Marktverordening gemeente Waddinxveen 2014

Geldend van 01-12-2014 t/m heden

Intitulé

MARKTVERORDENING GEMEENTE WADDINXVEEN 2014

De raad der gemeente Waddinxveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 maart 2014

gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet

besluit vast te stellen de

Marktverordening gemeente Waddinxveen 2014;

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

  • b.

    vergunning: een vergunning tot het organiseren van een markt;

  • c.

    vergunninghouder: de rechtspersoon waaraan het college een vergunning heeft verleend.

Artikel 2 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 2 Vergunningen

Artikel 3 Vergunning tot het organiseren van een markt

Het is verboden zonder een vergunning van het college een markt te organiseren.

Artikel 4 Voorschriften en beprekingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

  • 2. De rechtspersoon waaraan krachtens deze verordening een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Artikel 5 Vereisten vergunning

Een vergunning wordt uitsluitend verleend aan een rechtspersoon.

Artikel 6 Aanvraag vergunning

Een aanvraag voor een vergunning bevat een door het bestuur van een rechtspersoon vastgesteld plan dat waarborgt dat de markt op een veilige wijze wordt georganiseerd en waarin in ieder geval wordt ingegaan op:

  • a.

    de wijze waarop de organisatie van de markt is geregeld;

  • b.

    de wijze waarop het toezicht op de veiligheid van de bezoekers aan de markt is geregeld;

  • c.

    de afspraken met de hulpverleningsdiensten;

  • d.

    de wijze waarop het afval van de markt wordt ingezameld;

  • e.

    de wijze waarop de informatievoorziening aan omwonenden is geregeld;

  • f.

    de personen die naast het bestuur van de rechtspersoon verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse gang van zaken op de

  • g.

    markt.

Artikel 7 Beoordeling aanvraag vergunning

  • 1. Het college rangschikt de aanvragen voor vergunningverlening waarbij een vergunningaanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate de aanvraag naar het oordeel van het college een grotere bijdrage levert aan de belangen die deze verordening beschermd. Daarbij betrekt het college in ieder geval de mate waarin de continuïteit, kwaliteit en doelmatigheid van de organisatie van de markt is gewaarborgd.

  • 2. Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor een vergunning in aanmerking. De andere aanvragen worden afgewezen.

  • 3. Indien het college gerede twijfel heeft ten aanzien van de integriteit van de aanvrager, kan het college de aanvrager verzoeken een Verklaring Omtrent het Gedrag voor rechtspersonen te overleggen, of indien het een buitenlandse rechtspersoon betreft, een document dat ten minste gelijkwaardig is. Indien een Verklaring Omtrent het Gedrag voor rechtspersonen dan wel een vergelijkbaar document niet kan worden overlegd, kan het college besluiten de vergunning niet te verlenen.

  • 4. Indien er reeds een vergunning is verleend aan een andere rechtspersoon dan de aanvrager en gedurende een langere periode dan zes maanden gebruik kan worden gemaakt van deze vergunning, dan weigert het college de vergunningaanvraag.

Artikel 8 Intrekking/wijzigen vergunning

  • 1. Het college trekt een vergunning in op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder.

  • 2. Het college kan een vergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 6 en 7 genoemde vereisten;

    • c.

      indien op grond van verandering van omstandigheden of inzichten zijn opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking in het belang is van een goede organisatie van de markt.

  • 3. Het college kan, indien op grond van verandering van omstandigheden of inzichten zijn opgetreden na het verlenen van de vergunning de voorschriften van die vergunning wijzigen.

Artikel 9 Vergunning voor bepaalde tijd

Een krachtens deze verordening verleende vergunning geldt voor de duur die het college specifiek aan een vergunning verbindt.

