Regeling vervallen per 01-01-2021

Referendumverordening gemeente Vianen 2009

Geldend van 22-04-2009 t/m 31-12-2020

Intitulé

Referendumverordening gemeente Vianen 2009

Nr.: B3/1.

De raad van de gemeente Vianen;

gelezen het voorstel van het college van 02 april 2009;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de Referendumverordening gemeente Vianen 2009.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van Vianen;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vianen;

  • c.

    raadplegend referendum: een op initiatief van de raad gehouden volksstemming over een mogelijk door de raad te nemen besluit of over meerdere door de raad geformuleerde alternatieven voor een eventueel te nemen besluit;

  • d.

    besluit: een schriftelijke beslissing van de raad;

  • e.

    kiesgerechtigden: diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden overeenkomstig artikel B3 juncto J1 van de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Vianen;

  • f.

    commissie: de referendumcommissie als bedoeld in artikel 4 van deze verordening;

  • g.

    vakantieperiode: de periode waarin in de gemeente Vianen geen basisonderwijs wordt gegeven.

Artikel 2 Toepassingsgebied

  • 1. De verordening geeft regels voor het houden van een niet-correctief raadplegend referendum.

  • 2. Een referendum wordt alleen gehouden over een besluit dat naar het oordeel van de raad ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente Vianen.

  • 3. De raad kan bij het nemen van een besluit bepalen dat over dat besluit geen referendum kan worden gehouden.

  • 4. Een referendum wordt in ieder geval niet gehouden over:

    • a.

      een besluit in bezwaar of in administratief beroep;

    • b.

      een besluit over individuele kwesties;

    • c.

      een besluit over arbeidsrechtelijke of ambtenarenrechtelijke zaken;

    • d.

      een besluit met betrekking tot de begroting en de rekening;

    • e.

      een besluit met betrekking tot gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • f.

      een besluit in het kader van deze verordening;

    • g.

      een besluit ter uitvoering van een gebonden bevoegdheid;

    • h.

      een besluit dat naar het oordeel van de raad zijn grondslag vindt in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    • i.

      een besluit waarvan de inwerkingtreding of uitvoering naar het oordeel van de raad niet kan worden uitgesteld vanwege de daarmee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen.

  • 5. Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente.

Artikel 3 Niet-correctief raadplegend referendum

  • 1. De raad kan besluiten tot het houden van een niet-correctief raadplegend referendum over een mogelijk te nemen besluit óf over meerdere door de raad geformuleerde alternatieven voor een eventueel te nemen besluit.

  • 2. De raad maakt het in het eerste lid bedoelde besluit zo spoedig mogelijk algemeen bekend op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 4 De Referendumcommissie

  • 1. De raad stelt een onafhankelijke commissie in ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken, genaamd de Referendumcommissie, hierna verder aan te duiden als ´commissie´.

  • 2. De raad benoemt en ontslaat de leden van de commissie.

  • 3. De commissie bestaat uit drie deskundigen.

  • 4. Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad, met het ambt van burgemeester of wethouder en met een dienstverband bij de gemeente Vianen.

  • 5. De commissie kiest uit haar midden een voorzitter en bepaalt haar eigen werkwijze.

  • 6. De raad benoemt op voordracht van het college een ambtelijk secretaris.

Artikel 5 Taken van de commissie

  • 1. De commissie heeft tot taak:

    • a.

      de raad en het college gevraagd en ongevraagd van advies te dienen als bedoeld in artikel 6;

    • b.

      toe te zien op een goede begeleiding en organisatie van het referendum;

    • c.

      toe te zien op een neutrale informatievoorziening;

    • d.

      lachten over de gemeentelijke voorlichting en de wijze waarop campagne wordt gevoerd in het kader van het referendum te behandelen. De commissie toetst daarbij de gemeentelijke voorlichting aan de eisen van objectiviteit en de campagnevoering aan de eisen van fair play.

    • e.

      de referendum te evalueren en de raad en het college hiervan verslag te doen.

  • 2. De commissie is bevoegd tot het raadplegen van deskundigen. Als dit kosten met zich mee brengt is vooraf machtiging van het college vereist.

  • 3. Ten aanzien van de behandeling van en advisering over klachten als bedoeld in het eerste lid onder d is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De interne klachtenregeling van de gemeente Vianen is niet van toepassing.

  • 4. Nadat de klacht door de commissie is ontvangen, brengt zij zo mogelijk binnen twee weken haar rapport van bevindingen, vergezeld van het advies en eventuele aanbevelingen, uit. Bij klachten over het handelen van het bestuursorgaan, wordt de klacht uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het rapport van de commissie door het betreffende bestuursorgaan afgedaan.

