Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent het leerlingenvervoer

Geldend van 11-05-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent het leerlingenvervoer

1. DEFINITIES (ARTIKEL 1)

1.1. Veilige fietsroute

De fietsroute wordt op basis van de ANWB-routeplanner berekend. Deze route wordt als veilig gezien.

1.2. Tijdelijke beperking van de leerling

Leerlingenvervoer is bedoeld voor kinderen met structurele beperking. Maar, als een leerling een groot deel van het schooljaar afhankelijk is van een rolstiel en/of krukken vanwege herstel, dan kan een leerling misschien tijdelijk een beroep doen op de voorziening leerlingenvervoer.

  • Tijdelijke beperking van de leerling tot 3 maanden? Geen recht op leerlingenvervoer.

  • Tijdelijke beperking van de leerling die langer dan 3 maanden duurt? De gemeente bekijkt of de leerling recht heeft op vervoer.

2. AANVRAAGPROCEDURE (ARTIKEL 3)

2.1. Verblijfplaats

Voor de bepaling van het recht op leerlingenvervoer wordt gekeken naar het adres waar de leerling structureel verblijft.

2.2. Gescheiden ouders

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake; doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.

Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is.

De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen verordening leerlingenvervoer, waarbij onder meer wordt bekeken of er sprake is van een woning in de zin van de verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het kan voorkomen dat slechts voor één van beide woningen aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de betreffende school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

2.3. Tijdelijk-/crisis verblijf binnen de gemeente

  • Indien er sprake is van een tijdelijk verblijf van de leerling binnen de gemeente, kan er worden afgeweken van de bepaling als het gaat om de structurele verblijfplaats.

  • Na deze periode van maximaal twaalf weken, wordt de aanvraag van de leerling behandeld als alle andere aanvragen en zal de vergoeding gebaseerd worden op de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

  • Indien een leerling tijdelijk ergens anders verblijft in verband met bijvoorbeeld vakantie of afwezigheid in verband met werk of verbouwing aan de woning, wordt er geen leerlingenvervoer verzorgt vanaf het tijdelijke verblijfsadres.

2.4. Tijdelijk-/crisis verblijf buiten de gemeente

  • Er is sprake van terugkeer naar de gemeente Nederweert.

  • Door crisissituaties kunnen leerlingen tijdelijk of voor langere duur worden opgevangen bij bijvoorbeeld een pleeggezin/ familie wonende buiten de Nederweertse gemeentegrenzen. Indien de leerling de oude school blijft bezoeken (i.v.m. stabiliteit en veiligheid) verzorgt de gemeente gedurende maximaal zes weken het vervoer naar de oude school.

  • In uitzonderlijke gevallen kan, in overleg met de betrokken hulpverlening, deze periode worden uitgerekt tot maximaal twaalf weken.

  • Na deze periode van maximaal twaalf weken, wordt de aanvraag van de leerling behandeld als alle andere aanvragen en zal de vergoeding gebaseerd worden op de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

3. GESPREK OVER ZELFSTANDIGHEID EN ZELFREDZAAMHEID BIJ DE AANVRAAG (ARTIKEL 4)

3.1. Aanleiding voor gesprek

De gemeente bepaalt met welke ouders een gesprek wordt aangegaan en op welk moment. Daarbij kunnen veel verschillende factoren een rol spelen, soms ook factoren die meer met omstandigheden te maken hebben dan met de leerling zelf.

Hieronder staan enkele voorbeelden.

  • Een leerling zonder belemmering (in de zin van de verordening) nadert de leeftijd (11 jaar) waarop zelfstandig reizen verondersteld wordt. Het gesprek kan gaan over de verantwoordelijkheid van ouders om de leerling te leren om zelfstandig te reizen dan wel om de leerling zelf te brengen en halen.

  • Een leerling van 11 jaar gaat met de taxi naar een SBO-school. De verwachting is dat hij / zij naar regulier voortgezet onderwijs zal doorstromen. De gemeente wil de leerling stimuleren om in de laatste jaren van de SBO-school al te leren om zelfstandig met openbaar vervoer te reizen.

  • Een leerling gaat naar een cluster-4-school die naar verhouding dicht bij huis is, waardoor de kans groter is dat de leerling kan leren om er lopend of met de fiets zelfstandig naar toe te reizen.

