Collegebesluit tot nadere aanwijzing van door buitengewone opsporingsambtenaren te handhaven wettelijke bepalingen

Geldend van 11-11-1996 t/m heden

Intitulé

Collegebesluit tot nadere aanwijzing van door buitengewone opsporingsambtenaren te handhaven wettelijke bepalingen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tubbergen;

overwegende dat ingevolge artikel 142, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering als buitengewone opsporingsambtenaar met de opsporing van strafbare feiten zijn belast onder meer de personen aan wie door de Minister van Justitie, onderscheidenlijk de Procureur-Generaal, een akte van opsporings-bevoegdheid is verleend;

dat ingevolge artikel 142, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering de opsporingsbevoegdheid zich uitstrekt tot de in de akte aangeduide strafbare feiten;

dat de Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Arnhem gebruik gemaakt heeft van de hem toege-kende bevoegdheid om voor het grondgebied van de Regio Twente, derhalve onder meer voor het grondgebied van de gemeente Tubbergen, bijzondere opsporingsambtenaren aan te wijzen;

dat in de respectievelijke akten als strafbare feiten, met de opsporing waarvan de betreffende buiten-gewone opsporingsambtenaren zijn belast, onder meer zijn aangeduid feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens "de APV van (een) gemeente(n) en of andere (provinciale) verordening en/of Keuren, voor zover betrokkene daarvoor door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen";

dat de aanduiding van strafbare feiten aldus overeenkomstig artikel 142, lid 2, Wetboek van Strafvor-dering, weliswaar is geschied bij besluit van de Procureur-Generaal maar dat met betrekking tot deze algemene aanduiding is bepaald dat de bevoegde bestuursorganen deze aanduiding nader dienen c.q. kunnen afbakenen;

dat het er voor moet worden gehouden dat het college van burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan in evenbedoelde zin moet worden aangemerkt voor wat betreft strafverordeningen van de gemeente Tubbergen;

dat evenvermelde aanwijzingen als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn geschied in verband met de werkzaamheid als jachtopzichter c.q. boswachter en dat de aanwijzing derhalve beperkt kan blijven tot die strafbare feiten die eigenaardig tot de werkkring van de betrokkenen behoren;

gelezen de brief van de afdelingschef Tubbergen van de Regiopolitie Tubbergen van 5 oktober 1996, nummer 96-005648;

gelet op artikel 142 Wetboek van Strafvordering;

b e s l u i t:

de buitengewone opsporingsambtenaren, ingevolge besluit van de Procureur-Generaal onder meer belast met de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens onder meer gemeentelijke verordeningen voorzover aangewezen door het bevoegd bestuursorgaan, wier werkzaamheid zich uitstrekt over het grondgebied van de gemeente Tubbergen, worden aangewezen als belast met de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

  • I.

    de Algemene plaatselijke verordening behoudens:

    • -

      hoofdstuk 2 Openbare orde, met uitzondering van artikel 2.1.6.7, 2.1.6.13, 2.4.2, 2.4.3, 2.4.8, 2.4.17, 2.14.18 en 2.4.19;

    • -

      hoofdstuk 3 Bordelen en sexwinkels;

    • -

      hoofdstuk 5, afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten;

    • -

      hoofdstuk 5, afdeling 6 Wijk- en buurtindeling, straatnaamgeving, huisnummering;

  • II.

    de afvalstoffenverordening;

  • III.

    de kapverordening;

  • IV.

    de brandbeveiligingsverordening.

Ondertekening

Tubbergen, 5 november 1996
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
VAN DE GEMEENTE TUBBERGEN
De secretaris, De burgemeester,
mr. T.P. van Deutekom, mr. J.A.M.L. Houben