Besluit van Provinciale Staten van 13 maart 2017, nr. 81A43807 tot vaststelling van de Gedragscode integriteit statenleden provincie Utrecht 2017 (Gedragscode integriteit statenleden provincie Utrecht 2017)

Geldend van 20-04-2017 t/m heden

Intitulé

Besluit van Provinciale Staten van 13 maart 2017, nr. 81A43807 tot vaststelling van de Gedragscode integriteit statenleden provincie Utrecht 2017 (Gedragscode integriteit statenleden provincie Utrecht 2017)

Provinciale Staten van Utrecht,

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 27 januari 2017, afdeling BDO, nummer 81A43807;

Overwegende dat het van groot belang is om een kader vast te stellen van gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten;

Gelet op artikel 15, derde lid, van de Provinciewet;

Gezien het advies van de commissie Bestuur, Economie en Middelen van 20 februari 2017;

Besluiten:

De Gedragscode integriteit statenleden provincie Utrecht 2017 vast te stellen.

Inleiding

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode.

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers, als tot de bestuursorganen. Ons democratisch systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met het politieke ambt samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) Provinciale Staten en bovenal aan de burger.

In de democratische rechtsstaat dient eenieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat, zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar gaat ook over de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

Provinciale Staten stellen zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (commissaris van de Koning en overige leden van Gedeputeerde Staten) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Provinciewet. De gedragscode is richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (volksvertegenwoordigers en dagelijkse bestuurders) is er een afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de volksvertegenwoordigers: statenleden. Veel bepalingen zijn voor de volksvertegenwoordigers en de dagelijkse bestuurders gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. Provinciale Staten zijn een politiek orgaan. In de volksvertegenwoordigingen worden specifieke of (partij-)politieke opvattingen ingebracht voor het algemeen belang van de provincie. Deze politieke ambtsdragers krijgen het mandaat van hun kiezers en de gedragscode dient de vervulling van het kiezersmandaat te ondersteunen.

Het handelen van Gedeputeerde Staten en van de leden van GS staat ten dienste van de provincie. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun

bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordigende organen. Aan het dagelijks bestuur en de bestuurders worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. In aanvulling op wettelijke regels bevat de gedragscode gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers vergroten. Dit geldt evenzeer voor de besluitvorming over en de naleving van de normen. De gedragscode vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Sprake is van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De statenleden kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur1 benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: ‘het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.’ De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in deze gedragscode. Zie voor een kort overzicht van de kernwaarden van goed openbaar bestuur bijlage 1. Zie ook https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2009/06/23/brochure-nederlandse-code-voor-goed-openbaar-bestuur

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Deze gedragscode geldt voor de statenleden, maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

Artikel 1.2

Deze gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

Paragraaf 2 Voorkomen van belangenverstrengeling

Artikel 2.1

Het statenlid doet tenminste eenmaal per jaar opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de provincie zakelijke betrekkingen onderhoudt. Deze opgave wordt jaarlijks in het provinciaal blad gepubliceerd.

  • 2. Onverminderd het gestelde in het eerste lid doet het statenlid, indien hij:

    • a.

      betrekkingen onderhoudt dan wel

    • b.

      financiële belangen heeft in ondernemingen en organisaties waarmee de provincie zakelijke betrekkingen aangaat, daarvan binnen 14 dagen na aanvang van bedoelde financiële relatie opgave.

Deze opgave wordt in het provinciaal blad gepubliceerd.

Artikel 2.2

  • 1. Het statenlid levert de griffier de informatie aan over de (neven)functies die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het statenlidmaatschap. Als gaande het lidmaatschap nieuwe (neven)functies aanvaard worden of de omstandigheden met betrekking tot bestaande (neven)functies wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de griffier.

  • 2. De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de (neven)functie;

    • b.

      de organisatie voor wie de (neven)functie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een (neven)functie betreft uit hoofde van het statenlidmaatschap;

    • d.

      of de (neven)functie bezoldigd of onbezoldigd is.

  • 3. De griffier legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Paragraaf 3 Informatie

Artikel 3.1

Het statenlid zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie, waarover hij beschikt, veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2

Het statenlid maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen niet openbare informatie.

