Regeling vervallen per 01-01-2015

Richtlijnen bijzondere bijstand 2011

Geldend van 01-07-2011 t/m 29-08-2012

Het college van Pijnacker-Nootdorp;

gelet op artikel 35 van de Wet werk en bijstand;

besluit:

vast te stellen de Richtlijnen bijzondere bijstand 2011

De begripsbepalingen van de Wet werk en bijstand (WWB) zijn onverkort op deze richtlijnen van toepassing.

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Vorm van bijstand

Artikel 3 De aanvraag

Artikel 4 Nibud normen

Artikel 5 Algemeen gebruikelijke kosten

Artikel 6 Drempelbedrag

Artikel 7 Studenten

Draagkracht, vermogen en inkomen

Artikel 8 Uitgangspunten draagkracht

Artikel 9 Vaststelling van het vermogen

Artikel 10 Vaststelling van het inkomen

Artikel 11 Niet in aanmerking te nemen middelen bij vaststelling draagkracht

Artikel 12 Vaststelling van de draagkracht

Artikel 13 Vaststelling van de draagkrachtperiode

Artikel 14 Draagkrachtverrekening

Bijzondere bijstand en medische kosten

Artikel 15 Voorliggende voorzieningen bij medische kosten

Artikel 16 Uitzondering: de eigen bijdrage op grond van de AWBZ/ZVW

Bijzondere bijstand aan jongeren 18,19 en 20 jaar

Artikel 17 Aanvulling levensonderhoud jongeren

Categoriale bijzondere bijstand

Artikel 18 Bijkomende kosten van basis- en voortgezet onderwijs

Bijzondere bijstand ter bevordering van maatschappelijke participatie

Artikel 19 Kosten van deelname aan het maatschappelijke verkeer

Bijzondere bijstand en specifieke kosten

Artikel 20 Zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking

Artikel 21 Kosten van kinderopvang

Artikel 22 Begrafenis- of crematiekosten

Artikel 23 Legeskosten van verblijfsvergunningen

Bijzondere bijstand voor woonkosten

Artikel 24 Definitie woonkosten

Artikel 25 Voorliggende voorzieningen woonkosten

Artikel 26 Woonkosten lager dan de maximale huurgrens

Artikel 27 Woonkosten hoger dan de maximale huurgrens

Bijzondere bijstand voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting

Artikel 28 Kosten voor de aanschaf van een PC

Artikel 29 Kosten ter vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen

Slotbepalingen

Artikel 30 Afwijking

Artikel 31 Herziening van deze richtlijnen

Artikel 32 Misbruik

Artikel 33 Inwerkingtreding

Artikel 34 Citeertitel

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze richtlijnen wordt verstaan onder:

Artikel 2 Vorm van de bijstand

  • a.

    Tenzij deze richtlijnen anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet.

  • b.

    De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de wet.

  • c.

    De gebruikelijke duur van de aflossing van de geldlening voor duurzame gebruiksgoederen is gesteld op maximaal 36 maanden, het gebruikelijke maandelijkse aflossingsbedrag is 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 3 De aanvraag

  • a.

    De aanvraag voor bijzondere bijstand kan worden ingediend binnen 12 maanden nadat de kosten zijn gemaakt.

  • b.

    Indien het een aanvraag om verhuiskosten, inrichtingskosten of duurzame gebruiksgoederen betreft dient de aanvraag te worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt.

  • c.

    Voor begrafenis- of crematiekosten geldt een indieningtermijn van één maand na de dag van de uitvaart.

Artikel 4 Nibud normen

Bij het vaststellen van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt aangesloten bij normbedragen zoals opgenomen in de prijzengids van het Nibud. Dit betekent dat de daadwerkelijk gemaakte kosten worden vergoed tot een maximum als genoemd in de prijzengids van het Nibud, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

Artikel 5 Algemeen gebruikelijke kosten

Op de verstrekking van de bijzondere noodzakelijke kosten, worden kosten die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn, in mindering gebracht.

Artikel 6 Drempelbedrag

Bijzondere noodzakelijk kosten die lager zijn dan het drempelbedrag van € 25,- per 12 maanden komen niet voor vergoeding vanuit de bijzondere bijstand in aanmerking.

Artikel 7 Studenten

Studerenden die een inkomen ontvangen uit WSF of WTOS komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Draagkracht, vermogen en inkomen

Artikel 8 Uitgangspunt draagkracht

Bij de vaststelling van de bijzondere bijstand dient rekening te worden gehouden met de aanwezige draagkracht in het inkomen of het vermogen. Bij de vaststelling van aanwezige draagkracht wordt in ieder geval rekening gehouden met de draagkrachtperiode, het vermogen en het inkomen.

Artikel 9 Vaststelling van het vermogen

Het vermogen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Aangesloten wordt bij de vermogensgrens genoemd in de wet (artikel 34 lid 2 en 3). Het vermogen boven die grens wordt volledig tot de draagkracht gerekend (100%).

Artikel 10 Vaststelling van het inkomen

  • a.

    Inkomen: het inkomen zoals genoemd in artikel 32 van de wet inclusief toeslagen (zoals vakantietoeslag, overwerktoeslag en 13e maand) alsmede inkomen uit vermogen.

  • b.

    Bij de vaststelling van de draagkrachtinkomen wordt uitgegaan van het inkomen van de belanghebbende gedurende het jaar, beginnend in de maand waarin de kosten zijn gemaakt waarop de aanvraag om bijstand betrekking heeft.

  • c.

    Indien een aanvraag nog te maken kosten betreft, wordt uitgegaan van het inkomen van de belanghebbende in de maand van aanvraag.

