Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 23 april 2019, nr. 81EC178A, tot openstelling van de regeling Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven uit de Verordening POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 kavelruil en landbouwstructuurverbetering provincie Utrecht 2019)

Geldend van 11-05-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 23 april 2019, nr. 81EC178A, tot openstelling van de regeling Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven uit de Verordening POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 kavelruil en landbouwstructuurverbetering provincie Utrecht 2019)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op artikel 1.3, 1.4 en paragraaf 4 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht;

Overwegende:

dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3), de Landbouwvisie (2018), de Samenwerkingsagenda 1.0 (2019) en het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP) te behalen, waaronder de doelen verbetering van de agrarische structuur;

Besluiten

  • I.

    Open te stellen: De regeling Investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht - verder te noemen de Verordening subsidies POP3;

  • II.

    De periode voor het indienen van aanvragen vast te stellen op 13 mei 2019 tot en met 2 augustus 2019;

  • III.

    Het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 1.400.000 waarvan € 700.000 uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en € 700.000 uit het provinciale Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland (AVP);

  • IV.

    De volgende regels vast te stellen:

Artikel 1 Definities

In aanvulling op de definities zoals genoemd in artikel 1.1 van de Verordening subsidies POP3 wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

    Publieke doelen: doelen voor algemeen maatschappelijk belang die zijn vastgelegd in beleid van overheden waarmee bedoeld milieu-, water-, klimaat-, biodiversiteits-, natuur- en landschapsdoelen.

  • b.

    Provinciale plannen: vastgesteld provinciaal beleid waarmee bedoeld de Landbouwvisie provincie Utrecht (2018), de Samenwerkingsagenda 1.0 (2019), het Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland (2016-2019), het Bodem Water Milieuplan (2016-2021), Natuurvisie en Bodemdalingsvisie;

  • c.

    Inpassingsmaatregelen: inpassingsmaatregelen zijn maatregelen om de omgevingskwaliteit te verbeteren, zoals: aanbrengen van beplantingen, aanpassen van de wegen- en padenstructuur ten behoeve van het algemeen belang en aanpassen van de waterhuishouding ten behoeve van het algemeen belang.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Volgens artikel 2.4.1 van de Verordening subsidies POP3 kan subsidie worden verstrekt voor:

  • a.

    planvorming/draagvlakontwikkeling voor verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven en/of de verplaatsing van landbouwbedrijven gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur;

  • b.

    de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven;

  • c.

    de verplaatsing van landbouwbedrijven gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur;

  • d.

    een combinatie van onderdeel a met onderdeel b en/of c.

Artikel 3 Aanvragers

Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 kan worden verstrekt aan:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren die geen landbouwer zijn;

  • c.

    pachters;

  • d.

    stichtingen voor kavelruil;

  • e.

    landbouworganisaties;

  • f.

    provincies;

  • g.

    waterschappen;

  • h.

    gemeenten;

  • i.

    natuur- en landschapsorganisaties.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • I. Subsidiabele kosten in geval van planvorming/draagvlakontwikkeling:

    • 1.

      Subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 sub a. kunnen bestaan uit administratieve en juridische kosten.

    • 2.

      Administratieve en juridische kosten bestaan uit de volgende kosten:

      • a.

        kosten voor draagvlakontwikkeling;

      • b.

        inhuur van kavelruilcoördinatoren en andere experts;

      • c.

        faciliteren aankoop ruilgronden;

      • d.

        opstellen en ondersteunen van verkavelingsplannen en verkavelingsprocedures;

      • e.

        vacatiegelden voor gebiedscommissies;

      • f.

        kadaster- en notariskosten;

      • g.

        kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

  • II. Subsidiabele kosten voor activiteiten bedoeld onder artikel 2 sub b. kunnen bestaan uit:

    • a.

      administratieve en juridische kosten als bedoeld in artikel 4, lid I, sub 2;

    • b.

      investeringen ten behoeve van inpassingsmaatregelen en de aankoop van ruilgronden;

    • c.

      investeringen om kavels beter bewerkbaar of bereikbaar te maken;

    • d.

      voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.12 lid 3 en 4, van de Verordening subsidies POP3.

  • Onder investeringen als bedoeld in artikel 4, lid II, sub b. en c. worden de volgende kosten verstaan:

    • 1.

      de kosten van de bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • 2.

      de kosten van de verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • 3.

      de kosten van aankoop grond;

    • 4.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • 5.

      de kosten van de koop van tweedehands machines en installaties, indien noodzakelijk voor het project en de kosten aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen;

    • 6.

      algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a, van de Verordening subsidies POP3 bestaan uit:

      • a.

        kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

      • b.

        kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

      • c.

        kosten van haalbaarheidsstudies.

  • III. Subsidiabele kosten voor activiteiten bedoeld onder artikel 2 sub c. kunnen bestaan uit:

    • a.

      administratieve en juridische kosten, als bedoeld in artikel 4, lid I, sub 2;

    • b.

      kosten van het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen;

    • c.

      investeringen in nieuwe gebouw(en) of nieuwe voorziening(en) op de nieuwe bedrijfslocatie;

    • d.

      investeringen ten behoeve van inpassingsmaatregelen;

    • e.

      investeringen om individuele kavels beter bewerkbaar of bereikbaar te maken.

  • Onder investeringen als bedoeld in artikel 4, lid III, sub b. tot en met e. worden de volgende kosten verstaan:

    • 1.

      de kosten van de bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • 2.

      de kosten van de verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • 3.

      de kosten voor aankoop van grond;

    • 4.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • 5.

      de kosten van de koop van tweedehands machines en installaties, indien noodzakelijk voor het project en de kosten aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen;

    • 6.

      algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a, van de Verordening POP3 bestaan uit:

      • a.

        kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

      • b.

        kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

      • c.

        kosten van haalbaarheidsstudies.

  • IV. In aanvulling op het gestelde onder artikel 4, lid I, II en III wordt subsidie verstrekt voor niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4 lid I van de subsidiabele activiteiten, zoals opgenomen in artikel 2, lid a.

