Regeling vervallen per 01-07-2020

Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet Rijk van Nijmegen

Geldend van 12-01-2017 t/m 30-06-2020

Intitulé

Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet Rijk van Nijmegen

Het Algemeen Bestuur van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen; gelezen het voorstel van de Bestuurscommissie Werk van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen van 30 september 2016,

gelet op artikel 6 van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen en artikel 6, tweede lid  van de Participatiewet;

gelezen het voorstel van de bestuurscommissie

gelezen het advies van de kandidatenraad,

besluit vast te stellen de:

Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet Rijk van Nijmegen

Artikel 1. Definitie

Het college van B&W:

Het college van Burgemeester en Wethouders waar de belanghebbende zijn woonplaats heeft, zoals bedoeld in de artikelen 10 lid 3 en artikel 40 lid 1 van de Participatiewet.

Indicatie banenafspraak:

Een indicatie als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale voorzieningen, waarvoor het UWV een registratie bijhoudt.

Artikel 2. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1.

    Het college van B&W stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2.

    Hierbij neemt het college van B&W de volgende criteria in acht:

    • a.

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;

    • b.

      die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en

    • c.

      die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

  • 3.

    Het college kan zich met betrekking tot het oordeel of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie laten adviseren door een deskundige die daarbij de onder lid 2 genoemden criteria in acht neemt.

  • 4.

    Indien de belanghebbende behoort tot de doelgroep als omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet en beschikt over een Indicatie banenafspraak wordt zonder een voorafgaand medisch onderzoek te (laten) verrichten vastgesteld dat de belanghebbende behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Dit geldt niet indien de persoon inmiddels werkzaam is in een dienstbetrekking die door het college op basis van artikel 10d van de Participatiewet gesubsidieerd wordt en tijdens de uitvoering van de dienstbetrekking geconstateerd wordt dat de belanghebbende in staat is 100% van het wettelijk minimumloon te verdienen.

Artikel 3. Vaststelling loonwaarde

Het college van B&W gebruikt de methode van het UWV om de loonwaarde van een persoon vast te stellen.

Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie in het daarvoor bestemde publicatieblad.

  • 2.

    De Tijdelijke verordening Loonkostensubsidie Participatiewet Rijk van Nijmegen wordt met ingang van de dag als bedoeld in lid 1 van dit artikel ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Rijk van Nijmegen.

Aldus vastgesteld in de openbare Algemene bestuursvergadering van 17 oktober 2016.

De Secretaris,

mevr. J. Hol

De Voorzitter,

drs. H.M.F. Bruls

Bijlage bij artikel 2: De UWV-methode loonwaardemethodiek

De UWV loonwaardemethode bestaat uit meerdere fases. In de eerste fase wordt de opdracht geformuleerd, informatie verzameld en wordt verantwoord waarom die bronnen worden geraadpleegd. Dit kan gaan om medische rapportages, gesprek met de werkgever, dossier van de cliënt etc. Dit gebeurt om de tweede fase zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren om daarin een zo volledig beeld te kunnen hebben van de cliënt en taken.

In de tweede fase wordt de UWV loonwaarde methodiek daadwerkelijk uitgevoerd. Dit is een methode waarbij gebruik wordt gemaakt van de taak-uren analyse. De taken van een werknemer (op een dag/in al zijn werk) worden in kaart gebracht en er wordt daarbij objectief bekeken hoe lang de werknemer daarover doet. Dit wordt vergeleken met de tijd die een werknemer zonder beperkingen hierover doet. Bij een gecreëerde functie gebeurt dit dus op taakniveau en kunnen taken worden vergeleken met verschillende andere werknemers. De methode wordt tabelmatig ingevuld. Naast deze kwantitatieve invulling van de tabel maakt de arbeidsdeskundige ook een beschrijvende vergelijking. Dit gaat dus niet alleen om het tempo, maar ook om de kwaliteit van de opdracht (hoe zorgvuldig is de werknemer met beperkingen vergeleken met gezonde werknemer) en daarnaast wordt het afbreukrisico in kaart gebracht (hoeveel kwaliteitsverlies dat niet hersteld kan worden door de werknemer met beperkingen). Vervolgens worden deze percentages bij elkaar opgeteld en in een rekenformule wordt deze verder berekend. Dit betekent bijvoorbeeld als Taak A 40 procent kost van de tijd van werkzaamheden van de werknemer en dit leidt tot 20% kwaliteitsverlies en 10% tempoverlies dan betekent dat die Taak A (0,4 x (0,2 + 0,1))= 0,12, tot 12% minder loonwaarde leidt. De rekenformule kan afwijken als een taak extra belangrijk is en kan daarom dus een gewicht aan gehangen worden, maar dit zal vooraf zijn bepaald.

