Parkeerverordening Venray 2016

Geldend van 14-10-2016 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening Venray 2016

De raad van de gemeente Venray,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van, d.d. 15 augustus 2016

gelezen het advies van de Commissie Werken en Besturen

;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening

Parkeerverordening Venray 2016

AFDELING I. DEFINITIES EN BEGRPIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    motorrijtuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de wet;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 behorende bij het RVV 1990, of die gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 (Zone) uit bijlage 1 behorende bij het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling II. PLAATSENVOORVERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGENEN VERGUNNINGBEWIJZEN

Artikel 2

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3. Een vergunning kan worden verleend aaneen eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waarbelanghebbendenplaatsen zijn.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan het in het derde lid genoemde vereiste.

  • 5. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6. Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

  • 1. Een vergunning wordt voor verleend voor maximaal één jaar.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied of straat waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

  • 3. Bij gebruikmaking van de vergunning dient het vergunningsbewijs in de vorm van een door het college te verstrekken parkeerkaart duidelijk zichtbaar en volledig leesbaar achter de voorruit van het motorvoertuig te zijn geplaatst.

Artikel 5

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is in het gebied of straat, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III. VERBODSBEPALINGEN

Artikel 6

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 8

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV. STRAFBEPALING

Artikel 9

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V. OVERGANGS- ENSLOTBEPALINGEN

Artikel 10

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 11

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening Venray 2016.

Artikel 12

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 14 oktober 2016.

  • 2. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening Venray 2010, zoals vastgesteld bij besluit van de raad, d.d. 14 december 2010.

  • 3. Vergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening Venray 2010 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 september 2016,

De voorzitter
De griffier