Besluit van de burgemeester van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent damoclesbeleid (Damoclesbeleid gemeente Pijnacker-Nootdorp 2019)

Geldend van 19-06-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van de burgemeester van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent damoclesbeleid (Damoclesbeleid gemeente Pijnacker-Nootdorp 2019)

De burgemeester van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het advies van de afdeling WKZ d.d. 11 juni 2019;

gelet op artikel 13b van de Opiumwet;

besluit:

vast te stellen het Damoclesbeleid gemeente Pijnacker-Nootdorp 2019:

1. INLEIDING

1.1 AANLEIDING

In het beleidsplan Integrale veiligheid is ondermijning een prioritair thema. Een belangrijk onderwerp hierbij is productie van- en handel in drugs. Om hiertegen goed op te kunnen treden is een specifieke handhavingsaanpak nodig. Daarom is in aanvulling op de algemene handhavingsstrategie die in het beleidsplan toezicht en handhaving 2018- 2022 is opgenomen een aparte handhavingsstrategie voor dit onderwerp opgesteld. Deze strategie is gebaseerd op regionaal beleid, maar is lokaal ingevuld.

Al enkele jaren wordt er op zowel landelijk niveau als op decentraal niveau gewezen op het belang van een integrale aanpak van drugsproductie. De productie van en handel in (onder meer) hennep, cocaïne en synthetische drugs is een vorm van zware georganiseerde criminaliteit dat de samenleving ondermijnt en waarmee enorme criminele winsten zijn gemoeid. Sinds de wijziging van de Opiumwet in 2007 kan de burgemeester drugspanden sluiten als er drugs aanwezig zijn in het pand. Naast de strafrechtelijke aanpak is het door deze wetswijziging dus ook mogelijk geworden om de drugscriminaliteit bestuursrechtelijk aan te pakken.

Daarnaast zijn er ook woningen en panden die een grote rol spelen in de handel van drugs, maar waarbij tijdens een instap van de politie geen drugs worden aangetroffen. Deze panden spelen dan wel een rol in het voorbereiden van de drugsproductie. De aanwezigheid van goederen zoals versnijdingsmiddelen, kweektenten, geldtelmachines of drugsverpakkingen duiden op deze voorbereidingshandelingen. Dergelijke panden, maar ook winkels die deze goederen verkopen, spelen een grote rol in het in stand houden van de handel in en productie van drugs. Per 1 januari 2019 vallen deze goederen ook onder artikel 13b van de Opiumwet, waardoor de burgemeester panden waar dergelijke goederen worden aangetroffen nu ook (tijdelijk) kan sluiten.

1.2 DOELEN VAN DIT BELEID

Met dit beleid worden de volgende doelen beoogd:

  • De bevoegdheid zoals die is opgenomen in artikel 13b Opiumwet heeft preventie en beheersing van de drugsproblematiek en de daarmee gepaarde risico’s voor de volksgezondheid als doel. De nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven, de maatschappelijke integriteit en lokale omstandigheden staan hierbij centraal.

  • De sluiting van een pand is erop gericht om drugshandel in of vanuit dat pand te beëindigen en beëindigd te houden. De maatregel is niet bedoeld als straf, maar is gericht op herstel van de situatie en de openbare orde. Zodoende worden de met drugsproblematiek gepaarde risico’s een halt toegeroepen.

1.3 INTEGRALE SAMENWERKING

Nadat een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd, kan er zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. De verantwoordelijkheden van een burgemeester zijn van een andere aard dan die van de Officier van Justitie. De bestuurlijke maatregelen die de burgemeester treft in het kader van de Opiumwet hebben een reparatoir karakter. Dat wil zeggen dat een dergelijke maatregel als doel heeft om de aangetaste openbare orde en veiligheid te herstellen, dan wel te voorkomen dat deze (verder) wordt verstoord. De Officier van Justitie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke opsporing en vervolging met als doel de dader(s) te straffen. Deze maatregelen hebben dus een punitief karakter.

Om handel in- en de productie van drugs succesvol aan te pakken is er naast de samenwerking tussen politie, OM en de gemeente, ook samenwerking nodig met andere ketenpartners waarbij ieder zijn eigen taken en verantwoordelijkheden heeft. Denk hierbij aan de Belastingdienst die de dader(s) eventueel ook nog fiscaal kan aanpakken, maar ook partners zoals woningbouwcorporaties, de netbeheerder, energiemaatschappijen, bewoners en ondernemers.

