Regeling vervallen per 01-07-2023

Bibob-beleidsregel 2015 Waddinxveen

Geldend van 01-12-2015 t/m 30-06-2023

Intitulé

Bibob-beleidsregel 2015 Waddinxveen

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2:25, 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene Plaatselijke verordening, artikel 30b en 30h van de Wet op de kansspelen, de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet Milieubeheer, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 8, 21 en 22 van de Huisvestingswet 2014 en de Algemene Subsidie Verordening Waddinxveen 2015;

besluiten vast te stellen de volgende:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • b.

    advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle beschikkingen en overheidsopdrachten waarop de wet kan worden toegepast;

  • d.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot het nemen van beschikkingen;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • f.

    het onderzoek (lichte toets): de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet BIBOB door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

  • g.

    zware toets: Indien de resultaten van de lichte toets (eigen onderzoek) hiertoe aanleiding geven, zal een zwarte toets plaatsvinden. Soms is één zware indicator voldoende om te concluderen dat nader onderzoek noodzakelijk is, maar ook een reeks van lichtere indicatoren kunnen - in hun onderlinge samenhang bezien - tot een dergelijke conclusie leiden. Deze zware toets kan worden uitgevoerd door het RIEC Den Haag of het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • h.

    het Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • i.

    RIEC Den Haag: Regionaal Informatie en Expertise Centrum. Gemeente Waddinxveen heeft een convenant met het RIEC ten behoeve van Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering integriteitsbeoordeling;

  • j.

    Wet Bibob: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

  • k.

    vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

    • 1°.

      het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

    • 2°.

      huur of verhuur;

    • 3°.

      het verlenen van een gebruikrecht; of

    • 4°.

      de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

Artikel 2 Toepassingsbereik van de Wet Bibob in de gemeente Waddinxveen

  • 1. Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de wet toepassen met betrekking tot beschikkingen zoals vermeld in:

    • i.

      artikel 2.25 van de Algemeen plaatselijke verordening Waddinxveen 2009 indien sprake is van een evenementenvergunning die betrekking heeft op een evenement zoals aangegeven in bijlage 5 van deze beleidsregel;

    • ii.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet;

    • iii.

      artikel 2.28 van de Algemeen plaatselijke verordening Waddinxveen 2009 (exploitatievergunning horecabedrijf);

    • iv.

      artikel 2.39 van de Algemeen plaatselijke verordening Waddinxveen 2009 (speelgelegenheden);

    • v.

      artikel 3.4 van de Algemeen plaatselijke verordening Waddinxveen 2009 (seksinrichtingen);

  • 2. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de wet toepassen met betrekking tot beschikkingen zoals vermeld in:

    • i.

      de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet Milieubeheer;

    • ii.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in de categorieën zoals aangegeven in bijlage 2 van deze beleidsregel;

    • iii.

      de artikelen 8 eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet 2014;

    • iv.

      de Algemene Subsidie Verordening Waddinxveen 2015;

    • v.

      artikel 30b van de Wet op de Kansspelen;

    • vi.

      artikel 30a van de Drank- en Horecawet.

    • vii.

      artikel 7 van de wet Bibob, bij alle gemeentelijke vergunningen en ontheffingen die op grond van een verordening verplicht zijn gesteld voor een inrichting of bedrijf.

  • 3. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel l, waarbij de gemeente partij is, indien sprake is van vastgoedtransactie zoals aangegeven in bijlage 3 van deze beleidsregel.

  • 4. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de wet toepassen met betrekking tot overheidsopdrachten ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet in de gevallen zoals aangegeven in bijlage 4 van deze beleidsregel.

  • 5. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de wet eveneens toepassen met betrekking tot de intrekking van de in het eerste en tweede lid genoemde beschikkingen.

  • 6. Bij vastgoedtransacties en overheidsopdrachten zoals aangegeven in de bijlagen 3 en 4 van deze beleidsregel bedingt het bestuursorgaan dat de overeenkomst kan worden ontbonden op de gronden vermeld in artikel 3, eerste en zesde lid, alsmede artikel 4 van de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een onderzoek zal plaatsvinden.

