Regeling vervallen per 17-09-2022

Beleidsregels Inkomstenvrijlating RDWI 2016

Geldend van 30-06-2016 t/m 16-09-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2016

Intitulé

Beleidsregels Inkomstenvrijlating RDWI 2016

Het Dagelijks Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (hierna: het Dagelijks Bestuur),

gelet op het voorstel van het MT van de Regionale Dienst Werk en Inkomen van maart 2016,

gelet op artikel 31, lid 2 onder n en r van de Participatiewet , artikel 8, lid 2 en 5 lOAW van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 8, lid 3 en 9 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregels Inkomstenvrijlating RDWI 2016

Hoofdstuk I Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      RSD: Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug;

    • b.

      uitkering: de door de RSD verleende bijstand in het kader van de Participatiewet en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ;

    • c.

      inkomstenvrijlating: de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31,lid 2 onder n en r van de Participatiewet, artikel 8, lid 2 en 5 lOAW en artikel 8, lid 3 en 9 lOAZ.

Hoofdstuk II Invulling bijdrage inkomstenvrijlating

Artikel 2. Recht op inkomstenvrijlating

  • 1.

    De RSD stelt het recht op een inkomstenvrijlating ambtshalve vast.

  • 2.

    De inkomstenvrijlating geldt voor alle vormen van parttime werk die vanuit een uitkeringssituatie wordt verkregen, voor zover de totale inkomsten blijven beneden de voor belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm of grondslag.

  • 3.

    Geen inkomstenvrijlating geldt voor inkomsten uit arbeid die niet zijn opgegeven bij de Unit Regie en/of Unit Backoffice.

  • 4.

    Voor de periode van inkomstenvrijlating is niet vereist dat het een aaneengesloten periode betreft.

  • 5.

    De belanghebbende die bij het inwerking treden van deze beleidsregel inkomsten uit arbeid heeft en deze inkomsten korter dan zes maanden ontvangt, hebben recht op vrijlating voor de resterende maanden. De belanghebbende moet wel voldoen aan alle overige voorwaarden zoals genoemd in deze beleidsregel.

Hoofdstuk III Slotbepalingen

Artikel 3. Onvoorziene situaties.

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist de RSD.

Artikel 4. Citeertitel en inwerkingtreding.

Deze beleidsregel treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 april 2016 en kan worden aangehaald als de “Beleidsregels Inkomstenvrijlating 2016”.

Toelichting op de beleidsregels Inkomstenvrijlating 2016

Algemeen

De Participatiewet heeft een complementair karakter. Dat houdt in dat een bijstandsuitkering enkel wordt verstrekt als aanvulling op eventuele eigen middelen. Als iemand bijvoorbeeld een klein inkomen heeft, vult de bijstandsuitkering dit inkomen aan tot het niveau van de norm die op de betreffende persoon van toepassing is. Er zijn hierop echter een paar uitzonderingen waarbij bepaalde middelen van de bijstandsgerechtigde worden vrijgelaten. Zo kan de RSD inkomen uit arbeid gedeeltelijk vrijlaten. De bijstandsgerechtigde mag dan een deel van het verdiende geld houden bovenop de bijstandsuitkering.

Het doel van het vrijlaten van een deel van de in komsten uit arbeid is het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Iemand die gaat werken heeft dan een hoger totaalinkomen dan een bijstandsgerechtigde die niet werkt. Het stimuleert mensen minder om te gaan werken als ze hetzelfde bedrag per maand krijgen dan iemand die niet werkt en enkel een bijstandsuitkering ontvangt.

Er zijn met ingang van 1 januari 2015 drie soorten vrijlatingen geregeld in de Participatiewet voor iemand die algemene bijstand ontvangt:

  • ·

    Artikel 31 lid 2 onderdeel n Participatiewet -> inkomsten uit arbeid tot 25% van deze inkomsten, met een maximum van € 198,00 per maand. Voor een persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt geldt dat:

    • o

      die inkomsten gedurende maximaal 6 maanden niet tot de middelen worden gerekend;

    • o

      de inkomsten moeten volgens de RSD bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling.

  • ·

    Artikel 31 lid 2 onderdeel r Participatiewet -> inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5% van deze inkomsten, met een maximum van € 123,69 per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, ingeval:

    • o

      hij de volledige zorg heeft voor een ten laste komend kind tot 12 jaar,

    • o

      de periode van maximaal 6 maanden (onderdeel n) is verstreken, en

    • o

      dit volgens de RSD bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;

  • ·

    Artikel 31 lid 2 onderdeel y Participatiewet -> inkomsten uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15% van deze inkomsten uit arbeid, met een maximum van € 125,45 per maand. Deze vrijlating is niet van toepassing als een van bovenstaande vrijlatingen al op de bijstandsgerechtigde van toepassing is.

Zoals uit deze bepalingen volgt, is het niet de bedoeling dat iemand tegelijkertijd van meer dan één vrijlating gebruik maakt. De vrijlating voor de alleenstaande ouder is alleen mogelijk als de algemene vrijlating (onderdeel n) is verstreken. De vrijlating voor iemand die medisch urenbeperkt is, is ook niet van toepassing als die persoon al gebruikmaakt van een andere vrijlating.

Op artikel 31, lid 2 onder y van de Participatiewet wordt hier verder niet op ingegaan, omdat deze vorm van inkomstenvrijlating buiten de werkingssfeer van deze beleidsregel valt.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.

Met uitkering wordt niet alleen bijstand bedoeld, maar ook IOAW- en IOAZ-uitkering.

Een inkomstenvrijlating van 6 of 30 maanden geldt alleen voor personen vanaf 27 jaar(!).

Verder is vereist dat het totale inkomen lager is dan de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag.

Onder deze beleidsregels valt niet de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder y Participatiewet (en gelijke strekking in IOAW en IOAZ). Dat is de structurele vrijlating voor de persoon met een medische urenbeperking. Het UWV verricht voor de RSD de werkzaamheden ten behoeve van de vaststelling of een belanghebbende medisch urenbeperkt is en adviseert de RSD hierover (artikel 6b lid 4 Participatiewet).

Artikel 2. Toepassing inkomstenvrijlating

Bijstand is een vangnet. In de Participatiewet staat centraal dat de periode van bijstandsverlening zo kort mogelijk moet zijn. De beschikbare instrumenten zijn gericht op uitstroom. De gedeeltelijke inkomstenvrijlating is daar een van. Onderzoek toont aan dat parttime werken vaker leidt tot

volledige uitstroom. Daarom is de basiskeuze dat parttime werk bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

Reikwijdte

De vrijlatingsfaciliteit staat open voor alle vormen van (legaal) parttime werk. De aard en de duur van het werk maken niet uit. Met parttime werk wordt gelijkgesteld tijdelijk werk voor zover het totale inkomen op maandbasis blijft beneden de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm of grondslag. Denk bijvoorbeeld aan uitzendwerk of seizoensarbeid. De inkomstenvrijlating geldt ook voor de eventuele loondoorbetaling bij ziekte.

Geen vrijlating bij schending inlichtingenplicht

Alleen inkomsten die conform de inlichtingenverplichting van de Participatiewet gemeld zijn komen voor vrijlating in aanmerking. Blijkt achteraf dat bijvoorbeeld meer inkomsten werden genoten dan gemeld dan kan over die meerdere inkomsten niet alsnog de vrijlating worden berekend. De niet

gemelde inkomsten worden volledig gekort en eventueel teruggevorderd.

Voorwaarde: werk vanuit uitkeringssituatie

Bij opname in de uitkering kan soms al sprake zijn van parttime inkomsten. De vrijlating moet mensen stimuleren om meer te gaan werken met als resultaat dat de bijstandsafhankelijkheid afneemt. Daarom geldt de vrijlating niet voor arbeidsinkomsten die er al zijn bij aanvang uitkering.

Periode gebruik vrijlating

De wet geeft de RSD de mogelijkheid (bij verordening) een periode vast te stellen waarbinnen de inkomstenvrijlating moet zijn opgemaakt. De memorie van toelichting noemt als voorbeelden 12 of 24 maanden. Er is voor gekozen om een dergelijke periode niet vast te stellen.

Eenmalig gebruik tijdens bijstandsperiode

Tijdens de gehele bijstandsperiode kan maar één keer gebruik worden gemaakt van de vrijlatingsfaciliteit van 6 respectievelijk 30 maanden. Dat hoeft geen aaneengesloten periode te zijn. De inkomstenvrijlating geldt zolang het maximaal aantal maanden vrijlating per bijstandsperiode nog niet is gebruikt.

Artikel 3. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

In de slotbepalingen is bepaald dat de RSD besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien. Dat sluit aan bij de individualiseringsgedachte van de Participatiewet. Artikel 18 bepaalt dat een nadere afstemming van de bijstand mogelijk is op basis van de persoonlijke omstandigheden. Dat is maatwerk.

Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

Er is voor gekozen om de beleidsregels in te laten gaan op 1 april 2016.