Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling algemene dienst Omgevingsdienst Rivierenland

Geldend van 01-04-2013 t/m 31-12-2019

Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland,

Gelet op artikel 2:1A, lid 2 van de CAR-UWO,

Besluit:

Vast te stellen de “Regeling Algemene Dienst Omgevingsdienst Rivierenland”

REGELING ALGEMENE DIENST OMGEVINGSDIENST RIVIERENLAND

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    medewerker: de ambtenaar in de zin van de CAR, dan wel degene met wie een arbeidsovereen-komst naar burgerlijk recht is gesloten;

  • b.

    passende functie: een functie die de medewerker redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijke omstandigheden, kennis, vaardigheden en vooruitzichten kan vervullen; persoonlijke omstandig-heden en vooruitzichten zijn interesse, gezondheid, opleiding, scholing en salarispositie.

Artikel 2 Inzetbaarheid

Medewerkers in algemene dienst zijn in beginsel inzetbaar binnen de gehele organisatie op passen-de blijvende en tijdelijke functies en op projecten met passende werkzaamheden.

Artikel 3 Termijnen

  • 1.

    De werkgever kan (groepen van) medewerkers voor een bepaalde periode plaatsen in de func-tie.

  • 2.

    De werkgever kan de periode bedoeld in het eerste lid na afloop verlengen. De werkgever en de

medewerker bepalen in overleg de duur van de verlenging.

3.De termijn wordt telkens automatisch met één jaar verlengd, indien de medewerker voor of met het aflopen van de termijn niet in een andere functie is geplaatst of als er geen nieuwe afspraken zijn gemaakt over de termijn van verlenging van de plaatsing in de functie.

Artikel 4 Jaarplancyclus

  • 1. De werkgever en de medewerker voeren gesprekken over de inzetbaarheid van de medewerker binnen de organisatie binnen het kader van de jaarplancyclus.

  • 2. De werkgever en de medewerker maken jaarlijks afspraken over ontwikkeling en opleiding gericht op inzetbaarheid in de huidige functie (effectiviteit) of over doorstroom naar een andere passende functie (loopbaanplan). De werkgever houdt bij het maken van de afspraken over ontwikkeling, opleiding of doorstroming, voor zover van belang, rekening met de persoonlijke situatie van de medewerker (leeftijd, gezondheid, gezinssituatie enzovoorts).

  • 3. De werkgever faciliteert de medewerker in het verwezenlijken van de afspraken over opleiding en ontwikkeling met inachtneming van hoofdstuk 17 CAR.

  • 4. De medewerker kan in het kader van mobiliteit (doorstroom ten bate van blijvende inzetbaarheid en effectiviteit) niet worden verplicht een hem/haar aangeboden passende functie te accepteren. De medewerker behoort een weigering echter wel te beargumenteren.

Artikel 5 Ondersteuning

  • 1. De afdeling P&O ondersteunt de werkgever en de medewerker bij het opstellen en verwezenlijk-en van een loopbaanplan.

  • 2. De werkgever stelt medewerkers die zich willen oriënteren op een vervolgfunctie in de gelegen-heid een loopbaantest af te leggen.

Artikel 6 Voorkeurspositie

Medewerkers in algemene dienst die in overleg met hun leidinggevende een loopbaanplan hebben

opgesteld, hebben na herplaatsingskandidaten (als gevolg van reorganisatie of arbeidsongeschikt-heid) een voorkeurspositie bij het vervullen van vacatures op hetzelfde niveau als de functie die zij vervullen, mits zij voldoen aan de functie-eisen.

Artikel 7 Hardheidsclausule

In die gevallen waarin (de toepassing van) deze regeling voor de medewerker onbedoeld tot een onbillijke of onredelijke situatie leidt, kan de werkgever van deze regeling afwijken.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling Algemene Dienst Omgevingsdienst Rivieren-land" en treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland op 27 juni 2013.

de voorzitter, de secretaris,

C.A.H. Zondag A. Schipper