  • 2. De subsidie van de subsidiabele activiteiten, zoals opgenomen in artikel 2, lid b bedraagt:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4 lid II, sub a en d;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten van investeringen voor maatregelen als bedoeld in artikel 4 lid II, sub b;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten van investeringen als bedoeld in artikel 4 lid II, sub c.

  • 3. De subsidie van de subsidiabele activiteiten, zoals opgenomen in artikel 2, lid c bedraagt:

    • a.

      100 % van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4 lid III sub a en d;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4 lid III sub b en c, waarbij de bedrijfsverplaatsing niet leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit, de waarde of rentabiliteit van de onderneming;

    • c.

      subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4 lid III sub b en c, waarbij de bedrijfsverplaatsing leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit, de waarde of rentabiliteit van de onderneming:

      • -

        40% voor het deel van de subsidiabele kosten dat leidt tot de verhoging van de productiecapaciteit, de waarde of rentabiliteit van de onderneming;

      • -

        100% voor het overige deel van de subsidiabele kosten.

    • d.

      40% van de subsidiabele kosten van investeringen als bedoeld in artikel 4 lid III sub e.

  • 4. Per project dient het minimum bedrag aan subsidie € 50.000 te bedragen. Het maximum bedrag per project voor verplaatsing van landbouwbedrijven, als bedoeld in artikel 2, lid c., bedraagt € 400.000 aan subsidie voor verplaatsingen die een directe bijdrage leveren aan landbouwstructuurversterking in combinatie met natuurdoelen en € 150.000 aan subsidie voor verplaatsingen die een directe bijdrage leveren aan landbouwstructuurversterking en andere publieke doelen.

Artikel 6 Selectiecriteria

  • 1. Voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15, artikel 2.4.1.3, artikel 2.4.2.4 en artikel 2.4.3.4 van de Verordening subsidies POP3, wordt de aanvraag beoordeeld aan de hand van de onderstaande selectiecriteria:

    • a.

      mate van effectiviteit, hetgeen blijkt uit het effect van de activiteit op de te bereiken doelen zoals bedoeld in artikel 2;

    • b.

      mate van haalbaarheid/ kans op succes, hetgeen blijkt uit de slagingskans van de activiteiten;

    • c.

      mate van urgentie van de activiteit, hetgeen blijkt uit de noodzaak van de uitvoering van de activiteit binnen een bepaalde termijn;

    • d.

      mate van efficiëntie, hetgeen blijkt uit de verhouding van de kosten, zoals bedoeld in artikel 4 en de uit te voeren activiteiten.

  • 2. De beoordeling van de selectiecriteria vindt plaats naar de aard van de activiteit, waarbij de subsidieaanvraag valt onder één van de categorieën, opgenomen in artikel 2:

    • I.

      Aanvragen die betrekking hebben op planvorming/ draagvlakontwikkeling voor verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven en/of de verplaatsing van landbouwbedrijven gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur;

    • II.

      Aanvragen die betrekking hebben op de daadwerkelijke uitvoering van een projectplan ruilverkaveling

      (= daadwerkelijke uitvoering verkaveling + uitvoering daaraan gerelateerde investeringen);

    • III.

      Aanvragen die betrekking hebben op bedrijfsverplaatsing van landbouwbedrijven (= daadwerkelijke uitvoering bedrijfsverplaatsing + uitvoering daaraan gerelateerde investeringen).

    • IV.

      Combinatie van de genoemde categorieën in artikel 2.

  • I.

    Aanvragen die betrekking hebben op planvorming/ draagvlakontwikkeling voor verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven en/of de verplaatsing van landbouwbedrijven gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur, inclusief invulling gevend aan het halen van publieke doelen.

    • a.

      De mate van effectiviteit wordt bepaald door de kwaliteit die het op te stellen projectplan uiteindelijk zal kunnen hebben door de gekozen werkwijze.

      • -

        0 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer gering.

      • -

        1 punt: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten gering.

      • -

        2 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten matig.

      • -

        3 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

      • -

        4 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten goed.

      • -

        5 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

    • b.

      De mate van haalbaarheid/kans op succes wordt bepaald op grond van de in de toelichting aspecten

      • -

        0 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer gering.

      • -

        1 punt: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten gering.

      • -

        2 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig.

      • -

        3 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende.

      • -

        4 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed.

      • -

        5 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

    • c.

      De mate van urgentie om de opgave op grond van provinciale plannen aan te pakken is:

      • -

        0 punten: pas op zeer lange termijn noodzakelijk;

      • -

        1 punt: op langere termijn noodzakelijk;

      • -

        2 punten: binnen afzienbare termijn noodzakelijk;

      • -

        3 punten: op relatief korte termijn noodzakelijk;

      • -

        4 punten: snel noodzakelijk;

      • -

        5 punten: onmiddellijk noodzakelijk.

    • d.

      De mate van efficiëntie wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op/ de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald:

      • -

        0 punten: de totale subsidiabele kosten zijn veel te hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling;

      • -

        1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling;

      • -

        2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling;

      • -

        3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling;

      • -

        4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn goed ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling;

      • -

        5 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer goed ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • II.

    Aanvragen die betrekking hebben op de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven.

    • a.

      De mate van effectiviteit wordt bepaald aan de hand van de bijdrage die de verwachte verbetering levert aan de verkavelingsstructuur en één of meerdere publieke doelen.

      • -

        0 punten: Resultaten van het project dragen zeer gering bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen;

      • -

        1 punt: Resultaten van het project dragen gering bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen;

      • -

        2 punten: Resultaten van het project dragen matig bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen;

      • -

        3 punten: Resultaten van het project dragen voldoende bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen;

      • -

        4 punten: Resultaten van het project dragen goed bij aan de verbetering van de verkavelings­structuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen;

      • -

        5 punten: Resultaten van het project dragen zeer goed bij aan de verbetering van de verkavelings­structuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen.

    • b.

      De mate van haalbaarheid/ kans op succes wordt bepaald op grond van de in de toelichting genoemde aspecten

      • -

        0 punten: project scoort zeer slecht op één of beide van genoemde aspecten.

      • -

        1 punt: project scoort slecht op één of beide van genoemde aspecten.