Paragraaf 4 Omgang met geschenken en uitnodigingen

Artikel 4.1

  • 1. Een statenlid accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2. Onverminderd het eerste lid kan het statenlid incidentele geschenken, die een geschatte waarde van ten hoogste € 50 vertegenwoordigen, behouden.

  • 3. Geschenken die het statenlid uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, eigendom van de provincie.

  • 4. De griffier legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de provincie hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5. Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen.

Artikel 4.2

  • 1. Deelname aan excursies en evenementen voor rekening van anderen dan de provincie, maakt het statenlid binnen één week na deelname openbaar. Daarbij wordt ook openbaar gemaakt wie de kosten voor zijn rekening heeft genomen.

  • 2. De informatie is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 4.3

  • 1. Een statenlid meldt de griffier de, in de hoedanigheid van zijn ambt, ondernomen buitenlandse reizen voor rekening van anderen dan de provincie binnen één week na terugkeer in Nederland. Hij meldt in ieder geval het doel, de bestemming en de duur van de reis en wat daarvan de kosten waren.

  • 2. De griffier legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Paragraaf 5 Gebruik van voorzieningen van de provincie

Artikel 5.1

  • 1. Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteert heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de provincie.

  • 2. Het statenlid verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgelegde regels en procedures.

Artikel 5.2

Een statenlid declareert geen kosten, die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.3

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de provincie ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.

Paragraaf 6 Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1

Provinciale Staten bevorderen de eenduidige interpretatie van deze gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorzien zij daarin.

Artikel 6.2

  • 1. Op voorstel van de commissaris van de Koning maken Provinciale Staten in ieder geval afspraken over:

    • a.

      de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • c.

      de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending door een politieke ambtsdrager van de provincie.

  • 2. De afspraken, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze gedragscode (zie appendix: afspraken)

Paragraaf 7

Artikel 7.1 Intrekkingsbesluit

Voorts besluiten Provinciale Staten de gedragscode voor Provinciale Staten van Utrecht (voor het eerst vastgesteld d.d. 8 december 2003) in te trekken.

Artikel 7.2 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Gedragscode integriteit statenleden van Utrecht 2017.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 13 maart 2017.

Voorzitter,

Griffier,

Appendix

Afspraken als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de gedragscode voor Provinciale Staten

Uitwerking art 6, lid 1, sub a (de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder)

De commissaris van de Koning agendeert het onderwerp integriteit in overleg met het fractievoorzittersconvent ter bespreking in Provinciale Staten. Het te agenderen onderwerp sluit aan bij een van de onderwerpen die in de gedragscode worden geregeld, zoals de strekking van de ambtseed, nevenfuncties, financiële belangen, aannemen van geschenken, declaraties, ingaan op uitnodigingen voor lunches, diners, excursies, uitstapjes.

Uitwerking art 6, lid 1, sub b (de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit)

De commissaris van de Koning en de griffier der Staten zijn contactpersoon en aanspreekpunt integriteit voor statenleden. (Dit kan uiteraard ook iemand uit de Staten zijn, maar ligt vanwege de noodzakelijke (politieke) neutraliteit minder voor de hand).

Uitwerking art 6, lid 1, sub c (de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending door een politieke ambtsdrager van de provincie.)

Drie voorbeelden hoe dit zou kunnen worden geregeld:

Voorbeeld 1.

Ingeval van een vermoeden van een integriteitsschending worden de volgende stappen doorlopen:

  • 1.

    Iemand heeft een vermoeden van integriteitsschending.

  • 2.

    Indien het vermoeden een statenlid of gedeputeerde betreft neemt betrokkene hierover contact op (mondeling of schriftelijk) met de commissaris van de Koning of de griffier en bespreekt de aard van het vermoeden.

  • 3.

    Indien het vermoeden de commissaris van de Koning betreft neemt betrokkene contact op (mondeling of schriftelijk) met de griffier of de waarnemend voorzitter van de Staten en bespreekt de aard van het vermoeden.

  • 4.

    Afhankelijk van de uitkomst van dit gesprek neemt de commissaris van de Koning /waarnemend voorzitter van de Staten contact op met de persoon tegen wie het vermoeden bestaat en nodigt hem/haar uit voor een gesprek.

  • 5.

    Bij dit gesprek zijn de griffier (ingeval het een statenlid betreft) of de secretaris (ingeval het een collegelid betreft) aanwezig.

  • 6.