Artikel 3 Informatieverstrekking

  • 1. In de in artikel 2 van deze beleidsregel bepaalde gevallen dient betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren de Bibob-vragenformulieren in te vullen en bij het bestuursorgaan in te dienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen het onderzoek als bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregel te verrichten.

  • 3. De aanvraag kan buiten behandeling worden gesteld indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Eigen onderzoek

  • 1. Het eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, het aangaan van een transactie of het afsluiten van een opdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het volgende artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de betrokkene en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 2. Indien het in lid 1 bedoelde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen, wordt een advies ingewonnen bij het RIEC en/of bij het Bureau als bedoeld in artikel 9 van de wet.

  • 3. Indien uit het in lid 1 bedoelde onderzoek blijkt dat sprake is van zware indicatoren of een reeks van lichtere indicatoren, met onderlinge samenhang (bijlage 1 van deze beleidsregel), wordt een advies ingewonnen bij het RIEC en/of bij het Bureau als bedoeld in artikel 9 van de wet.

  • 4. Indien de officier van justitie op basis van artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid het Bureau om een advies te vragen, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

  • 5. Indien het onder lid 1 bedoelde onderzoek geen feiten, vermoedens of omstandigheden oplevert over enige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet en er geen andere weigeringsgronden van toepassing zijn wordt de beschikking, opdracht of transactie verleend of afgesloten.

Artikel 5 Beoordeling van reeds verstrekte beschikkingen

  • 1. Ten aanzien van verstrekte beschikkingen wordt indien daartoe aanleiding bestaat (onder andere een tip van de officier van justitie of een signaal van één van de partners binnen het RIEC- samenwerkingsverband) een Bibob-vragenformulier uitgereikt.

  • 2. Een weigering om het vragenformulier ingevuld te retourneren wordt beschouwd als een ernstig gevaar op grond van de Wet Bibob met als gevolg dat de beschikking of opdracht wordt ingetrokken of ontbonden.

  • 3. Van de wettelijke mogelijkheid tot beoordeling van reeds verstrekte beschikkingen wordt naast de in artikel 2 benoemde gevallen actief gebruik gemaakt, indien één of meer van de navolgende situaties van toepassing is / zijn:

    • a.

      als een bepaald gebied specifiek nader wordt bekeken;

    • b.

      als een bepaalde branche of deel van een branche extra wordt gecontroleerd;

    • c.

      als er aanwijzingen zijn dat er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede wordt gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of voor het plegen van strafbare feiten;

    • d.

      indien er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld omkoping).

Artikel 6 Weigering / intrekking andere beschikkingen en/of opdrachten van dezelfde betrokkene en sluiting

  • 1. Indien een Bibob-advies wordt gevraagd ten aanzien van een bepaalde betrokkene, heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen deze gemeente verleende beschikkingen of opdrachten, welke onder de reikwijdte van de Wet Bibob vallen. Dat betekent dat in het geval dat de burgemeester/ het college een negatief advies van het Bureau overneemt, in één keer de aanvraag wordt geweigerd en alle reeds verstrekte beschikkingen of opdrachten worden ingetrokken.

  • 2. Indien de onderneming(en) van de betrokkene ten tijde van de weigering of intrekking nog geopend is/zijn, vind sluiting onmiddellijk na de begunstigingstermijn plaats. Indien in die situatie een voorlopige voorziening wordt gevraagd, wordt de sluiting opgeschort tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Er wordt volgens deze beleidsregel gehandeld tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 8 Overgangsbepaling

Deze beleidsregel vervangt de bestaande Procedureregeling Wet Bibob gemeente Waddinxveen welke is vastgesteld op 26 oktober 2010. Laatstgenoemde beleidsregel blijft van toepassing op aanvragen die zijn gedaan voor de inwerkingtredingsdatum van de onderhavige beleidsregel.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de volgende dag na de bekendmaking.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Bibob-beleidsregel 2015 Waddinxveen”.

