Drank- en horecaverordening Schagen 2014

Geldend van 09-04-2014 t/m heden

Intitulé

Drank- en horecaverordening Schagen 2014

De raad van de gemeente Schagen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 februari 2014, nr. 05V;

gezien het advies van de commissie commissie Bestuur d.d. 12 maart 2014;

gelet op het bepaalde in de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet, artikel 4, eerste tot en met derde lid van de Drank- en Horecawet en de artikelen 25a, 25b, 25c en 25d van de Drank- en Horecawet;

besluit:

vast te stellen Drank- en horecaverordening Schagen 2014.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    de wet: de Drank- en Horecawet;

  • b)

    alcoholhoudende drank: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • c)

    horecabedrijf: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • d)

    horecalokaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • e)

    lokaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • f)

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • g)

    paracommerciële rechtspersoon: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • h)

    sterke drank: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • i)

    slijtersbedrijf: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • j)

    zwak-alcoholhoudende drank: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet;

  • k)

    snackbar/cafetaria: een inrichting die tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken;

  • l)

    vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • m)

    verstrekken: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken.

Artikel 2 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen

  • 1. Het verstrekken van alcoholhoudende drank door paracommerciële rechtspersonen is uitsluitend toegestaan binnen de periode die ligt tussen één uur voor aanvang en twee uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, met dien verstande dat het tijdstip waarop alcoholhoudende drank mag worden verstrekt niet vroeger mag zijn dan 12:00 uur en niet later mag zijn dan 24:00 uur.

  • 2. De burgemeester kan van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 3 Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen

  • 1. Paracommerciële rechtspersonen mogen geen alcoholhoudende drank verstrekken:

    • a.

      tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en

    • b.

      tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid blijft voor bijeenkomsten als bedoeld in het eerste lid onder a buiten toepassing als de inrichting van de paracommerciële rechtspersoon is gelegen binnen een bebouwde kom waar het horecabedrijf uitsluitend door paracommerciële rechtspersonen wordt uitgeoefend en minimaal één van de personen waar de bijeenkomst betrekking op heeft woonachtig is binnen die bebouwde kom.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid blijft voor bijeenkomsten als bedoeld in het eerste lid onder b buiten toepassing:

    • a.

      als de inrichting van de paracommerciële rechtspersoon is gelegen binnen een bebouwde kom waar het horecabedrijf uitsluitend door paracommerciële rechtspersonen wordt uitgeoefend;

    • b.

      als de bijeenkomst is gericht op personen die rechtstreeks betrokken zijn bij stichtingen of verenigingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

  • 4. Het bepaalde in het eerste lid blijft voorts buiten toepassing als aannemelijk wordt gemaakt dat het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens de bijeenkomst niet leidt tot oneerlijke mededinging met horeca-ondernemers, niet zijnde paracommerciële rechtspersonen, die gevestigd zijn binnen de bebouwde kom waar de bijeenkomst wordt gehouden.

  • 5. Van een bijeenkomst als bedoeld in het vierde lid moet minimaal 4 weken vooraf melding worden gemaakt aan de burgemeester. Bij de melding moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het verstrekken van alcoholhoudende drank niet leidt tot oneerlijke mededinging als bedoeld in het vierde lid. Als de burgemeester tot het oordeel komt dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het verstrekken van alcoholhoudende drank niet zal leiden tot oneerlijke mededinging als bedoeld in het vierde lid, kan hij het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens die bijeenkomst verbieden.

Artikel 4 Schenktijden alcoholhoudende drank en verbod verstrekken van sterke drank

  • 1. Het is verboden buiten de tijden zoals opgenomen in artikel 2 alcoholhoudende drank te verstrekken in een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, niet zijnde een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend door een paracommerciële rechtspersoon, welke:

  • a. deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt om onderwijs te geven aan leerlingen die merendeels de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, of

  • b. deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een of meer jeugd- of jongerenorganisaties.

  • 2. In de in het eerste lid bedoelde inrichtingen is het verboden sterke drank te verstrekken.

  • 3. Het is paracommerciële rechtspersonen verboden sterke drank te verstrekken;

  • 4. Het is paracommerciële rechtspersonen verboden alcoholhoudende drank te verstrekken in een lokaliteit gedurende de tijd dat die lokaliteit wordt gebruikt voor activiteiten die geheel of in belangrijke mate zijn gericht op personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

  • 5. Het is verboden sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een snackbar of cafetaria.

  • 6. De burgemeester kan van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid ontheffing verlenen.

Artikel 5 Tijdelijk verbod tot het verstrekken van alcoholhoudende drank

  • 1. Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen tijdsruimte in de hele gemeente, in een door de burgemeester aangewezen deel van de gemeente of in een door de burgemeester aangewezen pand of lokaliteit alcoholhoudende drank te verstrekken.

  • 2. Een aanwijzing als bedoeld in lid 1 kan worden gegeven in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid.

  • 3. De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.

Artikel 6 (gereserveerd)

Artikel 7 (gereserveerd)

Artikel 8 Prijsacties horeca

Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit of op het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

Artikel 9 Prijsacties detailhandel (gereserveerd)

Artikel 10 Bijzondere bepalingen ten aanzien van ontheffingen

  • 1.

    De burgemeester kan aan een door hem op grond van deze verordening verleende ontheffing voorschriften verbinden in het belang van het reguleren van het gebruik van alcoholhoudende drank.

  • 2.

    De burgemeester kan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid intrekken indien:

    a) Niet langer wordt voldaan aan de in het eerste lid bedoelde voorschriften;

    b) Zich feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de ontheffing gevaar oplevert voor de openbare orde.

Artikel 11 Strafbepaling

  • 1. Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet wanneer het bepaalde in de Wet op de economische delicten van toepassing is.

Artikel 12 Toezicht en handhaving

Met het toezicht op- en de handhaving van het bepaalde in deze verordening zijn belast:

  • 1.

    opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering;

  • 2.

    de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen, te weten:

    • a)

      toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b)

      buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142 Wetboek van strafvordering.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet wanneer artikel 41 van de wet van toepassing is.

Artikel 13 Intrekking vorige verordening

De Drank- en horecaverordening Schagen 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. Deze verordening, met uitzondering van het eerste, tweede en derde lid van artikel 4, treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

  • 2. Het eerste, tweede en derde lid van artikel 4 treden in werking twee jaar na de in het eerste lid genoemde dag.

  • 3. Op het tijdstip van inwerkingtreding van de bepalingen van deze verordening vervallen de voorschriften en beperkingen die op grond van vóór dat tijdstip door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester genomen besluiten zijn gesteld ten aanzien van het verstrekken van alcoholhoudende drank.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een beschikking op grond van de Drank- en horecaverordening Schagen 2009 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt op die aanvraag deze verordening toegepast.

  • 5. Op bezwaarschriften gericht tegen een besluit krachtens de Drank- en horecaverordening Schagen 2009 wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Drank- en horecaverordening Schagen 2014.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van: 25 maart 2014.
De raad van de gemeente Schagen,
griffier voorzitter
Mevrouw E. Zwagerman Mevrouw M.J.P. van Kampen - Nouwen

Toelichting op de Drank- en horecaverordening Schagen 2014

Inhoudsopgave

Aanleiding en leeswijzer: 1

A1: Algemene toelichting 6

A2: Inhoudelijke strekking van de bepalingen 8

B: Uitgebreide artikelsgewijze toelichting 13

C: Tekst van de artikelen 4 en 25a t/m 25d van de Drank- en Horecawet 22

Aanleiding en leeswijzer:

Nieuwe Drank- en Horecawet

Het besluit om te komen tot een nieuwe “Drank- en Horecaverordening Schagen 2014” vloeit in de eerste plaats voort uit artikel 4 van de Drank- en Horecawet (DHW). Dat artikel verplicht de gemeente namelijk om bepaalde onderwerpen in een verordening te regelen. Naast de verplicht op te nemen bepalingen zijn er ook bepalingen met een facultatief (niet-verplicht) karakter. Die laatste categorie bepalingen is gebaseerd op de artikelen 25 a tot en met 25d van de DHW. Het voorstel heeft ook een relatie met het regionale alcoholmatigingsproject “In Control of Alcohol”.

Leeswijzer

In deze toelichting is een onderdeel opgenomen met de kop A2: Inhoudelijke strekking van de bepalingen. Dat onderdeel is bedoeld om met een minimum aan leeswerk toch een beeld te krijgen van de strekking van de bepalingen. Voor diegenen die behoefte hebben aan een meer gedetailleerde uiteenzetting is een uitgebreide toelichting opgenomen in het onderdeel B: Uitgebreide artikelsgewijze toelichting.Als achtergrondinformatie is in onderdeel C de letterlijke tekst van de artikelen 4 en 25a tot en met 25d van de Drank- en Horecawet opgenomen.

In deze toelichting worden begrippen gehanteerd die omwille van de leesbaarheid van het stuk nadere uitleg vooraf verdienen. Het betreft de volgende begrippen:

  • -

    paracommerciële horeca

  • -

    bijeenkomsten van persoonlijke aard

  • -

    bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn

  • -

    sluitingstijden en openingstijden

  • -

    schenktijden

  • -

    18-minners

  • a)

    paracommerciële horeca Met paracommerciële horeca wordt gedoeld op de verkoop van alcoholhoudende drank door paracommerciële rechtspersonen. In de praktijk gaat het hier meestal om stichtingen en verenigingen. Bekende voorbeelden van “paracommerciële horeca” zijn de door stichtingen geëxploiteerde horecavoorzieningen in culturele accommodaties, dorps- en buurthuizen en de kantines van (sport)verenigingen. De wettelijke definitie van een paracommerciële rechtspersoon is: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Als een horeca-inrichting niet valt onder de definitie van paracommerciële horeca dan is sprake van een “reguliere”(commerciële) horeca-inrichting.