      • -

        2 punten: project scoort matig op beide genoemde aspecten.

      • -

        3 punten: project scoort voldoende tot goed op ten minste één van genoemde aspecten, andere aspect is ten minste voldoende.

      • -

        4 punten: project scoort goed op beide genoemde aspecten.

      • -

        5 punten: project scoort zeer goed op beide genoemde aspecten.

    • c.

      De mate van urgentie om de verkaveling op grond van provinciale plannen aan te pakken, is:

      • -

        0 punten: pas op zeer lange termijn noodzakelijk;

      • -

        1 punt: op langere termijn noodzakelijk;

      • -

        2 punten: binnen afzienbare termijn noodzakelijk;

      • -

        3 punten: op relatief korte termijn noodzakelijk;

      • -

        4 punten: snel noodzakelijk;

      • -

        5 punten: onmiddellijk noodzakelijk.

    • d.

      De mate van efficiëntie wordt bepaald door de kosten te vergelijken met een normbedrag, deze kosten en normbedragen worden in de toelichting vermeld:

      • -

        0 punten: de kosten zijn 40% of meer dan 40% hoger dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten;

      • -

        1 punt: de kosten zijn van 30% tot 40% hoger dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten.

      • -

        2 punten: de kosten zijn van 20% tot 30% hoger dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten.

      • -

        3 punten: de kosten zijn van 10% tot 20% hoger dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten.

      • -

        4 punten: de kosten zijn tot 10% hoger dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten.

      • -

        5 punten: de kosten zijn gelijk aan of lager dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten.

  • III.

    Aanvragen die betrekking hebben op de verplaatsing van landbouwbedrijven gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur.

    • a.

      De mate van effectiviteit wordt bepaald door de effecten die de bedrijfsverplaatsing zal hebben. In de toelichting worden de aspecten toegelicht waar in samenhang naar gekeken wordt

      • -

        0 punten: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en in zeer beperkte mate aan realisatie van het publieke doel;

      • -

        1 punt: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en in beperkte mate aan realisatie van het publieke doel;

      • -

        2 punten: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en levert daarnaast een matige bijdrage aan realisatie van het publieke doel;

      • -

        3 punten: de verplaatsing draagt aan landbouwstructuurversterking en levert daarnaast een voldoende bijdrage aan realisatie van het publieke doel;

      • -

        4 punten: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversterking en levert daarnaast een goede bijdrage aan realisatie van het publieke doel;

      • -

        5 punten: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en levert daarnaast een zeer goede bijdrage aan realisatie van het publieke doel.

    • b.

      De mate van haalbaarheid/kans op succes van bedrijfsverplaatsing wordt bepaald door de in de toelichting genoemde aspecten in samenhang te bezien

      • -

        0 punten: project scoort zeer slecht op één of beide van genoemde aspecten;

      • -

        1 punt: project scoort slecht op één of beide van genoemde aspecten;

      • -

        2 punten: project scoort matig op beide genoemde aspecten;

      • -

        3 punten: project scoort voldoende tot goed op ten minste één van genoemde aspecten, andere aspect is ten minste voldoende;

      • -

        4 punten: project scoort goed op beide genoemde aspecten;

      • -

        5 punten: project scoort zeer goed op beide genoemde aspecten.

    • c.

      De mate van urgentie om de bedrijfsverplaatsing op grond van provinciale plannen aan te pakken, is:

      • -

        0 punten: pas op zeer lange termijn noodzakelijk;

      • -

        1 punt: op langere termijn noodzakelijk;

      • -

        2 punten: binnen afzienbare termijn noodzakelijk;

      • -

        3 punten: op relatief korte termijn noodzakelijk;

      • -

        4 punten: snel noodzakelijk;

      • -

        5 punten: onmiddellijk noodzakelijk.

    • d.

      De mate van efficiëntie wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op/de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.

      • -

        0 punten: de totale subsidiabele kosten zijn veel te hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling;

      • -

        1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling;

      • -

        2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling;

      • -

        3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling;

      • -

        4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn goed ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling;

      • -

        5 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer goed ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

Artikel 7 Puntensystematiek

  • 1. Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies POP3. Op basis van de onder artikel 6 bepaalde selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis deze methodiek.

  • 2. De weging van de in artikel 6 bedoelde selectiecriteria vindt als volgt plaats:

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

      a.

    Mate van effectiviteit

       4

      0 - 5

      b.

    Haalbaarheid/kans op succes

       3

      0 - 5

      c.

    Mate van urgentie

       1

      0 - 5

      d.

    Mate van efficiëntie

       2

      0 - 5

  • 3. Het maximum aantal punten per categorie is 50.

  • 4. Indien in een aanvraag meer dan één van de activiteiten, als bedoeld in artikel 2, wordt opgenomen, dan wordt het totaal van de punten bepaald door het totaal van de behaalde punten te delen door het aantal opgenomen activiteiten.

  • 5. Indien een aanvraag minder dan 30 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Indien er meer dan één activiteit, genoemd in artikel 2, in de aanvraag wordt opgenomen, dan moet voor iedere activiteit afzonderlijk de minimale score 30 punten bedragen;

  • 6. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a van artikel 6 (mate van effectiviteit).

  • 7. Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid tevens een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in artikel 6 het eerste lid, onder a (mate van effectiviteit), wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b van artikel 6 (haalbaarheid/ kans op succes).

  • 8. Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b van artikel 6, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d van artikel 6 (mate van efficiëntie).

  • 9. Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op alle criteria bedoeld in het eerste lid, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Artikel 8 Bevoorschotting

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening subsidies POP3 wordt maximaal 1 keer per jaar een voorschot verleend op basis van realisatie;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1.25 van de Verordening subsidies POP3 worden geen voorschotten verleend vooruitlopend op de realisatie.

Artikel 9 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Voor alle relevante informatie verwijzen wij naar de website https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/pop-3/procedure-aanvraag/.

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP3 kavelruil en landbouwstructuurverbetering provincie Utrecht 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van, 23 april 2019.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

Secretaris.