  • Een leerling of het gezin veroorzaakt incidenten in of rond het taxivervoer. Soms is zulk wangedrag een teken dat de leerling juist gebaat is bij de uitdaging om zelfstandig te reizen.

  • De gemeente werkt in de toekomst mogelijk met vrijwilligers die leerlingen trainen om zelfstandig naar school te reizen. Vrijwilligers begeleiden bij voorkeur leerlingen die niet te ver bij hun uit de buurt wonen. Dat kan een reden zijn voor een gesprek met die gezinnen.

  • Een leerling gaat als enige met aangepast vervoer naar een bepaalde school, waardoor de taxi geheel of voor een aanzienlijk deel van de rit uitsluitend voor deze leerling reist. De kosten liggen in dat geval vaak erg hoog. Dit kan een reden te zijn om prioriteit te geven aan deze leerling bij het onderzoeken en stimuleren van de eigen kracht.

3.2. Focusgroep

De gemeente heeft de focus voor het bevorderen van zelfredzaamheid gericht op leerlingen vanaf 11 jaar die op SBO het Palet zitten. Met deze groep leerlingen wordt het gesprek aangegaan. Het betreft maatwerk en er wordt per leerling gekeken wat de mogelijkheden zijn.

3.3. Soort gesprek en initiatief

  • 1. Het gesprek kan plaatsvinden op initiatief van zowel gemeente, als ouders, als samenwerkingsverband, als school. De gemeente neemt het initiatief tot het gesprek en kan kiezen uit een gesprek via de telefoon of op locatie.

  • 2. Een gesprek kan telefonisch, op locatie bij de leerling thuis of op het gemeentehuis plaatsvinden, naar keuze van de ouders. Bij het gesprek op locatie (thuis of gemeentehuis) is de leerling aanwezig.

  • 3. In het gesprek op locatie komen de wensen en vragen van de leerling als eerste aan bod.

3.4. Persoonlijk ontwikkelingsvervoersplan

Een persoonlijk ontwikkelingsvervoersplan wordt op maat minimaal samen met:

  • -

    Ouders/verzorgers

  • -

    School en/of samenwerkingsverband

opgesteld om de zelfredzaamheid van leerlingen te bevorderen.

Welke elementen worden minimaal vastgelegd in dit plan?

  • Afspraken met ouders/verzorgers

  • Afspraken met school en/of samenwerkingsverband

  • Afspraken met eventueel aanwezige maatschappelijke ondersteuning

  • Welke vorm van vervoer is mogelijk

  • Wie of wat is er nodig om het doel te realiseren

  • Periode en termijnen

  • Evaluatiemomenten

4. ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR TOEKENNING VAN DE VERVOERSVOORZIENING (ARTIKEL 6)

4.1. Tweede afzetadres

Als structurele verblijfsplaats mogen per leerling twee adressen worden opgegeven. Beide adressen dienen gelegen te zijn binnen dezelfde gemeente of buiten indien dit past in de route (zonder omrijd kilometers en tijd). Met structureel wordt hier bedoeld dat dit adres volgens een vast stramien in de planning is verwerkt. Leerlingen hebben recht op maximaal twee vervoersbewegingen per dag. Ouders van leerlingen uit het leerlingenvervoer kunnen buitenschoolse opvang gebruiken als "structurele verblijfsplaats. Dit betekent dat leerlingen na bezoek aan school (waarvoor aan een leerling leerlingenvervoer is toegekend) gebracht kunnen worden naar de afwijkende tweede afzet adres i.p.v. naar thuisadres. Het betreft alleen vervoer naar de afwijkende tweede afzet adres binnen de gemeentegrenzen. Voor de duidelijkheid, de afwijkende tweede afzet adres wordt niet gezien als "school" die valt onder het leerlingenvervoer. Daarvoor is het leerlingenvervoer niet van toepassing (zoals ook in de verordening is vermeld). Er vindt geen vervoer plaatst van het afwijkende tweede afzet adres naar het thuisadres.