  • b)

    bijeenkomsten van persoonlijke aard en

  • c)

    bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. Bij “bijeenkomsten van persoonlijke aard” gaat het om bijeenkomsten die in het teken staan van de privésituatie van één of meerdere specifieke personen. De meest bekende voorbeelden zijn bijeenkomsten (feesten/partijen-recepties) in het kader van een huwelijk of een verjaardag. Bijeenkomsten van persoonlijke aard die een direct verband hebben met de activiteiten van de rechtspersoon vallen niet onder het verbod. De volgende voorbeelden dienen ter verduidelijking: Voorbeeld 1: de heer Jansen is 10 jaar voorzitter van de voetbalvereniging en wil dat jubileum vieren in de kantine van die vereniging. Voorbeeld 2: de heer Jansen is 25 jaar getrouwd en wil dat jubileum vieren in de kantine van de voetbalvereniging. Voorbeeld 3: een lid van de voetbalvereniging wordt 50 jaar en wil dat vieren in de kantine van de voetbalvereniging. In het geval van voorbeeld 1 mag wel alcoholhoudende drank worden geschonken maar in de gevallen van de voorbeelden 2 en 3 mag dat niet. Hoewel het bij voorbeeld 1 op zich gaat om een bijeenkomst die betrekking heeft op een specifiek persoon en daarmee misschien de indruk kan wekken om “van persoonlijke aard” te zijn, is die bijeenkomst gekoppeld aan de functie van de heer Jansen binnen de vereniging. Tijdens zo’n jubileum mag dus wel alcoholhoudende drank worden geschonken. In de voorbeelden 2 en 3 gaat het wel om een lid van de voetbalvereniging maar dat die persoon 25 jaar getrouwd is of 50 jaar oud wordt heeft op zich niets met die vereniging te maken. In die gevallen mag dus geen alcoholhoudende drank worden geschonken. “Bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn” zijn bijeenkomsten die op zich eigenlijk niets te maken hebben met het doel van de vereniging of stichting waar die bijeenkomst wordt gehouden. Ook hier enkele voorbeelden ter verduidelijking:

Voorbeeld 1: Een bekende zeezeiler wil een lezing houden over een door hem met zijn schip gemaakte wereldreis. Hij houdt die lezing in de kantine van een voetbalvereniging. Voorbeeld 2: het gaat om dezelfde zeezeiler en dezelfde lezing maar nu in de kantine van een watersportvereniging. In voorbeeld 1 kan niet worden gesproken van een verband tussen het onderwerp van de bijeenkomst (wereldreis met een zeilschip) en de voetbalvereniging. Tijdens zo’n bijeenkomst mag dus geen alcoholhoudende drank worden geschonken. In voorbeeld 2 kan wèl worden gesproken van een verband (zeiltocht – watersport) en mag dus wel alcoholhoudende drank worden geschonken. Een verband kan er ook zijn als de wereldreiziger zijn lezing houdt in bijvoorbeeld een bibliotheek (wereldreis – andere culturen).

  • d)

    sluitingstijden en openingstijden Sluitingstijden zijn de tijden waarbinnen een horeca-inrichting gesloten moet zijn voor publiek. Voorbeeld: tussen 02:00 en 06:00 uur. De sluitingstijden worden vastgesteld in het belang van het voorkomen van overlast voor de woon- en leefomgeving. Daarvoor is een apart artikel (artikel 2:29) opgenomen in de Algemene plaatselijke verordening. Als de sluitingstijden zijn vastgesteld vloeien daar automatisch ook de openingstijden uit voort. Als de sluitingstijd is bepaald op “tussen 02:00 en 06:00 uur” dan zijn de openingstijden logischerwijze “van 06:00 tot 02:00 uur”. Een horeca-inrichting moet gesloten zijn tijdens de sluitingstijden en mag geopend zijn tijdens de openingstijden.

  • e)

    schenktijden Schenktijden zijn de tijden waarbinnen het toegestaan is om alcoholhoudende drank te verstrekken. De schenktijden hebben te maken met het verstrekken van alcoholhoudende drank en zijn niet per definitie gelijk aan de openingstijden. Uiteraard kunnen de schenktijden nooit ruimer zijn dan de openingstijden.

  • f)

    18-minners Ter uitvoering van het jeugd-alcoholmatigingsbeleid zijn in de verordening bepalingen opgenomen die specifiek betrekking hebben op “personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt”. Gemakshalve wordt deze doelgroep ook aangeduid met de term “18-minners”.

Kern van de verplicht op te nemen bepalingen

Op grond van artikel 4, derde lid van de DHW is de gemeente verplicht om, ter voorkoming van oneerlijke mededinging door de paracommerciële horeca, in een gemeentelijke verordening in ieder geval regels te stellen voor de volgende onderwerpen (met bij elk onderwerp een voorbeeld ter verduidelijking):

  • ·

    de schenktijden (bijvoorbeeld “tussen 12:00 en 24:00 uur”)

  • ·

    de bijeenkomsten van persoonlijke aard (bijvoorbeeld “helemaal niet” of “maximaal 4 x per kalenderjaar”) en

  • ·

    de bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn (bijvoorbeeld “helemaal niet” of “maximaal 1 x per kalenderjaar”).

Kern van de facultatief op te nemen bepalingen

Op grond van de artikelen 25a, 25b, 25c en 25d van de DHW is de gemeente bevoegd om een aantal aspecten nader te regelen. Het betreft de volgende onderwerpen (met ook hier bij elk onderwerp een voorbeeld):

  • ·

    de schenktijden in de reguliere (commerciële) horeca (bijvoorbeeld “tussen 12:00 en 24:00 uur”)

  • ·

    een verbod op het verstrekken van sterke drank in de paracommerciële en/of reguliere (commerciële) horeca (bijvoorbeeld “indien de locatie deel uitmaakt van een gebouw voor het geven van onderwijs”)

  • ·

    beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven (bijvoorbeeld: “geen alcoholverkoop in door de burgemeester te bepalen delen van de gemeente op door de burgemeester te bepalen tijden”)

  • ·

    prijsacties in de horeca (bijvoorbeeld “happy hours”)

  • ·

    prijsacties in de detailhandel (bijvoorbeeld “deze week 3 kratten halen, 2 betalen”)

Bij de facultatieve bepalingen kan dus worden gekozen voor de mogelijkheid om ze (nog) niet over te nemen. In dat geval wordt in de verordening achter de kop van het artikel vermeld “(gereserveerd)”.

De letterlijke tekst van de artikelen 4 en 25a t/m d DHW is opgenomen in onderdeel C van deze toelichting.

Regionale projecten en lokale omstandigheden

Bij het vaststellen van de verordening moest niet alleen rekening worden gehouden met de tekst van de DHW maar ook met verschillende andere aspecten. Kort gezegd zijn dat:

  • 1.

    de reeds bestaande lokale regelgeving;

  • 2.

    regionale initiatieven in het kader van het (jeugd)alcoholmatigingsbeleid;

  • 3.

    lokale omstandigheden die om “maatwerk” vragen.

De reeds bestaande lokale regelgeving bestaat uit de op 26 januari 2010 door de voormalige gemeente Schagen vastgestelde “Drank- en horecaverordening Schagen 2009” en uit de sluitingstijdenregeling die is vastgelegd in artikel 2:29 van de Algemene plaatselijke verordening Schagen (APV). De regionale initiatieven zijn neergelegd in het regionale alcoholmatigingsbeleid “In Control of Alcohol” en, als uitvloeisel daarvan, een regionale beleidslijn voor de door de gemeenten in hun verordening op te nemen bepalingen.

Regionaal model als leidraad maar wel aangepast aan lokale omstandigheden

De Drank- en Horecaverordening Schagen 2014 is gebaseerd op enerzijds de reeds bestaande Drank- en horecaverordening Schagen 2009 en anderzijds het regionale model voor aanpassing van de APV zoals dat is opgesteld onder aansturing van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN). Dat regionale model is vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van de VRNHN van 5 juli 2013 en vervolgens aangeboden aan de gemeenten. De VRNHN pleit voor integrale overname van het regionale model maar heeft daarbij wel aangegeven dat gemeenten op zich de mogelijkheid hebben om van dat model af te wijken indien de lokale omstandigheden daar aanleiding toe geven (lokaal maatwerk). Een reden voor lokaal maatwerk kan bijvoorbeeld zijn dat in de gemeente of in delen daarvan onvoldoende reguliere horeca aanwezig is om te voorzien in de behoefte aan accommodatie voor feesten en partijen binnen de eigen woon- en leefomgeving.

Bij het opleggen van beperkingen aan de paracommerciële horeca moet ook rekening worden gehouden met de specifieke functie van verenigingen en stichtingen in onze samenleving.

Bij het verenigingsleven is het faciliteren van de sociale interactie tussen de leden of de bezoekers vaak een onmisbaar aspect van de wijze waarop de doelstelling van de vereniging wordt gerealiseerd. Om die sociale interactie te kunnen faciliteren is een eigen accommodatie met horecafaciliteiten veelal onontbeerlijk en eigenlijk onafhankelijk van de vraag of er ook reguliere horeca in de omgeving is gevestigd. De reguliere horeca verwijst nogal eens naar het in haar ogen te lage tarief voor de consumpties bij sportverenigingen en dergelijke. Daarbij mag echter niet worden voorbijgegaan aan het gegeven dat leden van verenigingen in het algemeen ook via hun contributie of door verplichte werkdiensten direct of indirect moeten bijdragen aan de inkomsten van de vereniging. Die bijdrage in de vorm van contributie of werkdienst wordt immers niet verlangd bij klanten van de reguliere horeca.