Hoofdstuk 3 straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10 Intrekking en schorsing vergunning

Overminderd het bepaalde in artikel 8 kan het college een vergunning, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrag; of

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 11 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 12 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 december 2014 dan wel indien dit eerder is, de datum waarop het winkelcentrum aan de (Marktstraat), en daarbij de locatie voor de weekmarkt, wordt opgeleverd

  • 2. De Marktverordening gemeente Waddinxveen 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening Waddinxveen 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Waddinxveen in zijn openbare vergadering van 28 mei 2014
De griffier,De burgemeester,
(mr. F.W. van der Dussen)(drs. H.P.L. Cremers)

Nota-toelichting Algemene toelichting

De totstandkoming van de verordening

De voorliggende verordening is in overleg tussen de VNG en de CVAH tot stand gekomen. Tevens is gebruik gemaakt van ervaringen van enkele gemeenten die het beheer van een markt bij een organisatie hebben neergelegd.

Grondslag en belang verordening

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht.

Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de bevoegdheid aan het college om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet).

De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

Gemeentelijk beleid

De optie voor een organisatievergunning vereist dat gemeenten in samenspraak met ondernemers invulling geven aan de beleidskaders. Het is van belang dat ondernemers vroegtijdig bij de planvorming worden betrokken en dat er afspraken worden gemaakt over de nieuwe wijze van organiseren van de warenmarkt. De werkwijze kan enigszins worden vergeleken met de procedure die wordt gevolgd voor de vergunningverlening voor het houden van evenementen op grond van artikel 2:25 model-APV (oud artikel 2.2.2).

Overgang van individuele vergunningen naar een marktorganisatie

Bij de overgang van een systeem van individuele vergunningen naar een systeem van een marktorganisatie komt nog al wat kijken. Omdat het onwenselijk is dat er voor wat betreft één markt gedeeltelijk met het oude systeem en gedeeltelijk met het nieuwe systeem wordt gewerkt (oftewel: dat er zowel een vergunning aan een marktorganisatie is verleend, terwijl er tevens nog een aantal individuele vergunningen bestaan) is er voor gekozen om geen overgangsbepalingen op te nemen in dit model. Anders krijgt een gemeente immers te maken met twee verschillende, naast elkaar bestaande regimes.

In dat kader dient de oude marktverordening te worden ingetrokken op het moment dat de nieuwe in werking treedt. Vervolgens dient een gemeente ook alle individuele vergunningen, welke zijn gebaseerd op de oude verordening, in te trekken. De grondslag voor deze vergunningen is immers komen te vervallen.

Dit heeft uiteraard consequenties voor de marktkooplieden. Daarom is het van belang dat zij tijdig, dat wil zeggen ruim voordat de nieuwe verordening in werking treedt en de oude wordt ingetrokken, worden betrokken bij het te wijzigen beleid. Zij dienen te worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de marktorganisatie en de reden van intrekking van hun vergunning.

Aanvragen voor vergunningen dan wel bezwaarschriften gericht tegen besluiten genomen op grond van de (oude) verordening, ingediend vóór de inwerkingtreding van de nieuwe verordening, dienen in beginsel ex tunc te worden beoordeeld; oftewel, op basis van het beleid dat geldt tijdens het indienen van de aanvraag/bezwaarschrift.

Echter, wanneer een gemeente inmiddels een nieuwe marktverordening hanteert die is gebaseerd op gewijzigd beleid dat uitvoerig is beschreven en vastgelegd, kan gemotiveerd worden aangegeven waarom een individuele vergunning niet meer wordt afgegeven (dan wel afgegeven en direct weer ingetrokken). Benadrukt wordt dat het ten zeerste van belang is om als gemeente een duidelijk marktbeleid op te stellen en vast te stellen, zodat niet verweten kan worden dat er in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur wordt gehandeld.

Vrijhouden van het marktterrein

Op grond van de Wegsleepverordening gemeente Waddinxveen kunnen voertuigen worden weggesleept (lex specialis).

Aanbesteding

Wanneer een gemeentelijke overheid een opdracht te vergeven heeft, kan zij in aanraking komen met aanbestedingsregelgeving. Aanbesteden betreft een vorm van inkopen. De Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn onder andere opgesteld om binnen de Europese Unie en ten behoeve van het tot stand komen van een interne markt, de vrije, eerlijke concurrentie te stimuleren. In de praktijk betekent toepassing van de aanbestedingsregels, dat - voordat gemeenten contracten sluiten voor de uitvoering van (bouw)werken, voor leveringen of voor dienstverlening aan de gemeente - moet worden bezien of de desbetreffende opdracht volgens een Europese procedure dient te worden aanbesteed.