Artikel 11 Niet in aanmerking te nemen middelen bij vaststelling draagkracht

Als draagkracht wordt in aanmerking genomen: Het netto inkomen over een periode van 12 maanden verlaagd met de volgende aftrekposten:

  • -

    het deel van een particuliere oudedagsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 33 lid 5 van de wet.

  • -

    de premiebetaling van de aanvullende ziektekostenpremie.

  • -

    buitengewone kosten in verband met wonen en zorg als gevolg van het niet of niet volledig ontvangen van huurtoeslag en zorgtoeslag wegens een te hoog inkomen.

Artikel 12 Vaststelling draagkracht

  • a.

    In het inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm is geen draagkracht aanwezig.

  • b.

    Van het inkomen dat hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm maar lager of gelijk aan 140% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt 35 procent voor zover meer dan de toepasselijke bijstandsnorm als draagkracht in aanmerking genomen.

  • c.

    Indien het inkomen hoger is dan 140% van de toepasselijke bijstandsnorm wordt 50 procent van het inkomen voor zover meer dan de toepasselijke bijstandsnorm als draagkracht in aanmerking genomen.

  • d.

    In geval van bijzondere bijstand voor woonkosten: indien het inkomen na de aftrekposten genoemd in artikel 11, hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm wordt 100% van het inkomen voor zover dat meer is dan de toepasselijke bijstandsnorm als draagkracht in aanmerking genomen.

Artikel 13 Vaststelling van de draagkrachtperiode

  • a.

    De draagkracht wordt telkens voor de periode van 12 maanden vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt.

  • b.

    De draagkracht kan voor een kortere of langere periode vastgesteld worden, indien de periode waarop de kosten waarvoor bijstand is aangevraagd betrekking hebben, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 14 Draagkrachtverrekening

  • a.

    De draagkrachtruimte wordt in één keer met de bijzondere bijstand verrekend.

  • b.

    In afwijking van het bovenstaande kan ingeval van periodieke bijzondere bijstand, de draagkracht verrekend worden naar rato van het aantal maanden van de periode waarop deze bijstand betrekking heeft.

Bijzondere bijstand en medische kosten

Artikel 15 Voorliggende voorzieningen bij medische kosten

  • a.

    De vergoedingen vanuit de ZVW en de AWBZ zien we als voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend.

  • b.

    Een reguliere of collectieve aanvullende verzekering bij een zorgverzekering wordt niet als voorliggend voorziening aangemerkt, omdat het om vrijwillig te maken kosten gaat.

  • c.

    Als belanghebbende die naast de zorgverzekering aanvullend is verzekerd, een beroep kan doen op deze voorziening, wordt in dat geval de aanvullende verzekering wel aangemerkt als een voorliggende voorziening.

Artikel 16 Uitzondering: de eigen bijdrage op grond van de AWBZ/ZVW

De wetgever heeft in een aantal gevallen toch een eigen bijdrage opgelegd bij vergoedingen vanuit de ZVW en/of de AWBZ die in beginsel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand:

  • a.

    De eigen bijdrage voor steunzolen indien een voorschrift van de huisarts of orthopeed is overgelegd tot maximaal € 100,- per jaar;

  • b.

    De eigen bijdrage voor hulpmiddelen en prothesen, zoals orthopedische schoenen, gehoorapparaten, pruiken en borstprothesen tot maximaal € 100,- per jaar;

  • c.

    De kosten van voetverzorging, indien er sprake is van een ziekte of handicap op voorschrift van de huisarts tot maximaal 100,- per jaar.

Bijzondere bijstand aan jongeren van 18,19 of 20 jaar

Artikel 17 Aanvulling levensonderhoud jongeren

  • a.

    Een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van belanghebbende uitgaan boven de bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn of de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens de ouders niet te gelde kan maken.

  • b

    Bijzondere bijstand wordt slechts dan verleend indien de jongere beschikt over zelfstandige huisvesting én zelfstandige huisvesting noodzakelijk is.

  • c.

    De aanvullende bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de norm voor een alleenstaande (ouder) van 21 jaar of ouder en de norm voor een alleenstaande (ouder) van 18,19 of 20 jaar. In geval van gehuwden die beide jonger zijn dan 21 jaar wordt de hoogte van de bijzondere bijstand gerelateerd aan de norm voor gehuwden waarvan 1 persoon jonger is dan 21 jaar.

  • d

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend met toepassing van artikel 16 van de wet ten behoeve van het kind van een alleenstaande ouder die minderjarig is. De bijstand bedraagt het verschil tussen de norm van een alleenstaande van 21 jaar en die van een alleenstaande ouder van 21 jaar per maand. De bijstand wordt beëindigd op het moment dat de minderjarige alleenstaande ouder 18 jaar wordt. De aanvraag dient ingediend te worden door de grootouders van het kind of ambtshalve te worden toegekend.

  • e.

    Als de persoon geen recht heeft op een inkomensvoorziening ingevolge artikel 21 sub b (intrekking werkleeraanbod) en artikel 22 lid 1 (uitsluiting werkleeraanbod) van de Wet investeren in jongeren, is er geen recht op bijzondere bijstand. Bij het niet tot standkomen van een werkleeraanbod om andere redenen is er dus wel grond om te onderzoeken of er een aanvulling levensonderhoud moet worden toegekend.

Categoriale bijzondere bijstand

Artikel 18 Bijkomende kosten van basis- en voortgezet onderwijs

  • a.

    Voor personen met een inkomen tot maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en met kinderen die onderwijs volgen vanaf groep 1 tot de leeftijd van 18 jaar worden als bijzondere kosten aangemerkt de bijkomende kosten van basis- en voortgezet onderwijs;

  • b.

