Regeling vervallen per 01-01-2022

Treasurystatuut 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Treasurystatuut 2019

Burgemeester en wethouders van de gemeente Uden,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), Wet Houdbare Overheidsfinancien (wet Hof), Schatkistbankieren voor decentrale overheden en de Financiële verordening gemeente Uden;

Besluit:

Vast te stellen het Treasurystatuut gemeente Uden 2019

Inleiding

Het treasurystatuut bevat het beleidskader voor de uitvoering van de treasuryfunctie. Onder treasury wordt verstaan: “Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s”. In het treasurystatuut worden de uitgangspunten, doelstellingen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd. Daarnaast beschrijft het de financiële kaders voor financieringen, uitzettingen, derivaten gebruik, en het verstrekken van leningen en garanties aan derden.

In de financiële verordening gemeente Uden zijn de financiële beleidskaders op hoofdlijnen opgenomen. Volgens artikel 24 (financiële organisatie) van de financiële verordening wordt het beleid en interne regels verder uitgewerkt in een treasurystatuut.

Dit statuut betreft met name een actualisatie van het vorige statuut uit 2012. Veel onderwerpen zijn dan ook nog steeds van kracht. De belangrijkste wijzigingen betreffen:

  • Verplicht schatkistbankieren: het is niet meer toegestaan om te beleggen, overtollige middelen dienen uitgezet worden bij de schatkist van het Rijk

  • Het gewijzigde Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) in 2017, waaronder de notitie Rente van de Commissie BBV

Lijst van afkortingen/begrippen

In dit statuut wordt verstaan onder:

a)

Agentschap:

Het agentschap van de Generale Thesaurie is een directie van het ministerie van Financiën. Het agentschap is onder meer verantwoordelijk voor het beleid en uitvoering van schatkistbankieren;

b)

BBV:

Het Besluit begroting en verantwoording (BBV) bevat regelgeving voor de begroting en verantwoording van provincies en gemeenten.

c)

EMU-Saldo:

Het begrotingssaldo (EMU-saldo) is het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven van de overheid (de Rijksoverheid, sociale fondsen en de decentrale overheden) van een bepaald land in een bepaald jaar;

d)

Financiële onderneming:

Een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van een deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen;

e)

Financiering:

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

f)

Kasgeldlimiet:

Een bedrag ter grootte van 8,5% van het begrotingstotaal mag met kortlopend geld gefinancierd worden. Indien de kasgeldlimiet wordt overschreden, dan dient de overschrijding met langlopend geld gefinancierd te worden;

g)

Koersrisico:

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

h)

Kredietrisico:

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

i)

Liquiditeitenbeheer:

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

j)

Netto schuldquote:

De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de medeoverheid ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft zodoende een indicatie in welke mate de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken;

k)

Rating:

Een rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming/instelling of een land, bepaald door een ratingbureau;

l)

Ratingbureau:

Kredietbeoordelaars zoals Moody’s, Fitch en Standard & Poor's (S&P) stellen van iedere bank ratings vast zodat anderen kunnen zien hoe solide een bank is.

m)

Renterisiconorm:

Het totaal van de jaarlijkse aflossingen en renteherzieningen mag niet meer bedragen dan 20% van het begrotingstotaal;

n)

Solvabiliteitsratio:

De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de medeoverheid in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het totale balanstotaal;

o)

Treasuryfunctie:

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s;

p)

Wet Fido:

Wet financiering decentrale overheden. In deze wet zijn bepalingen opgenomen inzake het financieringsbeleid van decentrale overheden.

q)

Wet Ruddo:

Wet Regeling uitzetting en derivaten decentrale overheden;

Artikel 1: De missie

Artikel 1.1 De missie

Het treasurystatuut van de gemeente Uden heeft tot doel een formeel kader te scheppen waar binnen de financierings- en beleggingsactiviteiten (schatkistbankieren) van de organisatie dienen plaats te vinden. In het statuut zorgen de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang voor duidelijkheid en transparantie in het treasuryproces.