    Van dit gesprek wordt een kort verslag gemaakt en ter goedkeuring voorgelegd aan het betrokken staten- of collegelid.

  • 7.

    Per geval wordt bekeken welke vervolgstappen noodzakelijk zijn.

  • 8.

    De secretaris/griffier houden een register bij waarin de meldingen van mogelijke integriteitsschendingen worden vermeld.

  • 9.

    Bij ernstige integriteitsschendingen informeert de commissaris van de Koning /waarnemend voorzitter van de Staten het fractievoorzittersconvent.

  • 10.

    Periodiek (1 maal per jaar) worden Provinciale Staten en het college van gedeputeerde staten geïnformeerd over de in het afgelopen jaar ontvangen meldingen en de afhandeling daarvan.

Voorbeeld 2

Werkwijze bij melding van mogelijke integriteitsschending

Meldingen van integriteitsschending worden gedaan aan de commissaris van de Koning. Bij de behandeling van de melding volgt hij de handreiking ‘Onderzoek integriteitsschendingen politieke ambtsdragers’ van het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector Handreiking Bios (zie: http://www.integriteitoverheid.nl/fileadmin/BIOS/data/Toolbox/Handreikingen/BIOS_handreiking_Onderzoek_integriteitsschendingen_politieke_ambtsdragers.pdf).

Indien de melding over de commissaris van de Koning gaat, dan wordt de melding bij de griffier gedaan, die daarover contact opneemt met de minister van BZK.

Voorbeeld 3

Twee keer per statenperiode wordt het thema integriteit statenbreed besproken.

De commissaris van de Koning en de griffier zijn contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

Bij vermoeden van integriteitsschending worden de processtappen bepaald door de commissaris van de Koning en griffier in hun rol van contactpersoon / aanspreekpunt integriteit.

Paragraaf- en artikelsgewijze toelichting bij Gedragscode integriteit statenleden provincie Utrecht 2017

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Wettelijke grondslag

Provinciale Staten stellen een gedragscode vast voor hun leden [artikel 15, derde lid, Provinciewet].

Paragraaf 2

Voorkomen van belangenverstrengeling

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte (artikel 14 Provinciewet)

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de statenleden in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: ‘Ik zweer (verklaar) dat ik om tot Statenlid benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als Statenlid naar eer en geweten zal vervullen.’

Persoonlijke belangen

Een lid van een volksvertegenwoordiging neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort (artikel 28 Provinciewet).

Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

Verboden overeenkomsten/handelingen: volksvertegenwoordigers mogen in geschillen, waar de provincie(bestuur) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de provincie bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend (artikel 15, eerste en tweede lid, van de Provinciewet).

Op overtreding staat uiteindelijk de sanctie van schorsing en vervallenverklaring van het lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging (artikelen X7, X7a en X8 Kieswet).

Onverenigbaarheid van functies: het zijn van volksvertegenwoordiger sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikel 13 Provinciewet). Dat leidt er uiteindelijk toe dat betrokkene ophoudt lid te zijn van de volksvertegenwoordiging (artikel X1 Kieswet).

Openbaarmaking nevenfuncties: volksvertegenwoordigers maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het provinciehuis (artikel 11 Provinciewet).

Toelichting op de artikelen

Artikel 2.1

In aanvulling op het IPO-model is in dit artikel het openbaar maken van financiële belangen geregeld. Deze belangen staan in feite op één lijn met de niet ambtsgebonden nevenfuncties en kunnen evengoed tot belangenverstrengeling leiden. Hierboven onder wettelijke kader/ persoonlijke belangen wordt gewezen op artikel 28 Provinciewet. In dat artikel wordt inhoudelijk geregeld wat het betekent voor de deelname aan besluitvorming. Door openbaarheid van het financiële belang kan een tijdige afweging worden gemaakt of deelname aan de besluitvorming mogelijk is. Het gaat alleen om die financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de provincie zakelijke betrekkingen onderhoudt. Hieronder vallen in het algemeen dus niet de hypotheek op de eigen woning of de persoonlijke lening.