In dat kader moet worden gekeken of het organiseren van de markt een dienst is, die eventueel onder de reikwijdte van de aanbestedingrichtlijn valt. [Aanbestedingsrichtlijn 2004/18/EG (overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten)]. Eén van de vereisten hiervoor is dat er een overeenkomst onder bezwarende titel wordt gesloten.

Onder ‘bezwarende titel’ wordt verstaan dat er een op geld waardeerbare tegenprestatie wordt geleverd door de aanbestedende dienst aan de opdrachtnemer. Omdat het organiseren van de markt plaatsvindt zonder dat hier een economische tegenprestatie tegenover staat (de organisatie krijgt er immers niet direct voor betaald) valt het niet direct onder de aanbestedingsregels. Daarentegen stelt de gemeente openbare ruimte beschikbaar voor de markt, waardoor de marktorganisatie in de gelegenheid wordt gesteld om winst te maken: deze publieke bemoeienis kan een private partij voordeel opleveren. Dit neigt naar een concessieovereenkomst.

Artikel 17 van richtlijn 2004/18 stelt dat de richtlijn niet van toepassing is op concessieovereenkomsten voor diensten. Wel geldt bij concessies voor diensten artikel 3 van de richtlijn 2004/18: bij het verlenen van een bijzonder of uitsluitend recht om openbare diensten te verlenen aan een lichaam dat zelf geen aanbestedende dienst is wordt in de akte waarbij deze rechten worden verleend bepaald, dat dit lichaam bij de opdrachten voor leveringen die het in het kader van deze activiteit bij derden plaatst, het beginsel van niet-discriminatie op grond van de nationaliteit moet naleven.

Dit laatste maakt dat een gemeente verplicht is de uitbesteding van de organisatie van een warenmarkt op een transparante en toegankelijke wijze in te richten. Zie hierover meer onder het kopje ‘Dienstenrichtlijn’ en de artikelgewijze toelichting bij artikel 7.

Dienstenrichtlijn

[Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PB L376/36, 27 december 2006]

De Europese Dienstenrichtlijn is op 28 december 2006 in werking getreden met als doel de nog bestaande belemmeringen van het vrije verkeer van diensten op te heffen. Ook voor gemeenten zal dit gevolgen hebben: zij moeten binnen 3 jaar door middel van een screening nagaan of hun regelgeving in overeenstemming is met de bepaling van de richtlijn en deze zonodig aanpassen.

De voorliggende verordening is gebaseerd op de modelverordening van de VNG. Deze heeft de screening van de modelverordening in vier stappen uitgevoerd. Allereerst is gekeken of het organiseren van een markt een dienst betreft, die onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn valt (Stap 1). Vervolgens is gekeken of het hanteren van een vergunningstelsel strijdig is (Stap 2) en is beoordeeld of de vergunningvereisten in overeenstemming zijn met de Dienstenrichtlijn (Stap 3). Tenslotte is artikel 12 van de Dienstenrichtlijn van belang: omdat er slechts één vergunning voor een organisatie kan worden vergeven, dient er een transparante en onpartijdige selectieprocedure aan vooraf te gaan (Stap 4).

De uitkomst van de screening is dat de marktverordening in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijn. Hieronder wordt uiteen gezet, hoe tot deze conclusie is gekomen.

Stap 1: De reikwijdte van de Dienstenrichtlijn

Is het organiseren van een markt aan te merken als een dienst? Ja, omdat het organiseren van een markt wordt uitgevoerd door een private onderneming en valt deze dienst hiermee binnen de werkingsfeer van de Dienstenrichtlijn.