Toelichting

Inleiding

In het kader van het Europese Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) heeft de provincie Utrecht de mogelijkheid om maatregelen open te stellen voor het indienen van projectvoorstellen die voor een EU-subsidie in het kader van het POP3 in aanmerking kunnen komen.

Om de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw te handhaven en te versterken is een blijvende investering in de landbouwstructuur noodzakelijk. Door deze investeringen kan de efficiëntie van de sector worden verhoogd. Dit kan worden bereikt door de juiste aanpassingen van percelen en ontsluiting. Naast verbetering van de bedrijfsefficiëntie draagt de herstructurering van landbouwbedrijven tevens bij aan de realisatie van internationale doelen rondom water, Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), biodiversiteit, Natura-2000 en overige maatschappelijke doelen, zoals bijvoorbeeld: realisatie Natuur Netwerk Nederland (NNN) en doelen Kader Richtlijn Water (KRW).

Het Utrechtse landbouwbeleid (Landbouwvisie 2018: Landbouw met Perspectief) is er op gericht verbetering van de verkaveling te combineren met het zetten van een stap in de transitie naar een klimaat neutrale, circulaire en natuur inclusieve landbouw. Een economisch rendabele sector die gewaardeerd wordt door boer en burger. Om deze provinciale ambities te behalen willen wij kavelruilprojecten ondersteunen.

Hoewel het realiseren van infrastructuur zowel positieve als negatieve effecten op natuur en milieu kan hebben, afhankelijk van de omvang en de locatie van projecten, zal deze maatregel overwegend positieve effecten hebben op het milieu. Alle projecten moeten namelijk voldoen aan de (inter)nationale wet- en regelgeving, zoals onder meer de voorwaarde dat project moet passen binnen vigerende bestemmingsplannen, waardoor negatieve effecten beperkt blijven.

Wij streven in Utrecht een sterke verkaveling na. Uitgangspunt voor een sterke verkaveling betekent dat voor elk bedrijf minimaal 60% van de gronden bestaat uit een huiskavel en zijn er maximaal drie veldkavels. In 2017 hebben de WUR (Wageningen Economic Research) en het Kadaster, in opdracht van de provincie Utrecht, een studie uitgevoerd naar de verkavelingssituatie in de provincie. Uit deze analyse blijkt waar de opgaven voor de komende jaren liggen en waar de kansen het grootst zijn. Verkavelingsanalyse: Focus op integrale gebiedsontwikkeling (WUR/ Kadaster): https://www.provincieutrecht.nl/publish/pages/317098/verkavelingsanalyse_utrecht_15-02-2017.pdf.

Het streven in Utrecht is te komen tot integrale kavelruilprocessen, processen waarbij meerdere publieke opgaven worden betrokken, zoals: het afremmen van bodemdaling, herstel van biodiversiteit en de energietransitie. De afname van de verkeersbelasting op plattelandswegen vinden wij belangrijk maar als dit het enige maatschappelijk doel bereik binnen een kavelruil is verstaan wij dit niet onder een efficiënt en integraal proces. Dit zien wij als bijvangst van een betere landbouwverkaveling. Sectorale kavelruilen, kavelruilen die puur en alleen nodig zijn om de landbouwstructuur te verbeteren komen niet voor subsidie POP3 landbouwstructuur in aanmerking.

Voor het bereiken van een sterke verkaveling gecombineerd met het bereiken van opgaven zoals afremmen bodemdaling, herstel van biodiversiteit en de energietransitie kan bedrijfsverplaatsing noodzakelijk zijn. Dat wil zeggen, verplaatsing naar een bestaand agrarisch bouwperceel. Nieuwvestiging is alleen mogelijk als dit noodzakelijk is voor het halen van urgente Natura 2000 doelen.

Artikelsgewijze toelichting van het openstellingsbesluit

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Deze maatregel is gericht op investeringen in het landelijk gebied die bijdragen aan de verbetering van de verkaveling van de landbouwbedrijven en de daarbij behorende toegankelijkheid, bodemgesteldheid, waterhuishouding en/of de verplaatsing van landbouwbedrijven. Het gaat hierbij om de volgende concrete acties:

  • -

    het opstellen en uitvoeren van verkavelingsplannen, projecten gericht op draagvlakontwikkeling, inhuur van kavelruil-coördinatoren en andere experts, faciliteren aankoop ruilgronden en verkavelingsprocedures, vacatiegelden, kadaster- en notariskosten, projectmanagement;

  • -

    investeringen om kavels beter bewerkbaar en bereikbaar te maken zoals: graven en dempen van sloten, met elkaar verbinden van percelen, aanpassen van drainage, aanleg of verbetering van dammen en kavelpaden, aanpassen van het wegenstelsel, aanpassen van de waterhuishouding;

  • -

    het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen, het vervangen van een bestaand gebouw of voorziening door een nieuw, modern gebouw of nieuwe moderne voorziening, zonder dat daarbij de betrokken productie of technologie fundamenteel wordt gewijzigd. Hierbij kan het gaan om een bedrijfsverplaatsing dat gericht is op landbouwstructuurversterking in combinatie met een natuurdoel of een bedrijfsverplaatsing dat gericht is op landbouwstructuurversterking in combinatie met een ander publiek doel (zoals waterberging).

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Nadere toelichting op de in artikel 4 lid I, II en III genoemde subsidiabele administratieve en juridische kosten:

  • a.

    Onder administratieve en juridische kosten worden kosten verstaan die te maken hebben met het organiseren van de kavelruil of bedrijfsverplaatsing. Dit kunnen kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs zijn alsmede de kosten van adviezen over duurzaamheid en kosten van haalbaarheidsstudies. De kosten kunnen verantwoord worden als kosten derden en personeelskosten en bijdragen in natura eigen arbeid.

  • b.

    De procedurekosten bestaan uit kosten voor kadaster, notaris en dergelijke.

  • c.

    Plankosten en kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

  • d.

    Leges voor vergunningen en procedures;

  • e.

    De kosten van haalbaarheidsstudies: Haalbaarheidsstudies naar het draagvlak in de omgeving voor de investeringen en naar de uitvoerbaarheid in technisch of financiële zin behoren tot de subsidiabele kosten.

