Boeteverordening WI

Geldend van 20-05-2009 t/m heden

Intitulé

Boeteverordening WI

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WI: de Wet inburgering;

    • b.

      WWB: de Wet werk en bijstand;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond;

    • d.

      maandnorm: landelijke bijstandsnorm voor alleenstaanden bedoeld in artikel 21 onderdeel a van de WWB;

    • e.

      boete: bestuurlijke boete als bedoeld in hoofdstuk 6 paragraaf 2 van de WI.

  • 2. De begripsbepalingen van de WI zijn op dit besluit van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 2 Het opleggen van een bestuurlijke boete

  • 1. Als de belanghebbende zich naar het oordeel van het college gedraagt, zoals omschreven in artikel 29, 30, 31, 33 WI of de verplichtingen van artikel 7 lid 1 WI niet is nagekomen, wordt een bestuurlijke boete opgelegd, met inachtneming van artikel 38 van de WI.

Artikel 3 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. Het college legt de inburgeringsplichtige een bestuurlijke boete op ten bedrage van:

    • a.

      35 % van de maandnorm indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25 vierde lid van de WI;

    • b.

      50 % van de maandnorm indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid en derde lid van de WI;

    • c.

      50 % van de maandnorm indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid van de WI bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a van de WI verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald;

  • 2. Als de boete op grond van dit artikel meer bedraagt dan de toepasselijke in artikel 34 van de WI genoemde maximum bedragen, wordt de boete vastgesteld op dit maximum bedrag.

Artikel 4 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De boete voor gedragingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedraagt het maximum bedoeld in artikel 34, onderdeel a van de WI, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde gedraging.

  • 2. De boete voor gedragingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, bedraagt 75% van de maandnorm, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde gedraging.

  • 3. De boete bedraagt 75% van de maandnorm indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de WI vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De boete bedraagt 100% van de maandnorm indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de WI vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 5 Afzien van de bestuurlijke boete

Van een bestuurlijke boete kan geheel of gedeeltelijk worden afgezien, indien daarvoor zeer bijzondere omstandigheden aanwezig worden geacht.

Artikel 6 Samenloop van wetten

  • 1. Geen boete wordt opgelegd indien voor dezelfde gedraging de bijstand is verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid van de WWB en Afstemmingsverordening WWB.

  • 2. Geen boete wordt opgelegd indien voor dezelfde gedraging een boete of verlaging is opgelegd op grond van een van de bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 19, derde lid van de WI aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheids-regelingen.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Boeteverordening WI

Toelichting Boeteverordening Wet inburgering

Algemene toelichting

Het college heeft de plicht om de WI te handhaven. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de bepaalde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald of in strijd handelt met in de WI genoemde regels, moet het college een bestuurlijke boete opleggen.

Artikel 35 van de WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de WI bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

In de voormalige Verordening Wet inburgering gemeente Roermond zijn de maximumhoogtes, als bedoeld in artikel 34 van de WI, overgenomen. Om verscheidenheid te voorkomen, zijn in deze boeteverordening de gedragingen waarvoor een boete opgelegd moet worden en de hoogtes van deze boetes opgenomen.

Voor wat betreft de hoogte van de boetes is aansluiting gezocht bij de Afstemmings-verordening Wwb 2008 (verder afstemmingsverordening).

In artikel 37 WI is bepaald dat het college geen bestuurlijke boete oplegt indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid van de Wet werk en bijstand (WWB).

Inburgeraars met een bijstandsuitkering krijgen derhalve in zulke situaties een verlaging volgens de afstemmingsverordening opgelegd. Inburgeraars zonder bijstandsuitkering krijgen een verlaging volgens de Verordening WI en de boeteverordening WI opgelegd.

Om inburgeraars met of zonder uitkering gelijk te stellen, is de hoogte van de boetes gelijkgesteld met de afstemmingsverordening.

De WI gaat uit van individuen. Gehuwden moeten beiden het inburgeringsexamen afleggen en kunnen bij een verwijtbare gedraging beiden een boete opgelegd krijgen. De boetes worden dan ook gebaseerd op de norm van een alleenstaande, bedoeld in artikel 21, onderdeel a WWB. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen inburgeraars met een bijstandsuitkering en zonder een bijstandsuitkering. Een verschil naar alleenstaande, alleenstaande ouder of norm gehuwde zou ook leiden tot een boeteoplegging boven de maximumbedragen van artikel 34 van de WI.