Ook bij wijk-, buurt- en dorpshuizen is de sociale interactie tussen de bezoekers een belangrijk onderdeel van de activiteiten. Vooral in de kleinere kernen biedt de reguliere horeca in de eigen woon- en leefomgeving niet altijd een reëel alternatief.

Bij het opstellen van de concept-verordening is ook rekening gehouden met het spanningsveld tussen enerzijds de wenselijkheid van regels en anderzijds de mate waarin die regels kunnen worden gecontroleerd en -waar nodig- gehandhaafd. Op basis daarvan is het regionale model op onderdelen aangepast en intern besproken met onder meer de afdeling Samenleving en het taakveld Toezicht en Handhaving.

Nieuwe afdeling in de APV of een aparte Drank- en horecaverordening?

Bij het regionale model is uitgegaan van gemeenten die geen aparte Drank- en horecaverordening hebben. Het regionale model is daarom gegoten in de vorm van een wijziging van de APV.

De voormalige gemeenten Harenkarspel en Zijpe hadden geen aparte Drank- en horecaverordening maar de voormalige gemeente Schagen had zo’n aparte verordening wèl. Het betreft de al eerder vermelde “Drank- en horecaverordening Schagen 2009”. Ingevolge artikel 28 van de Wet algemene regels gemeentelijke indeling behoudt die regeling haar rechtskracht voor het grondgebied waarvoor ze is vastgesteld gedurende twee jaar (dus tot 1 januari 2015) tenzij de regeling eerder wordt ingetrokken. In het voorstel tot vaststelling van de Drank- en horecaverordening Schagen 2014 zijn de bepalingen van de eerder vastgestelde Schager verordening meegenomen tenzij er aanleiding was om die bepalingen niet over te nemen.

Er is voor gekozen om de bepalingen over het alcoholgebruik te bundelen in één specifieke verordening (de Drank- en horecaverordening Schagen 2014). Die keuze heeft te maken met de omstandigheid dat de gemeente al over zo’n specifieke Drank- en horecaverordening beschikt. Het in z’n geheel vervangen van die verordening is handzamer en eenvoudiger dan een aanpassing van de (veel uitgebreidere) APV. Dit betekent wel dat de te hanteren nummering in de Drank- en horecaverordening zal afwijken van de (APV-)nummering die is gebruikt in het regionale model. Om toch een goede vergelijking te kunnen blijven maken met de bepalingen van dat regionale model is in de toelichting, daar waar dat van toepassing is, achter elk artikel een verwijzing geplaatst naar de nummering van het regionale model.

Overgangstermijn

Om zowel publiek als horecaondernemers voldoende gelegenheid te bieden om zich te kunnen voorbereiden is een overgangstermijn van twee jaar opgenomen voor de schenktijden en het verbod op schenken van sterke drank voor reguliere horeca in gebouwen met instellingen voor jeugd en/of onderwijs aan 18-minners.

Inspraak

Het voorstel strekt tot het vaststellen van beleid dat gevolgen heeft voor diverse groepen van belanghebbenden. Die groepen van belanghebbenden zijn ondermeer:

  • -

    de exploitanten van paracommerciële horecainrichtingen

  • -

    de exploitanten van reguliere horecainrichtingen en slijterijen

  • -

    detailhandelaren die alcoholhoudende drank verkopen

  • -

    de bezoekers van paracommerciële en reguliere horecainrichtingen, slijterijen en detailhandel

  • -

    de voorstanders van alcoholmatiging

Bovenvermelde groepen hebben elk hun eigen specifieke (en niet zelden tegengestelde) belangen en zullen de voorgestelde maatregelen dan ook verschillend waarderen. Met name de voor de paracommerciële horeca voorgestelde beperkingen kunnen negatieve gevolgen hebben voor de wijze waarop stichtingen en verenigingen hun maatschappelijke functie kunnen voortzetten.

In de verordening is getracht om te komen tot een evenwichtige balans tussen enerzijds de wettelijke verplichting om beperkende maatregelen in te voeren en anderzijds alle betrokken belangen. Op grond van artikel 2 van de Inspraakverordening Schagen kon het college van burgemeester en wethouders besluiten om ten aanzien van de voorbereiding van de verordening toch nog een inspraakprocedure te volgen. In het kader van een zo zorgvuldig mogelijke voorbereiding is besloten om die inspraakprocedure te volgen. Die procedure hield in dat het ontwerp van de verordening gedurende een periode van 6 weken ter inzage is gelegd. In die periode konden ingezetenen en belanghebbenden hun zienswijze geven over de voorgestelde verordening. De zienswijzen zijn meegewogen bij het opstellen van het definitieve raadsvoorstel.

A1: Algemene toelichting

De wettelijke grondslag voor deze regels wordt gevormd door artikel 147 Gemeentewet en de artikelen 4 en 25a tot en met 25d van de Drank- en Horecawet (hierna: de wet).

Volgens artikel 4 van de wet is de gemeente verplicht om, ter voorkoming van oneerlijke mededinging, regels op te stellen waaraan paracommerciële rechtspersonen zich moeten houden bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. Die regels moeten volgens de wet in elk geval betrekking hebben op de volgende onderwerpen:

  • a.

    de schenktijden;

  • b.

    bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • c.

    bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.

Naast artikel 4 van de wet zijn ook de artikelen 25a tot en met 25d van belang. De artikelen 25a tot en met 25d geven de gemeente de bevoegdheid (dus niet een verplichting) om in een verordening nadere regels op te nemen over het verstrekken van alcoholhoudende drank. In de tekst van de verordening is het verschil tussen de wettelijk verplichte en de niet-verplichte bepalingen tot uiting gebracht door de artikelen met niet-verplichte bepalingen cursief weer te geven.

Artikel 4 van de wet richt zich uitsluitend op het tegengaan van oneerlijke mededinging door paracommerciële horecabedrijven en heeft dan ook een economisch motief. De artikelen 25a tot en met 25d van de wet zijn primair bedoeld in het belang van de bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde. Die artikelen vormen ook de basis voor een nadere uitwerking van het door de gemeenteraad vastgestelde beleid op het gebied van het terugdringen van alcoholgebruik door de jeugd. Dat beleid, verder aangeduid als “alcoholmatigingsbeleid” staat bekend onder de naam “Helder in de Kop” of “In Control of Alcohol”.

In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2008/09, nr 3, blz. 10) staat dat de regering er van uitgaat dat de gemeenten de belangrijke maatschappelijke functie van de verschillende paracommerciële instellingen in acht zullen nemen en geen onnodige beperkingen zullen opleggen daar waar de mededinging niet in het geding is en er geen sprake is van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren. Het is dus van belang dat er alleen regels worden gesteld als er in de lokale situatie inderdaad sprake is van oneerlijke mededinging. Het is niet mogelijk om beperkingen op te leggen die iedere mededinging met de reguliere horeca tegengaan; dan zou de raad buiten de bevoegdheidsgrondslag van de DHW treden.

Mede in het kader van het regionale project “In Control of Alcohol” onder aansturing van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN) een regionaal model opgesteld. Dat regionale model is vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van de VRNHN van 5 juli 2013 en vervolgens aangeboden aan de gemeenten. De VRNHN pleit voor integrale overname van het regionale model maar heeft daarbij wel aangegeven dat gemeenten op zich de mogelijkheid hebben om van dat model af te wijken indien de lokale omstandigheden daar aanleiding toe geven (lokaal maatwerk). Op basis van dat uitgangspunt is het regionale model op onderdelen aangepast en intern besproken met onder meer de afdeling Samenleving en het taakveld Toezicht en Handhaving

In het kader van het ontwerpen van een regionaal modelbeleid hebben Koninklijke Horeca Nederland (KHN)en het Platform Dorpshuizen (PDH) hun zienswijzen op respectievelijk 3 en 10 december 2012 naar voren gebracht.

Door KHN is aangegeven dat die belangenorganisatie van mening is dat:

  • a)

    een eindtijd zou moeten worden vastgelegd voor het schenken van alcoholhoudende drank in paracommerciële inrichtingen, bijv. door te stellen dat schenken tot 1 uur na de laatste activiteit is toegestaan. KHN vindt de in het regionale model voorgestelde eindtijd om te schenken te ruim omdat die voorgestelde tijd geen verbinding legt met de activiteiten. KHN ziet liever een maximale schenktijd van 23.00 uur.

  • b)

    het terugdringen van oneerlijke concurrentie het belangrijkste onderdeel uit de verordening moet zijn. KHN vraagt zich ook af wanneer er dan sprake is van “oneerlijke mededinging” zoals opgenomen in art. 2:34b van het regionale model.

  • c)

    het zwaartepunt van het toezicht door gemeenten bij de controle op drinken door 16-minners zou moeten liggen.

  • d)

    met een toegangstijd van 00:00 uur gekoppeld aan de leeftijd van 18 jaar op zich kan worden ingestemd maar dat in het verlengde daarvan de toegangstijd van 01:00 uur die in de Westfriese gemeenten geldt moet worden ingetrokken. Overigens is door KHN, afdeling Schagen, tijdens een gesprek op 31 december 2013 gesteld dat KHN na 3 december 2012 haar standpunt heeft gewijzigd en een “standaard” koppeling van de leeftijd van 18 jaar aan een toegangstijdstip niet meer steunt.

  • e)

    reguleren alleen dient plaats te vinden waar dat echt nodig is. Als voorbeeld wordt genoemd het in het regionale model opgenomen artikel 2:34d (beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven).

  • f)

    regulering van de prijsacties in de horeca alleen dient te worden opgenomen als er dan ook daadwerkelijk handhaving plaatsvindt.