4.2. Combinatie onderwijs en zorg

Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke vallen hier niet onder. Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan kunnen de ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor het leerlingenvervoer krijgen, als het kind voor meer dan 50% onderwijs ontvangt en aan de overige eisen van de verordening is voldaan. Hierbij geldt dat het college leerlingenvervoer aanbiedt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids verordening Krijgen leerlingen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

5. HERZIEN, OPSCHORTING, INTREKKING OF TERUGVORDERING (ARTIKEL 7)

5.1. Loosmeldingen

  • Op de heenrit: de chauffeur stelt de centrale in kennis indien een leerling niet aanwezig is op het ophaaladres. De centrale probeert contact op te nemen met de ouders om te informeren naar de situatie. Bij herhaalde loosmeldingen, wordt de gemeente geïnformeerd en volgt vanuit de gemeente een waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers. Dit wordt gezien als wangedrag.

  • Op de terugrit: de chauffeur stelt de centrale in kennis indien er niemand aanwezig is op het afzetadres. De centrale probeert contact op te nemen met de ouders om te informeren naar de situatie. De leerling blijft in het voertuig en de chauffeur rijdt aan het einde van de route nogmaals langs het afzetadres. Indien er nog niemand aanwezig is wordt de leerling mogelijk bij de buren afgezet en zo nodig bij de politie. Bij herhaalde loosmeldingen wordt de gemeente geïnformeerd en volgt een waarschuwingsbrief. Dit wordt gezien als wangedrag.

5.2. Ontzegging

Een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, kan tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit ontzegd indien bij herhaling is gebleken dat de leerling (of diens ouders/verzorgers) door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. Hierbij worden de volgende stappen ondernomen:

  • 1.

    Klachten worden in beginsel door de vervoerder opgelost.

  • 2.

    Na de melding van een klacht door de vervoerder bij de gemeente wordt een onderzoek opgestart. In het kader van dat onderzoek spreekt de contactpersoon van de gemeente Nederweert met vervoerder, uitvoerende chauffeur, ouders/verzorgers en/of school. Indien na het onderzoek blijkt dat sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling (of diens ouder(s)/verzorgers) volgt een eerste waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers.

  • 3.

    Bij een volgende klacht wordt stap twee herhaald en volgt een tweede waarschuwingsbrief. Het college zorgt in deze fase voor een extra zitplaats in de taxi om begeleiding van de leerling door één van de ouders mogelijk te maken. Als er een begeleider meegaat, anders dan de ouder of verzorger en hier kosten aan zijn verbonden, zijn de kosten voor de ouder/verzorger.

  • 4.

    Bij een volgende klacht kan een schorsing per direct volgen, voor een periode van één volle schoolweek. Er volgt een derde brief aan ouders/verzorgers, hier kan een schorsing van het aangepaste vervoer op volgen.

  • 5.

    Bij een volgende klacht volgt met een vierde brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimum van drie maanden exclusief vakanties (schorsing aan het eind van het schooljaar kan dus doorlopen in het nieuwe schooljaar).

Bij wapenbezit, geweld, bedreiging en vernieling bestaat de mogelijkheid om per direct te schorsen voor een of meerdere dagen (maximaal één week). Dit is ook van toepassing wanneer niet direct kan worden vastgesteld wat er is gebeurd. Voordat het vervoer weer wordt opgestart vindt eerst een gesprek plaats met alle betrokkenen.

5.3. Terugvordering van te veel betaalde vergoeding (ov/fiets of eigen vervoer).

De gemeente kan ouders/verzorgers vragen om een aanwezigheidsoverzicht op te vragen op school. Bij veel gemiste schooldagen kan de gemeente een deel van de vergoeding terugvorderen.

6. VERVOERSVOORZIENING NAAR DE DICHTSTBIJZIJNDE TOEGANKELIJKE SCHOOL (ARTIKEL 8)

6.1. NT2 onderwijs

Naar deeltijd NT2-onderwijs bestaat géén recht op een voorziening leerlingenvervoer. Indien de ondersteuningsbehoefte van de leerling voltijds NT2-onderwijs behoeft, is de dichtstbijzijnde voltijds NT2-aanbod door het samenwerkingsverband Weert-Nederweert PO 3031 de dichtstbijzijnde best passende school.

Het college biedt leerlingenvervoer naar voltijds NT2-onderwijs aan voor de periode van maximaal twee jaar.

