

  • -

    uitstellen van de leeftijd waarop jongeren voor het eerst alcohol drinken:

    Het percentage scholieren 13-17 jarigen dat ooit alcohol heeft gedronken, wordt geconsolideerd met enige ambitie.

  • -

    terugdringen van de hoeveelheid alcohol die wordt gebruikt door jongeren tot 18 jaar:

    Het percentage 13-17 jarigen dat binge-drinkt verdient extra aandacht. Het percentage jongeren dat 2 keer of vaker binge-drinkt is in 2011 namelijk licht gestegen ten opzichte van 2007.

  • -

    Het terugdringen van de door jongeren beleefde goedkeuring of onverschilligheid van hun ouders ten aanzien van alcoholgebruik:

    Hier valt op dat het percentage jongeren dat aangeeft dat hun ouders niet weten dat ze drinken of daar niets van zeggen ten opzichte van 2007 is toegenomen. Ook hier dient extra aandacht te worden geschonken.

Aan de hand van de uitkomst van de Gezondheidsmonitor 12-23 jarigen (2015)van de GGD

Twente wordt bepaald of deze doelstellingen zijn behaald.

Om dit doel te bereiken zullen de volgende instrumenten worden ingezet:

  • -

    Bevorderen samenwerking binnen de beleidsterreinen op het thema jeugd en alcohol;

  • -

    Bevorderen (integrale) samenwerking tussen gemeente, GGD, CJG en basis- en voortgezet onderwijs;

  • -

    Doorgaan met een passend voorlichtingsaanbod voor jongeren in het basis- en voortgezet onderwijs over het thema alcohol;

  • -

    Informeren jeugd, ouders en andere betrokkenen over het thema “jeugd en alcohol”;

  • -

    Signalerende rol van docenten versterken: wat is hier gedaan?;

  • -

    Afspraken “alcoholgebruik jeugd” in het evenementenbeleid;

  • -

    Deskundigheidsbevordering verkopers en verstrekkers van alcohol;

  • -

    Meer bekendheid van de norm “ geen alcohol onder de 18 jaar”;

  • -

    structureel overleg met de lokale afdeling van Koninklijke Horeca Nederland

Bij de inwerkingtreding van de nieuwe DHW en Drank- en horecaverordening is zowel landelijk als lokaal een informatiecampagne opgezet . Deze campagne dient te worden gecontinueerd, waarbij de gemeente vooral ondersteuning zal zoeken bij de partners die nu al betrokken zijn bij het alcoholpreventiebeleid.

Happy fris

Op regionaal niveau is bij de provincie een subsidieaanvraag ingediend om het project Happy Fris te kunnen voortzetten. Inmiddels is bekend dat deze aanvraag niet gehonoreerd wordt. Er wordt in 2014 opnieuw verzocht om voortzetting van het Happy-Fris project. Bierbrouwerij Grolsch - die ook betrokken was bij de regionale Happy Fris activiteiten – heeft aangeboden om samen te werken ten einde deze preventie-activiteiten te continueren.

9.7 Handhaving

De wet biedt een aantal sanctiemogelijkheden om handhavend te kunnen op te treden:

  • -

    de bestuurlijke boete

  • -

    bestuursdwang

  • -

    de strafsanctie (politie, buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s)

  • -

    strafrecht (Wet op de Economische Delicten, politie en Openbaar Ministerie)

De bestuurlijke boete is een relatief nieuw fenomeen waar door gemeenten nog relatief weinig gebruik van wordt gemaakt en ervaring mee is. opgedaan. Mede omdat het een arbeidsintensieve procedure betreft, en – anders dan bij de strafsanctie – veel nawerk oplevert (bezwaar- en beroepsprocedure).

In de Drank- en Horecawet is wat betreft de bestuursrechtelijke handhaving voor het merendeel van de overtredingen een bestuurlijke boete voorgeschreven, de burgemeester heeft dan niet de mogelijkheid een strafsanctie op te leggen. Een combinatie met bestuursdwang is wel mogelijk.