Door het PDH is aangegeven dat die belangenorganisatie van mening is dat:

  • a)

    voor de paracommerciële instellingen met dagbestedingen voor ouderen een schenktijd tot uiterlijk 17.00 uur te beperkend is. Ook een algeheel verbod op sterke drank is te beperkend waar het gaat om de doelgroep die ouder is dan 18 jaar. Vooral voor ouderen is een borreltje of glaasje advocaat een vrij gebruikelijke consumptiekeuze. Er zijn voldoende zwaarwegende argumenten om die doelgroep zo drastisch te beperken. Hiervoor zou maatwerk door middel van ontheffingen wellicht een oplossing zijn.

  • b)

    met de strekking van het artikel over bijeenkomsten bij paracommerciële instellingen (regionaal artikel 2:34b) wordt ingestemd mits het voor de gemeente mogelijk blijft om maatwerk te leveren.

Drank- en horecaverordening Schagen 2009

Door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Schagen is bij besluit van 26 januari 2010 de “Drank- en horecaverordening Schagen 2009” vastgesteld. Die verordening is alleen van kracht voor het grondgebied van de voormalige gemeente Schagen. Ingevolge artikel 28 van de Wet algemene regels gemeentelijke indeling behoudt die verordening haar rechtskracht voor het grondgebied waarvoor ze is vastgesteld gedurende twee jaar, tenzij de regeling eerder wordt ingetrokken. In het voorstel tot vaststelling van de Drank- en horecaverordening Schagen 2014 zijn de bepalingen van de eerder vastgestelde Schager verordening meegenomen.

In het kader van deze algemene toelichting is in onderdeel C de tekst van de artikelen 4 en 25a tot en met 25 d van de Drank- en Horecawet als achtergrondinformatie opgenomen.

A2: Inhoudelijke strekking van de bepalingen

In de verordening geeft artikel 1 de begripsbepalingen en bevatten de artikelen 10 tot en met 15 zaken zoals overgangsbepalingen, strafbepalingen en de citeertitel. De inhoudelijke kern van de verordening ligt in de artikelen 2 tot en met 9. De strekking van die artikelen is hier onder beknopt weergegeven. Daarbij is ook bij elk artikel aangegeven in hoeverre wordt afgeweken van het regionale model, wat de alternatieven zijn en wat -voor zover op het moment van opstellen van de concept-verordening bekend was- de standpunten zijn van de buurgemeenten Den Helder, Hollands Kroon en Langedijk.

Voor het leesgemak wordt in de beschrijving van de strekking van de artikelen het begrip “paracommerciële rechtspersonen” afgekort tot “de paracommercie” en het begrip “alcoholhoudende drank” tot “alcohol”.

Art. 2 Schenktijden paracommerciële horeca (verplicht te regelen)

Strekking:

De paracommercie mag alcohol alleen verstrekken binnen de periode die ligt tussen één uur voor aanvang en twee uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving. Alcohol mag echter niet eerder worden verstrekt dan 12:00 uur en niet later dan 24:00 uur. De burgemeester kan van deze bepaling ontheffing verlenen.

Verschil met het regionale model? Ja.

Het regionale model (art. 2:34a) gaat uit van het concreet benoemen van de tijdstippen, te weten:

“maandag tot en met vrijdag na 17.00 uur en tot sluitingstijd;

zaterdag na 15.00 uur en tot sluitingstijd;

zondag na 13.00 uur en tot sluitingstijd.”

Het regionale model kent geen ontheffingsmogelijkheid.

In deze verordening is er voor gekozen om de schenktijden te koppelen aan de statutaire doelstelling van de instelling, een en ander binnen de grenzen van 12:00 en 24:00 uur. Schenktijden toestaan “tot sluitingstijd” is niet logisch omdat “sluitingstijd” op zich onvoldoende concreet is en het, zeker bij een wat later sluitingstijdstip, in het algemeen wenselijk is dat al vóór dat sluitingstijdstip gestopt wordt met het verstrekken van consumpties (afbouwregeling).

Mogelijke alternatieven: kiezen voor het regionale model en/of aanpassing van de genoemde tijdstippen.

Standpunten buurgemeenten:

Den Helder: Van 1 uur voorafgaande aan de activiteit van de betrokken instelling tot 2 uur na afloop van die activiteit, een en ander tussen 12:00 en 00:00 uur.

Hollands Kroon: tussen 12:00 uur en één uur na de laatste activiteit.

Langedijk: zaterdag van 15:00 uur tot sluitingstijd, zondag van 13:00 uur tot sluitingstijd, overige dagen van 17:00 uur tot sluitingstijd. Wijk- en buurtcentra alle dagen van 13:00 uur tot sluitingstijd.

Art. 3 Alcoholverstrekking tijdens bijeenkomsten bij paracommerciële horeca (verplicht te regelen)

Strekking:

Het is voor de paracommercie verboden om alcohol te verstrekken:

  • 1.

    Tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard (bruiloften, verjaardagen e.d.) en

  • 2.

    Tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn (“bijeenkomsten van derden”).

Het verbod geldt niet in de volgende gevallen:

  • a.

    Voor paracommercie in bebouwde kommen waar geen commerciële horeca aanwezig is. Voor feesten van persoonlijke aard geldt dat dan als aanvullende voorwaarde dat minimaal één van de personen waar de bijeenkomst betrekking op heeft woonachtig moet zijn binnen die bebouwde kom.

  • b.

    Voor bijeenkomsten van derden als die derde een andere stichting of vereniging is die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

  • c.

    Als aannemelijk wordt gemaakt dat geen oneerlijke mededinging optreedt met de commerciële horeca in dezelfde bebouwde kom. Deze bijeenkomsten moeten vooraf worden gemeld aan de burgemeester.

Toelichting:

De strekking is dat tijdens zulke bijeenkomsten geen alcoholhoudende drank mag worden geschonken. Er is echter een uitzondering gemaakt voor de situaties waar binnen de betreffende bebouwde kom alleen maar paracommerciële horeca is en, voor wat betreft bijeenkomsten van persoonlijke aard, als tenminste één van de personen waar de bijeenkomst betrekking op heeft woonachtig is binnen die bebouwde kom.

Deze uitzondering is opgenomen omdat wordt onderkend dat het voor inwoners belangrijk is dat zij bruiloften en verjaardagen kunnen houden in hun eigen woonomgeving en het niet redelijk lijkt dat zij, ook indien in de eigen woonomgeving geen commerciële horeca aanwezig is, voor dergelijke belangrijke gebeurtenissen worden genoodzaakt om uit te wijken naar elders.

Een tweede uitzondering is gemaakt voor bijeenkomsten van andere stichtingen of verenigingen. Die uitzondering is gemaakt om het mogelijk te maken dat de paracommercie haar accommodatie laat mede-gebruiken door andere stichtingen en verenigingen.

Een derde en laatste uitzondering is gemaakt voor de gevallen waar op zich ook commerciële horeca aanwezig is binnen dezelfde bebouwde kom maar waarbij aannemelijk kan worden gemaakt dat er geen oneerlijke mededinging optreedt met die commerciële horeca. Die uitzondering is gemaakt om in te spelen op de gevallen waarin de plaatselijke commerciële horeca geen bezwaar hebben tegen de bijeenkomst in de paracommercie en gevallen waarin de plaatselijke commerciële horeca zelf die bijeenkomst niet wil of kan faciliteren. Om wel inzicht te blijven houden in het aantal van dergelijke bijeenkomsten binnen de paracommerciële horeca is een meldplicht opgenomen.

Verschil met het regionale model? Ja.

In het regionale model art. 2:34b is als eerste optie gekozen voor een verbod op het schenken van alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard “wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging”. Die zinsnede is echter dermate vaag dat zij naar verwachting zal leiden tot (ongewenste) discussies en interpretatieverschillen over wanneer al dan niet sprake is van oneerlijke mededinging. Het tweede alternatief in het regionale model staat het schenken van alcoholhoudende drank toe tijdens een concreet aantal (4) bijeenkomsten van persoonlijke aard per kalenderjaar.

In deze verordening is gekozen voor een algeheel verbod met, om lokaal maatwerk te kunnen leveren, een uitzondering voor bijeenkomsten van persoonlijke aard als binnen de eigen woonomgeving geen commerciële horeca aanwezig is.

Mogelijke alternatieven:

  • a.

    de aantallen toegestane bijeenkomsten wijzigen. Dat aantal mag wel op nul worden gesteld maar mag niet onbeperkt zijn.

  • b.

    een andere redactie hanteren waarbij alcoholverstrekking tijdens bijeenkomsten wordt verboden “wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging”. Dat alternatief kan echter aanleiding geven tot interpretatieverschillen/discussies over de vraag wanneer al dan niet sprake is van oneerlijke mededinging.

Standpunten buurgemeenten:

Den Helder : mag niet “wanneer dit leidt tot oneerlijke concurrentie”.

Hollands Kroon : mag helemaal niet.

Langedijk : mag helemaal niet.

Art. 4 Schenktijden alcoholhoudende drank en verbod verstrekken van sterke drank

1. Schenktijden

Strekking:

De reguliere horeca moet zich houden aan de schenktijden die gelden voor de paracommercie als die reguliere horeca gevestigd is in een gebouw dat ook gebruikt wordt voor:

  • a.

    Onderwijs aan 18-minners

  • b.

    Jeugd- en jongerenwerk

Ontheffing is mogelijk.

Standpunten buurgemeenten:

Den Helder : idem maar zonder algemene ontheffingmogelijkheid en ook geldend voor de combinatie van commerciële horeca met met wijkgebouwen/buurthuizen of sportinstellingen

Hollands Kroon : als Den Helder.

Langedijk : niet geregeld.

2. Verbod op verstrekken van sterke drank

Strekking:

Het is verboden sterke drank te verstrekken:

  • a.

    in de paracommercie

  • b.

    in een snackbar of cafetaria (voor gebruik ter plaatse)

  • c.

    in een gebouw dat ook gebruikt wordt voor:

  • 1.

    Onderwijs aan 18-minners

  • 2.