Ondertekening

Waddinxveen, 1 december 2015

Burgemeester en wethouders van Waddinxveen, voor zover het besluiten betreffen die binnen de bevoegdheid van het college kunnen worden genomen.

de secretaris,

mw. A.B. Blomme

de burgemeester,

drs. H.P.L. Cremers

De burgemeester van Waddinxveen, voor zover het besluiten betreffen die binnen de bevoegdheid van de burgemeester kunnen worden genomen.

de burgemeester van Waddinxveen,

drs. H.P.L. Cremers

Bijlage 1: Indicatorenlijst bij de Bibob-beleidsregel 2015 Waddinxveen

Behoort bij de Bibob-beleidsregel 2015 Waddinxveen, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen op 1 december 2015 en door de burgemeester van Waddinxveen op 1 december 2015.

Deze lijst bevat Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur of bepalen dat een zwaardere toetsing nodig is. In deze bijlage is onderscheid gemaakt tussen lichte en zware indicatoren. Lichte indicatoren zijn aangeven met één sterretje (*) en zware indicatoren met twee sterretjes (**). Deze lijst is niet limitatief, ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek.

Indicatorenlijst bij de “zal” bepaling (artikel 2 Bibob-beleidsregel 2015 Waddinxveen)

Eén zware indicator is voldoende om na een eigen onderzoek te concluderen dat een zwaardere toets noodzakelijk is, maar ook een reeks van lichtere indicatoren kunnen - in hun onderlinge samenhang bezien - tot een dergelijke conclusie leiden. Uitgangspunt is dat bij twijfel altijd advies wordt gevraagd aan het RIEC Den Haag en/of aan het Bureau.

Indicatorenlijst bij de “kan” bepaling (artikel 2 Bibob-beleidsregel 2015 Waddinxveen) en bij reeds verstrekte beschikkingen (artikel 5 Bibob-beleidsregel 2015 Waddinxveen)

Daarnaast vormt deze indicatorenlijst aanleiding om bij de “kan” bepaling of bij reeds verstrekte beschikkingen over te gaan tot een eigen onderzoek (lichte toets). Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar of er blijkt dat er sprake is van zware indicatoren of een reeks van lichtere indicatoren, wordt een advies gevraagd aan het RIEC en/of aan het Bureau.

De bedrijfsstructuur

Inrichting/organisatie

  • onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur; **

  • niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is; *

  • onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel; **

  • melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers; **

  • a-typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting; *

  • functiewijziging van pand of inrichting; *

  • ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten; **

  • onduidelijk ondernemingsplan; *

  • er sprake is van overname van een vergunningsplichtige inrichting, die is gesloten of waarvan de vergunning is ingetrokken op grond van openbare orde overwegingen (bijvoorbeeld heling, drugs of geweld) of op grond van de Wet Bibob; **

  • er sprake is van monopolisering (het opkopen van meerdere inrichtingen en/of onroerende zaken in een bepaald gebied) door een natuurlijk persoon en/of rechtspersoon dan wel door een aantal aan elkaar verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen; **

  • er vermoedelijk een relatie bestaat tussen de recreatie- en/of seksinrichting met de malafide infrastructuur rond illegale vreemdelingen; **

Persoon aanvrager/exploitant

  • leidinggevende/beheerder is waarschijnlijk niet de officiële leidinggevende (katvanger of stroman); **

  • aanvrager is geen officiële leidinggevende/beheerder; *

  • wijziging in exploitant; *

  • aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig; *

Overig

  • gedwongen overname van inrichting (bijv. door afpersing of wurgcontract); **

De financiering

Inrichting

  • onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand; **

  • huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit; **

  • zeer hoge waarborgsom vereist; **

  • extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke hoogte huurpenningen; **

  • aanvrager heeft veel panden in bezit; *

  • onduidelijke financiering van de panden; **

Persoon aanvrager/exploitant

  • uitkering Sociale Dienst; *

  • verdachte financiering; **

  • ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren; **

  • ongebruikelijke financier; *

  • slechte exploitatie vorige zaak; *

  • geen bedrijfsplan; *

Overig

  • a-typische (gezien de aard van de transacties ongebruikelijke) betalingswijzen; *

  • onduidelijke financiering van de exploitatie; **

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

Persoon aanvrager/exploitant

  • binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”; *

  • problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig; *

  • exploitant/beheerder zelden aanwezig in de inrichting; *

  • minder voor de hand liggende personen vragen beschikking aan; *

  • minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager; *

  • aanvrager heeft geen vakkennis; *

  • antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld); **

  • aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privéchauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur/jurist; *