Nieuw is ook de “three strikes out” maatregel, waarbij een tijdelijk verbod om alcohol te verkopen kan worden opgelegd aan supermarkten en cafetaria’s (maar niet aan horecabedrijven, daarvan kan de vergunning worden ingetrokken) wanneer binnen een jaar tot 3 keer toe alcohol wordt verkocht aan jongeren beneden de 18 jaar. De verwachting is dat een dergelijke maatregel een afschrikwekkend effect heeft, mede gezien de zichtbaarheid van een dergelijke maatregel.

Ook nieuw is het verbod voor jongeren beneden 18 jaar alcohol bij zich te hebben in de openbare ruimte. Overtreding daarvan levert een strafbaar feit op en kan door politie en gecertificeerde BOA’s worden bestraft met een geldboete.

9.8 kosten handhaving

Het aantal toezichthouders dat nodig is voor controles van de Drank en horecawet hangt af van het aantal controles, het soort controles, de duur van de controles en de wijze waarop de controles worden uitgevoerd.

Bij de berekening van het gemiddelde niveau van toezicht is gebruik gemaakt van de gegevens van de pilot decentralisatie Drank- en horecawet die vanaf 2008 tot 2011 heeft gelopen. Landelijk zijn 15 pilot pilotdeelnemers (gemeenten) geselecteerd, verspreid over heel Nederland.

De deelnemers hebben aangegeven dat het toezicht relatief veel geld kost. Dit heeft onder andere te maken met de onregelmatige werktijden en het feit dat er vaak in duo’s wordt gecontroleerd. Per toezichthouder bedragen de kosten € 75.000,- (1 fte). Het tarief van een toezichthouder is € 59.00 per uur [1]

[1] Uitgaande van schaal 8, Handleiding overheidstarieven, zijnde € 59,- per uur, plus 40% onregelmatigheidstoeslag. Dit maakt het kostendekkend uurtarief voor een leeftijdscontrole € 82,60

In het onderstaande schema staan alle horecagelegenheden en horeca gerelateerde gelegenheden van Losser weergeven in aantallen per 1-1-2013.

Horecabestand Losser

Wat

Losser

Cafés

22

Snackbar’, afhaal

5

Restaurant

20

Hotel

9

Coffeeshop

0

Supermarkten

8

Slijterijen

8

Paracommercie

31

Evenementen

35

Totaal

103

1

Sommige zaken vallen onder meerdere categorieën. Hier is gekozen om de hoofdcategorie aan te houden. Een pizzeria kan zowel onder afhaal vallen als restaurant, voor Losser is gekozen als restaurant.

Op basis van ons bestand hebben wij circa 103 bedrijven. Hiervan zijn er 5 hotspots (plek waar veel jongeren aanwezig zijn). Uit het overzicht capaciteitsberekening blijkt dat wil Losser het toezicht en de handhaving volledig zelf oppakken er extra formatie zou moeten komen in zowel de voorkant (toezicht en handhaving) als backoffice. Mede omdat de preventie vanaf 1 januari 2014 in het kader van Happy Fris vervalt. Een eventueel vervolg van het project behoort nog tot de mogelijkheden.

De financiële situatie van Losser is zodanig dat dit niet haalbaar is en er gekeken moet worden naar varianten. Zoals de commissie bestuur en samenleving heeft aangegeven zal er vooral ingestoken moeten worden op “high trust, high panelty”, het zelfregulerend vermogen van de organisaties en horecagelegenheden. Hiervoor zullen regelmatig gesprekken met de organisaties en horeca plaatsvinden. Daarnaast wordt er ingestoken op zelfregulering.

Op basis van de risico-analyse en het overleg met de horeca zal worden ingezet op een sobere variant voor toezicht en handhaving. Vanuit de cijfers van de GGD en gesprekken met de horeca zal jaarlijks een risico-analyse worden gemaakt en het toezicht en handhaving hierop zonodig beperkt worden ingezet. Onder toezicht wordt ook communicatie met de partijen verstaan. Zeker de eerste tijd zal hierop worden ingestoken zodat voor een ieder duidelijk is wat in Losser is toegestaan en welke onmogelijkheden er zijn.

 

Kosten door samenwerking

De verwachting is dat door effectieve communicatie, het overleg met de ondernemers en het zelfregulerend vermogen van ondernemers de kosten voor daadwerkelijke handhaving laag zullen zijn.