    Jeugd- en jongerenwerk

Voor a. en c. is ontheffing mogelijk, voor b. niet.

Standpunten buurgemeenten:

Den Helder : geen verbod op sterke drank.

Hollands Kroon : geen verbod op sterke drank.

Langedijk : verbod op sterke drank in de paracommerciële horeca.

Verschil met het regionale model? Ja.

Deze bepaling heeft op zich dezelfde strekking als het regionale model (art. 2:34c) maar in het model Schagen 2014 is de ontheffingsmogelijkheid toegevoegd om lokaal maatwerk te kunnen leveren. In het regionale model is ook commerciële horeca genoemd die in een gebouw is gevestigd dat tevens wordt gebruikt voor “sport” of als “gemeentelijk wijkgebouw of buurthuis”. Die twee categorieën zijn in deze verordening niet overgenomen omdat zij in dit stadium worden beschouwd als een onnodig complicerende beperking voor de commerciële horeca.

3. Verbod op verstrekken van alcoholhoudende drank:

Strekking:

De paracommercie mag geen alcohol verstrekken in de periode waarin de lokaliteit wordt gebruikt voor activiteiten voor 18-minners.

Verschil met het regionale model? Ja.

Deze bepaling staat niet in het regionale model maar is afkomstig van de Drank- en horecaverordening Schagen 2009. In die verordening is aangehaakt aan de in de Drank- en Horecawet vermelde grens van 16 jaar. Omdat die wettelijke grens per 1 januari 2014 wordt verhoogd naar 18 jaar is in de nieuwe verordening ook 18 jaar opgenomen.

Mogelijke alternatieven: artikel niet opnemen of op onderdelen aanpassen (opname is namelijk niet verplicht).

Art. 5 Tijdelijk verbod op het verstrekken van alcoholhoudende drank:

  • 1.

    De burgemeester kan verbieden dat alcoholhoudende drank wordt verstrekt gedurende een bepaalde termijn in de gemeente of een deel daarvan of in een bepaald pand of bepaalde lokaliteit.

  • 2.

    De burgemeester kan een horecavergunning beperken tot alleen zwak-alcoholhoudende drank.

Verschil met het regionale model? Ja.

Deze bepaling is afkomstig van de Drank- en horecaverordening Schagen 2009. In het regionale model is wel een soortgelijke bepaling als onderdeel A opgenomen (art. 2:34d) maar daarbij zouden dan de tijden en plaatsen in de verordening zelf moeten worden vermeld. De Schager variant biedt meer flexibiliteit om in te spelen op evenementen en andere tijdelijke gebeurtenissen. Het meest bekende praktijkvoorbeeld is de “drooglegging” van het centrum van Schagen op de dag van de Paasvee-tentoonstelling tot 12:00 uur.

Mogelijke alternatieven: artikel niet opnemen of op onderdelen aanpassen (opname is namelijk niet verplicht).

Standpunten buurgemeenten:

Den Helder : niet opgenomen.

Hollands Kroon : niet opgenomen.

Langedijk : niet opgenomen.

Art. 6 Beperkingen voor andere detailhandel dan slijtersbedrijven

Strekking: Gereserveerd (niet opgenomen)

Mogelijke alternatieven: alsnog beperkingen opnemen (opname is niet verplicht).

Standpunten buurgemeenten:

Den Helder : niet opgenomen.

Hollands Kroon : niet opgenomen.

Langedijk : niet opgenomen.

Art. 7 Koppeling van toegangstijd aan leeftijden

Strekking: gereserveerd (niet opgenomen)

Verschil met het regionale model? Ja.

In het regionale model is een toegangsstop opgenomen (01:00 uur) voor 18-minners. Een toegangsstop is het tijdstip waarna men niet meer naar binnen mag. Wie op het tijdstip van de toegangsstop al in de horeca aanwezig zijn, mag daar echter tot sluitingstijd blijven.

De gemeente kiest er voor om de toegangsstop niet op te nemen in deze verordening maar nader uit te werken in het sluitingstijdenbeleid op grond van artikel 2:29 en 2:30 van de APV. Daarbij kan gedacht worden aan het opnemen van een toegangsstop bij het verlenen van een ontheffing voor het sluitingsuur. Uit een oogpunt van handhaafbaarheid (ook voor de horeca-ondernemer) zal een dergelijke toegangsstop dan gelden voor alle bezoekers en niet worden gekoppeld aan een bepaalde leeftijd. Als tijdstip voor een toegangsstop wordt vooralsnog gedacht aan een tijdstip van niet eerder dan 02:00 uur. Daarmee wordt dan aangesloten op de reeds bestaande praktijk in een deel van de gemeente.

Mogelijke alternatieven: artikel op onderdelen aanpassen (opname is namelijk niet verplicht).

Standpunten buurgemeenten:

Den Helder : niet opgenomen.

Hollands Kroon : niet opgenomen.

Langedijk : één algehele toegangsstop van 01:00 uur.

Art. 8 Prijsacties in de horeca

Het artikel geeft een verbod op “happy hours” in de horeca. Dat zijn acties waarbij voor een korte periode (maximaal 24 uur) een prijs wordt gehanteerd die lager is dan 60% van de normale prijs. Ook vormen van prijsacties zoals “2 halen 1 betalen” en “Ladies Nights” (avonden waarop vrouwen gratis mogen drinken) vallen er onder.

Verschil met het regionale model? Nee

De strekking van het regionale model (art. 2:34g) is om prijsacties te verbieden.

Mogelijke alternatieven: artikel niet opnemen (opname is niet verplicht).

Standpunten buurgemeenten:

Den Helder : verbod op “happy hours” in de horeca.

Hollands Kroon : niet opgenomen.

Langedijk : niet opgenomen.

Art. 9 Prijsacties in de detailhandel

Gereserveerd (nog niet opgenomen)

Verschil met het regionale model? Ja.

De strekking van het regionale model (art. 2:34f) is om prijsacties te verbieden.

Mogelijke alternatieven: regionale model wel opnemen (opname is echter niet verplicht).

Standpunten buurgemeenten:

Den Helder : niet opgenomen.

Hollands Kroon : niet opgenomen.

Langedijk : alleen de mogelijkheid van een verbod opgenomen.

B: Uitgebreide artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Toelichting:

De begripsbepalingen zijn opgenomen om eventuele onduidelijkheden en mogelijke interpretatieverschillen van de in de verordening gehanteerde begrippen te voorkomen.

Artikel 2 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen (regionaal model art. 2:34a)

  • 1.

    Het verstrekken van alcoholhoudende drank door paracommerciële rechtspersonen is uitsluitend toegestaan binnen de periode die ligt tussen één uur voor aanvang en twee uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, met dien verstande dat het tijdstip waarop alcoholhoudende drank mag worden verstrekt niet vroeger mag zijn dan 12:00 uur en niet later mag zijn dan 24:00 uur.

  • 2.

    De burgemeester kan van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Toelichting:

Volgens artikel 4, derde lid, van de DHW moeten er, ter voorkoming van oneerlijke concurrentie, in elk geval regels worden gesteld voor o.m. schenktijden. Die schenktijden worden bepaald door het aanvangstijdstip en de eindtijd. In het regionale model is er voor gekozen om geen concrete eindtijd te vermelden maar in plaats daarvan te verwijzen naar “sluitingstijd”. De sluitingstijd voor openbare inrichtingen is geregeld in artikel 2:29 van de APV.

De regionale suggestie is niet overgenomen omdat de sluitingstijd van een inrichting niet per definitie hetzelfde tijdstip is als het tijdstip waarop gestopt moet worden met alcoholverstrekking. De sluitingstijd heeft betrekking op de aanwezigheid van bezoekers in de inrichting en er zijn gevallen denkbaar waarin, als een soort “afbouwregeling” al vóór die sluitingstijd maatregelen moeten worden getroffen om het vertrek van de bezoekers te bevorderen. Die maatregelen kunnen bestaan uit het intensiveren van de verlichting, het stoppen met muziek en het stoppen met het verstrekken van consumpties (lees: het verstrekken van alcoholhoudende drank). In die gevallen ontstaat er onduidelijkheid als in artikel 2:34a de mogelijkheid wordt geboden om “tot sluitingstijd” te blijven schenken. Daarom is hier gekozen voor “tot uiterlijk 24:00 uur”. Er lijkt geen aanleiding te zijn om te veronderstellen dat paracommerciële horecainrichtingen als regel tot later dan 24:00 uur de gelegenheid moeten hebben om alcoholhoudende drank te verstrekken. Mocht zich toch een bijzondere situatie voordoen waarin gemotiveerd kan worden aangegeven dat een ontheffing gewenst is, dan kan de ontheffingsmogelijkheid van het (nieuw toegevoegde) tweede lid worden gebruikt om maatwerk te leveren.

Het vroegste tijdstip waarop begonnen mag worden met alcoholverstrekking is gesteld op 12:00 uur. In het regionale model stonden begintijden van 17:00 uur voor de maandag tot en met de vrijdag, 15:00 uur voor de zaterdag en 13:00 uur op de zondag. Die tijdstippen werden, gelet op de gebruikelijke openingstijden van een aantal paracommerciële rechtspersonen, als te beperkend beschouwd. In dat licht is ook van belang dat de regering er van uitgaat dat de gemeente de belangrijke maatschappelijke functie van de verschillende paracommerciële instellingen in acht zal nemen en geen onnodige beperkingen zal opleggen daar waar de mededinging niet in het geding is en er geen sprake is van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren (memorie van toelichting, Kamerstukken II 2008/09, nr 3, blz. 10). Gelet op het vorenstaande is gekozen voor het tijdvak “tussen 12:00 en 24:00 uur”. Daarmee wordt ook aangesloten aan de schenktijden in de buurgemeente Den Helder.

