Op uitvoering gericht handhavingsplan voor ruimtelijke ordening- en bouwwetgeving van de gemeente Oirschot

Geldend van 20-12-2001 t/m heden

Intitulé

Op uitvoering gericht handhavingsplan voor ruimtelijke ordening- en bouwwetgeving van de gemeente Oirschot

In de vergadering van het college van 19 mei 1998 en 7 juli 1998, alsmede in de vergadering van de commissie ROV van

21 juli 1998 is een ontwerp handhavingsplan buitengebied Oirschot besproken. In dit plan lag een nadrukkelijke koppeling

tussen handhaving van milieuwetgeving en R.O./bouw-wetgeving. De bedoeling was dit plan gelijktijdig vast te stellen met

het bestemmingsplan Buitengebied.

Door het rapport van de Inspectie Ruimtelijke Ordening en de feitelijke ontwikkelingen is dit echter achterhaald. Zo blijkt de

milieuwetgeving op inrichtingniveau en op andere milieu-taakvelden adequaat gehandhaafd te worden. In het rapport van

de Inspectie Milieuwetgeving komt dit ook naar voren. Door zowel de inzet van de eigen handhavingsfunctionaris als door

de inzet van de Milieudienst regio Eindhoven is een structurele handhaving van milieuwetgeving opgezet.

Handhaving van de R.O./bouw-wetgeving vindt niet structureel plaats. Controle vindt plaats op de in aanbouw zijnde bouw-

werken en op datgene wat in de beperkt beschikbare tijd kan worden geconstateerd. Voor de juridische handhaving is na-

genoeg geen tijd beschikbaar en procedures werden veelal niet afgerond.

Dit alles is thans de reden om een op uitvoering gericht handhavingsplan op te stellen dat in eerste instantie eenzijdig is

gericht op verbetering van de handhaving op R.O./bouw-gebied met de bedoeling later uit te groeien tot een integrale hand-

having. Hierbij dient gedacht te worden aan een gezamenlijke handhaving van beide taakvelden die niet beïnvloed wordt

door wijzigingen in werkdruk bij vergunningverlening. Bij gezamenlijke handhaving kan ook in gezamenlijkheid tot prioriteits-

stelling besloten worden. 

Artikel 1

De noodzaak tot handhaving

Met het opstellen van bestemmingsplannen is jaarlijks zowel met inzet van personeel als met inzet van middelen een fors bedrag gemoeid. Het bestemmingsplan is op gemeentelijk niveau ook het belangrijkste instrument in de ruimtelijke ordening aangezien het zowel de overheid als burgers rechtstreeks bindt. Gelet op dit belang en de grote gemeentelijke kosten is het ook van belang deze plannen te handhaven zowel voor bouwen als gebruik van gronden en opstallen. Aangezien in een bestemmingsplan de belangen van de in het gebied gevestigde burgers/bedrijven zowel onderling als in relatie tot het algemeen belang zijn afgewogen, wordt dit zelfs verwacht door de burgers en bedrijven.

Problemen bij handhaving

Zoals beschreven is er nadrukkelijk een noodzaak tot handhaving van bestemmingsplannen. In de dagelijkse praktijk wordt de handhaving bemoeilijkt door de ouderdom van bestemmingsplannen (waardoor draagvlak ontbreekt), inzet van personeel en de bestuurscultuur. Tevens kan de aanwezigheid van bestaande situaties belemmerend werken bij het opstellen van een handhavingsbeleid. In het totale plan van aanpak naar aanleiding van het rapport van de Inspectie van de Ruimtelijke Ordening Zuid is al gesteld dat draagvlakvergroting voor de bestemmingsplannen door een programmatische aanpak van verouderde bestemmingsplannen en het betrekken van alle partijen bij de besluitvorming verbeterd zal worden. Indirect dient dit ook te leiden tot een andere bestuurscultuur waarbij men zich verplicht voelt aan de besluitvorming die tot stand is gekomen. Voor de handhaving is van belang dat de thans aanwezige bestemmingsplannen (ca. 153) wordt teruggebracht tot een beheersbaar aantal en dat de normstelling in de plannen handhaafbaar en bestuurlijk gedragen wordt.

Handhavingsfilosofïe

De handhavingsfilosofle luidt dat in beginsel tegen alle illegale zaken wordt opgetreden (beginselplicht tot handhaving). Slechts in zeer bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. In dit geval ligt er een zware motiveringsplicht bij de gemeente.

Voor de aanpak van bestaande situaties zal in dit plan een aparte paragraaf opgenomen worden.

Aanpak van bestaande situaties

Bij een start van de handhaving is het van belang dat inzicht wordt verkregen in de zogenaamde nulsituatie. Deze nulsituatie heeft betrekking op zowel het bouwen als het gebruik van gronden en opstallen. Ten aanzien van de nulsituatie dienen vervolgens ook beleidsafwegingen gemaakt te worden met betrekking tot de te volgen acties. Hierbij zijn de navolgende mogelijkheden aanwezig:

  • 1.