1.4 REGIONALE SAMENWERKING

Met het oog op een effectieve regionale samenwerking is het voor de regionaal georganiseerde partners van belang dat de gemeenten in de eenheid zoveel mogelijk op een eenduidige manier werken; zowel ten aanzien van beleid als handhaving en toezicht. Ten behoeve van dit laatste is de regionale handhavingsstrategie bestuurlijke aanpak drugscriminaliteit opgesteld door het Regionaal Samenwerkingsverband Integrale Veiligheid (verder: RSIV). Deze strategie bestrijkt het gehele spectrum van drugscriminaliteit, te weten: informeren, voorkomen en handhaven.

1.5 LEESWIJZER

In dit beleid staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheid om een bestuurlijke maatregel op te leggen indien artikel 13b van de Opiumwet is overtreden.

In hoofdstuk (2) volgen de begripsbepalingen van de juridische begrippen die in dit beleid voorkomen. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 het beleidskader en het juridisch kader geschetst. In hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op de beleidsuitgangspunten die worden gehanteerd bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet of de overweging om deze wetgeving toe te passen.

In Bijlage I schetst de werkwijze met betrekking tot het toepassen van de last onder bestuursdwang in het kader van artikel 13b Opiumwet.

2. BEGRIPSBEPALINGEN

In deze beleidsuitgangspunten wordt verstaan onder:

Harddrugs:

alle middelen die staan vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet.

Softdrugs:

alle middelen die staan vermeld op lijst II behorend bij de Opiumwet.

Handel in drugs:

het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs – in al zijn verschijningsvormen – dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan; Onder handel wordt tevens verstaan het sluiten van een mondelinge overeenkomst tot koop en verkoop van drugs, waarbij de levering elders plaatsvindt.

Lokalen en bijbehorende erven:

alle al dan niet voor publiek opengestelde lokalen, zoals cafés, winkels, loodsen, schuren, bedrijfsruimten, en daarbij behorende (bebouwing op) erven. De daadwerkelijk aan het pand of complex van ruimten gegeven bestemming bepaalt en niet zonder meer de uiterlijke kenmerken zoals de bouw en aanwezigheid van een bed of andere huisraad.

Woningen en bijbehorende erven:

een pand of complex van ruimten (zoals woonwagens, woonboten of woonketen) dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan het wonen en daarbij behorende erven. Hieronder valt zowel een koopwoning als een huurwoning. Het is de plaats waar een persoon zijn private huishoudelijke leven leidt. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als lokaal.

Pand:

een woning of lokaal.

Handelshoeveelheid:

er is sprake van een handelshoeveelheid als voldoende aannemelijk is dat:

er meer dan 0,5 gram harddrugs en/of meer dan 5 milliliter vloeistof harddrugs in het gebouw aanwezig is; zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet;

er meer dan 5 gram softdrugs en/of bij meer dan 5 hennepplanten in het gebouw aanwezig is; zoals genoemd in lijst II van de Opiumwet;

er in het gebouw sprake is van beroeps-/bedrijfsmatige hennepteelt, als bedoeld in de meest recente Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie;

Gebruikershoeveelheid:

onder een gebruikershoeveelheid wordt verstaan:

in het geval van harddrugs is een gebruikershoeveelheid maximaal 0,5 gram;

onder een gebruikershoeveelheid softdrugs wordt doorgaans verstaan maximaal 5 gram. (In het geval van gedroogde paddo’s is dit 0,5 gram).

3. BELEIDSKADER EN JURIDISCH KADER

Op basis van artikel 13b Opiumwet kan de burgemeester woningen en lokalen sluiten wanneer daar wordt geconstateerd dat er handel in of productie van drugs plaatsvindt of dat hiervoor voorbereidingshandelingen worden getroffen. Gelet op het ingrijpende karakter van zo’n sluiting is het wenselijk om de bestuurlijke aanpak van de diverse vormen van drugscriminaliteit in beleid vast te leggen.

3.1 BELEIDSKADER

Bij de aanpak van de diverse vormen van drugscriminaliteit (handel en productie) kan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles). Het betreft een aan de burgemeester toekomende bevoegdheid en is van toepassing op:

  • Voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven

  • Niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, bijvoorbeeld bedrijfsruimten of loodsen;

  • Woningen en bijbehorende erven.

In het geval er sprake is van drugsgerelateerde activiteiten in de horeca dan kan ook in dit onderwerp worden voorzien door de ‘Handhavingsstrategie horeca’. In een dergelijk geval wordt het best passende bestuurlijke instrument gekozen. Daarnaast is het ook mogelijk dat er in een drugspand bouw- en woonregelgeving wordt overtreden. Ook hierbij geldt dat er op de best passende manier wordt gehandhaafd.

