Beleidsregels behorende bij de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016

Geldend van 16-12-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels behorende bij de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen in verband met de uitvoering van de werkzaamheden voortvloeiende uit de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016;

gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,

BESLUIT:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016 zijn op dit besluit van toepassing tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken. In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    AVOI: Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016;

  • b.

    bijzondere verharding: waterdoorlatende, waterpasserende, of sierbestrating;

  • c.

    dagmaat: de vrije ruimte tussen leidingen;

  • d.

    dekking: de afstand van het maaiveld tot de bovenkant van het net;

  • e.

    gereedmelding: een melding van de netbeheerder aan het college dat hij zijn werkzaamheden heeft voltooid;

  • f.

    gesloten verharding: asfalt, beton, of verharding met cementgebonden funderingen;

  • g.

    halfverharding: een waterdoorlatende verharding van lichtgebonden materiaal. Halfverharding wordt altijd aangebracht op een waterdoorlatende, ongebonden fundering van menggranulaat;

  • h.

    huisaansluiting: één of meer aansluitingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • i.

    leidingstrook: strook grond die primair is bestemd voor netten;

  • j.

    leidingtracé: afgebakende lijn van een kabel of leiding geprojecteerd in de openbare ruimte;

  • k.

    lijnafwatering: lijnvormige goten waarin regenwater wordt afgevoerd;

  • l.

    melding: melding als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de AVOI. Het betreft een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard, waarvoor geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk is;

  • m.

    open verharding: verhardingen van ongebonden elementen (tegels, klinkers en dergelijke);

  • n.

    startmelding: een melding van de netbeheerder aan het college dat hij zijn werkzaamheden gaat aanvangen;

  • o.

    Uitvoeringsregeling: Uitvoeringsregeling behorende bij de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016;

  • p.

    werkput: een sleuf of lasgat.

Artikel 2 Werkzaamheden van niet ingrijpende aard

  • 1. Voor werkzaamheden die dusdanig beperkt zijn, dat op grond van artikel 3, tweede lid van de AVOI geen vergunning of instemmingsbesluit noodzakelijk is, kan worden volstaan met een melding aan het college. Het betreft de volgende werkzaamheden in of op openbare gronden:

    • a.

      het aanbrengen of verwijderen van kabels of leidingen in reeds aanwezige voorzieningen, zonder dat er een sleuf wordt gegraven;

    • b.

      werkzaamheden aan kabels of leidingen over een lengte van minder dan 25 meter, gerekend met een maximale sleufbreedte van 0,60 meter;

    • c.

      werkzaamheden aan kabels en leidingen die een oppervlakte van minder dan 15 vierkante meter beslaan;

    • d.

      het maken van huisaansluitingen, waaronder tijdelijke aansluitingen, met een gezamenlijke lengte van minder dan 25 meter.

  • 2. Met een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan niet worden volstaan:

    • a.

      bij werkzaamheden die langer duren dan een dag;

    • b.

      wanneer (water)wegen worden gekruist;

    • c.

      bij het plaatsen van bovengrondse voorzieningen;

    • d.

      bij boringen of persingen;

    • e.

      bij het aanleggen van handholes;

    • f.

      indien het doorgaand verkeer gestremd wordt.

Hoofdstuk 2. Aanvraag of melding

Artikel 3 Wijzen van indiening

  • 1. Een aanvraag of melding wordt langs elektronische weg ingediend.

  • 2. Een aanvraag of melding langs elektronische weg wordt ingediend via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem. Hierbij worden de te verstrekken gegevens en bescheiden eveneens langs elektronische weg verstrekt. De aanvrager kan de gegevens en bescheiden op schriftelijke wijze verstrekken, voor zover het college daarvoor toestemming heeft gegeven.

  • 3. Indien een aanvraag of melding niet langs elektronische weg wordt ingediend, wordt er gebruik gemaakt van het formulier in bijlage 1. Een aanvraag of melding wordt in enkelvoud ingediend bij het college.