  • aanvrager is bekend uit het criminele circuit, eventueel politie-informatie; **

  • aan de aanvrager is al vaker een beschikking geweigerd (hieronder valt ook een geweigerde aanvraag in een andere gemeente); **

Overig

  • ‘verdacht’ woonadres: Leger des Heilsadres, gevangenis, postbus, veel mensen op één adres; *

  • aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon; *

Algemeen geldende en beleidsindicatoren

Inrichting ligt in:

  • kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’; *

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied; *

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche; *

Er is sprake van:

  • bedreiging behandelend ambtenaar; *

  • valsheid in geschrifte bij aanvraag; **

  • fraude (valse diploma’s, ID-papieren, huurcontracten); **

  • mishandeling, bedreiging van ambtenaar; *

  • steekpenningen, omkoping van ambtenaar; **

  • behandelend ambtenaar voelt zich bedreigd (subjectief); *

Mogelijk samengestelde indicatoren voor een Bibob-aanvraag

  • (bijstands)uitkering en geen bankgarantie voor de investering; **

  • (bijstands)uitkering en geen bedrijfsplan; *

  • onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur; **

  • slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem; *

  • geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag; *

Bijlage 2: Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob in het kader van art. 2.1 WABO

In de volgende categorieën kunnen aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door de gemeente Waddinxveen worden getoetst in het kader van de Wet Bibob:

  • -

    Autohandel/garages/leasebedrijven;

  • -

    Handelingen met banden van voertuigen en met schroot

    (metaalrecycling) en autodemontage, het opbulken van grond en kunststofrecycling

  • -

    Wellnessbranche (massagesalons, nagelstudio’s e.d.);

  • -

    Horecabedrijven;

  • -

    Smart-, grow- en headshops;

  • -

    Speelautomatenhallen;

  • -

    Seksinrichtingen inclusief escortbedrijven;

  • -

    Wisselkantoren;

  • -

    Belwinkels;

  • -

    Zonnestudio’s.

Bijlage 3: Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke vastgoedtransacties

Gemeentelijke vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 2 lid 3 van deze beleidsregel kunnen door de gemeente Waddinxveen worden getoetst in het kader van de wet indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast en de al dan niet samenhangende transacties € 500.000 overschrijden.

Zodra de gemeente onderhandelingen start inzake (aankoop of) verkoop van onroerende zaken of inzake uitgifte van grond in erfpacht (indien van toepassing in de betrokken gemeente) wordt de wederpartij ervan in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob- procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Namen van partijen waarmee de gemeente in onderhandeling treedt, worden gemeld bij de Bibob-officier van het Arrondissementsparket Den Haag. In voorkomende gevallen zal de Bibob-officier dan gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 26 van de Wet Bibob aan de burgemeester een OM- tip te verstrekken.

Bijlage 4: Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke overheidsopdrachten

Gemeentelijke overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 2 lid 4 van deze beleidsregel kunnen door de gemeente Waddinxveen worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast en:

  • a.

    het bedrag van de leveringen groter is dan € 200.000,

  • b.

    het bedrag van de diensten groter is dan € 200.000, of

  • c.

    het bedrag van de werken groter is dan € 5.000.000.

Bijlage 5: Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij evenementenvergunningen

Evenementen als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder i van deze beleidsregel worden door de gemeente Waddinxveen getoetst in het kader van de Wet Bibob indien:

  • het de volgende vechtsporten betreft;

    • a.

      free fight (het vrije gevecht);

    • b.

      vale tudo (Braziliaans Mixed Martial Arts);

    • c.

      cage fight (kooigevecht);

    • d.

      kickboksen;

    • e.

      Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten.

  • het een dance evenement betreft.