Stap 2: Vergunningstelsel toetsen aan artikel 9 en 16 Dienstenrichtlijn

Artikel 9 van de Dienstenrichtlijn bepaalt dat lidstaten de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk mogen stellen van een vergunningstelsel. [Nota bene: Het begrip vergunningstelsel in de zin van de Dienstenrichtlijn is breder dan wij het kennen in het kader van nationale wetgeving. Onder vergunningstelsel wordt verstaan: "Elke procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een formele of stilzwijgende beslissing over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit". (artikel 4, onderdeel 6, Dienstenrichtlijn)]

Voorstelbaar is dat het organiseren van een markt wordt gedaan door een dienstverrichter die zich niet in Nederland zal vestigen. Voor een dergelijk geval bepaalt artikel 16 Dienstenrichtlijn dat deze activiteit niet mag worden belemmerd door een vergunningstelsel, tenzij:

a. er geen discriminerende werking jegens de betrokken dienstverrichter vanuit gaat (discriminatieverbod);

b. de eisen gerechtvaardigd zijn om redenen van openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu (noodzakelijkheid);

c. én het nagestreefde doel niet door een minder beperkende maatregel kan worden bereikt (evenredigheid).

In artikel 4 van de Modelmarktverordening is bepaald dat het verboden is zonder vergunning een markt te organiseren. Als we dit vergunningstelsel toetsen op de bovenstaande punten, dan leidt dit tot de volgende conclusies:

Ad a) Er gaat geen discriminerende werking van uit, omdat zowel Nederlandse als buitenlandse dienstverrichters een vergunning moeten aanvragen alvorens zij een markt mogen organiseren. Derhalve zijn buitenlandse dienstverrichters niet in het nadeel ten opzichte van Nederlandse dienstverrichters;

Ad b) In de tweede plaats is het vergunningstelsel gerechtvaardigd vanwege een ‘dwingende reden van algemeen belang’, omdat zij dient ter bescherming van de openbare orde, gezondheid, beperking van de overlast, regulering van het woon- en leefklimaat (artikel 9). Daarmee is de noodzakelijkheid aangetoond (artikel 16) ;

Ad c) Het vergunningstelsel beoogt een toetsing omdat de uitvoering van de dienst (het organiseren van de markt) aan bepaalde kwaliteitseisen dient te voldoen. Het achteraf toetsen zou ondoelmatig zijn. Toetsing achteraf zou onder meer de openbare orde en het milieu in gevaar kunnen brengen.

Kortom: omdat is voldaan aan de uitzonderingsgronden van artikel 9 en 16, levert het vergunningvereiste uit de modelmarktverordening geen strijdigheid op met de Dienstenrichtlijn.

Stap 3: Vergunningvoorwaarden toetsen aan artikel 10, 14 en 15 Dienstenrichtlijn

De volgende stap is om ook de vergunningvoorwaarden te toetsen aan de richtlijn. Op grond van artikel 10 Dienstenrichtlijn moeten vergunningvoorwaarden bijvoorbeeld non-discriminatoir, ondubbelzinnig en objectief zijn. Daarnaast geeft artikel 14 Dienstenrichtlijn aan welke voorwaarden verboden zijn en bepaalt artikel 15 Dienstenrichtlijn welke eisen aan evaluatie onderworpen kunnen zijn.

De modelmarktverordening bevat als voorwaarde dat de aanvrager een rechtspersoon dient te zijn. Dit vormt geen belemmering en levert derhalve geen strijdigheid op.

Stap 4: Selectie uit diverse gegadigden (artikel 12 Dienstenrichtlijn)

Per warenmarkt kan er maar aan één organisatie een vergunning worden verleend: de publieke ruimte waarop de markt moet plaatsvinden kan immers maar aan een partij beschikbaar worden gesteld. Omdat het gaat om een activiteit waarvoor slechts één vergunning te vergeven is, dient er te worden voldaan aan artikel 12 van de Dienstenrichtlijn. Artikel 12, eerste lid, van de Dienstenrichtlijn bepaalt dat, wanneer het aantal beschikbare vergunningen voor een activiteit beperkt is door schaarste van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden, de lidstaten een selectie uit de gegadigden maken volgens een selectieprocedure die alle waarborgen voor onpartijdigheid en transparantie biedt, met inbegrip van met name een toereikende bekendmaking van de opening, uitvoering en afsluiting van de procedure. Bij de vaststelling van regels voor de selectieprocedure is tevens het derde lid van artikel 12 van de Dienstenrichtlijn van belang: het college mag rekening houden met overwegingen die betrekking hebben op de volksgezondheid, de doelstellingen van het sociaal beleid, de gezondheid en de veiligheid van werknemers of zelfstandigen, de bescherming van het milieu, het behoud van het cultureel erfgoed en andere dwingende redenen van algemeen belang.