Artikel 2: Treasurybeleid

Artikel 2.1 Doelstellingen treasuryfunctie

  • 1. Het ten behoeve van de gemeente Uden verkrijgen en handhaven, tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden, van een duurzame toegang tot de financiële markten;

  • 2. Het beschermen van het gemeentelijke vermogen en -resultaat tegen financiële risico’s, zoals rente-, liquiditeits-, krediet- en eventuele valutarisico’s;

  • 3. Het ten behoeve van de gemeente Uden, binnen de wettelijke kaders en binnen de bepalingen van dit statuut, streven naar een optimale financieringsstructuur en beheersing van de daarmee gemoeide kosten;

  • 4. Het realiseren van een flexibel en controleerbaar liquiditeitenbeheer voor de organisatie;

  • 5. Het ten behoeve van de gemeente Uden inrichten en handhaven van een kwalitatief hoogwaardig en veilig betalingssysteem.

Artikel 2.2 Randvoorwaarden treasurybeleid

  • 1. Bij de uitvoering van alle treasuryactiviteiten dienen de regels en bepalingen van de Wet Fido, de ministeriële “Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden” (Ruddo), de Regeling verplicht schatkistbankieren en dit treasurystatuut in acht te worden genomen;

  • 2. Het aantrekken van gelden, zonder een specifiek financieringsdoel of object, om deze vervolgens uit te lenen, met als doel extra rente-inkomsten (near-banking) te verkrijgen, is verboden;

  • 3. Renterisico’s op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de kasgeldlimiet (Wet Fido);

  • 4. Renterisico’s op de vaste schuld zijn begrensd tot de renterisiconorm (Wet Fido);

  • 5. De gemeentelijke treasuryfunctie is ondergebracht bij de afdeling middelen, cluster MID-FA XTot de treasuryfunctie behoren:

    • a)

      Het beheer van renterisico’s en de gemeentelijke financiering, waaronder saldo- en liquiditeitenbeheer;

    • b)

      Het beheren van de portefeuilles van opgenomen- en uitgezette geldleningen en het aantrekken en uitzetten van kort- en langlopende middelen binnen de kaders van dit statuut;

    • c)

      Het beheer van de gemeentelijke bankrekeningen en de daarbij behorende dienstverleningsovereenkomst;

    • d)

      Het inrichten en beheer van een effectief en doelmatig gemeentelijk betalingsverkeer en gebruik van betaalinstrumenten.

    • e)

      Het opstellen van de financieringsparagraaf bij de programmabegroting (artikel 13 BBV) en programmarekening (artikel 26 BBV)

Artikel 3: Risicobeheer en financiering

Artikel 3.1 Risicobeheer

  • 1. De houding van de gemeente Uden ten aanzien van financiële risico’s is defensief en risicomijdend. De treasuryfunctie van de gemeente Uden is naar haar aard ondergeschikt aan de uitvoering van de publieke taak. Het risicobeleid zal erop gericht zijn toekomstige risico’s inzichtelijk te maken, te beheersen, te verminderen of te verschuiven.1 De uitvoering van de treasurytaak mag in ieder geval niet leiden tot een vergroting van de risico’s van de gemeente. Defensief en risicomijdend houden in ieder geval in:

    • a)

      Het renterisico op de netto vlottende schuld is begrensd tot de kasgeldlimiet, gemiddeld over een kwartaal, conform de Wet Fido. Deze grens mag niet structureel (langer dan twee kwartalen) worden overschreden;

    • b)

      Het rente risico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm, conform de Wet Fido;

    • c)

      Het gebruik van rente-instrumenten is toegestaan indien de renterisico’s zodanig groot zijn, dat het verminderen of afdekken van financiële risico’s wenselijk is;

    • d)

      Het gebruik van rente-instrumenten is toegestaan indien de hiermee rentevoordelen behaald worden. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en rekening courant krediet;;

    • e)

      Gedurende en na afloop van transacties zal er verbijzonderde interne controle plaatsvinden.

Artikel 3.2 Financiering

  • 1. Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. De treasuryfunctie gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten;

  • 2. Het aantrekken van financieringsmiddelen geschiedt op basis van het principe van integrale financiering i.c. de totale financieringspositie van de gemeente;

  • 3. Voor het afsluiten van een transactie wordt offerte opgevraagd bij tenminste drie instellingen waaronder de huisbankier.

Artikel 3.3 Uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Leningen kunnen alleen verstrekt worden uit hoofde van de publieke taak. Het college doet vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag) van de gemeente mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden;

  • 3.

    Het drempelbedrag is gelijk aan 0,75% van het jaarlijkse begrotingsomvang met een maximum van € 500 miljoen. Het minimum drempelbedrag is € 250.000,-.