Toelichting op de beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob Waddinxveen

1. Doel van de Wet Bibob voor de gemeente

Uitgangspunt van de gemeente Waddinxveen is dat zij geen zaken doet met criminelen en dat zij alles in het werk stelt om criminele activiteiten binnen de gemeente geen kans te geven. Om aan dit uitgangspunt invulling te geven is de Wet Bibob in 2003 tot stand gekomen. Bibob staat voor de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Met de Wet Bibob kan het openbaar bestuur beschikkingen zoals vergunningen en subsidies binnen bepaalde branches intrekken of weigeren. Doel van de wet is om te voorkomen dat geld afkomstig uit criminele activiteiten gebruikt wordt. Door toepassing van deze wet kan de gemeente voorkomen dat ze criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning. Zo kan de gemeente bij een aanvraag van de Drank- en Horecavergunning en op grond van een exploitatievergunning van de APV screenen op het strafrechtelijke verleden van de aanvrager, de leidinggevenden en de beheerders. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.

2. Doel van de beleidsregel

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Artikel 30 van de Wet Bibob bepaalt dat de gemeente de Bibob vragenformulieren kan uitreiken bij vergunningaanvragen, subsidies, aanbestedingen en vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is.

Door het opnemen en implementeren van een beleidsregel biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de beleidsregel staat aangegeven op welke branches Bibob wordt toegepast en in welke gevallen dit gebeurt. Ten aanzien van de burger wordt door het opnemen van de beleidsregel willekeur voorkomen en ten behoeve van de bescherming van de integriteit binnen de gemeente kan het een preventieve werking hebben.

3. Toepassingsbereik

De wet geldt voor de sectoren milieu, horeca, transport, bouw (omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten), evenementen, speelautomaten(hallen), smart-, head- en growshops, vastgoedtransacties en kamerverhuur. De toepassingsgebieden van de Wet Bibob op gemeentelijk niveau zijn onder andere beschikkingen inzake horeca-inrichtingen, coffeeshops, seksinrichtingen, evenementen, smart-, head- en growshops (steeds als de gemeente daarvoor een vergunningstelsel kent) en de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Daarnaast kan de wet worden toegepast op subsidieregelingen en bij aanbestedingen. Voorts kunnen de gemeenten op grond van eigen risico-analyse dan zelf lokaal vergunningplichtige sectoren aanwijzen waarvoor zij de mogeljjkheid van Bibob-toepassing aangewezen achten. Vooralsnog ziet het college daarvoor geen aanleiding. Verder kent de Aanbestedingswet 2012 een eigen integriteitstoets die de Bibob-toets op dit terrein nagenoeg overbodig maakt.

Hieronder volgt een uiteenzetting van de toepassingsgebieden zoals deze in de beleidsregel zijn opgenomen.

Door de steeds toenemende aandacht voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit maken steeds meer gemeenten werk van toepassing van de Wet Bibob. Alleen al ter voorkoming van een zogenoemd waterbedeffect is het daarom van belang toepassing van de Wet Bibob op regionaal niveau eenduidig toe te passen. Daarnaast werken alle gemeenten in de regio Haaglanden/Hollands Midden samen met onder meer politie, OM en Belastingdienst in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Haaglanden/Hollands Midden (RIEC HHM). De verwachting is dat die samenwerking steeds vaker zal leiden tot signalen van georganiseerde criminaliteit binnen de gemeente. Het college wil adequaat op dergelijke signalen kunnen reageren.

3.1 De “kan” en de “zal” bepaling

In de Bibob beleidsregel is onder artikel 2, eerste lid, een “zal” bepaling opgenomen en zijn in artikel 2 in het tweede tot en met het vijfde lid “kan” bepalingen opgenomen. De “zal” bepaling onder artikel 2, eerste lid, houdt in dat de gemeente er op stuurt dat ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob wordt getoetst. Het niet toepassen van de beleidsregel dient nader te worden gemotiveerd. Toepassing van deze bepaling brengt met zich mee dat toepassing van de Wet Bibob een preventief karakter heeft.

Uiteraard is het niet altijd mogelijk en/of wenselijk om alle nieuwe beschikkingen in een bepaalde categorie te toetsen. De toetsing moet immers wel proportioneel zijn. Als voorbeeld wil het college niet iedere aanvraag voor de bouw van een dakkapel onder de Bibob-toets brengen. Voor die onderdelen waar het college een beperking aan wil brengen in de specifieke beschikkingen of transacties die aan de toets worden onderworpen is in bijlagen bij de Bibob-beleidsregel aangegeven ten aanzien van welke categorieën het college de toets wel wenst uit te voeren.