3.2 JURIDISCH KADER

Op grond van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I (harddrugs) en II (softdrugs), dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden genoemd in de artikelen 2 en 3 Opiumwet is artikel 13b Opiumwet opgenomen. Op basis van artikel 13b heeft de burgemeester de bevoegdheid een last onder bestuursdwang op te leggen indien woningen of lokalen, dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs in een pand die groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik, is in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking, indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt. De enkele ontkenning dat de drugs bestemd waren om te worden verhandeld, is daartoe onvoldoende.

Toepassing van artikel 13b Opiumwet is een vorm van bestuursrechtelijk optreden, waarbij het in beginsel niet van belang is of de eigenaar, exploitant, huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van een overtreding van de Opiumwet is voldoende om handhavend op te treden.

Bij de toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet dient te worden voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De toepassing van de bevoegdheid moet in ieder geval voldoen aan de eisen van subsidiariteit 1 en proportionaliteit. Uitgangspunt daarbij is de Algemene wet Bestuursrecht. Gelet op de verregaande gevolgen, die aan de toepassing van artikel 13b Opiumwet zijn verbonden, is het gewenst dat aan de uitvoering van dit artikel beleidsregels ten grondslag liggen.

3.2.1 HANDELSVOORRAAD DRUGS

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede "daartoe aanwezig is" in artikel 13b eerste lid van de Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Bij overschrijding van de hoeveelheid die is bestemd voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.

De definitie van een handelsvoorraad drugs is te vinden in ‘Hoofdstuk 2 Begripsbepaling’.

3.2.2 VOORBEREIDINGSHANDELINGEN

Per 1 januari 2019 is artikel 13b Opiumwet uitgebreid. Sinds deze wetswijziging heeft de burgemeester ook een sluitingsbevoegdheid wanneer in een pand voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen.

De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester heeft alleen betrekking op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van de artikelen 10a en 11a van de Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit kan al blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie. Daarnaast kan dit ook blijken uit tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek.

Niet alle op grond van artikel 10a en 11a Opiumwet strafbare voorbereidingshandelingen wegen mee. Alleen het in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden hebben van de hierboven genoemde voorwerpen of stoffen, verschaffen de burgemeester de sluitingsbevoegdheid. Dit is niet het geval bij het aantreffen van (uitsluiten) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 Opiumwet.

4. BELEIDSUITGANGSPUNTEN TOEPASSING ARTIKEL 13B OPIUMWET

4.1 DE LAST ONDER BESTUURSDWANG

Gezien de effecten, die de handel in drugs en/of de productie van drugs in een woning of lokaal heeft op de directe leefomgeving, alsmede de enorme winsten die met deze criminaliteitsvorm gepaard gaan, geniet feitelijk handelen de voorkeur boven het opleggen van een last onder dwangsom. Anders dan een last onder dwangsom leidt een last onder bestuursdwang vrijwel direct (afhankelijk van de begunstigingstermijn) tot beëindiging van de feitelijke overtreding. De last onder bestuursdwang in die zin dat het pand tijdelijk wordt gesloten is dan ook het uitgangspunt van dit beleid.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting van een pand wordt daarom als de meest effectieve maatregel beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen.

4.1.1 DOELEN VAN DE LAST ONDER BESTUURSDWANG

Sluiting van een lokaal of woning is erop gericht om een of meer van de volgende doelen te bereiken:

  • De drugshandel beëindigen.

  • Het tenietdoen van de bekendheid van de woning of het lokaal als drugsadres.

  • De loop naar het pand beëindigen.

  • Verhinderen dat de woning of het lokaal opnieuw wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel.

  • Het doen wederkeren van de rust in de directe omgeving.

  • Het afgeven van een signaal dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn.

  • Het voorkomen van een nieuwe verstoring van de openbare orde alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat.

  • Pijnacker-Nootdorp onaantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor drugshandel en productie.

Bij drugscriminaliteit wordt de aantasting van de openbare orde zonder meer aangenomen en behoeft dit niet door middel van feiten of omstandigheden te worden aangetoond.

4.2 ONDERSCHEID LOKALEN EN WONINGEN

Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt een onderscheid gemaakt tussen de aangetroffen hoeveelheid hard- en softdrugs, de aanwezigheid van een hennepkwekerij/ drugslaboratorium of voorbereidingshandelingen in respectievelijk een lokaal of woning. In de bij deze beleidslijn behorende handhavingsmatrix in bijlage I is dit onderscheid verder uitgewerkt met betrekking tot de sluitingsduur van een lokaal of woning. De definities van woningen en lokalen zijn te vinden in ‘Hoofdstuk 2 Begripsbepaling’.