Overigens is het financiële belang slechts een deel van de belangen die ingevolge artikel 28 Provinciewet aan de orde kunnen zijn. Het financiële belang is goed identificeerbaar. Andere belangen die ook worden gevat onder artikel 28 zijn zeer divers en ook afhankelijk van interpretatie. Het kan bijvoorbeeld gaan over het bestuurslidmaatschap van een sportvereniging, of het belang bij een wijziging van een bestemmingsplan etc. In dit verband is er inmiddels enige jurisprudentie ontwikkeld. Gestructureerde openbaarmaking daarvan is, gezien de nuanceringen niet goed in een vergelijkbare gedragsregel te vatten. Daarvoor is in de eerste plaats de persoonlijke opvatting van betrokkene leidend. Het is aan te bevelen om een twijfelgeval in de fractie of met de cdK te bespreken.

Zoals dit aspect nu is opgenomen was het ook geregeld in de nu te vervangen gedragscode.

Artikel 2.2

Het betreft een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register. Het statenlid is verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan.

Paragraaf 3

Informatie

Wettelijk kader

Informatieplicht

Gedeputeerde Staten en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen, zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt.

De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikel 167 Provinciewet). Het Reglement van Orde voor Provinciale Staten bevat bepalingen die betrekking hebben op informatieverstrekking en de omgang met informatie.

Geheimhouding

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).

Gedeputeerde Staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen. Ook de commissaris van de Koning heeft die bevoegdheid. De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordiging. Ook Provinciale Staten, onderscheidenlijk (de voorzitter van) een commissie kunnen geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 91 Provinciewet).

Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).

Toelichting op de artikelen

Artikel 3.1

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met geheime informatie.

Paragraaf 4

Omgang met geschenken en uitnodigingen

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte

De eed of belofte die het Statenlid op grond van artikel 14 Provinciewet moet afleggen heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder paragraaf 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Toelichting op de artikelen

Artikel 4.1

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd, als hiermee de onafhankelijke positie van het statenlid kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties.

Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door het statenlid worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of eigendom van de provincie, die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register worden opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 de provincie heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.

Artikelen 4.2 en 4.3

Het gaat hier om excursies, evenementen en buitenlandse reizen die betrokkene als statenlid aanvaardt. Excursies, evenementen en buitenlandse reizen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij of privé vallen hier dus niet onder.

Paragraaf 5

Gebruik van voorzieningen van de provincie.

Wettelijk kader

Procedure van declaratie:

Er zijn voor statenleden voorschriften opgenomen in de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Utrecht over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten.

Buitenlandse excursie of reis voor statenleden (Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Utrecht):

Provinciale Staten kunnen een Statencommissie (of een delegatie daaruit) toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Die excursie/ reis moet zijn georganiseerd door of vanwege de provincie. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie.

Provinciale Staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden.

Toelichting op de artikelen

Artikel 5.1

Aan statenleden worden rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren van de volksvertegenwoordigers mogelijk maken. Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:

  • a.

    in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;

  • b.

    indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald;

  • c.

    het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;

  • d.

    voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de volksvertegenwoordiger zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de volksvertegenwoordiger maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk.

Het statenlid zal zich uiteraard nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem of haar gelden.

Artikel 5.3

Stelregel is dat privégebruik van provinciale voorzieningen niet is toegestaan. Wel zijn er regels die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleren.

Paragraaf 6

Uitvoering gedragscode

Toelichting op de artikelen

Artikel 6.1

Provinciale Staten zijn het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode, voor een eenduidige interpretatie daarvan en voor wijziging/aanvulling daarvan bij onduidelijkheden of leemtes.

Artikel 6.2

De Provinciewet verplicht Provinciale Staten om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen.

Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren.

De commissaris van de Koning krijgt de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar provincie te bevorderen. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, zowel in de volksvertegenwoordiging als met het bestuur.

De commissaris van de Koning hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld de griffier) kan hier in relatie tot Provinciale Staten eveneens een belangrijke rol in spelen. Goed denkbaar is ook dat Provinciale Staten met de commissaris van de Koning nadere afspraken maken over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden.

Al deze processuele en procedurele afspraken kunnen onderdeel uitmaken van de gedragscode. De onderwerpen, genoemd in artikel 6.2, eerste lid, zijn niet uitputtend.

Bijlage 1 bij Gedragscode integriteit statenleden provincie Utrecht 2017.

Kort overzicht van de kernwaarden van goed openbaar bestuur met toelichting ( uit: De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur (23 juni 2009)

1. Openheid en integriteit

Beginsel: Het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat. Het bestuur geeft in zijn gedrag het goede voorbeeld, zowel binnen de organisatie als daarbuiten.