Voor de toepassingsgebieden die onder de “kan” bepaling vallen, geldt dat de gemeente altijd de Wet Bibob in stelling brengt als ze daartoe een tip krijgt van het Openbaar Ministerie of een signaal ontvangt van één van de partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband. Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob. Uitgangspunt is dat in alle gevallen waarin de Wet Bibob kan worden toegepast de gemeente in ieder geval op een signaal van het OM of één van de samenwerkingspartners in het RIEC- verband kan reageren.

In een beperkt aantal gevallen komt de bredere “zal” bepaling in beeld. Daarmee wordt tevens gestreefd naar maximale beperking van de administratieve lastendruk voor ondernemers. Met name op het terrein van (horeca-, kansspel- , evenementen- en seksinrichtingvergunningen) is het echter van belang dat de gemeente een goede afweging kan maken. Het college is van mening dat op die terreinen het belang van een integere overheid opweegt tegen de administratieve last die aan de ondernemer wordt opgelegd.

3.2 Algemeen

Naast de gebruikelijke toepassingsgebieden op het gebied van de horeca exploitatievergunningen op grond van de APV, de exploitatievergunning voor seksinrichtingen op grond van de APV is deze beleidsregel ook van toepassing op de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voorts is deze beleidsregel ook van toepassing op een aantal minder gebruikelijke terreinen van de Wet Bibob. Deze lichten wij hierna nader toe.

3.3 Bijzondere terreinen

Speelautomaten

Indien een gemeente de vestiging van speelautomatenhallen onwenselijk acht, is de Bibob-toets niet het juiste middel. Door middel van bestemmingsplannen kan de gemeente de vestiging van dergelijke inrichtingen reguleren. Voor zover een gemeente ertoe kiest wel speelautomatenhallen in de gemeente toe te laten, is de toepassing van de Wet Bibob een goed instrument om een goede afweging te maken. Voor deze gevallen is artikel 2.1, onder iv, van de beleidsregel opgenomen.

Milieu en omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Milieuvergunningen vallen nu onder artikel 2.1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Er is een vergunningsplicht voor bouwactiviteiten en activiteiten met betrekking tot vergunningplichtige milieuinrichtingen. Voor deze onderdelen kan de gemeente op grond van artikel 2.17 van de Wabo de Bibob-toets toepassen in de gevallen die zijn aangegeven in bijlage 2. In de beleidsregel is de toetsing van deze omgevingsmilieuvergunningen opgenomen onder artikel 2.2 onder ii. Voor de Kwalibo-erkenning van Besluit bodemkwaliteit is een kan-bepaling opgenomen in artikel 2.2, onder vii.

Vastgoedtransacties

Gemeenten zijn als partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met veelal grote partijen zoals bouwbedrijven en vastgoedontwikkelaars, maar ook met woningcorporaties. Daarnaast zijn er ook nog vastgoedtransacties met particulieren. Het College kiest met betrekking tot deze transacties voor de “kan” bepaling. Het is hierbij niet noodzakelijk om alle vastgoedtransacties te screenen. Er is in bijlage 3 een selectie gemaakt aan de hand van de hoogte van het transactiebedrag (€ 500.000,-).Er kan een selectie worden gemaakt aan de hand van bijvoorbeeld de hoogte van het transactiebedrag. Alle andere transacties worden slechts aan een Bibob-toets onderworpen na signalen vanuit een van de partners, politie, justitie en/of belastingdienst. Gemeenten kunnen hiertoe een verzoek om politie en justitiële informatie doen bij het RIEC. Het toetsingsmoment ligt in dit geval na het onderhandelingstraject, waarbij de gemeente partij is. Om te voorkomen dat de gemeente een, naar later blijkt, ongewenste transactie toch moet laten gaan, kan een ontbindende voorwaarde worden opgenomen in het koopcontract. Deze ontbindende voorwaarde betreft de goedkeuring vanuit de Bibob-toets als voorwaarde om de koop door te laten gaan.