  • 4.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 3.1 genoemde voorwaarden.

Artikel 3.4 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden doorlopend beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid:

    • gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een high-grade AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus en

    • voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een high-grade AA-rating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus (Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA), zie ook bijlage 1;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank (DNB).

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Artikel 4: Planning&Controlcyclus

Artikel 4.1 Beleidscyclus

  • 1. De gemeente Uden gebruikt de jaarlijkse financiële beleidscyclus voor het vaststellen van het treasurybeleid, voor het afleggen van verantwoording over dat beleid en voor bijstelling van het beleid door het jaar heen. De beleidscyclus kent een programmabegroting, tussentijdse rapportages en een programmarekening.

Artikel 4.2 Programmabegroting

  • 1. Jaarlijks wordt de meerjarenbegroting opgesteld door de verschillende afdelingen onder verantwoordelijkheid van het college. De financieringsparagraaf en het financieringsbeleid maken onderdeel uit van de programmabegroting. De financieringsparagraaf wordt opgesteld door de adviseur financiële bedrijfsvoering en geeft aan wat de organisatie voorstaat met betrekking tot de treasuryactiviteiten in het komend jaar;

  • 2. In de financieringsparagraaf zullen de volgende zaken aan de orde komen:

    • a)

      de consequenties die voortvloeien uit de programmabegroting die voor het komende jaar van belang zijn met betrekking tot de liquiditeitspositie en het aantrekken en uitzetten van gelden;

    • b)

      Financieringsbehoefte met verloop van de langlopende schuld;

    • c)

      Beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer;

    • d)

      Schatkistbankieren en Wet HOF (waaronder inzicht in de meerjarige EMU-saldi en geprognotiseerde balans)

    • e)

      Toetsing van de renterisico’s middels de renterisiconorm en de kasgeldlimiet;

    • f)

      Inzicht in de rentelasten en -baten middels het voorgestelde renteschema uit de Notitie Rente (BBV)

  • 3. Middels het vaststellen van de begroting en de daarin opgenomen treasuryparagraaf, geeft de gemeenteraad het mandaat aan het college om de in de treasuryparagraaf voorstelde transacties ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren.

Artikel 4.3 Programmarekening

  • 1. De programmarekening wordt opgesteld door de verschillende afdelingen onder verantwoordelijkheid van het afdelingshoofd middelen. In het jaarverslag van de programmarekening wordt de financieringsparagraaf opgenomen. De financieringsparagraaf wordt opgesteld door de adviseur financiële bedrijfsvoering en geeft aan welk beleid de organisatie heeft uitgevoerd met betrekking tot de treasuryactiviteiten in het afgelopen jaar. In de financieringsparagraaf van de programmarekening zullen dezelfde onderwerpen aan de orde komen als die genoemd zijn bij de financieringsparagraaf van de programmabegroting (artikel 4.2). Op deze wijze kan het uitgevoerde treasurybeleid getoetst worden aan de hand van het voorgenomen beleid, zoals omschreven in de begroting, en het daaraan gekoppelde mandaat.

Artikel 5: Uitvoering van het beleid

Artikel 5.1 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

- Het vaststellen van de financiële verordening

- Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut;

- Het vaststellen van de financieringsparagraaf als onderdeel van de begroting en jaarrekening;

- Het evalueren en als gevolg daarvan eventueel bijstellen van het treasurybeleid.

College van B&W

- Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele en politieke verantwoordelijkheid);

- Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid;

- Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties;

- Het achteraf bekrachtigen van handelingen in verband met bepalingen in contracten inzake renteherziening/aanpassing en/of vervroegde aflossingsmogelijkheden;

Portefeuillehouder financiën

- Het uitvoeren van het treasurybeleid (bestuurlijke verantwoordelijkheid).

Afdelingshoofd middelen

- Het uitvoeren van de aan hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

- Het autoriseren van door de adviseur financiële bedrijfsvoering voorgestelde transacties;

- Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

- Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

- Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

- Het controleren van de volledigheid en de betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college;

- Het afleggen van verantwoording aan het college over de uitvoering van het treasurybeheer.

Budgethouders

- Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die zij aan de afdeling MID-FA versturen met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

- Het fiatteren van nota’s/facturen ten gunste/ten laste van hun budgetten.