    De tegemoetkoming bedraagt € 125,- per schoolgaand kind op de basisschool en/of het voortgezet onderwijs per jaar. Per huishouden bedraagt de tegemoetkoming maximaal € 250,- per jaar.

Bijzondere bijstand ter bevordering van maatschappelijke participatie

Artikel 19 Kosten van deelname aan het maatschappelijke verkeer

  • a.

    Voor personen met een inkomen tot maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm komen in aanmerking voor een bijdrage in de volgende bijzondere kosten:

    • -

      de kosten van deelname aan sportieve, culturele of educatieve voorzieningen en eventuele directe aanverwante kosten;

    • -

      de kosten van lidmaatschap bibliotheek;

    • -

      de kosten van een abonnement van een dagblad of tijdschrift.

  • b.

    De aanvraag moet individueel worden beoordeeld en de kosten moeten zich daadwerkelijk voordoen en dus aantoonbaar worden gemaakt. De bijdrage in deze kosten geldt voor het kalenderjaar waarin de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De bijdrage is € 150,- per persoon. Per huishouden bedraagt de bijdrage maximaal € 300,- per jaar.

Bijzondere bijstand en specifieke bijzondere kosten

Artikel 20 Zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking

  • a.

    de kosten van warme maaltijden, na indicering van noodzaak door de Stichting Welzijn Ouderen Pijnacker-Nootdorp, voor zover de werkelijke kosten van de warme maaltijd uitstijgen boven de kosten van een warme maaltijd volgens de prijzengids van het Nibud;

  • b.

    de kosten van thuisadministratie, na indicering van noodzaak door de Stichting Welzijn Ouderen Pijnacker-Nootdorp;

  • c.

    de meerkosten van verwarming, bewassing en slijtage van kleding en beddengoed als gevolg van een handicap of langdurige ziekte.

Artikel 21 Kosten van kinderopvang

Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van kinderopvang voor zover geen aanspraak op tegemoetkoming in het kader van de Wet kinderopvang mogelijk is en er sprake is van sociaal-medische indicatie voor een ouder of kind.

Artikel 22 Begrafenis- of crematiekosten

  • a.

    De belanghebbende op wie volgens de bepalingen in het huwelijksgoederenrecht en het erfrecht de plicht rust de kosten van lijkbezorging van bloedverwanten te voldoen, heeft voor zover het zijn aandeel in de kosten betreft recht op bijzondere bijstand.

  • b.

    De kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene in Nederland, gerekend naar de kosten van de goedkoopst adequate mogelijkheid voor de verzorging van de teraardebestelling tot maximaal € 5500,-

  • c.

    Op de bijzondere bijstand als bedoeld onder a worden uitkeringen uit verzekeringen, slottermijnen en dergelijke volledig in mindering gebracht.

Artike1 23 Legeskosten van verblijfsvergunningen

  • a.

    Personen met een inkomen tot maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor legeskosten voor verblijfsvergunningen wanneer het de eerste vestiging in Nederland betreft.

  • b.

    Legeskosten in verband met naturalisatie komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • c.

    De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een geldlening verstrekt.

Bijzondere bijstand voor woonkosten

Artikel 24 Definitie woonkosten

  • a.

    Bij bewoning van een huurwoning of gehuurde woonwagen, zijn de woonkosten op de aanvangsdatum geldende huurprijs per maand als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

  • b.

    Bij bewoning van een eigen woning of woonwagen, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de in verband met de aankoop verschuldigde netto (hypotheek)rente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning of woonwagen verschuldigde zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor groot onderhoud.

Artikel 25 Voorliggende voorzieningen woonkosten

  • a.

    De tegemoetkoming van de belastingdienst in de vorm van huurtoeslag geldt als een voorliggende voorziening in relatie tot bijstandsverlening voor woonkosten die passend en toereikend wordt geacht

  • b.

    Bijzondere bijstand voor woonkosten kan niet worden verleend aan de Nederlander of de daarmee gelijkgestelde die geen recht op huurtoeslag heeft, omdat hij medebewoning heeft van een niet-rechthebbende vreemdeling. Het gemis aan huurtoeslag ten gevolge van de keuze voor een illegale huisgenoot kan niet op de bijstand worden afgewenteld.

  • c.

    Jongeren van 18 tot en met 22 jaar die geen aanspraak kunnen maken op huurtoeslag als gevolg van een te hoge rekenhuur hebben geen recht op woonkostentoeslag. Een afwijkend toewijzingsbeleid van woningen en/of verlating van de (oudere) partner kan niet op de bijstand worden afgewenteld.

Artikel 26 Woonkosten lager dan de maximale huurgrens

  • a.

    Bijzondere bijstand voor woonkosten kan worden verstrekt indien een woning of een woonwagen wordt bewoond in eigendom, waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximumhuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag en er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de woning te bewonen

  • b.

    De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Wet op de huurtoeslag systematiek.

  • c.

    Aan de verstrekking van de in sub a van dit artikel bedoelde bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende binnen 12 maanden na aanvang van deze bijstand verhuist naar passende woonruimte, waarvoor aanspraak op huurtoeslag bestaat of woonkosten die uit het inkomen kunnen worden bestreden.

  • d.

    Met verwijzing naar artikel 12 lid d van deze richtlijnen wordt de ruimte in het inkomen ten volle als draagkracht aangemerkt, wanneer bijzondere bijstand wordt verleend voor woonkosten.

Artikel 27 Woonkosten hoger dan de maximale huurgrens.

  • a.