4.3 BELANGENAFWEGING

De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat er een belangenafweging wordt gemaakt voordat de bevoegdheid wordt ingezet.

Zowel gebruikers als eigenaren hebben er belang bij dat een pand open blijft. De wetgever heeft bewust lokalen en woningen onder het regime van artikel 13b Opiumwet gebracht. Het is inherent aan de keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen kan hebben voor de eigenaren en de gebruikers. In de belangenafweging wordt een onderscheid gemaakt tussen de belangen van de eigenaar van de woning, niet zijnde de bewoner, en de belangen van de bewoner. Immers, sluiting van een woning is voor de persoonlijke levenssfeer ingrijpender dan sluiting van een al dan niet voor een publiek toegankelijk lokaal. Op grond daarvan blijkt uit jurisprudentie (Nederlands recht en het EVRM 2 ) dat ten aanzien van woningen terughoudender met de sluitingsbevoegdheid moet worden omgegaan.

De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs of voorbereidingshandelingen en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid zijn dermate ernstig dat herstel daarvan als algemeen belang zwaarder weegt dan enkel het financiële belang van de eigenaar. Bij de afweging van de belangen van de bewoner zijn de indicatoren die worden genoemd in paragraaf 3.4.1 en paragraaf 3.4.2 van belang. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting.

4.3.1 HANDELSHOEVEELHEID EN DE PRODUCTIE VAN DRUGS

Woningen

Hieronder volgt een overzicht van indicatoren, die relevant zijn voor de belangenafweging in het geval de productie van drugs en/of een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een woning. In dit beleid wort ervan uit gegaan dat in een pand waar drugs worden geproduceerd ook een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Zo niet, dan zijn de indicatoren in paragraaf 4.3.2 van toepassing.

Indicatoren:

  • De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet.

    Uit het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een pand mag het ernstige vermoeden worden ontleend, dat de daar aanwezige drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Uitgangspunt is dat bij aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs sprake is van een ernstige situatie en tot sluiting kan worden overgegaan.

    Bij een gebruikershoeveelheid wordt in beginsel volstaan met een waarschuwing tenzij er sprake is van een of meer van de hieronder genoemde verzwarende omstandigheden.

  • De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen, die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht; het aantreffen van attributen, die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen.

  • Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten.

  • Er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.

  • Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet.

  • Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten. Hierbij kan worden gedacht aan antecedenten in het kader van de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling en bedreiging kunnen een rol spelen.

  • Er is sprake van recidive (binnen 5 jaar na de vorige overtreding).

  • De mate van overlast, gevaar voor de omgeving en risico voor omwonenden.

  • Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt.

  • Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel.

Lokalen

Bij lokalen waar het aannemelijk is dat in een middel als bedoeld in lijst I of II wordt gehandeld of een dergelijk middel wordt geproduceerd, wordt overgegaan tot sluiting.

4.3.2 VOORBEREIDINGSHANDELINGEN

Woningen

In aanvulling op de voorgaande indicatoren die moeten worden afgewogen indien er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen, zijn er ook indicatoren voor het sluiten van een woning indien er strafbare voorbereidingshandelingen in de woning hebben plaatsgevonden.

Indicatoren:

  • De aard van de stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs.

  • De mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor handel in drugs.

  • De combinatie van de aangetroffen stoffen. Hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor (grootschalige) verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn (grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen).

  • De hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen.

  • Mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld of gebruikt kunnen worden.

  • De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden. Hierbij kan gedacht worden aan een buurt die door drugscriminaliteit reeds zwaar onder druk staat of het gevaar dat een drugslaboratorium met zich meebrengt.

Lokalen

Bij het aantreffen van voorbereidingshandelingen in een lokaal (al dan niet voor publiek toegankelijk) waarbij het aannemelijk is dat ze handelingen zijn bedoeld voor de productie, handel of transport van drugs, volgt sluiting.

4.4 FEITELIJKE SLUITING

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning of het gehele lokaal. Dit is de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Indien sprake is van handel in een woning, waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

Het plaatsen van een nieuwe huurder of het verkopen van de woning/lokaal tast de sluitingsbevoegdheid niet aan. De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich mee dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn.

Bij een feitelijke sluiting dient met het volgende rekening te worden gehouden:

  • Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt aan betrokkene een begunstigingstermijn geboden, inhoudend dat betrokkene de mogelijkheid krijgt om binnen een bepaalde termijn vrijwillig het pand te ontruimen en af te sluiten. Doet betrokkene dit niet binnen de vastgestelde termijn, dan gaat de burgemeester over tot ontruiming en sluiting van het pand.