Evenementen

Per 1 oktober 2011 is de evenementensector onder het bereik van de Wet Bibob gebracht. Voorwaarde om de Wet Bibob te kunnen toepassen is dat er een vergunningstelsel voor die sector is. Vechtsportgala’s en dance evenementen kunnen dus onderworpen worden aan een Bibob-toets, mits de gemeente heeft voorzien in een (evenementen)vergunningplicht in de Algemene plaatselijke verordening (APV). Waddinxveen kent een vergunningplicht voor (grote) evenementen in artikel 2.25 van de APV Waddinxveen. In deze beleidsregel is vervolgens de Bibob toetsing voor evenementen in de vorm van vechtsportgala’s en dance evenementen opgenomen onder artikel 2.1 onder i en in bijlage 5.

Kamerverhuursector

Het is voor burgemeester en wethouders ook mogelijk om door criminele ondernemers gevraagde huisvestingsvergunningen en vergunningen tot wijziging van de woonruimtevoorraad die worden bedoeld in de Huisvestingswet 2014, te weigeren en in te trekken. Een zal-bepaling lijkt in deze gevallen niet proportioneel. Het college kiest voor de kamerverhuursector daarom voor een kan-bepaling.

3.4 Subsidies en aanbesteden

De gemeente meent dat met betrekking tot subsidies kan worden volstaan met een “kan” bepaling, mede omdat dat de gebruikelijke toets op rechtmatig en doelmatig gebruik van een verstrekte subsidie op dit vlak ook een barrière opwerpt. In de huidige en toekomstige Aanbestedingswet kunnen aanbestedende partijen van gegadigden een integriteitsverklaring vragen. De gemeente meent dat het belang van de Bibob-toets bij aanbesteden daarmee een beperkt belang heeft. Ook hier is daarom volstaan met een “kan” bepaling.

3.5 Niet opgenomen toepassingsgebieden

Ten aanzien van de onderstaande toepassingsgebieden is toepassing van de Wet Bibob wel mogelijk, maar is dat naar het oordeel van het college niet wenselijk of niet noodzakelijk.

Head-, smart- en growshops

Voor zover een gemeente wil voorkomen dat inrichtingen als head-, smart- en growshops zich in de gemeente vestigen, dan is de toepassing van het Bibob instrument niet toereikend. Hoewel enkele gemeenten in Nederland werken met een vergunningstelsel voor growshops, zijn er anno 2011 nog steeds juridische knelpunten aanwezig. Een belangrijke rol daarin speelt de vraag of growshops wel aantoonbaar overlast veroorzaken en of het wel gerechtvaardigd is deze onder een vergunningplicht te brengen. Ook is het niet (goed) mogelijk om tot een sluitende definitie van het begrip ‘growshop’ te komen: er kan geen onderscheid worden gemaakt met reguliere detailhandel (met name tuincentra en lampenwinkels) waar ook verkoop plaatsvindt van dezelfde producten die in growshops verkrijgbaar zijn. Middels aanpassingen in het bestemmingsplan kan de gemeente er wel op aansturen dat dergelijke inrichtingen niet in de gemeente kunnen worden gevestigd. Verder houdt het College rekening mee met het feit dat met de inwerkingtreding van de nieuwe Opiumwet (1 maart 2015), die voorbereidingshandelingen voor hennepteelt strafbaar stelt, een barrière is opgeworpen tegen growshops.

Slijterijen

Op 9 maart 2009 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alle gemeenten middels een brief verzocht de slijterijen niet langer te doen toetsen aan de Wet Bibob. De minister onderbouwt dit als volgt.

Omwille van het tegengaan van de omvang van administratieve lasten, maar ook gelet op het draagvlak voor de Wet Bibob, acht ik het van belang dat de toepassing van deze wet ook hiertoe beperkt blijft. Ik wil u dan ook vragen hier bij de vormgeving van uw BIBOB-beleid, met name voor slijterijen en particulieren die een bouwvergunning aanvragen, rekening mee te houden en indien het niet nodig is om BIBOB toe te passen, deze sectoren uit te zonderen.

Voor deze Bibob – beleidsregel 2015 Waddinxveen heeft de burgemeester van Waddinxveen dit standpunt overgenomen.

Procedurebeschrijving voor de toepassing van de Wet Bibob Waddinxveen

afbeelding binnen de regeling