In artikel 29, 30, 31 en 33 van de WI zijn de gedragingen benoemd waarvoor een bestuurlijke boete opgelegd kan worden. In de boeteverordening is ook onderverdeling van gedragingen gemaakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

Met het begrip bestuurlijke boete wordt de bestuurlijke boete van artikel 34 van de WI bedoeld. Het is een punitieve of bestraffende sanctie waarbij het of leedtoevoegend karakter voorop staat. Dit is een belangrijk verschil met de maatregel of afstemming in de WWB. De maatregel of afstemming in de WWB is een reparatoire of correctieve sanctie (ter verbetering dienend) gericht op het (weer) in overeenstemming brengen van de hoogte van de bijstand met de mate waarin de bijstandsgerechtigde de aan de uitkering verbonden verplichtingen nakomt.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering ook van toepassing zijn op dit boeteverordening.

Artikel 2 Het opleggen van een bestuurlijke boete

Het college heeft de plicht om de WI te handhaven. Indien de inburgeringsplichtige in strijd handelt met de in de WI genoemde regels, moet het college een bestuurlijke boete opleggen.

De gemeente dient bij het vaststellen van de hoogte van de boete maatwerk te leveren. Het tweede lid van artikel 38 WI bepaalt dat de hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en zo nodig de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. De boete mag met andere woorden niet disproportioneel zijn.

In de boeteverordening is per type gedraging een vaste boete neergelegd zodat er geen sprake kan zijn van willekeur.

Als de inburgeringsplichtige (of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is) geen verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van zijn gedraging, is een bestuurlijke boete niet op zijn plaats.

Het afzien van een bestuurlijke boete als verwijtbaarheid ontbreekt is opgenomen in artikel 38, eerste lid van de WI.

Artikel 3 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

De hoogte van de boete is zoveel mogelijk afgestemd op de hoogte van de maatregel op grond van de Afstemmingsverordening WWB 2008. Ook de WI legt een relatie met de maatregel die op grond van de WWB kan worden opgelegd en de boete die op grond van de WI kan worden opgelegd: de maatregel op grond van de WWB prevaleert hierbij.

Onderdeel a ziet toe op het nakomen van de verplichting tot het verschijnen op een oproep of het meewerken aan het onderzoek.

Onderdeel b heeft betrekking op het niet verlenen van medewerking aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening. Deze boete kan alleen worden opgelegd als de inburgeringsplichtige inmiddels een vaststellende beschikking heeft ontvangen.

Onderdeel c ziet toe op het binnen één van de termijnen afleggen en behalen van het inburgeringsexamen.

Het tweede lid ziet toe op de maximering van de boete. De boete kan nooit hoger zijn dan de maximum bedragen genoemd in artikel 34 van de WI.

Artikel 4 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 3 mogelijk is.

Om te kunnen spreken van herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich binnen een periode van 12 maanden voordoen.

Artikel 34, onderdeel d van de WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen tot € 1.000,00 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen.

Een verhoging van de boete is opgenomen in lid 3.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgerings-examen heeft behaald dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. Op grond van artikel 32 van de WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete (75%) vaststelt. Ook in dat geval moet in de boetebeschikking een nieuwe termijn worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige opnieuw niet binnen de gestelde termijn het examen heeft behaald, wordt een boete (100%) opgelegd ingevolge artikel 33 van de WI. Dit is opgenomen in het vierde lid. Deze boete geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

Artikel 5 Afzien van de bestuurlijke boete

Het college kan besluiten van het opleggen van een bestuurlijke boete af te zien, indien daarvoor zeer bijzondere omstandigheden in dat specifieke geval bij de betreffende persoon aanwezig zijn.

Artikel 6 Samenloop van wetten

In artikel 37 van de WI is een anti-cumulatiebepaling opgenomen. Conform artikel 37 WI geldt dat het opleggen van een boete achterwege blijft als voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid van de WWB.

Voor de praktische uitvoering en voor de cliënt is van belang hierover zo snel mogelijk zekerheid te hebben, zodat vast ligt of al dan niet een boete wordt opgelegd. Dat kan alleen als duidelijk is of afstemming wel of niet heeft plaatsgevonden en of dit ook niet meer gebeurd.

Conform artikel 37 WI geldt dat het opleggen van een boete achterwege blijft als voor dezelfde gedraging in het kader van de uitvoering van de Wet werk en bijstand de bijstand is verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid van de Wet werk en bijstand.

Ook wordt geen boete opgelegd indien voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van een van de bij algemene maatregel van bestuurd, bedoeld in artikel 19, eerste lid van de WI aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Niet alle zich mogelijk in de praktijk voordoende situaties kunnen in de verordening WI en de boeteverordening WI worden vastgelegd. Vandaar dat het college de bevoegdheid krijgt, hierin te voorzien.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 9 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.