    Wanneer belanghebbende een huurwoning of koopwoning bewoont waarvan de woonkosten hoger zijn dan het grensbedrag van de individuele huurtoeslag als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, kan er bijzondere bijstand in de woonkosten worden verstrekt indien er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de dure woning te bewonen.

  • b.

    De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Wet op de huurtoeslag-systematiek. Het meerdere boven de grensbedrag zoals genoemd bij a wordt volledig in aanmerking genomen bij de bepaling van de hoogte van de bijstandsverlening.

  • c.

    Aan de verstrekking van de in sub a van dit artikel bedoelde bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende binnen 12 maanden na aanvang van deze bijstand verhuist naar passende woonruimte, waarvoor aanspraak op huurtoeslag bestaat en/of woonkosten die uit het inkomen kunnen worden bestreden.

  • d.

    Met verwijzing naar artikel 12, lid d van deze richtlijnen wordt de ruimte in het inkomen ten volle als draagkracht aangemerkt, wanneer bijzondere bijstand wordt verleend voor woonkosten.

Bijzondere bijstand voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting

Artikel 28 Kosten voor de aanschaf van een PC

  • a.

    Aan personen met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met schoolgaande kinderen vanaf groep 6 van de basisschool of het voortgezet onderwijs tot 18 jaar kan om de vijf jaar bijzondere bijstand worden verstrekt voor de aanschaf van een PC. Voor de hoogte van de vergoeding wordt aangesloten bij de meest actuele prijzengids van het Nibud. De verstrekking is in de vorm van een geldlening.

  • b.

    Per huishouden kan bijzondere bijstand voor maximaal één computer verstrekt worden.

  • c.

    Geen bijzondere bijstand voor een PC wordt verstrekt indien:

    • -

      er een werkende computer in het huishouden aanwezig is;

    • -

      er binnen vijf jaar een nieuwe aanvraag wordt gedaan;

    • -

      een aanvraag voor randapparatuur, software en de kosten van reparatie en onderhoud wordt gedaan.

Artikel 29 Kosten voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen

  • a.

    De aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen worden geacht bestreden te kunnen worden uit het normaal ter beschikking staande inkomen. De bijstandsuitkering danwel een inkomen dat ter hoogte is van de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt in elk geval toereikend geacht te zijn. In het inkomen wordt voldoende ruimte geacht te zijn om voor deze kosten te reserveren danwel deze achteraf gespreid te betalen.

  • b.

    Voor de voorziening in de behoefte van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt zoveel mogelijk verwezen naar kredietverlenende instellingen.

  • c.

    Indien als gevolg van bijzondere omstandigheden van persoon of gezin bijstandsverlening toch noodzakelijk is, kan het college besluiten een renteloze lening te verstrekken in de kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen.

  • d.

    Indien de geldlening is verstrekt ten behoeve van een volledige woninginrichting en door de aanvrager gedurende 36 maanden de vastgestelde aflossingsbedragen zijn voldaan, wordt de resterende geldlening omgezet in bijstand om niet.

  • e.

    De bedragen die maximaal als renteloze lening worden verstrekt voor volledige woninginrichting zijn afhankelijk van de samenstelling en omvang van het gezin en zijn ten hoogste 2/3 van de meest actuele prijzengids van het Nibud.

Slotbepalingen

Artikel 30 Afwijking

Het college kan afwijken van de bepalingen van deze richtlijnen, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.

Artikel 31 Herziening van deze richtlijnen

Het college doet mededeling in de hiervoor aangewezen communicatietrajecten van de vaststelling van de toekomstige herziening van deze richtlijnen. De vastgestelde richtlijnen danwel de herziening daarvan treden de dag erna in werking, tenzij het college anders bepaalt.

Artikel 32 Misbruik

Indien de bijstand niet besteed wordt aan het doel waarvoor deze is verstrekt kan de gemeente besluiten de bijstand terug te vorderen.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze richtlijnen treden in werking op 1 juli 2011. Hiermee vervallen de Richtlijnen bijzondere bijstand 2007.

Artikel 34 Citeertitel

Deze richtlijnen worden aangehaald als: Richtlijnen bijzondere bijstand 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 juni 2011.

Burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp,

de secretaris, de burgemeester,

drs. J.P.R. Woudstra drs. F.H. Buddenberg

Toelichting op richtlijnen bijzondere bijstand 2011

In verband met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) in 2004 heeft de gemeente richtlijnen opgesteld voor de uitvoering bijzondere bijstand in 2004 en 2007. Conform de uitgangspunten van de WWB is daarbij uitgegaan van individuele bijzondere bijstandsverlening in plaats van collectieve regelingen.

De individuele uitvoering van de bijzondere bijstand vraagt om richtlijnen die de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bevorderen en leiden tot uniforme afhandeling van aanvragen bij gelijke situaties en gemiddelde belanghebbenden.

Deze richtlijnen zijn een onderdeel van een overkoepelend beleid ten aanzien van de gemeentelijke inkomensondersteuning voor minima dat omstreeks 2012 aan de Raad zal worden aangeboden. De uitvoeringspraktijk van de bijzondere bijstand vraagt echter om aanpassingen in de richtlijnen bijzondere bijstand die op een eerder tijdstip moeten ingaan.

Aanleiding opstellen richtlijnen bijzondere bijstand 2011

De Richtlijnen bijzondere bijstand 2007 voorzagen in een aantal regelingen die kunnen worden aangemerkt als begunstigend beleid. De begunstigende regels zijn opgesteld in een periode dat deze voorzieningen wenselijk werden geacht voor de burgers met een minimum inkomen en ook de middelen hiervoor toereikend waren. Anno 2011 beogen de richtlijnen een neutralere en rechtvaardigere verstrekking van de bijzondere bijstand met als doel om bij een gelijkblijvend budget toch aan de vraag om bijzondere bijstand te blijven voldoen. Voorts is er een algehele wens om de uitvoering van de aanvragen bijzondere bijstand efficiënter te laten verlopen.

