Bomenverordening Nijkerk

Geldend van 01-10-2010 t/m heden

Intitulé

Bomenverordening Nijkerk

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 januari 2002;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende Bomenverordening Nijkerk

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 20 cm dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven maaiveld;

    • b.

      houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;

    • c.

      hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • d.

      knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud

    • e.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

    • f.

      boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen;

    • g.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk.

    • h.

      bevoegd gezag:bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • i.

      beschermde houtopstand: houtopstand waarvoor ingevolge artikel 2 een vergunning vereist is;

    • j.

      vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 2. In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

HOOFDSTUK 2 HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN

Artikel 2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      buiten de bebouwde kom houtopstand te vellen of te doen vellen;

    • b.

      binnen de bebouwde kom een boom te vellen of doen vellen die voorkomt op de lijst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van deze verordening.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden, die op bosbouwkundige of bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd, indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      fruitbomen, en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouw-ondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;

  • 3. Het in het eerste lid gesteld verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      Het in opdracht van de burgemeester, ter bescherming van openbare orde of veiligheid, direct vellen van een boom, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

    • b.

      Houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 14 en 16 van deze verordening.

    • c.

      Het periodiek vellen van hakhout en knotten en kandelaberen van bomen, met uitzondering van de eerste keer, ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

Artikel 3 Monumentale en waardevolle bomen

  • 1. Het college stelt een lijst vast met bomen, die zodanig monumentaal of waardevol zijn dat daarvoor slechts vergunning kan worden verleend wegens zeer zwaarwegende belangen.

  • 2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat twee categorieën van monumentale bomen en houtopstanden, namelijk:

    • -

      Monumentale bomen (waaronder nationaal bij de Bomenstichting geregistreerde);

    • -

      Waardevolle bomen;

  • 3. De lijst met bomen omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving van de boom, standplaats en de reden van registratie van iedere houtopstand.

  • 4. Aan de standplaatsen van monumentale bomen kan de bestemming "groeiplaats boom" worden verleend onder vermelding van de stam- en kroonprojectie van deze bomen.

HOOFDSTUK 3 Toetsing

Artikel 4 Vergunningaanvraag

  • [vervallen.]

Artikel 5 Beslissing op aanvraag kapvergunning voor monumentale en waardevolle bomen

  • [vervallen.]

Artikel 6 Beslissing op aanvraag kapvergunning overige houtopstanden

  • [vervallen.]

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning kan worden geweigerd dan wel onder voorschriften worden verleen in het belang van onder meer:

    • -

      natuur- en milieuwaarden van de houtopstand;

    • -

      landschappelijke waarden van de houtopstand;

    • -

      cultuurhistorische waarden van de houtopstand;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon van de houtopstand;

    • -

      boomwaarde van de houtopstand:

    • -

      waarden voor recreatie en leefbaarheid van de houtopstand.

  • 2. Bij de beslissing op een aanvraag om kapvergunning wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met gemeentelijke groen-, bomen-, bestemmings- of landschapsplannen.

Artikel 8 Aanhouding

[Vervallen]

Artikel 9 Publicatie

[Vervallen]

Artikel 10 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

  • [Vervallen]

Artikel 11 Spoedeisend belang

[vervallen.]

Artikel 12 Vervaltermijn vergunning

  • [Vervallen]

Artikel 13 Bijzondere vergunningvoorschriften

  • 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren, dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien een gemeentelijk bestemmings-, bomen-, groen-, of landschaps- plan de te vellen houtopstand direct of indirect als beschermingswaardig omschrijft, wordt in beginsel een herplantplicht opgelegd.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen aanwijzingen behoren ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 4. Tot de aan een vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift om een geldelijke bijdrage te storten ten behoeve van herplant door de gemeente, indien er op het perceel waar de houtopstand stond geen ruimte is voor gelijkwaardige herplant.

HOOFDSTUK 4 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 14 Herplant- en instandhoudingsplicht

  • 1. Indien beschermde houtopstand, zonder vergunning is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de daarbij te geven aanwijzingen binnen een daarbij te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien beschermde houtopstand, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de daarbij te geven aanwijzingen binnen een daarbij te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4. Bij de uitvoering van dit artikel is het bepaalde in artikel 13, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.

Artikel 16 Bestrijding van iepeziekte

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepeziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepespintkever: het insekt, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus rnultistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepeziekte of voor vermeerdering van de iepespintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepeziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    • a.

      Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

    • b.

      het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepehout en op iepehout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

    • c.

      Het college kan ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.

HOOFDSTUK 5 STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, of artikel 16, derde lid, dan wel een verplichting, opgelegd op grond van artikel 14, eerste of derde lid, niet nakomt, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 18 Opsporing

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college dan wel door de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 19 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Nijkerk.

  • 2. Zij treedt in werking op een door het college te bepalen tijdstip, rekening houdend met het bepaalde in artikel 22, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.

21 februari 2002

de secretaris

H. Verheij

de voorzitter

B. Vries