Artikel 6 Advisering door de commissie

  • 1. De raad of het college vraagt de commissie om advies over:

    • -

      de formulering van de vraagstelling van het referendum als bedoeld in artikel 7, tweede lid;

    • -

      alle andere aangelegenheden waarover de raad of het college advies wensen in verband met een goed verloop van het referendum.

  • 2. De commissie brengt haar adviezen zo snel mogelijk uit.

Artikel 7 Datum, vraagstelling en procedure

  • 1. De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan vier maanden na de dag waarop de raad heeft besloten tot het houden van het referendum. De raad kan als daar een aanleiding voor is besluiten deze termijn te verlengen, onder meer om het referendum te kunnen combineren met algemene verkiezingen.

  • 2. De raad stelt tenminste vier weken voor het te houden referendum, de vraagstelling van het referendum vast.

  • 3. In het raadplegend referendum wordt aan de stemgerechtigden gevraagd of zij voor of tegen een mogelijk door de raad te nemen besluit zijn, dan wel wordt aan hen de keuze uit een aantal alternatieven voorgelegd. Bij de keuze uit meerdere alternatieven wordt duidelijk aangegeven hoe de uitslag wordt vastgesteld.

  • 4. Het college is verantwoordelijk voor de organisatie van het referendum en de communicatie.

  • 5. Bij de organisatie en uitvoering van een referendum is de Kieswet voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Het referendum kan gecombineerd worden met landelijke, provinciale of gemeentelijke verkiezingen. Het referendum vindt niet plaats in een vakantieperiode noch op zon- en feestdagen.

  • 7. Er kunnen meerdere referenda op één dag worden gehouden.

  • 8. Indien de aanleiding tot het houden van een referendum komt te vervallen kan de raad besluiten het referendum niet te laten plaatsvinden.

  • 9. De raad kan bepalen op welke wijze gestemd wordt.

  • 10. Uiterlijk vier weken voor de datum waarop het referendum wordt gehouden worden alle relevante stukken ter inzage gelegd op een aantal door het college te bepalen plaatsen.

Artikel 8 De stemming en de uitslag

  • 1. Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag voordat het referendum wordt gehouden kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad. De bepalingen van de Kieswet zijn voor wat betreft de raadsverkiezingen voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In afwijking van het voorgaande lid is de raad bevoegd om op basis van nader vast te stellen regels de stemming op een door hem te bepalen wijze te organiseren, mits verzekerd is dat het referendum het karakter behoudt van een volksstemming onder alle kiesgerechtigden.

  • 3. Het referendum wordt altijd, ongeacht de opkomst, als geldig beschouwd.

  • 4. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte geldige stemmen.

Artikel 9 Besluit naar aanleiding van de referendumuitslag

De raad neemt zo mogelijk in de eerstvolgende vergadering na het houden van het referendum, en anders in de daarop volgende vergadering, een definitief besluit.

Artikel 10 Financiën

De raad stelt een budget beschikbaar voor de organisatie van een referendum.

Artikel 11 Strafbepalingen

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft hij die bij de stemming:

  • a.

    oproepingskaarten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    oproepingskaarten of volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    oproepingskaarten of volmachtbewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Referendumverordening.

Artikel 13 Inwerkingtreding

De referendumverordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 april 2009.

De griffier

C.J. Steehouwer

De voorzitter

mw. drs. D.A.M. Koreman

Toelichting op de Referendumverordening

De gemeente Vianen wil graag haar inwoners bij de besluitvorming over onderwerpen die voor de gemeente Vianen belangrijk zijn betrekken. Een niet-correctief raadplegend referendum maakt het de gemeenteraad mogelijk om voor de start van het beleidsproces van een project de mening van de bevolking hierover te vragen. Voor het houden van een raadplegend referendum is deze verordening opgesteld.

A. Algemene toelichting

Het kabinet is van mening dat de vraag of en zo ja, hoe op lokaal niveau referenda worden gehouden, een zaak is die door gemeenten zelf moet worden beslist binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen.

Randvoorwaarden:

  • -

    Het is de gemeenteraad die per geval beslist of een referendum wordt gehouden;

  • -

    ieder raadslid beslist individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • -

    de gemeenteraad neemt een definitief besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden.

Bevoegdheid

De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. Deze bepalingen geven de raad een algemene verordenende bevoegdheid.