  • Indien er sprake is van minderjarige bewoner(s)/betrokkene(n) wordt melding bij Bureau Jeugdzorg gedaan.

  • Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren of alternatieve huisvesting te zorgen.

  • Op verzoek van belanghebbende(n), mits schriftelijk en gemotiveerd, kan de sluiting worden ingetrokken. Absolute voorwaarde voor opheffing van de sluiting is dat het aannemelijk moet zijn dat de situatie zich niet herhaalt/kan herhalen.

  • Na sluiting van de woning of lokaal wordt dit verwerkt in het WKPB 3 -register. In dit register worden genoemde beperkingen opgenomen. Indien de sluiting wordt opgeheven of de sluitingstermijn afloopt, wordt dit in het register aangepast.

4.5 SPOEDSLUITING

Mocht er sprake zijn van een situatie die zodanig spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, dan kan een spoedsluiting worden opgelegd. In artikel 5:31 Algemene wet bestuursrecht wordt aandacht besteed aan dit onderwerp. Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan een bevel tot sluiting worden gegeven voor een periode van ten hoogste twee weken. Het bevel van de burgemeester kan mondeling worden bekendgemaakt en wordt daarna zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd. Deze maatregel is bedoeld om de situatie te bevriezen, zodat gelegenheid ontstaat om gedegen onderzoek te doen naar de exacte feiten en omstandigheden van de situatie. Tevens kan deze periode benut worden om de definitieve maatregel te bepalen. Er is geen mogelijkheid om voorafgaand aan een spoedsluiting een zienswijze in te dienen, maar afhankelijk van de situatie kan achteraf wel een mogelijkheid worden geboden om nog een zienswijze in te dienen.

Een reden om over te gaan tot een spoedeisende sluiting is bijvoorbeeld als er wapens worden aangetroffen die op grond van de Wet Wapens en Munitie verboden zijn om in bezit te hebben. Nog een voorbeeld van wanneer een spoedsluiting terecht zou zijn is wanneer (het vermoeden bestaat dat) er vanuit het betreffende pand een middel van lijst I en/of lijst II is of wordt verkocht aan minderjarigen. Kortom, wanneer er sprake is van een ernstige inbreuk op de openbare orde en veiligheid kan een spoedsluiting het meest passende instrument zijn.

4.6 SLUITINGSTERMIJN

In handhavingsmatrix is per soort overtreding en locatie aangegeven welke bestuurlijke maatregel wordt genomen en welke sluitingstermijn daarbij hoort. Hierin is onderscheid gemaakt in hoe vaak een overtreding heeft plaatsgevonden in een bepaalde periode. Hierbij wordt een recidive termijn van 5 jaar gehanteerd. De recidive termijn neemt voorgaande overtreding als startpunt. Dus bij de derde overtreding, wordt de tweede overtreding genomen als startpunt voor de recidive termijn van vijf jaar, enzovoort.

Type pand

Type overtreding

1e Overtreding

2e Overtreding

< 5 jaar na 1e overtreding

3e Overtreding

< 5 jaar na 2e overtreding

Lokaal

Handelshoeveelheid softdrugs

Sluiting voor

6 maanden

Sluiting voor

12 maanden

Sluiting voor

18 maanden

Handelshoeveelheid harddrugs

Sluiting voor

6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor 18 maanden

Hennepkwekerij/

drugslaboratorium

Sluiting voor

6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

Voorbereidingshandelingen hennep/harddrugs

Sluiting voor

6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor 18 maanden

Woning

Woning

Handelshoeveelheid softdrugs

Bestuurlijke waarschuwing of sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Handelshoeveelheid harddrugs

Bestuurlijke waarschuwing of sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Hennepkwekerij

Toepassen Wabo

Zo nodig toepassen art. 13b Opiumwet:

Bestuurlijke waarschuwing of sluiting voor 3 maanden

Toepassen Wabo

Zo nodig toepassen art. 13b Opiumwet:

sluiting voor 6 maanden

Toepassen Wabo

Zo nodig toepassen art. 13b Opiumwet:

sluiting voor 12 maanden

Drugslaboratorium

Toepassen Wabo

Zo nodig toepassen art. 13b Opiumwet:

Sluiting voor 3 maanden

Toepassen Wabo

Zo nodig toepassen art. 13b Opiumwet:

Sluiting voor 6 maanden

Toepassen Wabo

Zo nodig toepassen art. 13b Opiumwet:

Sluiting voor 12 maanden

Voorbereidingshandelingen hennep

Bestuurlijke waarschuwing of sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

Voorbereidingshandelingen harddrugs

Sluiting voor 3 maanden

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor 12 maanden

4.7 COMBINATIE MET ANDERE MISDRIJVEN

De bestuurlijke sanctie die geldt voor recidive wordt ook opgelegd als er sprake is van feiten en/of omstandigheden die wijzen op andere misdrijven die zijn of worden gepleegd in de woning, het lokaal dan wel in of op het bij de woning of het lokaal behorende erf, zoals verboden wapenbezit, geweldsmisdrijven, misdrijven tegen de openbare orde of betrokkenheid bij georganiseerde criminaliteit. Bijvoorbeeld: er is een hennepkwekerij in een pand aangetroffen. In dit pand is al één keer eerder een handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen en een andere keer zijn er vuurwapens in dit pand aangetroffen. In dit geval wordt dus de bestuurlijke maatregel opgelegd voor een derde overtreding in plaats van een tweede overtreding.

Dit is ook mogelijk wanneer de mate van overlast en de effecten op de omgeving dermate groot zijn en wanneer aannemelijk is dat behalve het pand of het daarbij behorende erf nog één of meer locatie(s) is/zijn betrokken bij georganiseerde misdaad.

4.8 BOUW- EN WOONREGELGEVING

Het uitvoeren van drugsactiviteiten in een woning of bedrijfsruimte impliceert (niet limitatief) dat een woning geheel of gedeeltelijk aan de woningvoorraad wordt onttrokken, dat in een groot aantal gevallen ernstige schade aan de bouwtechnische staat van de woning c.q. bedrijfsruimte wordt toegebracht en dat brandgevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Kortom, alle reden om handhavend op te treden. Het college van B&W is belast met de handhaving van de bouw- en woonregelgeving en beschikt over diverse middelen om een ongewenste situatie te beëindigen/te herstellen, te voorkomen en/of te bestraffen.

Met betrekking tot het punitieve traject:

Bij gevallen van recidive bestaat er de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen vanuit de Woningwet/Bouwbesluit. Dit is mogelijk, indien er sprake is van een tweede (bouwtechnische) overtreding door dezelfde eigenaar. De tweede overtreding behoeft niet dezelfde te zijn als de eerste overtreding, maar er moet wel sprake zijn van een tweede overtreding van de Woningwet en/of het Bouwbesluit.

4.9 OVERIGE BESTUURLIJKE MOGELIJKHEDEN

Naast de toepassing van artikel 13b Opiumwet en het handhavingsinstrumentarium op het terrein van de bouw- en woonregelgeving staat de gemeente nog een aantal andere instrumenten ter beschikking met het oog op de aanpak van drugscriminaliteit. Als belangrijkste kunnen worden genoemd: de Wet Bibob, het beëindigen en terugvorderen van ten onrechte verstrekte uitkeringen en het maken van afspraken/sluiten van convenanten met private partijen.

4.9.1 WET BIBOB

Op grond van de wet Bibob kunnen gemeenten vergunningen en/of subsidies weigeren of intrekken, indien een ernstig gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten worden gepleegd of uit strafbare feiten verkregen voordelen worden benut. De Wet Bibob heeft betrekking op (niet limitatief) APV-vergunningen, aanbestedingen en subsidies (voor zover vallend onder de reikwijdte van deze wet). In het kader van de bestuurlijke aanpak van drugscriminaliteit biedt de Wet Bibob een groot aantal mogelijkheden. Zo kan men na vergunningverlening alsnog een Bibob-onderzoek starten als er signalen zijn die daar aanleiding toe geven. In dat geval worden de Bibob-formulieren uitgereikt aan de eigenaar/ gebruiker. Indien deze weigert de formulieren in te vullen kan de vergunning worden ingetrokken op grond van artikel 4 Wet Bibob.

4.9.2 BEËINDIGEN EN TERUGVORDEREN ONTERECHT VERSTREKTE UITKERING

Indien een betrokkene een uitkering van de gemeente ontvangt is bij het hebben of verzwijgen van oncontroleerbare inkomsten uit drugscriminaliteit sprake van uitkeringsfraude. In die situatie kan de gemeente de uitkering beëindigen en het teveel ontvangen bedrag terugvorderen. Waar mogelijk worden ten onrechte verstrekte uitkeringen beëindigd en teruggevorderd met inachtneming van het vastgestelde fraudebeleid.