In fase drie wordt de begeleidingsbehoefte vastgesteld om de loonwaarde te kunnen (blijven) realiseren of te verbeteren. Hierbij wordt de beperking / belemmering beschreven en wat dat betekent voor zijn werk. En vervolgens worden de capaciteiten en vaardigheden beschreven en wat dit betekent voor zijn ontwikkelprofiel. Mede op basis hiervan wordt de belastbaarheid van de cliënt vastgesteld. Aan de hand van het fysieke functioneren, psychisch functioneren en werk gerelateerde sociale vaardigheden wordt de belastbaarheid beschreven van de functie en de gevolgen van de belemmering van de werknemer en het ontwikkelpotentieel hierin. Op basis hiervan wordt een inschatting gemaakt / feitelijk bekeken hoeveel begeleiding nodig is in instructie, het werkproces en het sociaal functioneren van de werknemer met een beperking. Deze extra investering van de werkgever wordt vervolgens in een percentage uitgedrukt van het aantal uren dat de werknemer met beperking werkt volgens dienstverband, en dit getal kan wederom nog worden meegenomen in de loonwaarde.

In de laatste fase worden indien nodig nog overige factoren betrokken. Dit kan dan nog worden meegenomen in de loonwaarde.

ALGEMENE TOELICHTING

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. De gemeenteraad dient bij verordening regels vast te stellen over:

  • -

    de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en

  • -

    de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.

De bevoegdheid een verordening vast te stellen op dit terrein is gedelegeerd aan het Algemeen Bestuur van de MGR Rijk van Nijmegen.

Het college van de gemeente waar de belanghebbende zijn woonplaats heeft kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen die behoren tot de gemeentelijke doelgroep en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet). In de praktijk geschiedt deze vaststelling door de MGR (module Werkbedrijf), want de bevoegdheid van het college is gemandateerd aan de MGR.

Als het college vastgesteld heeft dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).

De wettelijke loonkostensubsidie kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, dus voor mensen met een arbeidsbeperking die tot de gemeentelijke doelgroep behoren . Deze vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer.

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen behalve ten aanzien van het begrip college. Het begrip college is opgenomen om duidelijk te maken dat slechts het college waar de belanghebbende zijn woonplaats heeft, bevoegd is te bepalen of de belanghebbende tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort en te bepalen wat de loonwaarde is.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 2. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling door het college is alleen mogelijk bij:

  • -

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen (WIA) naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Bij niet uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering op basis van de ANW is dus geen ambtshalve indicatie mogelijk.

Aangezien ten aanzien van personen die in het doelgroepenregister zijn opgenomen in het kader van de Wet banenafspraak reeds bepaald is dat zij niet in staat zijn het Wettelijk Minimum loon te verdienen, heeft het AB besloten dat deze personen zonder nader onderzoek de indicatie loonkostensubsidie krijgen. Jaarlijks dient het college volgens artikel 10d lid 6 opnieuw te bepalen of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (en bij personen die behoren tot de doelgroep beschut werk één keer per drie jaar). In dat geval zal er eerst door de arbeidsdeskundige van de MGR een loonwaardebepaling op de werkplek plaats vinden. Indien uit de loonwaardebepaling blijkt dat de belanghebbende in staat is het WML te verdienen, wordt de indicatie doelgroep loonkostensubsidie niet opnieuw verstrekt en wordt de loonkostensubsidie beëindigd met inachtneming van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3. Vaststelling loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist.

In de bijlage bij artikel 2 wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen omschreven. Als de dienstbetrekking tot stand komt (dit kan ook een ambtelijke aanstelling zijn), verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.