Generieke aanpassingen

De bijzondere bijstand moet strikter worden toegepast binnen de kaders van de Wet werk en bijstand en mag geen generieke inkomensondersteuning zijn die voorbehouden is aan het Rijk.

De strekking van artikel 35 van de Wet werk en bijstand moet bepalend zijn voor het toekennen van bijzondere bijstand, dus voor uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand is niet bedoeld voor die kosten die elke burger heeft maar die als gevolg van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid of door een ontoereikend inkomen niet kunnen worden voldaan uit dat inkomen en daardoor noodzakelijke kosten zijn geworden.

Voorbeeld: Het hebben van schulden of geen aanvullende ziektekostenverzekering kan niet worden afgewenteld op de bijzondere bijstand. Er is in beginsel alleen bijzondere bijstand mogelijk voor de eigen bijdrage vanuit de Zorgverzekeringswet en de AWBZ. Onderverzekering en schulden zijn daarmee weer de eigen verantwoording van de burger geworden.

Generieke inkomensondersteuning is voorbehouden aan het rijk. In november 2010 is hier (wederom) over gepubliceerd in de verzamelbrief van het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid. De doelgroepen voor categoriale bijzondere bijstand zijn beperkt door de wetgever. Als gevolg hiervan kan er geen categoriale bijzondere bijstand worden verstrekt aan een doelgroep van 0 tot 100 jaar. Hiervoor in de plaats is er wel ruimte voor individuele bijzondere bijstand.

Bijzondere bijstand verstrekken waar het inkomen niet toereikend werkt in deze bovengenoemde situaties ook uitstroom belemmerd. Bij het verlaten van de bijstand is er sprake van een armoedeval. De eigen verantwoordelijkheid van de burger voor het niet hebben van schulden, een toereikend inkomen uit werk danwel een adequate aanvullende ziektekostenverzekering moet worden gestimuleerd en niet ontmoedigd.

Specifieke aanpassingen

Ten opzichte van de vorige richtlijnen van 2007 is gebleken dat aanpassing van de richtlijnen gewenst is ten aanzien van medische kosten, de kosten van woninginrichting, de draagkrachtberekening en bijzondere bijstand levensonderhoud jongeren in verband met de invoering van de Wet investeren in jongeren.

Er werd bijzondere bijstand verleend voor de schuldhulpverlening of schuldsanering, maar dit betrof een financieringswijze van de kosten van schuldhulpverlening. De gemeente heeft een taak in het faciliteren van schuldhulpverlening maar dit is niet vastgelegd in de WWB en regelgeving inzake schuldhulpverlening hoort om deze reden niet te worden opgenomen in de richtlijnen bijzondere bijstand.

Knelpunten in de uitvoeringspraktijk medische kosten

In de vorige Richtlijnen bijzondere bijstand was er ruimte voor bijzondere bijstand voor medische kosten die niet of gedeeltelijk worden vergoed door de zorgverzekering. Dit is buitenwettelijke begunstigend beleid. Nu is gehouden aan het uitgangspunt dat de Zorgverzekeringswet en de AWBZ voorliggende voorzieningen zijn die passend en toereikend worden geacht.

In de praktijk werd hierdoor veelal bijzondere bijstand verstrekt voor de eigen bijdragen van medische kosten die niet op grond van AWBZ of ZVW werden opgelegd zoals die bij tandartskosten, fysiotherapie en alternatieve geneeswijzen. Wanneer er bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de eigen bijdrage die is opgelegd vanuit de aanvullende zorgverzekering is dit buitenwettelijk beleid dat zelfs uitstroombelemmerend werkt. Bij het verlaten van de bijstand is er sprake van een “armoedeval”. Onderverzekering voor medische kosten moet daarom niet worden afgewenteld op de bijzonder bijstand.

Kanttekeningen en kaders

Er dient een cultuuromslag plaats te vinden binnen de uitvoerende afdeling van de gemeente. Door de clientèle voor de bijzondere bijstand zal veel weerstand worden geboden tegen het wegvallen van begunstigende regelgeving. De gemeente voorziet nu immers in bepaalde kosten die burgers met een minimum inkomen zelf moeten gaan dragen of zich hiervoor moeten gaan verzekeren

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 vorm van bijstand

Wanneer de bijstand als leenbijstand wordt verstrekt is de gebruikelijke maximale duur van de aflossing gesteld op 36 maanden. Wanneer de leenbijstand wordt teruggevorderd omdat deze bijstand bijvoorbeeld niet is besteed aan de kosten waarvoor de lening is verstrekt, vervalt de maximale aflossingsduur van 36 maanden en dient de bijstand in z’n geheel te worden terugbetaald.

Artikel 3 de aanvraag

In dit artikel is vastgelegd dat aanvragen kunnen worden ingediend tot één jaar nadat de kosten zijn

gemaakt. In de vorige richtlijnen is deze systematiek gevolgd omwille van de eenvoud voor

de cliënt en de uitvoering bij met name voor medische kosten. Het gaat hier nadrukkelijk om aanvragen bijzondere bijstand waarbij de kosten kunnen worden opgespaard door de klant en waarmee een efficiëntere uitvoering wordt beoogd. Bijvoorbeeld de eigen bijdrage van huishoudelijke hulp of reiskosten. Bij de overige kosten, zoals duurzame gebruiksgoederen dient de aanvraag vooraf te worden ingediend omdat de noodzaak van de kosten anders niet is te beoordelen.