6.2. Voltijd onderwijs voor hoogbegaafden

De ouders moeten aantonen door een verklaring van het schoolbestuur van dichterbij gelegen scholen dat hun kind in de dichtstbijzijnde school niet in de onderwijs behoefte kunnen voorzien. Hoogbegaafdheid alleen is geen reden om vervoer te verstrekken naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs. Vervoer van hoogbegaafde leerlingen is alleen mogelijk als de ouders aantonen dat de leerling is aangewezen op voltijds hoogbegaafden onderwijs, en aan de overige vereisten van de verordening is voldaan.

6.3. Praktijkonderwijs

Het praktijkonderwijs valt onder het VMBO en daarmee onder het regulier voortgezet onderwijs. Naar dit type onderwijs wordt in principe geen vergoeding leerlingenvervoer verstrekt, tenzij de structurele beperking van de leerling maakt, dat hij/zij daardoor niet zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen. De gemeente kan zich laten adviseren door een medisch deskundige over de vervoersmogelijkheden van de leerling.

6.4. Synthese klas

De Syntheseklas is een kleine klas van maximaal 12 leerlingen die behoefte hebben aan meer individueel begeleiding op school. Het doel van de Syntheseklas is dat een leerling aan de hand van een individueel handelingsplan zo groeit dat de Syntheseklas niet meer nodig is.

Voor leerlingen die in een syntheseklas worden geplaatst is sprake van een arrangement afgegeven door het samenwerkingsverband. Via het samenwerkingsverband kunnen ouders/verzorgers de plaatsing aantonen, voor de beoordeling of er recht is op een voorziening wordt getoetst aan de verordening.

6.5. Dependances/nevenvestigingen van scholen

Het vervoer voor leerlingen die op dislocaties/nevenvestigingen worden geplaatst waar passend onderwijs wordt gegeven dat aansluit op de levensovertuiging van de ouders en/of de beperking of stoornis van het kind, wordt getoetst aan de afstandscriteria dichtstbijzijnde toegankelijke school.

6.6. Scholen in het buitenland

De Verordening Leerlingenvervoer is voortgekomen en gebaseerd op de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op de expertisecentra (WEC) en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). Dit brengt met zich mee,

dat schoolsoorten waarop deze wetten geen betrekking hebben, niet voor een vergoeding in aanmerking komen. Buitenlandse scholen zijn dan ook uitgesloten van een vergoeding.

6.7. Stage

Krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, en is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma dan bestaat er aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres indien voldaan wordt aan de overige eisen van de verordening.

Een verzoek om vervoer naar een stageplek moet vergezeld gaan van een stageovereenkomst en een stageplan.

Naar analogie van de ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’ hanteert het college het begrip ‘dichtstbijzijnde toegankelijke stage’. Het college gaat ervan uit dat scholen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen en dat zij stageplekken zoveel mogelijk zoeken in de buurt van het woonadres van de leerling in een straal van 6 km.

Het gehanteerde uitgangspunt houdt in dat het college alleen vervoer naar een stageplek buiten de gemeente bekostigt, als de school toereikend motiveert waarom in het betreffende geval een stage binnen de gemeente niet voldoet en een stage buiten de gemeente een duidelijk meerwaarde heeft voor de leerling. De motivering dient specifiek op de betreffende leerling geschreven te zijn.

Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, vindt aangepast vervoer naar en van een stageadres op schooldagen plaats op vaste uren in de ochtend (tussen 07:30 uur en 09:00 uur) en de middag (tussen 15:00 uur en 17:30 uur) of aansluitend aan de schooltijden zoals die in de schoolgids zijn opgenomen, met een marge van plus of min 30 minuten.

Aangepast vervoer naar stageadressen vindt niet plaats tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties. Op het moment dat een school een studie(mid)dag heeft en de stage doorgang vindt, biedt het college vervoer naar het stageadres.

Stagevervoer vindt alleen plaats in het kader van een arbeidsgericht uitstroomprofiel. Als de leerling een ander, niet arbeidsgericht uitstroompofiel volgt is geen beroep op het leerlingenvervoer mogelijk. De ouders zullen dan een beroep moeten doen op een andere (voorliggende) voorziening. In uitzonderlijke situaties kan het college hiervan afwijken.