4.9.3 AFSPRAKEN MET VERHUURDERS EN OVERIGE EXTERNE PARTNERS

Woningcorporaties vormen een belangrijke private partner van de gemeente op het terrein van de volkshuisvesting. Een deel van de lokale woningvoorraad is eigendom van de woningcorporaties. Hetzelfde geldt voor grote bedrijfsmatige verhuurders (bijvoorbeeld pensioenfondsen). Tussen gemeente en woningcorporaties zijn afspraken gemaakt over de wijze van handelen, indien in hun panden drugsactiviteiten plaatsvinden. De aanpak kan variëren van een schriftelijke waarschuwing tot het opzeggen van de huurovereenkomst waarbij een en ander afhankelijk is van de ernst van de situatie en de mate van recidive

4.10 COMMUNICATIE

Behaalde resultaten van de aanpak en de gevolgen daarvan voor de daders worden indien mogelijk gecommuniceerd. Buurtbewoners van een pand dat is gesloten op basis van artikel 13b Opiumwet worden hierover geïnformeerd. Dit kan bijvoorbeeld mondeling aan de deur of met een bewonersbrief. Daarnaast wordt het besluit gepubliceerd op de manier die gegeven de situatie het meest passend is.

Communicatief wordt getracht om enerzijds als overheid de burger bekend en bewust te maken van het gevaar van drugsproductie en wordt aangegeven wat burgers hier zelf tegen kunnen doen. Anderzijds wordt met publieke voorlichting een preventieve werking beoogd.

4.11 INHERENTE AFWIJKINGSBEVOEGDHEID

Ingevolge de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, kan op basis van belangenafweging zowel in positieve als negatieve zin van dit beleid worden afgeweken.

4.12 INWERKTREDING

Dit beleid treedt in werking de dag na bekendmaking.

4.13 CITEERTITEL EN ONDERTEKENING

Dit beleid wordt aangehaald als ‘Damoclesbeleid gemeente Pijnacker-Nootdorp 2019

Ondertekening

Vastgesteld op 11 juni 2019

mw. F. Ravestein

burgemeester 

BIJLAGE I – WERKWIJZE TOEPASSEN LAST ONDER BESTUURSDWANG

ONDERZOEK EN VERZOEK BESTUURLIJKE MAATREGEL

De burgemeester is in zijn informatievoorziening afhankelijk van de politie. Nadat een handelshoeveelheid drugs, een hennepkwekerij, een drugslaboratorium en/of voorbereidingshandelingen zijn geconstateerd in een pand, dient zo snel mogelijk een bestuurlijke rapportage te worden opgesteld met daarin het verzoek een bestuurlijke maatregel te treffen ten aanzien van het betreffende pand. In de bestuurlijke rapportage worden in ieder geval de volgende zaken opgenomen:

  • adres van het pand;

  • aangetroffen hoeveelheid drugs;

  • soort drugs;

  • datum aantreffen;

  • (overige) aangetroffen goederen;

  • naam van de eigenaar van het pand;

  • proces-verbaal van bevindingen;

  • indien van toepassing, namen van gebruikers van het pand;

  • indien van toepassing, zaken die wijzen op verstrekking aan eindgebruikers;

  • indien van toepassing, aanwijzingen dat sprake is van georganiseerde criminaliteit;

  • indien van toepassing, proces-verbaal verhoor verdachte, getuigen etc.

VOORNEMEN

Het voornemen tot sluiting kan zowel mondeling als schriftelijk worden gedaan. Indien er geen sprake is van een situatie waarbij spoedeisende bestuursdwang moet worden toegepast, maar snel en voortvarend optreden wel gewenst is (te weten sluiting binnen 72 uur na ontdekking van een handelshoeveelheid drugs of hennepplanten), kan het voornemen mondeling worden meegedeeld door een buitengewoon opsporingsambtenaar of andere gemeentelijk toezichthouder of medewerker. In de overige gevallen wordt een voornemen tot sluiting op schrift gesteld.

ZIENSWIJZE

Belanghebbenden bij een op te leggen maatregel worden binnen twee weken uitgenodigd een zienswijze schriftelijk dan wel mondeling kenbaar te maken ten aanzien van het voornemen van de burgemeester om het betreffende pand te sluiten. Belanghebbenden zijn in ieder geval de eigenaar en de gebruiker van het pand

BESLUIT

Het besluit bevat ten minste:

  • het bevel tot algehele sluiting;

  • datum en tijdstip waarop de sluiting ingaat;

  • het adres waarop het besluit betrekking heeft;

  • de duur van de sluiting;

  • de motivering van het bevel tot sluiting, waarbij wordt verwezen naar het onderhavige beleid.