10. Communicatie met doelgroepen

10.1 Inleiding:

Op 1 januari 2014 dient de de gemeentelijke verordening in werking te treden die is gebaseerd op de nieuwe Drank- en Horecawet. De gemeenteraad neemt hiervoor een besluit. Belangrijkste verschillen met de huidige situatie voor de gemeente bestaat uit twee onderdelen. De leeftijd voor het kopen en schenken stijgt van 16 naar 18 jaar; deze verhoogde leeftijdgrens geldt ook voor het drank bij je hebben in de openbare ruimte. Bovendien liggen de taken ten aanzien van toezicht en handhaving hiervan voortaan bij de gemeente. De positie van de burgemeester staat hierin centraal vanwege zijn bevoegdheden op het gebied van openbare orde en veiligheid.

Doel van de veranderingen is om het alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen en verstoringen van de openbare orde die het gevolg zijn van overmatig drinken aan te pakken.

10.2 Condities:

Belangrijke voorwaarde voor een effectieve campagne bestaat uit een geloofwaardige handhaving door gemeente en stakeholders. Naar mate de pakkans voor verstrekkers en jeugdige gebruikers toeneemt, wordt communicatie zinvoller. Daarbij wordt een groot beroep gedaan op de zelfredzaamheid en de eigen verantwoordelijkheid van alle betrokkenen en organisaties.

Naast handhaving is preventie van invloed op de resultaten van de campagne. Het preventie- en alcoholplan wordt per 4 jaar door de raad vastgesteld. Tot op heden heeft Tactus een rol gespeeld in de uitvoering van deze plannen.

Tenslotte: de indruk bestaat dat de bereidheid van de verstrekkers (stakeholders in horeca; paracommercie, verkopers) vrij groot is om zich aan de nieuwe richtlijnen te houden; reputatieschade als gevolg van handhavingsacties is voor hen een risico. De verbinding tussen de verschillende activiteiten en verantwoordelijkheden kan de campagne succesvol maken.

10.3 Doelen:

  • -

    Alle betrokkenen, zowel het publiek (ouders en jongeren) als professionele organisaties (stakeholders in horeca, verkopers, andere verstrekkers) te informeren over de belangrijkste wijzigingen van de gemeentelijke verordening Drank en Horeca, waardoor;

  • -

    Betrokkenen de leeftijdgrens en de risico’s van overtreding kennen

  • -

    Betrokkenen de maatregelen accepteren en

  • -

    Betrokkenen zich bewust zijn van de risico’s die samenhangen met overmatig drankgebruik.

10.4 Doelgroepen:

Belangrijkste partijen (directe en indirecte doelgroepen) die moeten worden geïnformeerd zijn:

  • -

    horecaondernemers, georganiseerd en niet georganiseerd,

  • -

    paracommerciëlen (geen volledige horecavergunning), verenigingen op gebied van sport, cultuur, kerken, wijk- en buurthuizen,

  • -

    verkopers, waaronder slijterijen en supermarkten,

  • -

    publiek, waaronder ouders en jongeren,

  • -

    lokale media,

  • -

    andere indirecte doelgroepen waardoor betrokkenen kunnen worden geïnformeerd,

  • -

    met een accent op de huidige 16 – 18 jarigen die gewend zijn om in openbare gelegenheden alcoholhoudende dranken te nuttigen maar nu geconfronteerd worden met een wetswijziging waardoor dit niet mogelijk is.

10.5 Activiteiten en middelen:

De campagne heeft twee fasen: bij de start en later incidenteel bij activiteiten. De nadruk ligt op free publicity.

  • Bij de Start, direct na besluit gemeenteraad:

  • -

    Persbericht en persgesprek,

  • -

    Website Gemeente Losser,

  • -

    Sociale media,

  • -

    Eigen uitingen van organisaties en ondernemers, bijvoorbeeld affiches in de horeca, paracommercie en onderwijsinstellingen,

  • -

    Brief naar organisaties die alcohol verstrekken c.q. verkopen zoals horeca, verkopers en paracommerciële organisaties, zonodig aangevuld met informatieavonden,

  • -

    Gebruik van communicatiemiddelen die door de rijksoverheid in kader van landelijke campagne beschikbaar zijn gesteld.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 oktober 2014.