Toelichting: Het bestuur – ook en vooral de individuele leden daarvan – geeft het goede voorbeeld en maakt medewerkers bewust van integriteit. Alleen op die manier kunnen de organisatie en de mensen die voor de organisatie werken geloofwaardig zijn.

Openheid betekent in ieder geval dat het bestuur open is over procedures en besluiten. Ook maakt het bestuur relevante informatie toegankelijk. Openheid vraagt om een ontvankelijke houding; dat wil zeggen dat het bestuur ontvankelijk is voor signalen uit de omgeving en dat het laat zien wat het met die signalen doet. Die ontvankelijke houding is ook nodig als het gaat om signalen uit de eigen organisatie. Het bestuur schept een veilig klimaat in de organisatie waarin die signalen kunnen worden afgegeven en geeft ook overigens invulling aan goed werkgeverschap.

Het is vanzelfsprekend dat het bestuur wet- en regelgeving naleeft, juist als (mede-)wetgever. Integriteit betekent ook gewetensvol handelen. Wat dat voor de specifieke organisatie betekent, maakt het bestuur duidelijk in een integriteitbeleid.

2. Participatie

Beginsel: Het bestuur weet wat er leeft in de maatschappij en laat zien wat het daarmee doet.

Toelichting: Participatie betekent het betrekken van burgers en belangrijke partijen uit de omgeving bij het vormen of bijstellen van beleid. Participatie vraagt van het bestuur interactief te zijn met zijn omgeving, daadwerkelijk te luisteren naar vragen en ideeën van betrokkenen over een concreet onderwerp en zich tegenover hen te verantwoorden wat het daarmee heeft gedaan.

3. Behoorlijke contacten met burgers

Beginsel: Het bestuur zorgt ervoor dat hijzelf en de organisatie zich behoorlijk gedragen in contacten met burgers.

Toelichting: Een overheidsorganisatie kan verschillende rollen hebben. Soms treedt een overheidsorganisatie op als handhaver, soms als partner, soms als dienstverlener. In elke rol staat behoorlijk contact met burgers voorop. Het bestuur geeft daarbij zelf het goede voorbeeld.

In de rol van de organisatie als dienstverlener zorgt het bestuur voor een goede kwaliteit van

dienstverlening. Het bestuur maakt duidelijk wat de burger mag verwachten.

4. Doelgerichtheid en doelmatigheid

Beginsel: Het bestuur maakt de doelen van de organisatie bekend en neemt de beslissingen en maatregelen die nodig zijn om de gestelde doelen te behalen.

Toelichting: De burger mag erop vertrouwen dat zijn belastinggeld goed wordt besteed ten behoeve van het bereiken van de doelen. Het bestuur zorgt voor het behalen – en waar nodig bijstellen – van de gestelde doelen. Het bestuur neemt de verantwoordelijkheden die het heeft en werkt doelgericht samen met andere (overheids-)organisaties.

Het besturen gebeurt doelgericht. Dat wil zeggen dat het bestuur zorgt voor afstemming van de doelen met partijen in en om de organisatie en de doelen vertaalt in uitvoerbaar en handhaafbaar beleid. Het bestuur maakt duidelijk wie bestuurlijk verantwoordelijk is voor welke doelen. Het bestuur richt de organisatie effectief in op het bereiken van de doelen en is daarop aanspreekbaar.

5. Legitimiteit

Beginsel: Het bestuur neemt de beslissingen en maatregelen die het mag nemen en die in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving. De beslissingen zijn te rechtvaardigen.

Toelichting: Het bestuur neemt beslissingen en maatregelen die in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving en waartoe het bestuur bevoegd is. Het bestuur zorgt ook voor rechtmatige inning, beheer en besteding van de middelen.

Elke beslissing vraagt haar eigen afweging. De beslissingen en maatregelen zijn inhoudelijk en procedureel te rechtvaardigen. Dit dient ter legitimiteit van het gevoerde beleid, ook voor degenen die het ermee oneens zijn.


Noot
1

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur (23 juni 2009) bevat basale beginselen van goed openbaar bestuur en is een informeel instrument dat een beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid van besturen van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om gewetensvol invulling te geven aan hun taken en verantwoordelijkheden in het openbaar bestuur. De Code bevat geen juridisch afdwingbare normen.