Regeling vervallen per 15-04-2014

Parkeerverordening gemeente Meppel

Geldend van 04-03-2010 t/m 14-04-2014 met terugwerkende kracht vanaf 28-12-2009

Intitulé

Parkeerverordening gemeente Meppel

Raadsbesluit nr. De R a a d der gemeente Meppel; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. , nr. ; gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994; b e s l u i t: vast te stellen de: Parkeerverordening gemeente Meppel

Afdeling I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990:

het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Staatsblad 459;

b. Motorvoertuigen:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c. Parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen, of het onmiddellijk laden of lossen van zaken op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

d. Houder:

degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994, aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven of degene die het motorvoertuig op grond van een contract van huurkoop onder zich heeft, in vruchtgebruik heeft of anderszins, anders dan eigenaar of bezitter, tot duurzaam gebruik onder zich heeft;

e. Parkeerplaats:

een als zodanig aangeduide of herkenbare verharding die is bestemd voor stilstaande of geparkeerde motorvoertuigen;

f. Parkeerapparatuur:

parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

g. Parkeerapparatuurplaats:

een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren geregeld wordt met parkeerapparatuur;

h. Belanghebbendenplaats:

een parkeerplaats die:

1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of

2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

i. Vergunning:

een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

j. Vergunninghouder:

de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

k. Ontheffing:

een door het college verleende ontheffing, waarmee het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen;

j. Ontheffinghouder:

de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een ontheffing is verleend;

k. Kort-parkeren:

het parkeren op de daartoe aangewezen straten en pleinen met een beperkte parkeerduur;

l. Lang-parkeren:

het parkeren op de daartoe aangewezen straten en pleinen met een onbeperkte parkeerduur.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, ontheffinghouders, vergunningen, ontheffingen, vergunningbewijzen en ontheffingbewijzen

Artikel 2 Aanwijzen weggedeelten en tijden

1. Het college kan weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door ontheffinghouders en/of vergunninghouders.

2. Het college kan de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan ontheffinghouders en/of vergunninghouders is toegestaan

Artikel 3 Parkeerontheffing/vergunning

1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een ontheffing verlenen voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen of een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.

2. Een ontheffing of vergunning kan worden verleend aan:

a. de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze volgens het bevolkingsregister in een gebied woont waar betaald parkeren geldt;

b. de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent en is gevestigd in een gebied waar betaald parkeren geldt en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

3. Het college kan aan een ontheffing of vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op beslissingen op aanvragen om vergunningen en ontheffingen ingevolge deze verordening.

Artikel 4 Wachtlijst

1. Het college stelt vast op welke wijze het aantal uit te geven vergunningen of ontheffingen voor weggedeelten als bedoeld in artikel 2 wordt bepaald.

2. Op de aanvraag van een parkeervergunning of ontheffing wordt in volgorde van ontvangst beschikt.

3. Indien het aantal aanvragen voor een straat of gebied het aantal beschikbare plaatsen overtreft wordt de aanvrager op een wachtlijst geplaatst.

4. Een aanvraag voor een eerste vergunning of ontheffing heeft op de wachtlijst voorrang op een tweede aanvraag.

Artikel 5 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot:

1. het maximaal aantal vergunningen of ontheffingen dat per houder/eigenaar wordt verstrekt;

2. de beoordeling of een vergunning of ontheffing voor een bedrijf noodzakelijk is in het belang van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van een rechtpersoon.

Artikel 6 Aanvraag

1. Het college kan regels geven voor het aanvragen van een vergunning of ontheffing.

2. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag voor een vergunning of ontheffing.

3. Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste één maal acht weken verlengen.

Artikel 7 Gegevens vergunning of ontheffing

1. Een vergunning of ontheffing wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

2. De vergunning of ontheffing bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a de periode waarvoor de vergunning of ontheffing geldt;

b het gebied waarvoor de vergunning of ontheffing geldt;

c de naam van de vergunning of ontheffing of het kenteken van het motorvoertuig of een door de gemeente toegekend nummer waarvoor de vergunning of ontheffing is verleend.

Artikel 8 Intrekken of wijzigen vergunning of ontheffing

Het college kan een vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

1. op verzoek van de vergunning- of ontheffinghouder;

2. wanneer de vergunning of -ontheffinghouder uit het gebied waarvoor de vergunning of ontheffing is verleend verhuist, of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

3. wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant zijn voor het verlenen van de vergunning of ontheffing;

4. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen of ontheffingen komt te vervallen;

5. wanneer de vergunning- of ontheffinghouder handelt in strijd met de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften;

6. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning of ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

7. wanneer de voor de vergunning of ontheffing verschuldigde belasting niet of niet tijdig is voldaan;

8. om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 9 Belemmering

1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

a op een parkeerapparatuurplaats;

b op een belanghebbendenplaats.

2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

3. Het is verboden te parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen waar niet voor de duur van het parkeren is betaald.

4. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 10 Misbruik

Het is verboden parkeerapparatuur op ander wijze, of met andere middelen, of met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 11 Ongeoorloofd gebruik

1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

a zonder vergunning;

b zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

c in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 12 Boete

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13 Handhaving

De opsporing van overtredingen van deze verordening is, naast de in artikel 141 van het wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de taken betreft, die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 14 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking acht dagen na die waarop zij is bekendgemaakt en werkt terug tot en met 1 juni 2009.

2. Met ingang van de in het eerste lid genoemde datum van ingang wordt ingetrokken de Parkeerverordening 2009, vastgesteld door de gemeenteraad van Meppel op 11 december 2008.

3. Vergunningen of ontheffingen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2009 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening gemeente Meppel”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
de griffier, de voorzitter,