Adviseur financiële bedrijfsvoering

- Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: risicobeheer, financiering, belegging (schatkistbankieren) en relatiebeheer. Deze activiteiten dienen conform het vastgestelde treasurystatuut en de financieringsparagraaf van de begroting worden uitgevoerd;

- Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

- Het ondersteunen en adviseren van de afdelingen/sectoren met betrekking tot treasury- en financieringsvraagstukken;

- Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

- De offertes van de verschillende partijen met elkaar vergelijken;

- Het afleggen van verantwoording aan het afdelingshoofd middelen over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten;

- Het opstellen van de financieringsparagraaf in de programmabegroting en

-rekening.

Medewerkers MID-FA

- Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie;

- Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

- Het afhandelen van het contante en girale bankverkeer;

- Het beheren van debiteuren en crediteuren.

- Betalingsopdrachten voorbereiden, inlezen en versturen (twee gemachtigden)

Interne controle

- Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en het hierover rapporteren aan het afdelingshoofd middelen.

Externe accountant

- Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Artikel 5.2 Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot de treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Bevoegd functionaris (eerste handtekening)

Bevoegd functionaris (tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1. Het uitzetten van geld via deposito’s in het kader van schatkistbankieren tot max. een jaar

Adviseur financiële bedrijfsvoering

Hoofd middelen

2. Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld tot maximaal een jaar

Adviseur financiële bedrijfsvoering

Hoofd middelen

3. Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medewerkers MID-FA

Medewerkers MID-FA (waaronder coördinator)

Bankrelatiebeheer

4. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Adviseur financiële bedrijfsvoering

Hoofd middelen

5. Bankcondities en tarieven afspreken

Adviseur financiële bedrijfsvoering

Hoofd middelen

Financiering en uitzetting

6. Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Adviseur financiële bedrijfsvoering

Hoofd middelen

7. Het aantrekken van gelden via (onderhandse) leningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf van de programmabegroting

Adviseur financiële bedrijfsvoering

Hoofd middelen

8. Het aantrekken van gelden via (onderhandse) leningen welke niet zijn vastgelegd in de treasuryparagraaf

Hoofd middelen (na voorzet door adviseur fin. bedrijfsvoering)

College van B&W (achteraf bekrachtigen)

9. Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties aan derden uit hoofde van de publieke taak tot maximaal €125.000

Hoofd middelen

College van B&W

10. Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties aan derden uit hoofde van de publieke taak van meer dan €125.000

College van B&W

Gemeenteraad

Artikel 5.3 Opnemen/uitzetten van gelden op de kapitaalmarkt/geldmarkt

  • 1. Voor het aantrekken van gelden dienen de voorwaarden genoemd in artikel acht genomen te worden;

  • 2. Voor lange financiering (langer dan één jaar) geldt dat de adviseur financiële bedrijfsvoering het aantrekken/uitzetten van middelen kan voorbereiden. Het college is bevoegd om transacties af te sluiten (indien deze niet opgenomen zijn in de treasuryparagraaf van de begroting). Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

    • a)

      Geld wordt uitsluitend aangetrokken/uitgezet op basis van een recente liquiditeitenprognose en een actuele rentevisie;

    • b)

      Het aantrekken/uitzetten van leningen geschiedt door (ten minste) drie concurrerende offertes bij financiële instellingen aan te vragen. De economisch meest gunstigste offerte wordt geaccepteerd;

    • c)

      Het renterisico op de netto vlottende schuld zal in ieder geval worden begrensd ter hoogte van de kasgeldlimiet van de Wet Fido;

    • d)

      Het renterisico op de netto vaste schuld zal in ieder geval worden begrensd ter hoogte van de renterisiconorm van de Wet Fido;

    • e)

      Transacties worden in euro’s afgesloten;

    • f)

      De waarde van financiële activa dient zo min mogelijk gevoelig te zijn voor marktbewegingen. Voorwaarde hierbij is in beginsel dat de hoofdsom intact blijft. Hiervan is sprake bij (soorten) uitzettingen zoals:

      • 1.

