Beleidsnota Bijzondere Particuliere Begraafplaatsen gemeente Raalte

Geldend van 13-03-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsnota Bijzondere Particuliere Begraafplaatsen gemeente Raalte (beleidsregel)

De raad van de gemeente Raalte,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 januari 2014;

besluit:

1. in te stemmen met de Zienswijzennota;

2. de beleidsnota “Bijzondere particuliere begraafplaatsen gemeente Raalte” vast te stellen;

3. geen medewerking te verlenen aan het realiseren van nieuwe bijzondere particuliere begraafplaatsen op eigen grond in de gemeente Raalte.

Aldus besloten in de vergadering van 20 februari 2014.

de griffier, de voorzitter,

Hoofdstuk 1. Inleiding

Paragraaf 1.1. Algemeen

Op grond van de Wet op de lijkbezorging (Wlb) moet een begraving op een begraafplaats geschieden en worden de begraafplaatsen onderscheiden in gemeentelijke en bijzondere.

Op grond van de Wlb moet in principe elke gemeente een gemeentelijke begraafplaats hebben en dient de gemeente er voor te zorgen dat er van overheidswege gelegenheid tot begraven wordt gegeven.

Een bijzondere begraafplaats kan slechts worden aangelegd en in stand gehouden door een kerkgenootschap dan wel door een natuurlijk persoon. In deze laatste gevallen spreekt men van een bijzondere particuliere begraafplaats.

Paragraaf 1.2. Begraafmogelijkheden in Raalte

Gemeentelijke begraafplaatsen

In Raalte zijn drie gemeentelijke begraafplaatsen, namelijk Westdorp en Pleegste in Raalte en de begraafplaats aan de Rozendaelseweg in Heino. Op deze gemeentelijke begraafplaatsen is de door de gemeenteraad op 24 juni 2010 vastgestelde Beheersverordening begraafplaatsen Raalte van toepassing.

Bijzondere begraafplaatsen

In Raalte en met name in de kleine kernen zijn een groot aantal bijzondere begraafplaatsen, veelal beheerd door een RK kerkgenootschap. Er is verder een begraafplaats bij Angeli Custodes en een Joodse begraafplaats.

Hoofdstuk 2. Bijzondere begraafplaatsen

Paragraaf 2.1. Algemeen

Kerkgenootschappen hebben het recht op het hebben van één of meer kerkelijke begraafplaatsen. Voor particulieren bestaat geen recht op het hebben van een eigen begraafplaats.

Voor het aanleggen of uitbreiden van een bijzondere begraafplaats mag alleen grond worden gebruikt die daartoe door de gemeenteraad is aangewezen.

Paragraaf 2.2. Graf op particuliere grond

Voor particulieren die de wens koesteren om een eigen graf of grafkelder aan te leggen is de Wlb in 1991 ingrijpend gewijzigd. Zij mogen thans slechts een begraafplaats aanleggen op een door de gemeenteraad aangewezen terrein.

Tot 1 juli 1991 was het mogelijk om op eigen terrein een graf aan te leggen. De aanleg geschiedde na verlof en onder toezicht van burgemeester en wethouders. Het besluit van de wetgever om geen nieuwe graven in eigen grond meer toe te staan hield onder andere verband met de wenselijkheid om zo min mogelijk uitzonderingen op het normale regime van de Wlb toe te laten.

In Raalte zijn drie particuliere begraafplaatsen, namelijk:

  • a.

    In de bossen bij landgoed ’t Reelaer is vanaf 1947 een grafkelder aanwezig;

  • b.

    Bij brief van 24 oktober 1967 is door het college van burgemeester en wethouders verlof verleend voor het stichten van een grafkelder op het landgoed Schoonheten;

  • c.

    Bij brief van 16 september 1952 is door het college van burgemeester en wethouders verlof verleend voor het aanleggen van een bijzondere begraafplaats op het landgoed Neppelenbroek te Broekland.

In het op 8 juni 2012 vastgestelde nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Raalte zijn deze 3 begraafplaatsen positief bestemd door middels van een specifieke aanduiding op de verbeelding. Dit bestemmingsplan is inmiddels in werking getreden en onherroepelijk geworden bij Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2013.

Hoofdstuk 3. Inspectierichtlijn Lijkbezorging november 1999

Uit de Inspectierichtlijn Lijkbezorging kan over het begraven op particuliere grond het volgende worden aangehaald.