6.8. Wachtlijsten

Wanneer leerlingen te maken krijgen met wachtlijsten op de dichtstbijzijnde school, wordt het vervoer naar de dan dichtstbijzijnde school vergoed voor de duur van een schooljaar. Bij het nieuwe schooljaar, indien er dan wel plek is voor de leerling, zal de vergoeding echter wel worden gebaseerd op dichtstbijzijnde toegankelijke school. Hieraan wordt wel als voorwaarde gesteld, dat de leerling op de wachtlijst blijft staan. Wanneer de ouders de leerling van de wachtlijst afhalen, vervalt het recht op een vergoeding naar de verdere weg gelegen school. Ditzelfde geldt wanneer bij het nieuwe schooljaar blijkt, dat er voor de nog op de wachtlijst staande leerling plaats is op dichtstbijzijnde school.

7. AFSTANDSGRENS (ARTIKEL 9)

7.1. Berekening afstand

Gemeten wordt langs de kortste en voor de leerling voldoende en begaanbare, geasfalteerde veilige weg. Bij de berekening wordt gebruik gemaakt van de ANWB-routeplanner op basis van de kortste route met de auto of fiets, afhankelijk van het vervoersmiddel waarmee de afstand overbrugd moet worden.

8. AANWIJZING OPSTAPPLAATS (ARTIKEL 10)

8.1. Opstapplaatsen

De gemeente kan opstapplaatsen toestaan binnen het aangepast vervoer. Indien een leerling op een halte moet worden opgehaald gelden de volgende richtlijnen:

  • De reistijd (lopen/fiets) van huis naar de opstapplaats bedraagt maximaal 1000 meter.

  • Ouders zijn verantwoordelijk voor het eventueel begeleiden van de leerling naar en van de opstapplaats.

9. SCHOOLTIJDEN EN WACHTTIJDEN (ARTIKEL 13)

9.1. Afwijkende schooltijden

Voor de bepaling van het recht op leerlingenvervoer wordt aangesloten op de schoolgids van de betreffende school.

  • Indien de leerling aantoonbaar niet in staat is het gehele lesprogramma te volgen en hierdoor op afwijkende tijden leerlingenvervoer nodig heeft, wordt dit uitsluitend toegestaan na overleg en toestemming van de leerplichtambtenaar of onderwijsinspectie. De gemeente streeft ernaar om in overleg met de school het vervoer in de ochtend of in de middag gelijktijdig plaats te laten vinden met het aangepast vervoer.

  • Indien er door studie(mid)dagen sprake is van afwijkende schooltijden, vindt het aangepast vervoer uitsluitend plaats indien deze afwijkende tijden ook vermeld staan in de schoolgids.

  • Voor het vervoeren van leerlingen van dezelfde locatie of van meerdere locaties gecombineerd in een route, die afwijkende begintijden of eindtijden hebben, geldt als uitgangspunt dat de leerlingen zoveel mogelijk op dezelfde begin- en/of eindtijden worden vervoerd. Wachttijden tot maximaal twee lesuren (twee maal 50 minuten) worden bij het voorgezet onderwijs geaccepteerd.

  • Verzoeken om op een afwijkend tijdstip op te halen, bijvoorbeeld i.v.m. huiswerkbegeleiding of straf, worden niet gehonoreerd. Ouders zijn dan zelf verantwoordelijk voor het organiseren van het vervoer.

10. BEKOSTIGING OV/FIETS EN EIGEN VERVOER (ARTIKEL 16, 17 & 19)

10.1. Uitbetaling

De vergoeding wordt na de toekenning berekend naar rato van het aantal schooldagen de vergoeding wordt uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen. Een volledig schooljaar betreft tien maandelijkse termijnen.