        Langlopende geldleningen;

      • 2.

        deposito’s;

      • 3.

        uitzettingen in de vorm van vastrentende waarden (b.v. obligaties);

  • 3. Voor korte financiering (korter dan één jaar) geldt dat de adviseur financiële bedrijfsvoering het aantrekken/uitzetten van middelen kan voorbereiden. Het afdelingshoofd middelen is bevoegd om transacties korter dan een jaar af te sluiten. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

    • a)

      Geld wordt uitsluitend aangetrokken/uitgezet op basis van een recente liquiditeiten/financieringsprognose en een actuele rentevisie;

    • b)

      Het aantrekken/uitzetten van leningen langer dan een week en korter dan een jaar geschiedt door (ten minste) drie concurrerende offertes bij financiële instellingen aan te vragen. De economisch meest gunstigste offerte wordt geaccepteerd;

    • c)

      Het aantrekken/uitzetten van leningen korter dan een week geschiedt alleen indien dit een rentevoordeel oplevert. Het opvragen van diverse offertes is niet noodzakelijk.

    • d)

      Het renterisico op de netto vlottende schuld zal in ieder geval worden begrensd ter hoogte van de kasgeldlimiet van de Wet Fido;

    • e)

      Het renterisico op de netto vaste schuld zal in ieder geval worden begrensd ter hoogte van de renterisiconorm van de Wet Fido;

    • f)

      Transacties worden in euro’s afgesloten;

    • g)

      De waarde van financiële activa dient zo min mogelijk gevoelig te zijn voor marktbewegingen. Voorwaarde hierbij is in beginsel dat de hoofdsom intact blijft. Hiervan is sprake bij (soorten) uitzettingen zoals:

      • -

        daggeldleningen;

      • -

        kasgeldleningen;

      • -

        Rekening-courant;

      • -

        deposito’s;

Artikel 5.4 Administratieve organisatie

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd in dit statuut. Hierbij is een functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarde:

De autorisatie (college van B&W/afdelingshoofd middelen), de uitvoering (adviseur financiële bedrijfsvoering), de registratie (medewerker MID-FA) en de controle (risicobeheersing gedurende hele jaar door de adviseur planning&control en interne controle door onafhankelijke medewerker) geschieden door afzonderlijke functionarissen.

Artikel 6: Slotbepalingen

Artikel 6.1 Ingang statuut 2019

  • 1. Het treasurystatuut 2019 treedt in werking op 1 januari 2019.

Artikel 6.2 Treasurystatuut 2012

  • 1. Het treasurystatuut 2012 wordt ingetrokken per 1 januari 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 11 december 2018.

De secretaris

drs. D. van Deurzen

De burgemeester

drs. H.A.G. Hellegers

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2.1). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf in de begroting geeft de plannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen, garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Inleiding

Dit statuut betreft met name een actualisatie van het vorige statuut. En veel onderwerpen zijn dan ook nog steeds van kracht. De belangrijkste wijzigingen betreffen:

Verplicht schatkistbankieren: het is niet meer toegestaan om te beleggen, overtollige middelen dienen uitgezet worden bij de schatkist van het Rijk.

Het gewijzigde Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) in 2017, waaronder de notitie Rente van de Commissie BBV.

Wet- en regelgeving

Decentrale overheden zijn vanaf 15 december 2013 verplicht om hun overtollige middelen aan te houden bij het Rijk. Dit heet schatkistbankieren (SKB). Dit houdt in dat zij de publieke gelden aanhouden bij het ministerie van Financiën. Publiek geld verlaat de schatkist niet eerder dan noodzakelijk is voor de uitvoering van die publieke taak.

Bij de wijzigingen van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) in 2017 en de invoering van de Vennootschapsbelasting (VPB) voor de lagere overheden is de toerekening van rente een belangrijk aandachtspunt. Hoe met de rente moet worden omgegaan bij de grondexploitatie staat beschreven in de notitie grondexploitatie.

In de notitie Rente 2017 van de Commissie BBV wordt ingegaan op de verwerking van de rentelasten en -baten in de begroting en jaarstukken. Doelstelling van deze notitie is het bevorderen van een eenduidige handelwijze met betrekking tot rente door gemeenten (harmonisering), stimuleren dat gemeenten de (verwachte) werkelijke rentelasten opnemen in de begroting en de jaarstukken en het eenduidig inzichtelijk maken van de wijze waarop de gemeenten met rente zijn omgegaan (transparantie). O.a. het opnemen van een renteschema in de financieringsparagraaf van de programmabegroting en -rekening maakt onderdeel uit van dit treasurystatuut.

Toelichting artikelen

Artikel 2.1

In dit artikel worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (ten minste marktconform) te zijn. De condities betreffen het rentetarief, eventuele boetes bij vervroegd aflossen en de aflossingsvorm.

Lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente Uden de volgende financiële risico’s: renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijk risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de overige artikelen wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities, en daarnaast streven naar een optimaal renteresultaat. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Lid 4

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeiten-planning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling MID-FA juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Lid 5

De medewerkers belast met treasury van de gemeente Uden dienen zorgen te dragen voor een adequaat systeem voor het beheer van de interne geldstromen.

Artikel 2.2

Lid 1

Bij de diverse treasuryactiviteiten dient gewerkt te worden conform nationale regelgeving (Wet Fido en Ruddo) en dit vastgestelde treasurystatuut.

Lid 2

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido nadrukkelijk niet toegestaan.

Lid 3

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien grote fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Lid 4

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale begroting.

Lid 5

Het beheren van de gemeentelijke bankrekeningen en de daarbij behorende dienst-verleningsovereenkomst. Contact onderhouden met de diverse banken. Daarnaast het opstellen van de financieringsparagraaf in de programmabegroting en -rekening.

Artikel 3.1

Met artikel 3 wordt de koppeling gemaakt tussen het “prudent beheer” zoals bedoeld wordt in de Wet Fido en de wijze waarop de gemeente Uden invulling geeft aan dit begrip. Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen uit hoofde van treasury een prudent karakter te hebben. In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die transacties te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2, lid 2 wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten, zoals het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomsten, zijn als gevolg van de bepaling verboden. De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen.

Lid 1A

Aantrekken/uitzetten van gelden wordt zo veel mogelijk verspreid over de jaren. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen.

Lid 1B

Ten einde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente Uden bij aanvang van het jaar.

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisico-norm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.

Lid 1C

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Omdat de kennis van derivaten binnen de organisatie mogelijk onvoldoende is, kan vooraf advies worden ingewonnen bij een onafhankelijke adviseur.

Lid 1D

Het gebruik van renteinstrumenten is toegestaan indien hiermee rentevoordelen behaald kunnen worden. Wel dienen de risico’s zorgvuldig afgewogen te worden.

Lid 1E

Er zal door een onafhankelijke functionaris interne controle uitgevoerd worden op de afgesloten transacties in het boekjaar. Deze interne controle wordt beoordeeld door de accountant.

Artikel 3.2

Lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet/belegt.

Een rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De diverse gradaties in de beoordelingen zijn te vinden in bijlage 1.

Lid 2

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een solvabiliteitsvrije status) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (b.v. de Nederlandse bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen aan woningbouwcorporaties).

Lid 3

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 3.3

Lid 1

De gemeenten bepalen – gemotiveerd en transparant – in principe zelf wat onder de publieke taak moet worden verstaan en hoe deze zal worden uitgeoefend. In die zin is er in de Wet FIDO geen sprake van een inkadering.

Lid 2 en 3

Schatkistbankieren is in de basis simpelweg het aanhouden van middelen bij het ministerie van Financiën (de schatkist). Het Agentschap van de Generale Thesaurie voert binnen het ministerie van Financiën het schatkistbankieren uit. Alle deelnemers aan het schatkistbankieren hebben een privaatrechtelijke rekening-courantovereenkomst met de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Agentschap. Op basis van deze overeenkomst hebben decentrale overheden een rekening-courant bij de schatkist waar middelen op kunnen worden aangehouden. De rekening-courant bij de schatkist is gekoppeld aan een nieuw te openen bankrekening van de decentrale overheid. Via die bankrekening worden middelen naar de schatkist geboekt en weer teruggehaald. Voor decentrale overheden betekent schatkistbankieren dat zij al hun overtollige middelen aanhouden in de schatkist bij het ministerie van Financiën. Dit houdt in dat geld en vermogen niet langer bij bijvoorbeeld banken buiten de schatkist mogen worden aangehouden. Overtollige middelen mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden. Vanzelfsprekend blijven decentrale overheden volledig vrij in de besteding van hun middelen zonder dat het Agentschap daar enige vorm van toezicht op uitoefent of kan uitoefenen. Voor decentrale overheden is er geen leen- of roodstandfaciliteit. Voor het betalingsverkeer blijven decentrale overheden aangewezen op het bankwezen.

Artikel 3.4

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet/opneemt.

Een rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De diverse gradaties in de beoordelingen zijn te vinden in bijlage 1.