Tenslotte, bepaalt het tweede lid van artikel 12 van de Dienstenrichtlijn met betrekking tot de tijdsduur van een dergelijke vergunning, dat deze voor een passende beperkte duur wordt verleend en dat zij niet automatisch mag worden verlengd. Daarnaast wordt gesteld dat evenmin enig ander voordeel mag worden toegekend aan de organisator wiens vergunning zojuist is verlopen of aan personen die een bijzondere band met de organisator hebben.

In deze verordening wordt voldaan aan deze punten (zie tevens de toelichting bij artikel 8 en 10) en het model is daarmee in overstemming met de regels uit de Dienstenrichtlijn.

Conclusie

Uit het voorgaande volgt dat de Modelmarktverordening in overeenstemming is met de bepalingen van de Dienstenrichtlijn.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Inhoud

Hoofdstuk 1 van de verordening bevat algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat bepalingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening aan een rechtspersoon (een organisatie) die is belast met de organisatie van de markt. Hoofdstuk 3 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt dat in de verordening wordt gehanteerd.

Artikel 2. Nadere regels

Het college kan indien nodig nadere regels stellen.

Artikel 3. Vergunning tot het organiseren van een markt

Met deze verordening wordt aan een organisatie de mogelijkheid geboden een markt te organiseren. Dit biedt onder meer het voordeel dat de individuele vergunningplicht voor de individuele standplaats komt te vervallen, waarmee het aantal vergunningaanvragen en dus de administratieve lasten aanzienlijk worden gereduceerd.

Artikel 4. Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Zie ook de algemene toelichting onder Grondslag en belang verordening. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 11 is eveneens van toepassing.

Artikel 5. Vereisten vergunning

De vergunning geeft het recht om een markt te organiseren. De organisator van een markt moet een rechtspersoon zijn, bijvoorbeeld een stichting. Beoogd wordt een vergunning te verlenen aan een privaatrechtelijke partij. Het vereiste van een rechtspersoon is opgenomen, omdat wanneer een groep natuurlijke personen samen bepaalde activiteiten opzetten, het lastig is voor derden om uit te maken wie welke plichten draagt. Een rechtspersoon wordt opgericht om een bepaald doel gemakkelijker te kunnen verwezenlijken. Het doel van de rechtspersoon staat steeds in zijn statuten vermeld. Deze statutaire doelomschrijving is van invloed op de handelingsbevoegdheid van de rechtspersoon en op de vertegenwoordigingsmacht van zijn vertegenwoordigers. Het doel, zoals in de statuten omschreven, begrenst namelijk het rechtsgebied waarbinnen de rechtspersoon kan opereren.

Daarnaast is het zo dat de wet de rechtspersoon verplicht om een aantal voor derden van belang zijnde gegevens te publiceren in het handelsregister, dat door iedereen kan worden geraadpleegd. Zo moet daarin onder meer worden vermeld wie de bestuurders zijn van de rechtspersoon en of, en zo ja, in hoeverre zij de rechtspersoon mogen vertegenwoordigen door in diens naam rechtshandelingen met anderen aan te gaan. Derden mogen in beginsel afgaan op de juistheid van het handelsregister.

Dit geeft een gemeente derhalve meer zekerheid omtrent de partij waaraan zij vergunning verlenen. In de marktverordening is er voor gekozen een publiekrechtelijk vergunning aan te houden, die aansluit bij het bepaalde in de verordening. Hiermee kan het bevoegd gezag controle houden op de uitvoering.

Van belang is dat de marktorganisator (de rechtspersoon) niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van de Awb. Hieruit vloeit voort dat een beslissing van de marktorganisator, bijvoorbeeld met betrekking tot de toewijzing van marktstandplaats, ook geen besluit is in de zin van de Awb. Derhalve kan hiertegen geen bezwaar of beroep worden ingesteld, maar moet men zich bij een geschil tot de burgerlijke rechter wenden.