Artikel 8 t/m 14 draagkracht, vermogen en inkomen

Draagkracht is dat deel van het vermogen en inkomen dat de aanvrager zelf dient aan te wenden om de bijzondere kosten te voldoen. Uitgangspunt is dat het vermogen en inkomen boven een vastgestelde grens als draagkracht dient te worden aangemerkt; met andere woorden middelen die beschikbaar zijn om de bijzondere kosten te voldoen.

Rekenvoorbeeld draagkracht

Cliënt heeft een netto inkomen van € 1100,-. De voor hem zijnde toepasselijke bijstandsnorm is die van een alleenstaande, thans € 919,70.

€ 1100/€ 919,70 x 100% is 119%. Het inkomen is tussen de 110% en 140% van de voor cliënt van toepassing zijnde bijstandsnorm. Hierbij is 35 procent draagkracht in het inkomen aanwezig.

€ 1100

€ 919,70

-------------

€ 180,30 inkomen boven de bijstandsnorm per maand x 35% draagkracht = € 63,11 draagkracht per maand x 12 = € 757,26 draagkracht op jaarbasis.

Cliënt vraagt bijzondere bijstand aan voor bankstel. Van de kosten voor een bankstel € 900,- zal cliënt de eerste € 757,26 zelf moeten bekostigen. Er is bijzondere bijstand mogelijk tot een bedrag van € 142,74.

De wetgever heeft het college de vrijheid gegeven om te beoordelen in hoeverre belanghebbende op grond van artikel 31 lid 2 WWB en artikel 34 lid 2 WWB vrijgelaten inkomen of vermogen kan aanwenden, om de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd te voldoen. Tevens kan het college rekening houden met buitengewone lasten of persoonlijke omstandigheden van belanghebbende. Op een indirecte manier kan de gemeente de bijzondere bijstand toegankelijker maken door de draagkracht te versoepelen. Er is nu gekozen voor een draagkrachtpercentage van 35% of 50% binnen het netto inkomen als dat hoger is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Ook is de premiebetaling van de zorgverzekering vrijgelaten in de draagkrachtberekening om indirect te stimuleren dat belanghebbenden zich adequaat gaan verzekeren tegen medische kosten.

Artikel 15 en 16 bijzondere bijstand en medische kosten

In de richtlijnen bijzondere bijstand 2011 is het uitgangspunt ten aanzien van medische kosten dat de ZVW en de AWBZ voorliggende voorzieningen zijn die passend en toereikend geacht worden. Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor geen bijzondere bijstand worden verleend. Belanghebbende is vrij om een aanvullende verzekering af te sluiten maar dat de wetgever heeft bepaald dat het standaardpakket voldoende is en een uitbreiding niet noodzakelijk. Bijzondere bijstand voor de premie van de aanvullende verzekering is niet mogelijk omdat het om vrijwillig te maken kosten gaat.

Hieruit volgt dat de eigen bijdragen van kostensoorten die gedeeltelijk door de ZVW of AWBZ worden vergoed, in beginsel wel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Zoals de eigen bijdrage voor AWBZ instellingen of eigen bijdrage bij hulp in de huishouding. Buiten de AWBZ en ZVW vallen bijvoorbeeld kosten voor alternatieve geneeswijzen en ook (reguliere) tandartskosten. Omdat deze kosten buiten het vergoedingenpakket vallen van de AWBZ of ZVW komen deze eigen bijdragen ook niet voor vergoeding in aanmerking vanuit de bijzondere bijstand.

Als belanghebbenden een aanvullende verzekering afsluiten, kunnen ze hiermee de eigen bijdrage van kostensoorten die gedeeltelijk worden vergoed vanuit de AWBZ of ZVW verlagen. Via de aanvullende zorgverzekering zijn er vergoedingen voor de eigen bijdrage voor hoortoestellen en medische noodzakelijke pruiken. De keuze van een duurder alternatief komt altijd voor eigen rekening en kan niet worden afgewenteld op de zorgverzekering en op de bijzondere bijstand.

Voor de overige medische kosten die zijn opgenomen in de aanvullende verzekering is het uitgangspunt dat deze kosten verzekerbaar zijn en dat cliënten hierin een eigen verantwoordelijkheid hebben qua pakketkeuze. Cliënten kunnen altijd overstappen naar een adequatere aanvullende zorgverzekering. Onderverzekering en/of het niet aanvullend verzekerd zijn als gevolg van schulden is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan bijstand wordt verstrekt

Artikel 17 bijzondere bijstand aan jongeren 18,19 en 20 jaar

Als gevolg van de invoering van de WIJ komen veel jongeren in aanraking met de gemeente. Het gevolg hiervan is dat ook ambtshalve de voorzieningen in het kader van de bijzondere bijstand voor deze groep moet worden beoordeeld en onder de aandacht van de jongeren komen. Wanneer er sprake is van een noodzakelijke zelfstandige huisvesting, is de inkomensvoorziening op grond van de WIJ ontoereikend. De aanvulling voor levensonderhoud vanuit de bijzondere bijstand sluit aan bij de bijstandsnormen van personen van 21 jaar en ouder en houdt rekening met het feit dat de toeslagenverordening niet van toepassing is op 18,19 en 20 jarigen. De aanvulling tot een bijstandsnorm van een 21- jarige met een toeslag van 20% heeft namelijk tot gevolg dat de jongere van 18, 19 of 20 jaar een inkomen geniet dat hoger is dan het wettelijk minimumloon voor deze leeftijdsgroep. De kosten van huisvesting kunnen als gevolg van de lage bijstandsnormen en het gemis aan huurtoeslag nauwelijks worden bestreden uit de WIJ voorziening aangevuld met bijzondere bijstand. Alleen in uitzonderlijke gevallen, kan op individuele gronden bijzondere bijstand tot de norm van een 21-jarige met 20% toeslag toegekend worden (op grond van artikel 16 van de wet). Door het gemis aan huurtoeslag is het dan nog de vraag in hoeverre zelfstandige huisvesting haalbaar is wanneer een woning met een te hoge rekenhuur wordt geaccepteerd door een jongere. Dit acht de gemeente verwijtbaar en om deze reden is er geen bijzondere bijstand mogelijk wanneer acceptatiebeleid en/of verlating door een partner aan de orde is. Deze beperking is opgenomen in artikel 26 voorliggende voorzieningen woonkosten.

