Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

Geldend van 31-12-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2013

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

DE RAAD VAN DE GEMEENTE ROERMOND,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 september 2013,

raadsvoorstelnummer 2013/067/1;

gezien het advies van de cliëntenraad WWB van 12 augustus 2013;

gezien het advies van de commissie Burgers en Samenleving van 3 december 2013;

gelet op het bepaalde in artikel 8 lid 1 van de Wet werk en bijstand (WWB);

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de uitvoering

van de WWB;

Hoofdstuk 1 Algemeen

Verordening Langdurigheidstoeslag2013

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

2. a.

WWB:

de Wet werk en bijstand;

b.

referteperiode:

36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

c.

belanghebbende:

degene die een rechtstreeks en concreet belang heeft bij een besluit. Onder belanghebbende wordt mede verstaan het gezin en de ten laste komende kinderen van de alleenstaande ouder;

d.

college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond;

e.

inkomen:

het inkomen als bedoeld in artikel 31 en 32 van de WWB.

f.

peildatum:

de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd, voor zover deze dag niet ligt vóór de dag waarop belanghebbende zich heeft gemeld om langdurigheidstoeslag aan te vragen;

g.

sociale minimum:

het inkomen ter hoogte van de op de gezinssituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 20, 21, 23en 24 van de WWB inclusief de van toepassing zijnde verhoging of verlaging zoals bedoeld in artikel 25 tot en met 29 van de WWB, inclusief vakantiegeldreservering.

In het geval van een 18-21 jarige wordt onder het sociale minimum verstaan de som van de algemene bijstand en de eventueel verstrekte bijzondere bijstand voor levensonderhoud.

Artikel 2 Uitvoering

Deze verordening wordt bij of krachtens het college van burgemeester en wethouders uitgevoerd.

Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 Langdurig, laag inkomen en geen uitzicht op inkomensverbetering

  • 1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de WWB gestelde voorwaarden van het hebben van een langdurig, laag inkomen en geen uitzicht op inkomensverbetering is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen van de aanvrager niet uitkomt boven 102 procent van het sociale minimum.

  • 2. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die gedurende de referteperiode en/of de peildatum een opleiding volgt of volgde als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) of de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000).

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden € 530,00,

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 480,00 en

    • c.

      voor een alleenstaande € 370,00.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de leef- en woonsituatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de WWB komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die op dat moment op de leef- en woonsituatie van toepassing is.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

1.

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening Langdurigheidstoeslag 2013’.

2.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Langdurigheidstoeslag (november 2012) van de gemeente Roermond, vastgesteld bij besluit van 25 oktober 2012, no. 2012/083/02 en werkt terug tot en met 1 juli 2013.

Toelichting Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Begrippen in deze verordening hebben dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Lid 2 onderdeel e: peildatum

De peildatum is de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd (artikel 1 lid 2 onderdeel f van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een belanghebbende langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft zoals bedoeld in artikel 34 WWB en geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. Deze datum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een belanghebbende zich heeft gemeld om langdurigheidstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44 lid 1 WWB en de jurisprudentie rondom artikel 44 WWB.

Artikel 2 Uitvoering

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 3 Langdurig, laag inkomen en geen uitzicht op inkomensverbetering

Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1-1-2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van 3 jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de door de wetgever impliciet gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is (normaal gesproken) vanaf zijn 18ejaar een zelfstandig rechtssubject voor de WWB.

Het begrip ‘laag inkomen’ wordt ingevuld als: een inkomen dat niet hoger is dan 102% van de bijstandsnorm. Er is gekozen voor 102% in plaats voor 100% omdat belanghebbenden, met een minimuminkomen dat door een andere berekeningssystematiek en/of afrondingsverschillen netto iets hoger kan zijn dan het sociale minimum, hierdoor ook in aanmerking komen voor de toeslag.

Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe kennen bij een

inkomen boven het sociale minimum. Van deze bevoegdheid wordt om 2 redenen geen gebruik gemaakt:

Ten eerste omdat dit ongewenste armoedeval-effecten met zich meebrengt. Weliswaar doen de armoedeval-effecten zich ook voor bij de grens van 100% van het sociale minimum, maar zullen belanghebbenden die uitstromen doorgaans een dermate hoger inkomen ontvangen, dat het verlies van de langdurigheidstoeslag feitelijk minder wordt gevoeld.

Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen

van bijvoorbeeld 110% van het sociale minimum niet te rijmen valt met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van de pensioengerechtigde leeftijd of ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot de pensioengerechtigde leeftijd. Het verschil is echter maar ongeveer 5 tot 9 % (afhankelijk van leefvorm). Het hanteren van een grens van 110% zou daarom maken dat de uitsluiting van personen van de pensioengerechtigde leeftijd of ouder in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR).

Aan de voorwaarde ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’ wordt voldaan indien de belanghebbende langer dan 36 maanden een inkomen tot en met het van toepassing zijnde sociale minimum heeft gehad. Een uitzondering hierop zijn (ex)-scholieren en (ex)-studenten. Zij hebben uitzicht op inkomensverbetering vanwege een goed arbeidsperspectief. In het tweede lid is daarom geregeld dat diegenen die gedurende de referteperiode een opleiding volgden als bedoeld in de Wtos, dan wel een studie volgden als genoemd in de WSF 2000, niet voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking komen.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van de partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

Indien een van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.