Anders dan in het regionale model is er in het artikel voor gekozen om de schenktijden nadrukkelijk te relateren aan de statutaire doelstelling van de instelling. Met “activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving” wordt niet alleen gedoeld op de kernactiviteit (bijvoorbeeld de daadwerkelijke wedstrijden bij een tennistournooi) maar ook aan hetgeen aan zo’n kernactiviteit verbonden is (inloop, voorbespreking, prijsuitreiking, nabespreking e.d.).

Artikel 3 Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen

  • 1.

    Paracommerciële rechtspersonen mogen geen alcoholhoudende drank verstrekken:

    • a.

      tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en

    • b.

      tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid blijft voor bijeenkomsten als bedoeld in het eerste lid onder a buiten toepassing als de inrichting van de paracommerciële rechtspersoon is gelegen binnen een bebouwde kom waar het horecabedrijf uitsluitend door paracommerciële rechtspersonen wordt uitgeoefend en minimaal één van de personen waar de bijeenkomst betrekking op heeft woonachtig is binnen die bebouwde kom.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid blijft voor bijeenkomsten als bedoeld in het eerste lid onder b buiten toepassing:

    • a.

      als de inrichting van de paracommerciële rechtspersoon is gelegen binnen een bebouwde kom waar het horecabedrijf uitsluitend door paracommerciële rechtspersonen wordt uitgeoefend;

    • b.

      als de bijeenkomst is gericht op personen die rechtstreeks betrokken zijn bij stichtingen of verenigingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

  • 4.

    Het bepaalde in het eerste lid blijft voorts buiten toepassing als aannemelijk wordt gemaakt dat het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens de bijeenkomst niet leidt tot oneerlijke mededinging met horeca-ondernemers, niet zijnde paracommerciële rechtspersonen, die gevestigd zijn binnen de bebouwde kom waar de bijeenkomst wordt gehouden.

  • 5.

    Van een bijeenkomst als bedoeld in het vierde lid moet minimaal 4 weken vooraf melding worden gemaakt aan de burgemeester. Bij de melding moet gemotiveerd worden aangegeven waarom het verstrekken van alcoholhoudende drank niet leidt tot oneerlijke mededinging als bedoeld in het vierde lid. Als de burgemeester tot het oordeel komt dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het verstrekken van alcoholhoudende drank niet zal leiden tot oneerlijke mededinging als bedoeld in het vierde lid, kan hij het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens die bijeenkomst verbieden.

Toelichting:

De strekking van het artikel is kort weergegeven als volgt:

Uitgangspunt is dat in de paracommerciële horeca geen alcoholhoudende drank mag worden geschonken tijdens “bijeenkomsten van persoonlijke aard” en tijdens bijeenkomsten van derden. De in de wet gebruikte term voor die laatste categorie bijeenkomsten is “bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn”.

Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt gedoeld op bijeenkomsten, waarbij meestal alcoholhoudende drank wordt genuttigd, die specifiek primair verband houden met een of meer personen. Voorbeelden zijn bruiloften, recepties, jubilea, verjaardagen, condoleancebijeenkomsten e.d.

Bijeenkomsten van persoonlijke aard die een direct verband hebben met de activiteiten van de rechtspersoon vallen niet onder het verbod.

De volgende voorbeelden dienen ter verduidelijking:

Voorbeeld 1: de heer Jansen is 10 jaar voorzitter van de voetbalvereniging en wil dat jubileum vieren in de kantine van die vereniging.

Voorbeeld 2: de heer Jansen is 25 jaar getrouwd en wil dat jubileum vieren in de kantine van de voetbalvereniging.

Voorbeeld 3: een lid van de voetbalvereniging wordt 50 jaar en wil dat vieren in de kantine van de voetbalvereniging.

In het geval van voorbeeld 1 mag wel alcoholhoudende drank worden geschonken maar in de gevallen van de voorbeelden 2 en 3 mag dat niet.

Hoewel het bij voorbeeld 1 op zich gaat om een bijeenkomst die betrekking heeft op een specifiek persoon en daarmee misschien de indruk kan wekken om “van persoonlijke aard” te zijn, is die bijeenkomst primair gekoppeld aan de functie van de heer Jansen binnen de vereniging. Tijdens zo’n jubileum mag dus wel alcoholhoudende drank worden geschonken.

In de voorbeelden 2 en 3 gaat het wel om een lid van de voetbalvereniging maar dat die persoon 25 jaar getrouwd is of 50 jaar oud wordt heeft op zich niets met die vereniging te maken. In die gevallen mag dus geen alcoholhoudende drank worden geschonken.

Voor het gemak en de leesbaarheid wordt in deze toelichting op een aantal plaatsen het woord “vereniging” gebruikt maar er wordt mee gedoeld op alle soorten “paracommerciële rechtspersonen”.

Bij bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, kan worden gedacht aan activiteiten die niet specifiek aan de paracommerciële rechtspersoon zijn gebonden. Dit doet zich voor als een paracommerciële rechtspersoon zijn kantine of een andere ruimte verhuurt aan derden om bijvoorbeeld een feest te geven (voor niet-leden van de vereniging of voor niet-betrokkenen bij de stichting). Schouwburgen en dergelijke instellingen kennen vaak een brede programmering aan culturele activiteiten. Die activiteiten vallen nagenoeg altijd onder de statutaire doelstelling van de schouwburg en zijn daarom zonder meer toegestaan.

In het regionale model zijn twee alternatieven opgenomen voor het artikel. Het eerste alternatief verbiedt alle bijeenkomsten “die leiden tot oneerlijke mededinging”. In de toelichting op dat alternatief is aangegeven dat een criterium voor het ontbreken van oneerlijke concurrentie kan zijn “wanneer er geen reguliere horeca in de omgeving aanwezig is die een reëel alternatief biedt. Het nadeel van die redactie is dat het een bron voor interpretatieverschillen kan vormen over de vraag wanneer al dan niet sprake is van oneerlijke concurrentie en hoe de begrippen “in de omgeving” en “reëel alternatief” moeten worden uitgelegd.

Het tweede alternatief geeft expliciet aan hoeveel bijeenkomsten per jaar zijn toegestaan. Er is in het regionale model voor gekozen om dan per jaar in elke paracommerciële instelling vier bijeenkomsten van persoonlijke aard toe te staan. Het uitgangspunt is dat enerzijds de paracommerciële rechtspersoon de ruimte moet hebben om in beperkte mate bijeenkomsten van persoonlijke aard te faciliteren en dat anderzijds het aantal toegestane bijeenkomsten dan ook inderdaad (duidelijk) beperkt moet blijven om oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca te voorkomen. In het Schager model is geen van beide alternatieven overgenomen.

Er zijn situaties denkbaar waarin een strikte toepassing van het verbod als onnodig belemmerend kan worden ervaren. Daarom zijn uitzonderingen opgenomen voor de volgende gevallen:

  • 1.

    als in dezelfde bebouwde kom geen commerciële horeca aanwezig is. Voor bijeenkomsten van persoonlijke aard (bruiloften e.d.) geldt wel als vereiste dat tenminste één van de personen waar het feest om draait woonachtig moet zijn in die bebouwde kom.

  • 2.

    als de bijeenkomst is gericht op personen die rechtstreeks betrokken zijn bij stichtingen of verenigingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.

  • 3.

    als binnen dezelfde bebouwde kom wel commerciële horeca aanwezig is maar aannemelijk kan worden gemaakt dat het schenken van alcoholhoudende drank tijdens de bijeenkomst niet leidt tot oneerlijke mededinging met die horeca. Van zo’n bijeenkomst moet vooraf melding worden gemaakt aan de burgemeester. Indien onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat geen oneerlijke mededinging optreedt dan kan de burgemeester alsnog verbieden dat alcoholhoudende drank wordt verstrekt.

De eerste uitzondering is opgenomen om tegemoet te komen aan de wens dat onze inwoners voor dit soort bijeenkomsten in beginsel “in het eigen dorp” terecht moeten kunnen. Voor inwoners is het belangrijk dat zij bruiloften en verjaardagen kunnen houden in hun eigen woonomgeving. Het lijkt niet redelijk om die inwoners te verplichten om, indien in de eigen woonomgeving geen commerciële horeca aanwezig is, voor dergelijke belangrijke gebeurtenissen uit te wijken naar elders.

De tweede uitzondering is opgenomen om het mogelijk te maken dat sportverenigingen hun accommodaties efficiënter kunnen exploiteren in de vorm van medegebruik door andere sportverenigingen en om het mogelijk te maken dat stichtingen en verenigingen die zelf geen accommodatie hebben gebruik kunnen maken van de faciliteiten van wijk- en buurthuizen. Te denken valt aan bijvoorbeeld een vereniging die haar accommodatie slechts op enkele dagen in de week zelf gebruikt en op andere dagen in gebruik wil geven bij een andere vereniging. Het gaat hier dus om een uitzondering ten behoeve van het gedeelde gebruik van accommodatie tussen stichtingen en verenigingen onderling. De uitzondering is niet bedoeld om particulieren de gelegenheid te bieden een verenigingskantine te huren of te laten gebruiken.

De derde uitzondering is opgenomen om in te kunnen spelen op de situaties waarin de commerciële horeca binnen dezelfde bebouwde kom de betreffende bijeenkomst niet kan of niet wil faciliteren of om andere redenen geen bezwaar heeft tegen het schenken van alcoholhoudende drank tijdens de bijeenkomst. Van zo’n bijeenkomst moet vooraf melding worden gemaakt aan de burgemeester.

Hieronder wordt meer uitgebreid ingegaan op het artikel.

Artikel 3, lid 1

Het eerste lid van het artikel geeft een verbod voor de paracommerciële horeca om alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens feesten van persoonlijke aard en tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. Dat verbod is het uitgangspunt.