Artikel 18 en 19 wel of geen categoriale bijzondere bijstand

Uit de verzamelbrief van het ministerie van SZW van november 2010 blijkt dat er categoriale

Bijzondere bijstand voor de participatie van voor een drietal doelgroepen mag worden verstrekt:

  • 1.

    in de kosten van chronisch zieken en gehandicapten

  • 2.

    in de kosten van de maatschappelijke participatie van ten laste komende kind

  • 3.

    bijstandsverlening voor ouderen

  • 4.

    in de kosten van een collectieve ziektekostenverzekering

Met verwijzing naar de verzamelbrief van het ministerie van SZW van november 2006 wordt nogmaals benadrukt dat moet worden voorkomen dat er ongerichte inkomensuppleties door de gemeente worden verstrekt.

Op grond van afspraken in het convenant “kinderen doen mee” daterend uit 2008 zijn de tegemoetkomingen gecontinueerd in de Richtlijnen bijzondere bijstand 2011. Er is bijzondere bijstand mogelijk voor de participatie van kinderen aan sport en cultuur en de bijkomende kosten van school.

Artikel 18 bijkomende kosten van het basis- en voortgezet onderwijs

Alhoewel randgemeenten voor kinderen op het voortgezet onderwijs een hogere vergoeding voor bijkomende schoolkosten hanteren is hier geen aanleiding toe. Er bestaat immers een tegemoetkoming in de schoolkosten (WTOS) voor ouders met kinderen in de leeftijd 12 tot 18 jaar met een laag inkomen. Nu deze vergoedingen op grond van de WTOS voor kinderen van 12 tot 18 jaar in 2010 is overgeheveld naar het kindgebonden budget in de vorm van een extra verhoging, heeft dit tot gevolg dat er een veel groter bereik is gerealiseerd. Het kindgebonden budget wordt immers automatisch uitbetaald als er een kind tot het gezin behoort en niet hoeft te worden aangevraagd door de ouders.

Geen categoriale tegemoetkoming voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen

Aangezien deze doelgroep op landelijk niveau beter wordt ondersteund wordt aan deze doelgroep geen categoriale bijzondere bijstand meer verstrekt.

Vanaf 1 januari 2009 is er namelijk een compensatieregeling bijgekomen voor chronisch zieken en gehandicapten de zg Wtcg regeling omdat er voor de aftrekpost buitengewone uitgaven in de aangifte inkomstenbelasting niet genoeg gebruik werd gemaakt door deze doelgroep. De uitvoering van deze

regeling geschiedt door het CAK en is afkomstig vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en Sport. Er is onderscheid gemaakt in de groepen ouderen, arbeidsongeschikten en chronisch zieken en gehandicapten die een jaarlijkse tegemoetkoming ontvangen tussen de € 150,- en € 500,-. Daarnaast is er tegemoetkoming voor het verplichte eigen risico via het CAK als er sprake is van langdurige zorgkosten. In 2010 was de tegemoetkoming in het eigen risico voor deze doelgroep € 54,-.

Artikel 19 kosten ter bevordering van de maatschappelijke participatie

De beperking in doelgroepen waaraan categoriale bijzondere bijstand mag worden verstrekt impliceert dat er geen sprake kan zijn van gemiddelde kosten van een doelgroep van 0 tot 100 jaar en dat hiervoor geen inkomensondersteuning kan worden verstrekt zoals dat in de richtlijnen van 2007 nog wel het geval was.

Voor de doelgroep van 18 tot 65 jaar betekent dit dat zij niet meer in aanmerking zouden komen voor de categoriale bijstand voor deelname aan het maatschappelijke verkeer. Personen die niet tot de door de wetgever aangewezen categorieën behoren maar die aannemelijk maken dat zij toch kosten hebben waarvoor tevens categoriaal bijzondere bijstand wordt verstrekt, komen wel in aanmerking voor verlening van individuele bijzondere bijstand. Er mag immers niet op leeftijd gediscrimineerd worden. Het feit dat men niet tot een bepaalde doelgroep behoort, betekent dus niet dat men voor bepaalde kosten in het geheel niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Bij personen die niet tot de doelgroep behoren, zou de bijzondere bijstand individueel moeten worden verstrekt. Dit betekent dat bij hen beoordeeld moet worden of de kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn en daadwerkelijk zijn gemaakt. Om uniformiteit in de richtlijnen te bewaren is gekozen om dan ook de kosten van participatie van kinderen tot 18 jaar en van 65 plussers niet categoriaal te verstrekken maar individueel af te handelen.