11. AANGEPAST VERVOER (ARTIKEL 18)

11.1. Ernstige benadeling van het gezin

Indien het begeleiden van een leerling door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden, kan de ouder worden vrijgesteld van begeleiding en kan aangepast vervoer worden toegekend. Er dient rekening te worden gehouden met van de ouders redelijkerwijs te vergen inzet. Uiteraard indien er voldaan wordt aan de in de verordening genoemde afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Van ouders wordt geen begeleiding verlangd c.q. er is sprake van redelijkerwijs te vergen inzet van ouders, indien er aantoonbaar sprake is van minimaal één van onderstaande situaties:

  • De ouder van een eenoudergezin kan niet langer zijn/haar werk uitoefenen als hij zorg moet dragen voor de begeleiding naar school van zijn kind. Het volgen van een (re-)integratietraject of voltijdsopleiding wordt gelijkgesteld met werk. In deze gevallen kan een inschrijfbewijs van de opleiding worden opgevraagd;

  • Er sprake is van een eenoudergezin waar nog een ander jonger kind is dat, gelet op de leeftijd van het kind in kwestie niet geacht kan worden zelfstandig naar school te gaan, en tevens vaststaat dat de ouder de begeleiding van het ene kind niet kan combineren met het vervoeren van en naar school van het andere kind.

  • Er structurele medische redenen zijn die langer dan drie maanden duren en die ouders belemmeren hun kind te begeleiden. In deze gevallen kan een (medische) verklaring worden opgevraagd.

  • De reistijd van de begeleidende ouder/ verzorger, om de betrokken leerling naar school te begeleiden meer dan 3 uur per dag in beslag neemt

  • Bij een tweeoudergezin en een combinatie van bovenstaande leidt tot eenzelfde ernstige benadeling.

11.2. Kleinschalig vervoer

Slechts in uitzonderlijke situaties kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psychosociale reden met een beperkt aantal andere leerlingen vervoerd moet worden. De gemeente kent deze indicatie uitsluitend toe op basis van een advies van een van onderstaande deskundige:

  • een pedagogisch deskundige;

  • de ambulante begeleider van de leerling;

  • de jeugdgezondheidsdienst;

  • de geneeskundige dienst;

  • een sociaal-medische adviesdienst;

  • een medicus gespecialiseerd in de betreffende belemmering;

  • een orthopedagoog;

  • kinderpsycholoog, e.a.

11.3. Individueel vervoer

Slechts in uitzonderlijke situaties kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psychosociale reden individueel vervoerd moet worden. De gemeente kent deze indicatie uitsluitend toe op basis van een advies van een van onderstaande deskundige:

  • een pedagogisch deskundige;

  • de ambulante begeleider van de leerling;

  • de jeugdgezondheidsdienst;

  • de geneeskundige dienst;

  • een sociaal-medische adviesdienst;

  • een medicus gespecialiseerd in de betreffende belemmering;

  • een orthopedagoog;

  • kinderpsycholoog, e.a.

11.4. Weerscalamiteiten

Bij extreme weersomstandigheden beslist de gemeente of het vervoer al dan niet op een later tijdstip plaats moet vinden. Ook kan worden besloten om bij een door het KNMI afgegeven code rood het aangepast vervoer niet plaats te laten vinden.

12. EIGEN BIJDRAGE (ARTIKEL 22 & 23)

12.1. Drempelbedrag

Voor vervoer naar het basisonderwijs (BO) en het speciaal basisonderwijs (SBO) mag de gemeente een drempelbedrag in rekening brengen. Dit drempelbedrag is gekoppeld aan de kilometergrens. Ouders boven een verzamelinkomen van € 27.450 (schooljaar 2021-2022; wordt jaarlijks geïndexeerd) met kinderen in het BO of SBO, moeten de kosten van het vervoer tot aan deze kilometergrens zelf betalen. De gemeente moet voor het drempelbedrag een tarief hanteren dat gelijk ligt aan een busabonnement op zone-indeling. De zone-indeling is afhankelijk van de afstand van de woning tot de kilometergrens. De bedragen worden jaarlijks aangepast. De gemeente mag geen drempelbedrag in rekening brengen voor leerlingen van het speciaal onderwijs of voor leerlingen in het regulier onderwijs met een beperking en die niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

De gemeente heeft de kilometergrens voor het basisonderwijs vastgesteld op 6 kilometer en het (voortgezet) speciaal basisonderwijs vastgesteld op 4 kilome ter. Dit betekent dat vrijwel altijd de hoogte van het drempel bedrag gelijk is aan de kosten van een 1- of 2-sterren ov-abonnement. In het schooljaar 2021-2022 is dit een bedrag van €575,90 per jaar.

12.2. Pleegouders

Pleegouders zijn vrijgesteld van het betalen van de eigen bijdrage en de inkomensafhankelijke bijdrage.

Ondertekening