Nadere toelichting op de in artikel 4 lid II en III genoemde subsidiabele kosten van investeringen:

Investeringen kunnen betrekking hebben op verschillende soorten uitgaven:

  • a.

    De kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen.

    Dit zijn alle werken gerelateerd aan het beter bewerkbaar en bereikbaar maken van kavels zoals de aanleg of verbetering van bruggen, dammen en kavelpaden. Ook zijn alle noodzakelijke werken die het gevolg zijn van het verkavelingsplan zoals het aanbrengen van beplantingen, aanpassen van de wegen- en padenstructuur ten behoeve van het algemeen belang, aanpassen van de waterhuishouding ten behoeve van het algemeen belang subsidiabel. Bij een bedrijfsverplaatsing zijn de werken op de nieuwe bedrijfslocatie subsidiabel. Het kan gaan om verbeteringen van de stal, erfmaatregelen of het beter bewerkbaar en bereikbaar maken van kavels.

  • b.

    Kosten van de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal10% van de totale subsidiabele kosten.

  • c.

    De kosten van de koop- of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa. De koop- of huurkoop van nieuwe machines en installaties zal voornamelijk plaats vinden bij een bedrijfsverplaatsing. Het kan gaan om alle noodzakelijke bedrijfsmiddelen die op de nieuwe locatie worden ingezet. De Bedrijfsmiddelen (o.a. nieuwe landbouwmachines en installaties met inbegrip van computer hardware en software, etc.) worden aangeschaft om blijvend te worden gebruikt door de eindbegunstigde als onderdeel van de investering. In dit geval is de volledige aan- of huurkoopwaarde subsidiabel tot ten hoogte de marktwaarde van het bedrijfsmiddel;

  • d.

    De kosten van tweedehands machines en installaties, indien noodzakelijk voor het project en indien de kosten aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen. De koop- of huurkoop van tweedehands machines en installaties zal voornamelijk plaats vinden bij een bedrijfsverplaatsing. Het kan gaan om alle noodzakelijke bedrijfsmiddelen die op de nieuwe locatie worden ingezet. De Bedrijfsmiddelen (o.a. tweedehands landbouwmachines en installaties met inbegrip van computer hardware en software, etc.) worden aangeschaft om blijvend te worden gebruikt door de eindbegunstigde als onderdeel van de investering. In dit geval is de volledige aan- of huurkoopwaarde subsidiabel tot ten hoogte de marktwaarde van het bedrijfsmiddel;

  • e.

    Plankosten en kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

  • f.

    Leges voor vergunningen en procedures;

  • g.

    De kosten van haalbaarheidsstudies:

    • -

      Haalbaarheidsstudies naar het draagvlak in de omgeving voor de investeringen en naar de uitvoerbaarheid in technisch of financiële zin behoren tot de subsidiabele kosten.

Niet verrekenbare of niet compensabele BTW;

BTW die vanuit een fonds van gemeente of provincie aan de aanvrager kan worden gecompenseerd is niet subsidiabel. Ook BTW die als voorbelasting kan worden afgetrokken bij de belastingdienst of die via een regeling van de belastingdienst geen last vormt voor de aanvrager, is niet subsidiabel. Als u BTW vergoed wilt krijgen, moet u in uw aanvraag aangeven dat BTW niet verrekenbaar en compensabel is voor uzelf en eventuele medeaanvrager(s). U dient in dat geval ook aan te tonen dat u/uw medeaanvragers geen BTW kunt of kunnen verrekenen of compenseren. U dient dit aan te tonen door hierover een recente verklaring(en) van de belastingdienst te overleggen

Subsidiabele kosten kunnen slechts bestaan uit de volgende kostentypen:

Waar subsidiabele kosten een weerspiegeling zijn van de activiteiten en onderdeel vormen van de begroting bestaan de kostentypen uit verschillende berekeningswijze die noodzakelijk zijn voor de onderbouwing. Als de projectactiviteiten voor een deel worden uitgevoerd door eigen personeel dan geldt de berekeningswijze van artikel 1.9 van de Verordening POP3. In het geval de activiteiten door externen wordt uitgevoerd dan is het van belang daarvoor de offertes, gunningsbrieven, facturen en betaalbewijzen bij te houden.

Personeelskosten voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9 van de Verordening (zie kader);

Artikel 1.9 personeelskosten

  • 1.

    Loonkosten worden berekend door het aantal aan het project of de investering bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de volgende methodieken berekend tarief:

    • a.

      een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor werkgeverslasten, waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;

    • b.

      een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.

  • 2.

    Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar bij een 40-urig dienstverband.

  • 3.

    In geval van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur en het maximale aantal uur per persoon per jaar waarvoor personeelskosten subsidiabel zijn naar rato berekend.

Kosten derden: kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd, met betaalbewijs, conform de regels van de Belastingdienst. U moet kunnen aantonen dat de door u ingediende kosten redelijk (marktconform) en passend zijn.

Bijdragen in natura voor eigen arbeid en kosten voor de inzet van vrijwilligers:

Dit zijn de kosten van eigen arbeid van de aanvrager. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de ondernemer zelf de werken uitvoert zoals bijvoorbeeld kavelverbeteringswerken, aanleggen van bruggen of dammen.

Bijdragen in natura kunnen uitsluitend uit eigen arbeid bestaan voor diensten waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht. Ook kosten voor de inzet van vrijwilligers zijn subsidiabel.

Bijdragen in natura zijn subsidiabel:

  • -

    voor zover de te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de totale subsidiabele kosten in het project exclusief de bijdragen in natura;

  • -

    de bijdrage is slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

  • -

    de waarde van onbetaalde eigen arbeid wordt gewaardeerd op € 35 per uur. Voor vrijwilligers bedraagt het tarief € 22. Deze bedragen worden niet uitgekeerd, maar gelden als eigen bijdrage in de financiering van het project.