Artikel 6. Aanvraag vergunning

In dit artikel is een uitgebreide inhoudsopgave gegeven van het plan dat de organisator van de markt in het kader van de vergunningaanvraag aan de gemeente moet overleggen. Het plan moet in ieder geval de gemeente voldoende vertrouwen geven, dat de markt op een juiste wijze wordt georganiseerd. Bedacht moet worden dat er op grond van artikel 12, derde lid, van de Dienstenrichtlijn slechts rekening mag worden gehouden met eisen die betrekking hebben op de volksgezondheid, de doelstellingen van het sociaal beleid, de gezondheid en de veiligheid van werknemers of zelfstandigen, de bescherming van het milieu, het behoud van het cultureel erfgoed en andere dwingende redenen van algemeen belang.

[Dwingende redenen van algemeen belang zijn redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie; waaronder de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, staatsveiligheid, volksgezondheid, handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid.]

Ten aanzien van de onderdelen van het plan genoemd onder a tot en met f worden beleidsregels vastgesteld. In deze beleidsregels wordt aangegeven welke inhoudelijke elementen om welke reden wenselijk zijn.

Beleidsregels versus nadere regels

Aangezien vaak onduidelijkheid bestaat over het verschil tussen beide soorten regels volgt hieronder een korte uiteenzetting van beleidsregels en nadere regels.

Het college kan beleidsregels opstellen ten aanzien van de gekregen bevoegdheden. Verder kan het college nadere regels stellen op grond van artikel 2 van de deze marktverordening.

Voor alle duidelijkheid: beleidsregels zijn algemene regels omtrent de toepassing van bevoegdheden (zie de definitie in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Nadere regels zijn algemene regels die te karakteriseren zijn als algemeen verbindende voorschriften. Beleidsregels kennen een inherente afwijkingsbevoegdheid in tegenstelling tot nadere regels.

Op grond van artikel 4:84 van de Awb dient een bestuursorgaan een uitzondering op een beleidsregel te maken indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen. Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid van de beleidsregel genoemd. Hierdoor zijn beleidsregels flexibeler dan nadere regels (algemeen verbindende voorschriften). Immers, van nadere regels is geen afwijking mogelijk.

Artikel 7. Beoordeling aanvraag vergunning

Per warenmarkt kan er maar aan één organisatie een vergunning worden verleend: de publieke ruimte waarop de markt moet plaatsvinden kan immers maar aan een partij beschikbaar worden gesteld. Zoals reeds in de algemene toelichting staat beschreven kan dit worden aangemerkt als een concessie en is een gemeente daarom verplicht de uitbesteding van de organisatie van een warenmarkt op een transparante en toegankelijke wijze in te richten.

In het selectiedocument, dat dient te worden opgesteld en dat als nadere regels op grond van artikel 2 is vastgesteld, worden punten toegekend aan de verschillende onderdelen van het plan. Hierdoor kan op transparante en onpartijdige wijze worden onderbouwd waarom het college tot de keuze van een bepaalde partij is gekomen.

Het is van belang dat de selectieprocedure tijdig en algemeen wordt aangekondigd en dat duidelijkheid wordt verschaft omtrent de uitvoering en de looptijd van de procedure, zodat er voldoende transparantie wordt geboden. Wanneer er een partij is geselecteerd zal het college dit bekend moeten maken. De andere aanvragen worden afgewezen.

Lid 3

Indien het college twijfels heeft met betrekking tot de integriteit van de aanvrager, bijvoorbeeld omdat het vermoeden bestaat dat er in het verleden wel eens fraude is gepleegd, kan het een Verklaring Omtrent het Gedrag voor rechtspersonen (VOGrp) opvragen. De VOGrp is een instrument waarmee rechtspersonen hun integriteit kunnen aantonen aan bijvoorbeeld de overheid. De VOGrp is een verklaring van de Minister van Justitie waarin staat dat niet is gebleken van bezwaren tegen de betreffende rechtspersoon.

