DAEB-Aanwijzingsbesluit Trajectplan Duurzame Landbouw met Natuur

Geldend van 15-10-2019 t/m heden

Intitulé

DAEB-Aanwijzingsbesluit Trajectplan Duurzame Landbouw met Natuur

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Gelet op artikel 4:23 Awb

Gelet op artikel 14 en artikel 106 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VwEU):

Gelet op het besluit van de Commissie, nr. 2012/21/EU van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen, kennisgegeven onder nummer C(2011) 9380

Gelet op artikel 158, eerste lid, aanhef en onder a, van de Provinciewet;

Overwegende dat:

  • 1.

    Het Actieplan Duurzame Landbouw met Natuur een maatschappelijk initiatief is waarbij betrokken maatschappelijke organisaties willen samenwerken met provincie en de waterschappen en de beweging richting natuurinclusieve, duurzame landbouw in gang zetten;

  • 2.

    De provincie het Actieplan Duurzame Landbouw met Natuur ondersteunt;

  • 3.

    De initiatiefnemers van het Actieplan diverse projecten hebben ontwikkeld, die zijn opgenomen in het Trajectplan Duurzame Landbouw met Natuur en het Financieringsplan Duurzame Landbouw met Natuur;

  • 4.

    NMU verantwoordelijk is voor de coördinatie en uitvoering van dit plan in samenwerking met de andere initiatiefnemers en uitvoerders;

  • 5.

    De activiteiten uit het Trajectplan Duurzame Landbouw met Natuur en het Financieringsplan Duurzame Landbouw met Natuur voor een groot deel als economische activiteiten kwalificeren in de zin van het Verdrag WEU;

  • 6.

    Steunverlening ten behoeve van het Trajectplan mogelijk in strijd kan zijn met de Europese regels voor staatssteun;

  • 7.

    NMU als spil functioneert in een netwerk van maatschappelijke organisaties binnen de provincie Utrecht en een dusdanig breed pallet aan activiteiten ontplooit waardoor NMU in staat is een integrale aanpak te hanteren;

  • 8.

    NMU daarmee zowel kwalitatief als kwantitatief een groot bereik heeft en zich daarmee van andere marktpartijen onderscheidt die slechts op deelgebieden opereren en minder effectief zijn om de maatschappelijk brede opgaven met de gewenste integraliteit op te pakken.

  • 9.

    Er sprake is van marktfalen, omdat de gewenste activiteiten uit het Trajectplan niet of niet voldoende tegen de gewenste prijs-kwaliteitverhouding door andere marktpartijen kunnen worden uitgevoerd;

  • 10.

    Het college de uitvoering van de activiteiten opgenomen in het Trajectplan Duurzame Landbouw met Natuur en het Financieringsplan Duurzame Landbouw met Natuur van algemeen belang acht;

  • 11.

    Het opleggen van een DAEB het meest geschikt is om deze activiteiten door NMU te steunen.

  • 12.

    Dit aanwijzingsbesluit DAEB de bestaande situatie van eerder toegekende rechten en plichten van betrokken onderneming bevestigt en niet verder uitbreidt. Om deze reden is een voorafgaande consultatie van andere marktdeelnemers niet zinvol geacht.

Besluiten als volgt:

1. Aanwijzing

Aan te wijzen als Dienst van Algemeen Economisch Belang: de activiteiten van NMU gericht op de uitvoering van het Actieplan Duurzame Landbouw met Natuur door uitvoering van de activiteiten zoals vermeld in het Trajectplan Duurzame Landbouw met Natuur fase I en II en het Financieringsplan Duurzame Landbouw met Natuur, waaronder:

  • Trajectmanagement

  • Project Monitoring

  • Project Duurzame bedrijfsplannen

  • Platform

2. Aard en duur van de openbare dienstverplichting

De openbare dienstverplichting gaat in op de dag na publicatie van dit aanwijzingsbesluit en loopt tot 31 december 2025.

3. Betrokken onderneming en betrokken grondgebied

Betrokken onderneming is NMU t.b.v. diensten die worden uitgevoerd op het grondgebied van de provincie Utrecht.

4. Uitsluitende rechten

Er worden geen uitsluitende of bijzondere rechten aan de onderneming toegekend.

5. Parameters compensatie kosten

De parameters voor de berekening, de controle en de herziening van de compensatie zijn beschreven in het Financieringsplan Duurzame Landbouw met Natuur en worden uitgewerkt in de subsidiebeschikking(en).

De maximale subsidie voor de DAEB-activiteiten bestaat uit:

  • a.

    de totale kosten die specifiek aan de DAEB-activiteiten zijn toe te rekenen, en

  • b.

    een passende bijdrage aan de niet-specifiek aan de DAEB-activiteiten toe te rekenen kosten (overhead).

Het integrale kostprijstarief is opgebouwd uit primaire loonkosten plus een opslag voor indirecte kosten en overhead. Met indirecte kosten en overhead worden die kosten bedoeld die niet rechtstreeks aan een subsidiabele activiteit worden toegerekend, maar via toerekening van een kostendrager. Ten behoeve van de berekening van het integrale kostprijstarief is het nodig de declarabele uren te berekenen. Dit is het aantal uren per dag (bijvoorbeeld 7,2 uren bij een 36-urige werkweek) vermenigvuldigd met het aantal werkdagen in een kalenderjaar minus: wettelijk erkende feestdagen; verlof conform cao; % ziekteverzuim; % indirecte productieve tijd (werkbesprekingen, personeelsaangelegenheden, studieverlof, etc.) o.b.v. ervaringsgegevens. De uitkomst is het direct aantal productieve uren per jaar, dat de basis is voor de berekening van het uurtarief bij de integrale kosten.

Om overcompensatie te vermijden, wordt de subsidie vastgesteld op basis van daadwerkelijk gemaakte in aanmerking komende kosten. Om dit inzichtelijk te maken, zal NMU:

  • a.

    Een gescheiden boekhouding hanteren (inkomsten en uitgaven gescheiden administreren: DAEB-activiteiten - overige activiteiten;)

  • b.

    de ureninzet in een urenregistratiesysteem opnemen.

Op grond van de parameters mogen alleen kosten worden vergoed die doelmatig en redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van de activiteiten.

De regels om overcompensatie te vermijden en terug te betalen zijn als volgt:

  • a.

    Aan het einde van de duur van de openbare dienstverplichting controleert ons college dat er geen overcompensatie heeft plaatsgevonden.

  • b.

    Ons college vordert betaalde overcompensatie terug en past de parameters ter berekening van de compensatie eventueel voor de toekomst aan.

  • c.

    De subsidieontvanger wordt verplicht Gedeputeerde Staten onverwijld schriftelijk mee te delen indien er te veel is gecompenseerd voor de verrichte dienst van algemeen economisch belang.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten d.d. 1 oktober 2019 (docnr. 81F73E84)