    Optreden: indien de situatie niet past in het ruimtelijk beleid en optreden nog mogelijk is. In een aantal gevallen kan sprake zijn van onomkeerbare situaties. Naar aanleiding van de opmerkingen uit de vergadering van de commissie ROV zal bekeken worden in hoeverre hiervoor een compensatiebeginsel kan worden doorgevoerd.

  • 2.

    Uitsterfconstructie: indien tegen de huidige situatie niet meer opgetreden kan worden maar legalisatie niet wenselijk is. Dit houdt in dat de situatie voor de huidige eigenaar en/of gebruiker toegestaan wordt maar bij wijziging alsnog opgetreden wordt.

  • 3.

    Legaliseren: indien de strijdige situatie past in het ruimtelijk beleid en/of optreden niet meer mogelijk is. Dit houdt in dat betrokkene alsnog via een vergunningaanvraag de strijdige situatie in overeenstemming met de regelgeving dient te brengen.

Een goed omschreven ruimtelijk beleid (met name het bestemmingsplan Buitengebied) is hiervoor van doorslaggevend belang. Door de recente vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied is dit ook realiseerbaar.

Voorgesteld wordt alle gevallen die strijdig zijn met het beleid te inventariseren en als volgt af te werken:

  • 1.

    Beoordelen of de overtreding voor 1 januari 1997 is ontstaan. Deze datum is gekozen aangezien op dat moment de gemeentelijke herindeling is doorgevoerd en de aanwezige luchtfoto's van 1996 dateren. De overtreder dient dit aan te tonen. Indien tegen een illegale situatie van voor genoemde datum door de gemeente geen actie is ondernomen is optreden niet meer mogelijk. De huidige overtreding dient vastgelegd te worden en valt onder het overgangsrecht. Er is dan ook een toetsingskader voor eventuele verandering qua overtreding. Deze gevallen zullen aan de commissie ROV gemeld

  • 2.

    worden. Beoordeeld wordt of legalisatie of een uitsterfconstructie van toepassing is. De datum van 1 januari 1997 is derhalve de bepalende datum voor het vastleggen van de nulsituatie.

  • 3.

    Gevallen die na 1 januari 1997 zijn ontstaan worden beoordeeld op basis van de navolgende aspecten: Aard en uitstraling van de overtreding; Afweging ten aanzien van de te beschermen belangen afgezet tegen individueel belang; Duur van de overtreding. Uitgangspunt hierbij is dat opgetreden zal worden tegen alle geconstateerde overtredingen tenzij toetsing aan de aspecten tot de conclusie leidt dat optreden gezien de aard van de overtreding een te zwaar middel is. In deze gevallen zal vooraf de commissie ROV om advies gevraagd worden. In incidentele gevallen heeft het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid om (zowel positief als negatief) van het bovenstaande af te wijken. In deze gevallen zal de commissie ROV geraadpleegd worden. In beginsel dient dit slechts in zeer bijzondere omstandigheden te gebeuren waarbij een zware motiveringsplicht aanwezig is.

  • 4.

    Uitvoering van de handhaving

Het vastleggen van de nulsituatie (naar de eerder genoemde peildatum van 1 januari 1997) is de eerste prioriteit. Gelet op de omvang van de gemeente zal hiermede minimaal een half jaar gemoeid zijn met de inzet van tijdelijk personeel. Na de vastlegging van de nulsituatie dient de juridische handhaving van de besluiten door het aantrekken van administratief-juridisch personeel geregeld te worden.

Daarna is het van belang stelselmatig controle te houden op ontwikkelingen die niet passen in het ruimtelijk beleid. Uitgangspunt is dat een controlesysteem wordt opgezet waarbij elk deel van de gemeente 2 x per jaar integraal wordt gecontroleerd. Het is niet de bedoeling slechts enkele illegale activiteiten aan te pakken. In de toekomst kan het programma worden bijgesteld waarbij of gebiedsgericht, themagericht of speerpuntgericht ge-werkt kan worden. Deze bijstelling kan plaats vinden gezien of de specifieke omstandigheden van een bepaald gebied of vanwege bijzondere aandacht voor een specifiek probleem, waarbij echter de integrale aanpak van handhaving voorop blijft staan. Verdere samenwerking met milieuhandhaving komt dan vanzelf in beeld gezien de hier reeds aanwezige structuren en gelet op de door de gemeente ondertekende bestuursovereenkomst. Beide handhavingsvelden kunnen elkaar dan versterken.

Voor wat betreft de te volgen stappen bij daadwerkelijke handhaving zal de aanpak zoals die is vastgelegd in de notitie handhavingsbeleid van februari 1999 gevolgd worden. Deze notitie is als bijlage hierbij gevoegd.