Artikel 3, lid 2

Het tweede lid is opgenomen voor feesten van persoonlijke aard (“bruiloften, verjaardagen e.d.”) die gehouden worden bij een paracommerciële rechtspersoon in een bebouwde kom waar verder geen commerciële horeca is gevestigd. Als aanvullende voorwaarde geldt dat tenminste één van de personen waar het feest om draait woonachtig moet zijn binnen de betreffende bebouwde kom. Met “woonachtig” wordt in dit geval bedoeld dat die persoon als zodanig moet zijn geregistreerd in de gemeentelijke bevolkingsadministratie. De achterliggende gedachte is dat onze inwoners hun bruiloften en verjaardagen en dergelijke moeten kunnen houden in hun eigen woonomgeving, ook als daar geen commerciële horeca is gevestigd.

Artikel 3, lid 3 onder a

Het derde lid onder a is opgenomen voor bijeenkomsten van derden (bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn)waarbij in de betreffende bebouwde kom geen commerciële horeca aanwezig is. Ook hier is de achterliggende gedachte dat men in beginsel “in het eigen dorp” terecht moet kunnen.

Artikel 3, lid 3 onder b

Het derde lid onder b is opgenomen voor bijeenkomsten van derden maar waarbij die “derden” wel rechtstreeks betrokken zijn bij andere stichtingen of verenigingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijk of godsdienstige aard. Deze uitzondering is opgenomen om het mogelijk te maken dat (sport)verenigingen hun accommodaties efficiënter kunnen exploiteren in de vorm van medegebruik door andere (sport)verenigingen en om het mogelijk te maken dat stichtingen en verenigingen die zelf geen accommodatie hebben gebruik kunnen maken van de faciliteiten van wijk- en buurthuizen. Wijk- en buurthuizen zijn daar immers vaak juist voor in het leven geroepen.

Artikel 3, lid 4

Het vierde lid is opgenomen voor situaties waarin binnen de betreffende bebouwde kom wel commerciële horeca is gevestigd waar de bijeenkomst kan worden gehouden maar waarbij aannemelijk kan worden gemaakt dat geen oneerlijke mededinging optreedt met die commerciële horeca. Van zo’n situatie kan sprake zijn als die commerciële horeca:

  • -

    de betreffende bijeenkomst door omstandigheden niet kan of wil faciliteren of

  • -

    geen bezwaar heeft tegen het schenken van alcoholhoudende drank bij de betreffende bijeenkomst in de paracommerciële inrichting.

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 5

Het vijfde lid geeft de paracommerciële horeca de verplichting om een bijeenkomst als bedoeld in het vierde lid vooraf te melden aan de burgemeester. Daarbij moet gemotiveerd worden aangegeven waarom geen oneerlijke mededinging optreedt. De burgemeester kan alsnog besluiten om het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens die bijeenkomst te verbieden.

Bij het opstellen van het artikel is getracht om zoveel mogelijk te komen tot “lokaal maatwerk”. In dat licht is ook van belang dat de regering er van uitgaat dat de gemeente de belangrijke maatschappelijke functie van de verschillende paracommerciële instellingen in acht zal nemen en geen onnodige beperkingen zal opleggen daar waar de mededinging niet in het geding is. Dat uitgangspunt van de regering is opgenomen in de In de memorie van toelichting bij de wijziging van de Drank- en horecawet.

Met de nieuwe redactie van artikel 3 is ook getracht om tegemoet te komen aan de door Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Schagen, geuite wens voor meer duidelijkheid.

Ontheffing door de burgemeester.

Op grond van artikel 4, vierde lid, van de DHW heeft de burgemeester de bevoegdheid om, met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen, ontheffing te verlenen van de bij of krachtens deze verordening gestelde regels. Deze ontheffingsmogelijkheid is in het leven geroepen om te kunnen inspelen op “bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard”. Die in de wet opgenomen ontheffingsmogelijkheid kan dus alleen worden toegepast voor bijzondere gelegenheden “van zeer tijdelijke aard”. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarin het wenselijk is om ontheffing te verlenen van de regels om redenen van meer structurele aard. Daarom zijn in deze verordening ook specifieke ontheffingsmogelijkheden opgenomen.

Verplichte en niet-verplichte bepalingen

De regeling op grond van artikel 4 van de DHW, hier uitgewerkt in de artikelen 2 en 3, is -zoals al eerder vermeld- verplicht. Dat geldt niet voor de hierna volgende artikelen, die in cursief in de tekst van de verordening zijn verwerkt. De artikelen 25a, 25b, 25c en 25d van de DHW, waar zij op gebaseerd zijn, bepalen dat de raad bij verordening deze onderwerpen kan regelen. Voor deze artikelen geldt uiteraard ook dat ze alleen opgenomen dienen te worden als een regeling noodzakelijk is. De nu volgende artikelen hebben niet als doel het tegengaan van oneerlijke mededinging, maar het tegengaan van onverantwoord alcoholgebruik, met name door jongeren.

Artikel 4 Schenktijden alcoholhoudende drank en verbod verstrekken van sterke drank (regionaal model art. 2:34c)

1. Het is verboden buiten de tijden zoals opgenomen in artikel 2 alcoholhoudende drank te verstrekken in een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, niet zijnde een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend door een paracommerciële rechtspersoon, welke:

a. deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt om onderwijs te geven aan leerlingen die merendeels de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, of

b. deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een of meer jeugd- of jongerenorganisaties.

2. In de in het eerste lid bedoelde inrichtingen is het verboden sterke drank te verstrekken.

3. Het is paracommerciële rechtspersonen verboden sterke drank te verstrekken.

4. Het is paracommerciële rechtspersonen verboden alcoholhoudende drank te verstrekken in een lokaliteit gedurende de tijd dat die lokaliteit wordt gebruikt voor activiteiten die geheel of in belangrijke mate zijn gericht op personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

5. Het is verboden sterke drank te voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een snackbar of cafetaria.

6. De burgemeester kan van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid ontheffing verlenen.

Toelichting:

Dit artikel heeft tot doel om de verstrekking van alcoholhoudende dranken door commerciële kantines bij jongerenorganisaties en onderwijsinstellingen en dergelijke te beperken. Het artikel legt deze horecabedrijven dezelfde schenktijden op als de ‘echte’ paracommerciële horeca en bovendien wordt bepaald dat er in deze commerciële kantines, net als in de paracommerciële horeca, alleen zwak- alcoholhoudende dranken mogen worden geschonken. De grondslag van deze beperkingen is artikel 25a van de Drank- en Horecawet.

Lid 3 is overgeheveld van regionaal model art. 2:34a naar dit artikel omdat de kop van dit artikel de lading beter dekt. Lid 4 en lid 5 zijn ontleend aan art. 3, lid 2 respectievelijk art. 2 van de Drank- en horecaverordening Schagen 2009. In die verordening is aangehaakt aan de in de Drank- en Horecawet vermelde grens van 16 jaar. Omdat die wettelijke grens per 1 januari 2014 wordt verhoogd naar 18 jaar is in de nieuwe verordening ook 18 jaar opgenomen. Lid 6 is toegevoegd en kan nader worden uitgewerkt in een beleidsuitspraak met, voor wat betreft ontheffing van het verbod op sterke drank, iets van de volgende strekking: “ontheffing wordt in ieder geval niet verleend als de doelgroep van die inrichting of de bezoekers van die inrichting in belangrijke mate bestaat uit personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt” en “als er geen functionele relatie is tussen het horecabedrijf en de onder a t/m d genoemde organisaties en instellingen”.

Achtergrond

In veel gemeenten zijn multifunctionele accommodaties (mfa’s). In deze gebouwen zijn vaak voorzieningen voor sport, jeugd, onderwijs, buurtorganisaties en andere maatschappelijke voorzieningen gevestigd. In deze gebouwen is echter ook vaak een horecavoorziening, bijvoorbeeld een voor alle bezoekers van het gebouw bedoelde kantine. Het kan zijn dat die horecavoorziening wordt geëxploiteerd op commerciële basis (bijvoorbeeld door een ondernemer die de horecavoorziening heeft gepacht). Een gemeente kan het wenselijk vinden om dergelijke commerciële horecainrichtingen, gelet op hun doelgroep en situering, beperkingen op te leggen die gelijk zijn aan de beperkingen die gelden voor paracommerciële horecainrichtingen. Het zal dan specifiek gaan om schenktijden en een verbod op het schenken van sterke drank. Artikel 4 van deze verordening biedt daartoe dan de mogelijkheid. Een nadeel van het opnemen van deze beperkingen is dat zij forse gevolgen kunnen hebben voor de exploitatiemogelijkheden en dat het horecabedrijf in deze inrichtingen wellicht niet meer op een rendabele manier kan worden uitgevoerd. Dat kan er toe leiden dat bestaande commerciële pachters besluiten om de bedrijfsvoering te staken en het moeilijk of onmogelijk wordt om voor dergelijke horecavoorzieningen gegadigden voor overname te vinden.

Het kan zijn dat een commerciële horecainrichting op zich wel gevestigd is in een gebouw als bedoeld in artikel 4, lid 1 onder a t/m d maar er niet (of slechts in beperkte mate) een directe relatie is met de bezoekers van de overige voorzieningen in dat gebouw. Kortom: wanneer de horecavoorziening in belangrijke mate een “eigen” doelgroep heeft die los staat van de overige voorzieningen in het gebouw. In zo’n geval zal het opleggen van de in dit artikel bedoelde beperkingen een buitenproportionele maatregel kunnen zijn. De in het 6e lid opgenomen ontheffingsmogelijkheid maakt het mogelijk om voor dergelijke gevallen maatwerk te leveren.

In het regionale model is ook commerciële horeca genoemd die in een gebouw is gevestigd dat tevens wordt gebruikt voor “sport” of als “gemeentelijk wijkgebouw of buurthuis”. Die twee categorieën zijn in deze verordening niet overgenomen omdat zij in dit stadium worden beschouwd als een onnodig complicerende beperking voor de commerciële horeca.