Artikel 5 Hoogte subsidie

De ondergrens van een project bedraagt € 50.000 aan subsidie. Deze ondergrens moet worden gehaald op het moment van de subsidieverlening op basis van de subsidiabele kosten. Het kan zijn dat er € 55.000 wordt aangevraagd maar dat hiervan ‘slechts’ € 45.000 subsidiabel blijkt na beoordeling van de aanvraag. In dat geval wordt de subsidie niet verleend. Voor bedrijfsverplaatsingen geldt een maximum per project van € 400.000 aan subsidie voor verplaatsingen die een directe bijdrage leveren aan landbouwstructuurversterking in combinatie met natuurdoelen en € 150.000 aan subsidie voor verplaatsingen die een directe bijdrage leveren aan landbouwstructuurversterking in combinatie met andere publieke doelen.

Artikel 6 en 7 Selectiecriteria en Puntensystematiek

Gedeputeerde Staten hanteren voor de beoordeling en rangschikking van de subsidieaanvragen een puntentelling. Aanvragen worden beoordeeld op:

  • a.

    mate van effectiviteit van de activiteit;

  • b.

    mate van haalbaarheid/ kans op succes;

  • c.

    mate van urgentie;

  • d.

    mate van efficiëntie.

Voor de weging geldt dat a. de mate van effectiviteit als belangrijkste wordt gezien en een weging van 4 heeft. Haalbaarheid/ kans op succes krijgt een weging van 3. Efficiëntie krijgt een weging van 2. De urgentie krijgt een weging van 1.

  • I.

    Aanvragen die betrekking hebben op planvorming/draagvlakontwikkeling voor verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven en/of de verplaatsing van landbouwbedrijven gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur.

De verwachting is dat projecten worden ingediend die gericht zijn op het tot stand brengen van kavelruil en bedrijfsverplaatsingen. Een goede planvorming en draagvlakontwikkeling van kansrijke kavelruilprojecten, door het bijeenbrengen van betrokken partijen maakt hiervan onderdeel uit en bieden programmatisch houvast voor de komende openstelling van deze regeling.

Ad a. mate van effectiviteit van de activiteit

De effectiviteit wordt ingeschat op basis van de kwaliteit van het projectplan. Deze kwaliteit wordt bepaald door in samenhang de volgende aspecten te bezien:

  • -

    de begrenzing van het gebied waar het plan betrekking op zal hebben;

  • -

    de beleidsopgaven in het gebied, zoals vastgelegd in de Landbouwvisie provincie Utrecht (2018), de Samenwerkingsagenda Landbouw 1.0 (2019), het Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland (2016-2019) en het Bodem Water Milieuplan (2016-2021), Natuurvisie en Bodemdalingsvisie;

  • -

    het aantal deelnemers uit het betreffende gebied dat bij het opstellen van het plan betrokken zal gaan worden;

  • -

    de grootte van het beoogde gebied waarop de kavelruil van toepassing zal gaan zijn;

  • -

    de mate van integraliteit van de het verkavelingsplan;

  • -

    de verbetering in verkavelingsstructuur die bereikt kan gaan worden, te meten door het verschil in ‘uitgangskwaliteit’ én te behalen ‘eindkwaliteit’ (bijvoorbeeld op grond van kadasterkaarten) van het gebied waar het ruilverkavelingsproces plaats zal gaan vinden. Uitgangspunt is dat voor elk bedrijf minimaal 60 % van de gronden bestaat uit een huiskavel en zijn er maximaal drie veldkavels.

    • -

      0 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer gering.

    • -

      1 punt: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten gering.

    • -

      2 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten matig.

    • -

      3 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

    • -

      4 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten goed.

    • -

      5 punten: de effectiviteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

Ad b. mate van haalbaarheid/kans op succes

De haalbaarheid van het plan tot opstellen van een verkavelingsplan zal beoordeeld worden door in samenhang de volgende aspecten te bezien.

  • -

    de inhoudelijke kwaliteit van ‘het plan om te komen tot het verkavelingsplan’ te bepalen aan de hand van de volgende aspecten:

    • hoe realistisch is het plan,

    • zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van het plan betrokken,

    • kent het project een realistische planning, opzet en onderbouwde begroting,

    • worden de verwachte knelpunten helder benoemd.

    • -

      0 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer gering.

    • -

      1 punt: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten gering.

    • -

      2 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig.

    • -

      3 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende.

    • -

      4 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed.

    • -

      5 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

Ad c. mate van urgentie

Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre het tot stand brengen van een verkavelingsproces noodzakelijk is voor het bereiken van publieke doelen en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

Onder de realisatie termijnen voor natuur wordt hier respectievelijk verstaan onder termijnen: langere termijn: geen einddatum onder afzienbare termijn en korte termijn periode tot 2027 (natuurdoelen uit het NNN); en onder onmiddellijk oppakken de periode tot 2021 (zoals de internationale opgave Natura 2000 en PAS).

Ad d. mate van efficiëntie

Efficiëntie wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op/de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald. Een norm hiervoor is niet te geven, gekeken wordt of de kosten in verhouding staan tot het resultaat.

  • -

    0 punten: de totale subsidiabele kosten zijn veel te hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • -

    1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • -

    2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • -

    3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • -

    4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn goed ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • -

    5 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer goed ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • II.

    Aanvragen die betrekking hebben op de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven.

Ad a. mate van effectiviteit van de activiteit

De beleidsmatige doelstelling van de provincie Utrecht voor de landbouwbedrijven is minimaal 60% huiskavel en maximaal 3 veldkavels. Voor deze openstelling relevante publieke doelen zijn, milieu-, water-, natuur- en landschapsdoelen. De mate van effectiviteit wordt afgemeten aan de relatieve verbetering van de verkaveling, uitgedrukt in huiskavelpercentage, aantal veldkavels en afstand tot de veldkavels. Wat betreft de publieke doelen wordt de mate van effectiviteit afgemeten aan de hectares publiek doel. Daarbij gaat het niet alleen om hectares functieverandering (zoals NNN) maar ook om hectares agrarische grond met een publiek doel. Hiermee ondersteunen we met kavelruil de transitie naar een natuurinclusieve, circulaire en klimaatneutrale landbouw. Een ruilplan scoort goed wat betreft publieke doelen als 10% van de ruilgrond wordt ingezet voor biodiversiteit, vernatting, weidevogels of bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers. Om dit te borgen maken de deelnemers integrale natuurbedrijfsplannen zoals die ook in kader van het Actieplan Duurzame Landbouw met Natuur ontwikkeld worden. De score op het aspect “mate van effectiviteit” wordt als volgt bepaald:

  • -

    0 punten: Resultaten van het project dragen zeer gering bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen;

  • -

    1 punt: Resultaten van het project dragen gering bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen;

  • -

    2 punten: Resultaten van het project dragen matig bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen;

  • -

    3 punten: Resultaten van het project dragen voldoende bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen;

  • -

    4 punten: Resultaten van het project dragen goed bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen;

  • -

    5 punten: Resultaten van het project dragen zeer goed bij aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of de beleidsmatige andere doelstellingen.