Bij wet is aan de gemeenten de verplichting opgelegd te zorgen voor adequate mogelijkheden om te begraven. In de praktijk is hier ook invulling aan gegeven, zodat de noodzaak voor begraven in particuliere grond ontbreekt. Een verzoek tot begraven is in feite een aanvraag om een bijzondere begraafplaats aan te mogen leggen.

De Wet op de lijkbezorging heeft in 1991 de voorheen bestaande mogelijkheid van het zogenaamde familiegraf op eigen grond afgeschaft. De reden die daartoe wordt aangedragen is dat nieuwe vestiging van zodanige rechten in de huidige omstandigheden niet gewenst lijkt. Hier wordt gedoeld op de schaarse ruimte in ons land en de uit dergelijke vestiging voortvloeiende belemmeringen voor de planologische ontwikkelingen. Ook elders geeft de wetsgeschiedenis blijk van terughoudendheid.

Tijdens de behandeling van de Wlb in de Tweede Kamer heeft de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken onder andere gesteld dat hij het bepaald ongewenst acht dat ieder op zijn eigen terrein tot begraving zou kunnen overgaan.

Wanneer er toch een trend gaat ontstaan waarbij er vaker dan incidenteel in eigen grond wordt begraven is er sprake van een ongeordend ruimtegebruik waarbij Nederland “versnippert” door her en der “langdurige gevoelige” bestemmingen toe te laten.

Dit legt beperkingen op aan en rond de begraafplaats voor ten minste de duur van de grafrusttermijn, namelijk 10 jaar, maar ook daarna.

Het zal duidelijk zijn dat de Inspectie in dit opzicht wil waken voor precedentwerking. Naar haar mening moet er dan ook bij de aanvrager meer dan een simpel verl angen zijn om dit toe te staan.

De gemeente behoudt, ook bij deze bijzondere begraafplaatsen, haar verantwoordelijkheid waar het gaat om toezicht op en handhaving van een ongestoorde grafrust. In het algemeen zal de gemeente ook hierbij een afweging maken tussen de wens van de aanvrager en het maatschappelijk belang.

De Inspectie acht het in eigen grond begraven van overledenen ongewenst. In situaties waarin onvoldoende historische binding met de grond aanwezig is en voor toekomst gegarandeerd kan worden, adviseert de Inspectie de gemeenteraad dan ook zeer terughoudend te zijn bij het verlenen van een vergunning voor het aanleggen van een bijzondere begraafplaats op eigen grond. In elke gemeente in Nederland is immers een voldoende gedifferentieerd aanbod aan begraafmogelijkheden.

Vanuit dit gezichtspunt redenerend kan worden gesteld dat voldoende begraafruimte op begraafplaatsen in een gemeente mag leiden tot afwijzing van een verzoek om een eigen begraafplaats aan te leggen. Voor kerkgenootschappen geldt een uitzonderingspositie. Er kan zich verder een beheersprobleem voordoen als op willekeurige plaatsen binnen de gemeente begraafplaatsen ontstaan die een langdurig beslag op grond leggen.

Hoofdstuk 4. Beleidsplan “Begraven in Raalte”

Op 18 juni 2009 werd door de gemeenteraad van Raalte het beleidsplan “Begraven in Raalte” vastgesteld. Hierin is over bijzondere particuliere begraafplaatsen het volgende opgenomen.

De gemeente Raalte handhaaft de 3 begraafplaatsen op de landgoederen als beschreven in § 3.4.1, krachtens het overgangsrecht als beschreven in art. 85 van de Wet op de Lijkbezorging. Dit houdt in dat op deze locaties nog bijzettingen kunnen plaatsvinden van stoffelijke overschotten en asbussen van degene die daarvan eigenaar was ten tijde van de inwerkingtreding van de wet van 1991 en de leden van zijn geslacht. Er wordt geen medewerking verleend aan nieuwe verzoeken tot het toestaan en planologisch regelen van een begraafplaats op eigen grond.

Het is niet gewenst dat in kleinere bospercelen begraafplaatsen worden gerealiseerd. In het vorenstaande zijn hiervoor diverse motieven aangegeven.

Hoofdstuk 5. Voldoende begraafmogelijkheden in Raalte

Raalte kent met drie gemeentelijke begraafplaatsen en een groot aantal bijzondere begraafplaatsen een ruim aanbod van begraafmogelijkheden. Gestreefd wordt naar een beperking van het aantal begraafplaatsen. Kleine, afzonderlijk gelegen, begraafplaatsen moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.

Paragraaf 5.1. Gevolgen verspreid liggende begraafplaatsen

Wanneer men tegenwoordig een bijzondere particuliere begraafplaats wil aanleggen, heeft dat gevolgen.

  • 1.

    Er is sprake van langdurig ruimtebeslag. Gelet op de wettelijke termijn voor grafrust zal een begraafplaats, van welke omvang ook, altijd 10 jaar na de laatste begraving onaangeroerd moeten blijven. Als een eigenaar of houder van een begraafplaats geen graven wil ruimen, is het beslag veel langer. Het doorlopen van de procedures voor sluiting en opheffing van een begraafplaats kan meer dan 60 jaar na de laatste begraving duren.

  • 2.

    De Wet inrichting landelijk gebied bepaalt dat geen wijziging wordt gebracht in het recht van de eigenaar en in de gebruikstoestand ten aanzien van onder meer begraafplaatsen. Ook ten aanzien van het recht en het gebruik van gesloten begraafplaatsen dan wel graven of grafkelders als bedoeld in artikel 85 van de Wlb gelden wijzigingsbeperkingen op grond van de Wet inrichting landelijk gebied.

  • 3.

    Het bestaan van een begraafplaats kan toekomstige planologische ontwikkelingen frustreren. Het zal wenselijk zijn om zones te hanteren. Een bestaande begraafplaats is een element waar ontwikkelingen in de omgeving zich naar moeten richten.

Hoofdstuk 6. Conclusies en aanbevelingen

Een bestaande begraafplaats is een element dat langdurig beslag op gronden legt en waar ontwikkelingen in de omgeving zich naar moeten richten. Het bestaan van een dergelijke begraafplaats kan toekomstige ontwikkelingen frustreren. Gestreefd wordt naar een beperking van het aantal begraafplaatsen. Kleine, afzonderlijk gelegen, begraafplaatsen moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.

De Inspectie acht het in eigen grond begraven van overledenen ongewenst. De Inspectie adviseert de gemeenteraad dan ook zeer terughoudend te zijn bij het verlenen van een vergunning voor het aanleggen van een bijzondere begraafplaats op eigen grond.

Hoewel de Wlb de mogelijkheid biedt van particuliere begraafplaatsen dient bij de totstandkoming daarvan grote terughoudendheid te worden betracht mede gelet op eventuele precedentwerking. Op het grondgebied van de gemeente Raalte wordt thans in voldoende mate in begraafmogelijkheden voorzien. Gelet op het systeem van de Wlb waarbij de gemeente dient te voorzien in begraafmogelijkheden voor alle gezindten en kerkgenootschappen een voorkeursrecht hebben, dient de schaarse planologisch geschikte ruimte voor begraven in de eerste plaats te worden benut voor toekomstige uitbreiding van gemeentelijke en kerkelijke begraafplaatsen.

Door de aanwezigheid van een graf op particuliere grond kunnen toekomstige ontwikkelingen worden gefrustreerd. Met name dit soort begraafplaatsen leidt tot ongeordend ruimtebeslag, waarbij het betrokken stuk grond inclusief een zone daaromheen, voor lange tijd een functie krijgt die niet in overeenstemming is met het omliggende terrein.

Voor het buitengebied van de gemeente geldt onder meer als hoofdlijn van beleid dat dit gebied zoveel mogelijk gevrijwaard wordt van (nieuwe) functies die daar niet thuis horen. Een en ander is vastgelegd in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Raalte. Begraafplaatsen behoren tot (nieuwe) functies die niet thuis horen in het buitengebied.

De hiervoor aangedragen argumenten gelden ook voor graven op particuliere gronden in de bebouwde kom. Particuliere begraafplaatsen in eigen grond behoren in verband met ongeordend ruimtebeslag met langdurige ruimtelijke implicaties voor de omgeving niet tot de functies die op grond van ruimtelijke ordening thuishoren binnen de bebouwde kommen van dorpen en buurtschappen. Hieraan zal dan ook geen medewerking worden verleend. Binnen de bebouwde kom is het tevens uit psychosociale redenen ongewenst om hieraan medewerking te verlenen gelet op de mogelijke consequenties voor de eigenaren/bewoners van aangrenzende percelen.

Van dit beleid kan slechts bij hoge uitzondering in zeer bijzondere gevallen worden afgeweken.

Deze beleidsnota geldt na bekendmaking als beleidsregel als bedoeld in de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.

Op grond daarvan kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Ter motivering van een besluit kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel. Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.