Artikel 4.1

Alle elementen van de planning&control cyclus worden in dit artikel genoemd en enkele elementen worden in de volgende artikelen uitgewerkt. Naast de inhoud van de verschillende elementen, wordt ook ingegaan op wie deze elementen moet opstellen en goedkeuren.

Artikel 4.2

De genoemde inhoud van de financieringsparagraaf geeft de verplichte inhoud van de paragraaf weer, zoals in de Wet Fido is omschreven.

Artikel 4.3

Middels de financieringsparagraaf in de jaarrekening legt het hoofd van de afdeling middelen verantwoording af over het gevoerde treasurybeleid. Het college kan op deze wijze controleren of de uitvoering van het beleid binnen het mandaat is gebleven, dat zij heeft verleend bij het goedkeuren van de begroting.

Artikel 5.1

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 5.1 respectievelijk artikel 5.2 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.)

Artikel 5.2

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 5.3

Lid 1

Zie voor de betreffende voorwaarden toelichting bij artikel 3.2.

Lid 2

De adviseur financiële bedrijfsvoering neemt contact op met banken/instanties indien geld aangetrokken/uitgezet dient te worden en bereidt transacties voor. Het afdelingshoofd middelen sluit de lening af, waarna het college de transactie na afloop bekrachtigd. Derhalve ligt de uiteindelijke bevoegdheid bij het college.

Lid 2A

De adviseur financiële bedrijfsvoering bepaalt de financieringsbehoefte op basis van een geactualiseerde liquiditeitsprognose. Hierbij is de adviseur afhankelijk van informatie van diverse afdelingen (b.v. prognose grondaankopen/-verkopen).

Lid 2B

De adviseur financiële bedrijfsvoering zal 3 partijen benaderen die voldoen aan de ratingkwalificaties (bijlage 1). Er wordt zorg gedragen voor een deugdelijke verslaglegging van de opgevraagde offertes. De condities betreffen het rentetarief, eventuele boetes bij vervroegd aflossen en de aflossingsvorm.

Lid 2C

De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Lid 2D

De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale begroting.

Lid 2E

Transacties worden niet in andere munteenheden afgesloten.

Lid 2F

Bij uitzettingen dient de instelling te garanderen dat op de afloopdatum minimaal 100% van de hoofdsom wordt uitgekeerd (exclusief eerdere aflossingen). Producten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet Fido.

Dit is mogelijk bij onderhandse leningen (leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld), deposito’s (geld wordt voor een vaste periode aan een bank afgestaan, derhalve tussentijds niet opeisbaar) en obligaties (een verhandelbaar schuldbewijs voor een lening die door een overheid, een onderneming of een instelling is aangegaan).

Lid 3

Bij korte financiering gelden dezelfde voorwaarden. Het verschil met lange financiering is dat bij aantrekken/uitzetten van gelden korter dan een jaar het afdelingshoofd middelen bevoegd is om een transactie te sluiten.

Artikel 5.4

In het kader van de rechtmatigheid is functiescheiding aangebracht.

Bijlage 1 Ratingkwalificaties

Rating: taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau.

De ratings gehanteerd door de verschillende kredietbeoordelaars zijn elk via hun eigen benadering bekomen. Daardoor kan dezelfde bank verschillende ratings krijgen. Standard & Poor's evenals Fitch werken met categorieën A tot D, Moody's werkt met categorieën A tot C.

Hoe hoger een bank wordt gewaardeerd, hoe beter is zijn kredietwaardigheid. Hieronder de verschillende ratings:

Moody's

Standards

& Poor's

Fitch

Opinie

Aaa

AAA

AAA

Prime, maximaal

Aa1

Aa2

Aa3

AA+

AA

AA-

AA+

AA

Aa-

Hoog

A1

A2

A3

A+

A

A-

A+

A

A-

Boven gemiddeld

Baa1

Baa2

Baa3

BBB+

BBB

BBB-

BBB+

BBB

BBB-

Onder gemiddeld

Ba1

Ba2

Ba3

B1

BB+

BB

BB-

B+

BB+

BB

BB-

B+

Laag, speculatief

B2

B3

Caa1

Caa2

Caa3

Ca

C

B

B-

CCC+

CCC

CCC-

CC

D

B

B-

CCC

Zeer speculatief


Noot
1

Zie ook notitie weerstandsvermogen en risicomanagement van de gemeente Uden