Ad b. mate van haalbaarheid/kans op succes

De haalbaarheid van het plan tot opstellen van een verkavelingsplan zal beoordeeld worden door in samenhang de volgende aspecten te bezien

  • a.

    de kwaliteit van het projectplan.

    De kwaliteit van het projectplan zal worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • -

      hoe realistisch is het plan;

    • -

      zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken, er moet sprake zijn van aantoonbaar draagvlak;

    • -

      kent het project een realistische planning, opzet en begroting.

  • b.

    de mate waarin risicofactoren zijn onderkend en beheersbaar gemaakt zijn.

    Hierbij wordt gekeken naar:

    • -

      zekerheid van beschikbaarheid noodzakelijke eigen middelen van alle betrokken partijen;

    • -

      zekerheid beschikbaar komen van noodzakelijke vergunningen;

    • -

      zekerheid van deelname meest relevante partijen aan volledige traject.

      • -

        0 punten: project scoort zeer slecht op één of beide van genoemde aspecten.

      • -

        1 punt: project scoort slecht op één of beide van genoemde aspecten.

      • -

        2 punten: project scoort matig op beide genoemde aspecten.

      • -

        3 punten: project scoort voldoende tot goed op ten minste één van genoemde aspecten, andere aspect is ten minste voldoende.

      • -

        4 punten: project scoort goed op beide genoemde aspecten.

      • -

        5 punten: project scoort zeer goed op beide genoemde aspecten.

Ad c. mate van urgentie

Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre het tot stand brengen van een verkavelingsproces noodzakelijk is voor het bereiken van publieke doelen en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

Onder de realisatie termijnen voor natuur wordt hier respectievelijk verstaan onder termijnen: langere termijn: geen einddatum onder afzienbare termijn en korte termijn periode tot 2027 (natuurdoelen uit het NNN); en onder onmiddellijk oppakken de periode tot 2021 (zoals de internationale opgave Natura 2000 en PAS).

Ad d. mate van efficiëntie

De mate van efficiëntie wordt bepaald door de kosten te relateren aan het effect op/ de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald. De kosten zijn opgebouwd uit proceskosten, procedurekosten en kosten kavelaanvaarding. Deze kosten worden vergeleken met een normbedrag. De normkosten worden gesteld op € 2.300 per geruilde ha indien sprake is van kavelaanvaarding en € 1.500 indien geen sprake is van kavelaanvaarding. Deze bedragen zijn gebaseerd op kosten van kavelruil in de afgelopen jaren in de provincie Utrecht:

  • -

    0 punten: de kosten zijn 40% of meer dan 40% hoger dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten;

  • -

    1 punt: de kosten zijn van 30% tot 40% hoger dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten.

  • -

    2 punten: de kosten zijn van 20% tot 30% hoger dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten.

  • -

    3 punten: de kosten zijn van 10% tot 20% hoger dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten.

  • -

    4 punten: de kosten zijn tot 10% hoger dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten.

  • -

    5 punten: de kosten zijn gelijk aan of lager dan de in de bijlage van dit openstellingsbesluit opgenomen normkosten.

  • III.

    Aanvragen die betrekking hebben op de verplaatsing van landbouwbedrijven gericht opverbetering van de landbouwinfrastructuur.

De beleidsmatige afweging voor subsidie op bedrijfsverplaatsing is dat, gezien de hoge kosten, bedrijfsverplaatsing alleen subsidiabel is als een substantieel publiek belang gediend wordt. De doelstelling van bedrijfsverplaatsing is verbetering van de landbouwstructuur, in combinatie een publiek doel. Het publiek doel kan een natuurdoel zijn (bijvoorbeeld realisatie NNN) of een ander doel zoals water (bijvoorbeeld een waterberging).

Ad a. mate van effectiviteit van de activiteit

De effectiviteit van het project/ de projectactiviteiten wordt bepaald door de effecten die de bedrijfsverplaatsing zal hebben doordat de vrijgekomen hectares in het gebied waar het bedrijf uit verplaatst wordt, ingezet worden voor landbouwstructuur in combinatie met natuurdoelen of landbouwstructuur in combinatie met andere publieke doelen zoals bijvoorbeeld waterdoelen. De subsidie aanvraag kan daarom uit twee categorieën bestaan:

  • a.

    bedrijfsverplaatsing ten behoeve van landbouwstructuurversterking in combinatie met natuurdoel;

  • b.

    bedrijfsverplaatsing ten behoeve van landbouwstructuurversterking in combinatie met overige publieke doelen.

De effectiviteit van het project/ de projectactiviteiten wordt bepaald door de effecten die de bedrijfsverplaatsing zal hebben. Deze uitwerking wordt met name bepaald door het gebied waar het bedrijf uit verplaatst wordt en de aard en omvang van het te verplaatsen bedrijf. Er wordt in samenhang naar de volgende aspecten gekeken:

  • -

    te verwachten effecten op landbouwstructuur in combinatie met natuur of op landbouwstructuur in combinatie met andere publieke doelen, (milieu-, water-, en landschapsdoelen)

  • -

    de aanwezigheid van kwetsbare functies in de omgeving en de bijdrage die de bedrijfsverplaatsing levert aan het oplossen van piekbelastingen op deze kwetsbare functies,

Hierbij is vooral het aantal hectares dat ingezet wordt voor realisatie van het Nationaal natuur Netwerk (NNN) of voor andere publieke doelen (waterberging of functiewijziging voor waterdoelen (Kaderrichtlijn Water), afhankelijk van categorie aanvraag, van belang, maar daarnaast kunnen ook kwalitatieve aspecten meespelen. Een bedrijfsverplaatsing die slechts enkele hectares NNN oplevert, zal normaal gesproken matig scoren op effectiviteit, maar als deze hectares van strategisch belang zijn voor de afronding van een belangrijke schakel in de NNN of in de nabijheid van een Natura 2000 gebied liggen kan toch een score voldoende of goed gegeven worden.