Samenloop met inspraak

De onderwerpen waarover in de afgelopen jaren referenda zijn gehouden, zijn vaak reeds via wettelijke bepaalde inspraakmogelijkheden aan de bevolking voorgelegd. De vraag rijst of een referendum in de plaats kan treden van voorgeschreven inspraakmogelijkheden. Het antwoord hierop luidt ontkennend. Het wel of niet houden van een referendum heeft geen invloed op de voorgeschreven inspraakprocedures. Het is echter raadzaam om een referendum in een vroegtijdig stadium van een procedure te houden. Voorlichting over het referendumonderwerp kan dan bijvoorbeeld in praktische zin gekoppeld worden aan voorlichting over hetzelfde onderwerp in het kader van de voorgeschreven inspraak.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2 Toepassingsgebied

De raad heeft er voor gekozen een niet-correctief raadplegend referendum mogelijk te maken. Het referendum is in ieder geval facultatief en niet bindend. De raad heeft de vrijheid te bepalen of er in de gemeente een mogelijkheid is tot het houden van een referendum en zo ja, hoe de referendumprocedure er uit ziet.

Een referendum kan zich niet uitstrekken tot buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden.

Alleen besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit neemt, leent zich echter minder goed voor een referendum. In deze verordening wordt de lijst met uitzonderingen zo beperkt mogelijk gehouden. Door het uitsluiten van veel onderwerpen bestaat immers het gevaar dat de referendumverordening een 'leeg instrument' wordt, waarbij het in de praktijk onmogelijk blijkt een referendum te organiseren.

De lijst met uitzonderingen is niet limitatief. Omdat het de raad is die de uiteindelijke beslissing over het al dan niet houden van een referendum neemt, vormt een beperkte lijst met uitzonderingen geen probleem. Bij het nemen van de beslissing kan de raad immers ook andere relevante zaken, die niet expliciet in de lijst met uitzonderingen staan, in zijn overwegingen meenemen. Een zorgvuldige afweging is daarbij een voorwaarde. De meeste onderwerpen die in dit artikel zijn opgenomen, zijn door de in 1982 ingestelde Staatscommissie Biesheuvel genoemd, als niet geschikt als onderwerp voor een referendum.

Andere gangbare uitzonderingen luiden als volgt:

  • -

    Beslissingen waarvan de raad van mening is dat er andere dringende redenen zijn om geen referendum te houden. Deze algemene uitzonderingsgrond benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van de raad.

  • -

    Beslissingen in het kader van deze verordening. Dit om te voorkomen dat de besluitvorming in een vicieuze cirkel terecht kan komen.

Artikel 3 Niet-correctief raadplegend referendum

De raad heeft ervoor gekozen een niet-correctief raadplegend referendum mogelijk te maken. De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. De raad beslist over het houden van een referendum bij gewone meerderheid. Artikel 30 Gemeentewet luidt immers: 'voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem uitbrengen'.

Artikel 4, 5 en 6 De Referendumcommissie

Dit artikel biedt de mogelijkheid een referendumcommissie in te stellen. Om de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken, verdient het de voorkeur dat er geen raadsleden in deze commissie worden benoemd. De commissie heeft o.a. tot taak: formulering van vraagstelling en antwoordcategorieën; toezicht op de organisatie van het referendum; toezicht op de objectiviteit van de voorlichting en klachtenbehandeling over het verloop van de referendumprocedure. Tevens is de commissie verantwoordelijk voor de evaluatie van gehouden referenda.

Artikel 7 Datum, vraagstelling en procedure

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Deze datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen kan in sommige gevallen praktisch zijn, omdat de kiesgerechtigden niet tweemaal naar de stembus hoeven te komen. Ook kan een combinatie zorgen voor een reductie in de kosten van een referendum. Ook kunnen er meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden. Er zal dan wel een afzonderlijk kiesregister voor ieder referendum moeten worden bijgehouden en tevens dienen de kiesgerechtigden voor ieder onderwerp een aparte oproepingskaart te krijgen.

De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden vast. Daarbij kan hij zich laten adviseren door de commissie. De eindverantwoordelijkheid blijft echter bij de raad berusten. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om:

  • -

    'ja' of 'nee';

  • -

    een keuze uit alternatieven;

  • -

    een combinatie van deze twee mogelijkheden.

Het feit dat het college is belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 160). Het college wijst, zoals ook in de Kieswet wordt bepaald ten aanzien van (raads-)verkiezingen, de stemlokalen aan.

Artikel 8 De stemming en de uitslag

Voor de procedures rond de stemming kan zoveel mogelijk worden aangesloten bij de gang van zaken rond de raadsverkiezingen.

Artikel 9 Besluit naar aanleiding van de referendumuitslag

De raad neemt, zo mogelijk in de eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, een besluit over het onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.

Artikel 10 Financiën

Het organiseren van een referendum brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Hiermee moet dus van te voren rekening worden gehouden. De besteding van het budget kan worden overgelaten aan het college aan wie de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum is opgedragen.

Artikelen 11, 12 en 13

Deze artikelen spreken voor zich.