Artikel 24, 25, 26 en 27 bijzondere bijstand voor woonkosten

Door de economische crisis en de stagnerende huizenmarkt zijn er belanghebbenden die een substantiële inkomensdaling hebben en hun hypotheeklasten niet kunnen betalen. Daar waar het inkomen nagenoeg op bijstandsniveau is gedaald (draagkracht in het meerdere inkomen is bij woonkostentoeslag 100%) is er bijzondere bijstand in de woonkosten (woonkostentoeslag) voor eigenaren van woningen die geen overwaarde in de woning hebben. Het kan zijn dat alle woonkosten boven de maximale huurprijs op grond van de wet op de huurtoeslag in aanmerking komen voor woonkostentoeslag en hierdoor de situatie ontstaat dat de gemeente meer dan de normaliter verstrekte huurtoeslag als woonkostentoeslag toekent en deze belanghebbende een jaar lang in een te dure woning blijft wonen. Een verhuisplicht wordt opgelegd alsook de maximale verstrekkingsduur van 12 maanden. Er kan op langere termijn geen rekening worden gehouden met stagnerende huizenmarkt.

Artikel 28 kosten voor de aanschaf van een PC

De doelgroep is conform beleid omringende gemeenten beperkt tot belanghebbenden met ten laste komende kinderen tot 18 jaar die schoolgaand zijn vanaf groep 6. Belanghebbenden die een re-integratie traject volgen komen niet meer in aanmerking voor een renteloze lening voor een PC.

Er is overwogen gedurende 36 maanden een verlaagde aflossing te verlangen van bijvoorbeeld € 15,- per maand die bovenop de 10% aflossingen van andere leningen moet worden afgelost. In de praktijk kan deze aflossingsregeling geen stand houden omdat er wettelijk gezien niet meer dan 10% van de voor cliënt geldende bijstandsnorm kan worden afgelost op leningen en vorderingen. Belanghebbenden met schulden zouden dan de leenbijstand voor de computer niet aflossen waar belanghebbende zonder schulden dit wel moeten doen. Op grond van de huidige prijzengids van het Nibud 2011 de gemiddelde prijs van een PC in inmiddels gedaald naar € 545,-.

Artikel 28 en 29 kosten ter vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen

Voor de voorziening in de behoefte van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt zoveel mogelijk verwezen naar kredietverlenende instellingen. Er is contact gelegd met de Kredietbank Nederland. Deze zou op termijn ook in deze regio ambulante diensten willen gaan aanbieden. De gemeente wil schulden vermijden en is terughoudend met leenbijstand. Door te verwijzen naar kredietverlenende instellingen vindt er een toets plaats op kredietwaardigheid. Bij de Kredietbank Nederland wordt aan cliënten die elders aflossingsverplichtingen hebben of in het WSNP zijn opgenomen geen lening verstrekt. Op grond van verantwoord lenen is de te verstrekken lening bij een kredietbank dan ook maximaal 36 x 6% van het inkomen van de cliënt. Het biedt uitkomst voor vervangingsuitgaven en leningen ter aflossing van bijvoorbeeld een huur of een energieschuld. Op grond van de WWB wordt hiervoor in principe geen

lening verstrekt omdat deze kosten voor iedereen gelden, niet uit bijzondere omstandigheden voortkomen en dus uit het inkomen bestreden moeten worden.

Wanneer belanghebbenden een afwijzing hebben ontvangen voor een lening bij een kredietverlenende instelling zal de noodzaak tot het verstrekken van leenbijstand moet worden onderzocht door de gemeente. In geval van leenbijstand voor gehele woninginrichting wordt de maximumvergoeding voor deze kosten ten vastgesteld op ten hoogste 2/3 van de prijzengids van het Nibud (Schulinck adviseert ½ van de Nibudprijs). Dit brengt met zich mee dat bijzondere bijstand niet wordt verstrekt voor de aanschaf van nieuwe goederen, aangezien de Nibudprijzen uitgaan van nieuwe gebruiksgoederen. Het is echter niet onredelijk te verlangen dat de aanschaf ook wordt gedaan met behulp van tweedehands aangeschafte goederen.

Geen garantietoeslag en overbrugging voormalig alleenstaande ouders

Er is overwogen tot het verstrekken van bijzondere bijstand voor voormalig alleenstaande ouders voor de inkomensterugval als gevolg van het laatste ten laste komende kind dat 18 jaar wordt. In deze gemeente wordt op dit moment de voormalig alleenstaande ouder gecompenseerd voor die inkomensterugval door het niet korten van de heffingskortingen op de verstrekte bijstandsuitkering. Omdat op grond van de wet (artikel 31,32 WWB) deze heffingskortingen tot de middelen worden gerekend is deze compensatie onjuist.

Op grond van een recente uitspraak van de CRvB. (CRvB 11-08-2009, nr. 08/4116 WWB) moet hier echter vooropgesteld worden dat het toekennen van garantietoeslag of overbruggingstoeslag ( voor een bepaalde periode) aan de voormalig alleenstaande ouder óók in strijd is met de WWB en daarmee buitenwettelijk begunstigend beleid.

Een met een normwijziging samenhangende daling in inkomen kan op zichzelf namelijk geen grond vormen voor toekenning van bijzondere bijstand. Een ten laste komend kind dat 18 jaar is geworden is vanaf dat moment voor de WWB een zelfstandig subject. Een voormalig alleenstaande ouder kan daarom geen aanspraak maken op bijstand voor kosten welke betrekking hebben op het niet meer ten laste komend kind. Dat belanghebbende nog onderhoudsplichtig is volgens het Burgerlijk Wetboek jegens haar kind maakt dit niet anders. Beleidsregels op grond waarvan aanspraak kan worden gemaakt op compensatie voor de daling van het inkomen wordt door de CRvB gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. De toetsing van de rechter kan hier alleen terughoudend zijn en gericht op consistentie in het gekozen beleid van de gemeente. Daarom is gekozen om af te zien van gemeentebeleid op dit punt.