De aanvraag moet worden ingediend door een vertegenwoordiger van de rechtspersoon. In het onderzoek worden onder andere het Justitieel Documentatie Systeem, politieregistergegevens, het Openbaar Ministerie en de Reclassering geraadpleegd.

Indien het een buitenlandse rechtspersoon betreft, die niet in aanmerking komt voor een Nederlandse VOGrp, kan een vergelijkbaar document uit het land van herkomst worden overlegd. Dit document dient een niveau te waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale VOGrp wordt nagestreefd.

Lid 4

De vergunning kan door de gemeente worden geweigerd indien de aanvrager geen rechtspersoon is, of uit het plan onvoldoende blijkt dat de organisatie de continuïteit, kwaliteit of doelmatigheid van de markt kan waarborgen

Lid 5

Het vijfde lid ziet op het geval er tussentijds aanvragen worden ingediend, terwijl er een vergunning is verleend. Deze weigeringgrond is opgenomen, omdat, wanneer de aanvraag voldoet aan de vereisten van artikel 6 en 7, een nieuwe selectie zou moeten plaatsvinden. Dit komt ten nadele van de continuïteit van de vergunning. Er is rekening gehouden met een behandelingstermijn van zes maanden.

Artikel 8. Intrekken/wijzigen vergunning

In het eerste lid staat de intrekkingverplichting: wanneer de vergunninghouder hierom (schriftelijk) verzoekt wordt altijd overgegaan tot intrekking.

In het tweede lid worden intrekkingbevoegdheden genoemd: er staat immers dat het college de vergunning kan intrekken. Hiermee wordt aangegeven dat het college hiertoe de mogelijkheid heeft in de genoemde gevallen.

In het derde lid is de mogelijkheid aangegeven om tussentijds de voorschriften van een verleende vergunning aan te passen. Hiertoe zal slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen worden overgegaan.

Artikel 9. Vergunning voor bepaalde tijd

In de toelichting bij artikel 8 is al verwezen naar artikel 12 van de Dienstenrichtlijn: dit artikel bepaalt in het eerste lid dat er sprake moet zijn van een transparante en onpartijdige selectieprocedure, indien er slechts één vergunning voor een activiteit kan worden verleend. Met betrekking tot de tijdsduur van een dergelijke vergunning bepaalt het tweede lid van artikel 12 van de Dienstenrichtlijn, dat de vergunning voor een passende beperkte duur wordt verleend en dat zij niet automatisch mag worden verlengd.

Daarnaast wordt gesteld dat evenmin enig ander voordeel mag worden toegekend aan de organisator wiens vergunning zojuist is verlopen of aan personen die een bijzondere band met de organisator hebben.

Hieruit volgt derhalve dat de vergunning voor een marktorganisatie slechts voor bepaalde tijd mag worden verleend. Omdat er ook een mate van continuïteit en zekerheid aanwezig dient te zijn voor de vergunninghouder, is bepaald dat de termijn ten minste 1 (één) jaar is. Na afloop van deze termijn dient opnieuw een transparante en onpartijdige selectieprocedure, zoals staat beschreven in de toelichting bij artikel 8, te worden toegepast voordat een vergunning mag worden verleend.

Hoewel het in het kader van deregulering dus wenselijk zou zijn de vergunning voor onbepaalde tijd te verlenen, omdat hiermee zo min mogelijk administratieve en bestuurlijke lasten zijn gemoeid, is dit niet mogelijk omdat dit strijdig zou zijn met de Dienstenrichtlijn.

Artikel 10. Intrekking en schorsing vergunning

Indien sprake is van onregelmatigheden is het ook mogelijk om de vergunning te schorsen of zelfs in te trekken.

Artikel 11. Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 11 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de organisatie betreft een administratieve afhandeling de voorkeur.

Artikel 12. Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

Voorheen lag het voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen. Met de invoering van het systeem van een marktorganisatie komt de functie van marktmeester echter te vervallen.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Lid 2

Met het vaststellen van de nieuwe marktverordening moet de voorgaande verordening worden ingetrokken.

Artikel 14. Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.