Overgangstermijn

Op grond van het bepaalde in artikel 14, tweede lid van deze verordening geldt voor het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid van artikel 4 een overgangstermijn van twee jaar na inwerkingtreding van de verordening. Die overgangstermijn is ontleend aan het regionale modelbeleid en geeft de betreffende commerciële en paracommerciële horecaondernemingen een periode van twee jaar om hun bedrijfsvoering aan te passen.

Artikel 5 Tijdelijk verbod tot het verstrekken van alcoholhoudende drank (regionaal model art. 2:34d)

  • 1.

    Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen tijdsruimte in de hele gemeente, in een door de burgemeester aangewezen deel van de gemeente of in een door de burgemeester aangewezen pand of lokaliteit alcoholhoudende drank te verstrekken.

  • 2.

    Een aanwijzing als bedoeld in lid 1 kan worden gegeven in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid.

  • 3.

    De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.

Toelichting:

De leden 1 en 2 zijn ontleend aan de Drank- en horecaverordening Schagen 2009, art. 4.

Artikel 6 Beperkingen voor andere detailhandel dan slijtersbedrijven –gereserveerd (regionaal model art. 2:34e)

Toelichting:

In het eerste ontwerp van de verordening was een artikel 6 opgenomen. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is de inhoud van dat artikel vervallen. Omdat het omnummeren van de overige artikelen van de verordening tot onnodige complicaties zou leiden is het artikel wel in de verordening gehandhaafd, echter nu met de aantekening “gereserveerd”.

Artikel 7 Koppeling toegang aan leeftijden –gereserveerd (regionaal model art. 2:34f)

Toelichting:

In het eerste ontwerp van de verordening was een artikel 7 opgenomen. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is de inhoud van dat artikel vervallen. Omdat het omnummeren van de overige artikelen van de verordening tot onnodige complicaties zou leiden is het artikel wel in de verordening gehandhaafd, echter nu met de aantekening “gereserveerd”.

Artikel 8 Verbod happy hours in horecabedrijven (regionaal model art. 2:34g)

Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit of op het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

Toelichting:

Artikel 8 was in het eerste ontwerp van de verordening “gereserveerd”, dus (nog) niet overgenomen uit het regionale model.

Het artikel is gebaseerd op artikel 25d van de Drank- en Horecawet. Dat artikel biedt gemeenten de mogelijkheid om prijsacties in de horeca en in de detailhandel te beperken.

Prijsacties in de horeca worden over het algemeen aangeduid als “happy hours”. Happy hours zijn doorgaans afgebakende tijden (enkele uren, één dag in de week) waarop alcoholhoudende drank tegen een gereduceerd tarief wordt aangeboden. In de Drank- en Horecawet is bepaald dat de maatregel alleen betrekking kan hebben op “het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd”. Ook vormen van prijsacties zoals “2 halen 1 betalen” en “Ladies Nights” (avonden waarop vrouwen gratis mogen drinken) vallen onder de in artikel 2:34g bedoelde prijsacties.

Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is alsnog besloten aan artikel 8 invulling te geven. Door een verbod op “happy hours” op te nemen wordt tegemoetgekomen aan de zienswijze van Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Schagen. Ook loopt de verordening nu op dit punt in de pas met het beleid in de buurgemeente Den Helder.

Artikel 9 Prijsacties detailhandel –gereserveerd (regionaal model art. 2:34h)

Toelichting:

Het gaat hier volgens de wet om prijsacties die één week of korter duren èn een prijskorting geven van meer dan 30% op de reguliere verkoopprijs in die winkel. Ook vallen hieronder bepaalde koppelverkoopacties, zoals ‘Bij € 25,- boodschappen een krat X-bier voor maar € 6,95’, tenminste als er normaal gesproken géén korting wordt gegeven op dergelijke kratten bier bij € 25,- boodschappen én een krat X-bier pleegt te worden verkocht voor een bedrag dat 30% hoger ligt dan € 6,95.

Gemeenten kunnen deze bepalingen alleen inzetten ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde. De maatregelen zullen in de gemeentelijke verordening dan ook duidelijk moeten worden toegelicht vanuit dit perspectief.

Het handhaven van deze bepaling is zeer tijdrovend. In het regionale model is aangegeven dat deze bepaling alleen voor opname in aanmerking komt als er ook daadwerkelijk voldoende capaciteit is voor toezicht en handhaving. In dit verband doet zich een spanningsveld voor tussen enerzijds het met dit wetsartikel beoogde doel en anderzijds de (thans) voor de gemeente beschikbare middelen om de benodigde handhaving adequaat te kunnen uitvoeren. Vooral de recente en nog te verwachten bezuinigingen zijn reden om te adviseren 9 op dit moment nog niet op te nemen.

Artikel 10 Bijzondere bepalingen ten aanzien van ontheffingen

1. De burgemeester kan aan een door hem op grond van deze verordening verleende ontheffing voorschriften verbinden in het belang van het reguleren van het gebruik van alcoholhoudende drank.

2. De burgemeester kan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid intrekken indien:

a) Niet langer wordt voldaan aan de in het eerste lid bedoelde voorschriften;

b) Zich feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de ontheffing gevaar oplevert voor de openbare orde.

Toelichting:

Dit artikel is ontleend aan de Drank- en horecaverordening Schagen 2009, art. 5 .

Artikel 11 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet wanneer het bepaalde in de Wet op de economische delicten van toepassing is.

Artikel 12 Toezicht en handhaving

Met het toezicht op- en de handhaving van het bepaalde in deze verordening zijn belast:

  • 1.

    opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering;

  • 2.

    de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen, te weten:

    • c)

      toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • d)

      buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142 Wetboek van strafvordering.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet wanneer artikel 41 van de wet van toepassing is.

Toelichting:

Dit artikel is ontleend aan de Drank- en horecaverordening Schagen 2009, art. 11.

Artikel 13 Intrekking vorige verordeningDe Drank- en horecaverordening Schagen 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding en overgangsrecht

1. Deze verordening, met uitzondering van het eerste, tweede en derde lid van artikel 4, treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

2. het eerste, tweede en derde lid van artikel 4 treden in werking twee jaar na de in het eerste lid genoemde dag.

3. Op het tijdstip van inwerkingtreding van de bepalingen van deze verordening vervallen de voorschriften en beperkingen die op grond van vóór dat tijdstip door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester genomen besluiten zijn gesteld ten aanzien van het verstrekken van alcoholhoudende drank.

4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een beschikking op grond van de Drank- en horecaverordening Schagen 2009 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt op die aanvraag deze verordening toegepast.

5. Op bezwaarschriften gericht tegen een besluit krachtens de Drank- en horecaverordening Schagen 2009 wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Toelichting:

Met het bepaalde in het tweede lid wordt aangesloten bij de overgangsbepaling van het regionale model. Het betekent dat de in het eerste, tweede en derde lid van artikel 4 opgenomen verboden niet al direct in werking treden maar dat de betreffende commerciële en paracommerciële horecaondernemingen een periode van twee jaar hebben om hun bedrijfsvoering aan te passen.

C: Tekst van de artikelen 4 en 25a t/m 25d van de Drank- en Horecawet

Artikel 4

1.Bij gemeentelijke verordening worden ter voorkoming van oneerlijke mededinging regels gesteld waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank.

2.Bij zodanige verordening is het de gemeente toegestaan rekening te houden met de aard van de paracommerciële rechtspersoon.

3.De in het eerste lid bedoelde regels hebben in elk geval betrekking op de volgende onderwerpen:

  • a.

    de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt;

  • b.

    in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • c.

    in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.

4.De burgemeester kan met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen ontheffing verlenen van de bij of krachtens dit artikel gestelde regels.

5.De ontheffing, of een afschrift daarvan, is in de inrichting aanwezig.

Artikel 25a

1.Bij gemeentelijke verordening kan het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank in inrichtingen worden verboden of aan beperkingen worden onderworpen.

2.Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat:

  • a.

    het verbod slechts geldt voor inrichtingen van een bij die verordening aangewezen aard, in bij die verordening aangewezen delen van de gemeente of voor een bij die verordening aangewezen tijdsruimte;

  • b.

    de burgemeester volgens bij die verordening te stellen regels voorschriften aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 kan verbinden en de vergunning kan beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.

Artikel 25b

1.Bij gemeentelijke verordening kan worden verboden dat in horecalokaliteiten en op terrassen bezoekers worden toegelaten beneden een bij die verordening te bepalen leeftijd welke echter niet hoger mag zijn dan 21 jaar.

2.Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat:

  • a.

    het verbod slechts geldt voor horecalokaliteiten en terrassen van een bij die verordening aangewezen aard, in bij die verordening aangewezen delen van de gemeente of voor een bij die verordening aangewezen tijdsruimte;

  • b.

    de leeftijd van degene die wenst te worden toegelaten, wordt vastgesteld op de in artikel 20, vierde lid, bedoelde wijze.

Artikel 25c

1.Bij gemeentelijke verordening kan het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank in of vanuit locaties als bedoeld in artikel 18, tweede lid, of artikel 19, tweede lid, onder a, worden verboden of aan beperkingen worden onderworpen. Een dergelijk verbod of beperking heeft slechts betrekking op een beperkte tijdsruimte.

2.Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat het verbod slechts geldt in bij die verordening aangewezen delen van de gemeente.

Artikel 25d

1.Bij gemeentelijke verordening kan het ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde worden verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken:

  • a.

    te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd;

  • b.

    aan te bieden voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van één week of korter lager is dan 70% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd.

2.Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat het verbod slechts geldt voor aanbiedingen en verstrekkingen van een bij die verordening aangewezen aard of in bij die verordening aangewezen delen van de gemeente.