  • Aanzegging kostenverhaal

CONTROLE PAND

Voordat tot verzegeling wordt overgegaan, wordt een inspectie uitgevoerd in het te sluiten pand. Bekeken wordt of er al dan niet personen en/of dieren nog verblijven in het pand. Indien er dieren worden aangetroffen dan worden deze naar een tijdelijke opvang gebracht. De kosten voor opvang worden verhaald op de eigenaar van het pand. Verder wordt een controle uitgevoerd op de nutsvoorzieningen en bekeken of ramen en (achter)deuren deugdelijk zijn afgesloten. De controle wordt uitgevoerd door een buitengewoon opsporingsambtenaar.

VERVANGING SLOTEN EN VERZEGELING

Voordat een pand wordt verzegeld, moeten de sloten van de toegangsdeuren worden vervangen. Op deze manier is verzekerd, dat bijvoorbeeld gebruikers na de sluiting niet op normale wijze het pand kunnen betreden. De sleutels worden in bewaring genomen door de gemeente. Van het inleveren van de sleutels wordt een verslag opgemaakt. De sleutels zullen worden opgeslagen in een kluis in het gemeentehuis.

Een erkend slotenmaker vervangt de sloten, alvorens tot verzegeling wordt overgegaan. De kosten die dit met zich meebrengt, worden verhaald op de pandeigenaar. Verzegeling vindt plaats door middel van het aanbrengen van sluitingszegels op alle toegangsdeuren. Ieder zegel is voorzien van een uniek nummer. Van deze verzegeling wordt rapport opgemaakt door een buitengewoon opsporingsambtenaar of een gemeentelijk toezichthouder.

AANDUIDING OP HET PAND

Nadat het pand is verzegeld, wordt een kennisgeving aangebracht met de tekst “Op last van de burgemeester is dit drugspand gesloten”. Op deze wijze is duidelijk kenbaar voor eenieder dat het pand is gesloten, waardoor de bekendheid van het pand als drugspand bij kopers, exploitanten en facilitators teniet wordt gedaan. Voor omwonenden is zo duidelijk dat tegen de productie van en handel in drugs wordt opgetreden.

BEKENDMAKING

Naast de kennisgeving die op het pand wordt aangebracht, worden omwonenden op de dag van de sluiting, of zo spoedig mogelijk daarop, geïnformeerd over de sluiting van het betreffende pand.

WET KENBAARHEID PUBLIEKRECHTELIJKE BEPERKINGEN (WKPB)

Iedere sluiting wordt ingeschreven in de openbare registers (Kadaster). Eenieder kan, voordat hij een pand in gebruik neemt, op deze wijze kennis hebben van een eventuele eerdere sluiting. Voor informatie over eerdere sluitingen en waarschuwingen van een bepaald pand, kan men terecht bij de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

TUSSENTIJDS OPENEN VAN HET PAND

Indien sprake is van schade aan het pand die, ter beperking van verdere schade, zo spoedig mogelijk gerepareerd dient te worden en betreding van het pand is daarbij noodzakelijk, kan verzocht worden het pand te openen. Dit gebeurt op afspraak met en onder toezicht van de gemeente (toezichthouder of buitengewoon opsporingsambtenaar).

CONTROLE VERZEGELING

Met regelmaat wordt gecontroleerd of de verzegeling in tact is. Indien een zegel is verbroken, wordt daarvan aangifte gedaan bij de politie en wordt de verzegeling vervangen. Het verbreken van een zegel is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag. Indien aanwijzingen zijn dat het pand is betreden, wordt het pand geopend voor onderzoek. Het betreden van een pand dat is gesloten krachtens artikel 13b Opiumwet is ook verboden in artikel 2:41 tweede lid van de APV. De overtreding van dit verbod kan worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Indien het pand is betreden vindt afsluiting plaats middels een stalen deur om recidive te voorkomen. De kosten van deze maatregel worden verhaald op de eigenaar.

EINDE VAN DE SLUITING

Direct nadat de sluitingstermijn is verlopen, wordt de verzegeling verwijderd en worden de sleutels overgedragen aan de eigenaar. Deze heeft zodoende weer de beschikking over het pand. De eigenaar tekent voor ontvangst van de sleutels. De sluiting wordt vervolgengs ook weer uit het Kadaster gehaald.


Noot
1

Het principe dat een centrale of hogere instantie niet doet wat door lagere instantie gedaan kan worden.

Noot
2

Het EVRM staat voor het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Noot
3

WKPB staat voor Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen