Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting aanleg riolering Dirksbergerweg

Geldend van 30-03-2005 t/m heden

Intitulé

Verordening baatbelasting aanleg riolering Dirksbergerweg

DE RAAD VAN DE GEMEENTE ROERMOND,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 februari 2005,

raadsvoorstelnummer 2005/19/1 ;

gezien het advies van de commissie voor Financiën van 24 februari 2005;

gelet op het bepaalde artikel 222 van de Gemeentewet en het bekostigingsbesluit aanleg riolering Dirksbergerweg, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 september 2002;

besluit :

vast te stellen de volgende

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting

aanleg riolering Dirksbergerweg

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder een onroerende zaak:

  • 1.

    een gebouwd eigendom;

  • 2.

    een ongebouwd eigendom;

  • 3.

    een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • 4.

    een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘baatbelasting aanleg riolering Dirksbergerweg’ wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken, gelegen in de gemeente binnen de met een zwarte onderbroken streep aangegeven omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 december 2004 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen, die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten de aanleg van een riolering in de Dirksbergerweg.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene, die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak € 3.403,35.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende vijf jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient, binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar loopt van 1 april tot en met 31 maart van het jaar daaropvolgend.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van vijf jaren en een rentevoet van 6%.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 april van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 6%.

  • 5a. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

  • 5b. In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient, binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingjaar de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt door middel van een aanslag geheven.

Artikel 8 Termijn van betaling

De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag, na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 april 2005.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening baatbelasting aanleg riolering Dirksbergerweg’.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Roermond in zijn openbare vergadering van 10 maart 2005.

De griffier
De voorzitter