Een score goed of zeer goed zal gegeven kunnen worden wanneer meer dan 10 hectare ingezet wordt voor functiewijziging naar natuur of een ander publiek doel. Een bedrijfsverplaatsing scoort ook goed of zeer goed wat betreft publieke doelen als 10% van de nieuwe locatie wordt ingezet voor biodiversiteit, vernatting, weidevogels of bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers. Om dit te borgen maken de deelnemers integrale natuurbedrijfsplannen zoals die ook in kader van het Actieplan Duurzame Landbouw met Natuur ontwikkeld worden. Van belang is wel dat de met de verplaatsing ingebrachte hectares direct en met zekerheid ingezet kunnen worden voor de beoogde doelen. Hectares die ingebracht worden als ruilgrond die mogelijk in de toekomst via ruiling ingezet zouden kunnen worden voor natuur of water gelden niet als prestatie bij deze openstelling.

De score op het aspect “mate van effectiviteit” wordt als volgt bepaald:

  • -

    0 punten: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en in zeer beperkte mate aan realisatie van het publieke doel;

  • -

    1 punt: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en in beperkte mate aan realisatie van het publieke doel;

  • -

    2 punten: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en levert daarnaast een matige bijdrage aan realisatie van het publieke doel;

  • -

    3 punten: de verplaatsing draagt aan landbouwstructuurversterking en levert daarnaast een voldoende bijdrage aan realisatie van het publieke doel;

  • -

    4 punten: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en levert daarnaast een goede bijdrage aan realisatie van het publieke doel.

  • -

    5 punten: de verplaatsing draagt bij aan landbouwstructuurversteking en levert daarnaast een zeer goede bijdrage aan realisatie van het publieke doel.

Ad b. mate van haalbaarheid/ kans op succes

Bezien wordt wat de haalbaarheid van de uitvoering van het project bedrijfsverplaatsing is. Hierbij worden de volgende aspecten in samenhang bezien:

  • a.

    de kwaliteit van het projectplan.

    De kwaliteit van het projectplan zal worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • -

      onderbouwing van de noodzaak van de bedrijfsverplaatsing voor het bereiken van de gestelde doelen ook in vergelijking met mogelijke minder ingrijpende alternatieven zoals het aanbieden van compensatiegrond

    • -

      hoe realistisch is het plan

    • -

      zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken,

    • -

      kent het project een realistische planning, opzet, nauwkeurige beschrijving van te behalen resultaten en onderbouwde begroting,

  • b.

    de mate waarin risicofactoren zijn onderkend en beheersbaar gemaakt zijn.

    Hierbij wordt gekeken naar:

    • -

      zekerheid van beschikbaarheid noodzakelijke eigen middelen van alle betrokken partijen

    • -

      zekerheid beschikbaar komen van noodzakelijke vergunningen

    • -

      zekerheid van deelname meest relevante partijen aan volledig traject blijkend uit intentieverklaringen.

      • -

        0 punten: project scoort zeer slecht op één of beide van genoemde aspecten;

      • -

        1 punt: project scoort slecht op één of beide van genoemde aspecten;

      • -

        2 punten: project scoort matig op beide genoemde aspecten;

      • -

        3 punten: project scoort voldoende tot goed op ten minste één van genoemde aspecten, andere aspect is ten minste voldoende;

      • -

        4 punten: project scoort goed op beide genoemde aspecten;

      • -

        5 punten: project scoort zeer goed op beide genoemde aspecten.

Ad c. mate van urgentie

Hierbij gaat het om de vraag in hoeverre het tot stand brengen van een verkavelingsproces noodzakelijk is voor het bereiken van publieke doelen en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

Onder de realisatie termijnen voor natuur wordt hier respectievelijk verstaan onder termijnen: langere termijn: geen einddatum onder afzienbare termijn en korte termijn periode tot 2027 (natuurdoelen uit het NNN); en onder onmiddellijk oppakken de periode tot 2021 (zoals de internationale opgave Natura 2000 en PAS).

Ad d. mate van efficiëntie

Een bedrijfsverplaatsing levert in het algemeen zowel voor de in het gebied achterblijvende bedrijven (die gronden over kunnen nemen) als voor het verplaatste bedrijf (meer/andere ontwikkelmogelijkheden) een bedrijfseconomisch voordeel op. De kosteneffectiviteit van een bedrijfsverplaatsing neemt toe naarmate er meer hectares voor de verschillende doelen (landbouwstructuur in combinatie met natuur of landbouwstructuur in combinatie met andere publieke doelen) ingezet kunnen worden.

De mate van efficiëntie wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op/ de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.

  • -

    0 punten: de totale subsidiabele kosten zijn veel te hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • -

    1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • -

    2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • -

    3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • -

    4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn goed ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

  • -

    5 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer goed ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

Artikel 8 Bevoorschotting

De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van Verordening subsidies POP3, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.

Aanvraagprocedure

Onverminderd het gestelde onder artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP3 geldt dat:

  • -

    aanvragen kunnen worden ingediend via het webportal POP3 (https://www.pop3-webportal.nl/). De link is terug te vinden in de samenvatting van deze regeling via https://www.provincie-utrecht.nl/loket/subsidie/;

  • -

    aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld format projectplan, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. Hiervoor dienen door de provincie Utrecht verstrekte vaste formats te worden gebruikt.

U kunt tot en met vrijdag 19 juli 2019 vragen stellen over de openstelling via het e-mailadres subsidies@provincie-utrecht.nl. De antwoorden op de geanonimiseerde vragen zijn uiterlijk 26 juli 2019 beschikbaar via de website van de provincie Utrecht.

Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. De aanvragen worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de scores. Op basis van dit advies neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting van de openstellingsperiode een beschikkingsbrief.