Inzet van middelenBinnen de afdeling Milieu- en bouwzaken wordt al een geruime periode aan tijdschrijven gedaan. Hieruit komt naar voren dat binnen de formatie van BMZ slechts beperkt tijd beschikbaar voor handhaving. Voor handhaving van R.O./bouwwetgeving blijkt 0,3 formatieplaats technisch en 0,1 formatieplaats administratrief-juridisch beschikbaar. De technische uren worden voornamelijk gebruikt voor toezicht op in aanbouw zijnde bouwwerken.Voor een daadwerkelijk opsporings- c.q. handhavingstraject blijkt geen tijd beschikbaar te zijn. Gezien de termijnstelling in de Woningwet is het ook niet mogelijk door wisseling in prioriteiten hiervoor tijd beschikbaar te stellen.

Voor de voorgestelde vastlegging van de nulsituatie en voor de halfjaarlijkse controle zal technisch personeel ingehuurd worden. Dit betreffen duidelijk pieken die door inhuur goed te regelen zijn. De juridische handhaving is een continue-proces. Het zal noodzakelijk zijn hiervoor voor de komende 2 jaar circa een halve formatie-plaats beschikbaar te hebben. Voorgesteld wordt overeenkomstig de extra capaciteit bij de afdeling ROVdit in vaste dienst te nemen voor een periode van 2 jaar.

Financiële verantwoording

Bij besluit van de raad van 19 december 2000 is voor uitvoering van de handhaving krediet beschikbaar gesteld.

Planning van activiteiten

Voor de daadwerkelijke uitvoering van de handhaving is de volgende planning opgesteld:

  • 1.

    Advisering t.a.v. het op uitvoering gericht handhavingsplan door de commissie ROV op 13 februari 2001

  • 2.

    Publicatie van bovengenoemde beleidslijn in mei-juni 2001

  • 3.

    Advisering door commissie ROV ten aanzien van plan en eventuele zienswijzen in september 2001

  • 4.

    Vaststelling van de beleidslijn in september 2001

  • 5.

    Uitvoeren van de inventarisatie van de nulsituatie in de periode september 2001 tot december 2001

  • 6.

    Vaststellen van de nulsituatie in een besloten vergadering van de commissie ROV van januari 2002

  • 7.

    Juridische handhaving van de nulsituatie in de periode februari 2002 tot december 2002

  • 8.

    Eerste integrale controleronde in maart 2002

  • 9.

    Voortgangsrapportage in de openbare vergadering van de commissie ROV in mei 2002

  • 10.

    Tweede integrale controleronde in oktober 2002

  • 11.

    Voortgangsrapportage in de openbare vergadering van de commissie ROV in december 2002

  • 12.

    Evaluatie van het plan en bijstelling hiervan inclusief eventuele personele consequenties in de commissie ROV van december 2002

  • 13.

    Derde integrale controleronde in mei 2003

Bestuurlijke verantwoording

In het plan van aanpak is bij het onderdeel vastleggen van de nulsituatie al aangegeven hoe omgegaan zal worden met de bestuurlijke verantwoording. Bij een voorgenomen afwijking van handhaving zal vooraf de commissie ROV om advies worden gevraagd.Daarnaast zal in het begin halfjaarlijks een korte stand van zaken aan de commissie ROV worden voorgelegd. Dit overzicht dient inzicht te verstrekken in de bestede tijd aan handhaving en het aantal zaken dat in behandeling is.

Procedure m.b.t. handhavingsplan

Vaststelling van dit plan dient conform de Algemene wet bestuursrecht te geschieden. Dit plan heeft na vaststelling de status van een beleidsregel. Na advisering door de commissie ROV op 13 februari 2001 op het concept-plan heeft dit plan vanaf 7 juni 2001 gedurende 4 weken ter inzage gelegen. Door belanghebbenden (i.c. inwoners, grondeigenaren e.d.) zijn geen zienswijzen ingediend. Vervolgens is ten aanzien van dit plan door de commissie ROV op 11 september 2001 nogmaals een advies uitgebracht. Vaststelling van het plan geschiedt door het college van burgemeester en wethouders waarna dit wordt bekendgemaakt.

Voorlichting en communicatie

Na vaststelling van dit plan conform de Algemene wet bestuursrecht dient hieraan ruime aandacht in de voorlichting aan burgers besteed te worden. Dit om duidelijk te maken dat bouwen zonder of in afwijking van een vergunning danwel illegaal gebruik van gronden of opstallen niet geaccepteerd zal worden. Voor de uitvoering van dit plan van aanpak is een communicatieplan opgesteld. Duidelijk dient te zijn dat vanaf de start van het handhavingsbeleid geen nieuwe illegale situaties meer getolereerd zullen worden.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 18 September 2001

J.P.C.M. Vriens, Mr. G.G.I.M. Speetjens,secretaris burgemeester