Artikel 4 Overdracht van een instemmingsbesluit of vergunning

Indien een instemmingsbesluit of vergunning wordt overgedragen aan een ander dan de aanvrager of de houder, meldt de aanvrager of houder dat ten minste één maand voordien aan het college, onder vermelding van de volgende gegevens:

  • a.

    zijn naam en adres en contactgegevens;

  • b.

    het nummer van het over te dragen instemmingsbesluit of vergunning;

  • c.

    de naam en het adres van degene aan wie het instemmingsbesluit of de vergunning wordt overgedragen;

  • d.

    een contactpersoon van degene voor wie het instemmingsbesluit of de vergunning zal gaan gelden;

  • e.

    de beoogde datum van overdracht.

Artikel 5 Veranderingen in eigendom, exploitatie, beheer of gebruik

Bij de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 10, eerste lid van de AVOI vermeldt de netbeheerder de volgende gegevens:

  • a.

    zijn naam en adres;

  • b.

    het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van de kabel(s) of leiding(en) waarop de verandering betrekking heeft;

  • c.

    een omschrijving van de verandering in eigendom of exploitatie;

  • d.

    wanneer het om een verandering in de eigendom gaat: de naam en het adres van de nieuwe eigenaar.

Hoofdstuk 3. Procedurele voorschriften

Artikel 6 Vooroverleg

  • 1. De netbeheerder die op eigen initiatief werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde een aanvraag voor te bereiden.

  • 2. In de planfase van een door of vanwege het college uit te voeren project, zoals bedoeld in artikel 13, tweede lid van de AVOI, initieert het college het vooroverleg.

Artikel 7 Afstemming en verzoek tot aanpassing

  • 1. In het vooroverleg dat wordt geïnitieerd door of vanwege het college, inventariseert het college gezamenlijk met de netbeheerder de bestaande situatie en oplossingsrichtingen voor eventuele maatregelen.

  • 2. Elk van de partijen draagt er zorg voor dat de ander voorzien is van de meest actuele informatie.

  • 3. Het college zendt, na de netbeheerder gehoord te hebben, een verzoek tot aanpassing aan de netbeheerder indien het maatregelen aan kabels en leidingen noodzakelijk acht. Het college omschrijft in het verzoek het project, de noodzaak van de te nemen maatregel en de grondslag voor het verzoek.

  • 4. Indien de werkzaamheden aan kabels of leidingen plaatsvindt op initiatief van het college, vindt de coördinatie met betrekking tot afstemming, planning en samenhang plaats door het college.

Artikel 8 Voorbereiding en aanvraag instemmingsbesluit of vergunning

  • 1. De netbeheerder stemt zijn ontwerp af met derde belanghebbenden. De afstemming dient te worden voorgelegd aan het college.

  • 2. De netbeheerder vraagt het instemmingsbesluit of de vergunning aan met inachtneming van de vereisten van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsregeling .

  • 3. Het college stuurt een ontvangstbevestiging van de aanvraag naar de netbeheerder.

  • 4. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen. De netbeheerder wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht en krijgt de gelegenheid om de aanvraag binnen twee weken aan te vullen.

Artikel 9 Voorschouw

  • 1. De netbeheerder kan het college vragen om een voorschouw vast te stellen, waarbij de bestaande toestand van de openbare ruimte wordt vastgelegd.

  • 2. De bestaande toestand wordt in beginsel door de netbeheerder opgenomen in een rapport (zie bijlage 2.), voorzien van omschrijvingen en beeldmateriaal. Het college kan besluiten om de bestaande situatie zelf op te nemen in een rapport.

  • 3. De rapportage als bedoeld in het vorige lid wordt door het college vastgesteld.

  • 4. Indien geen voorschouw heeft plaatsgevonden, wordt schade aan de openbare ruimte geacht te zijn veroorzaakt door de werkzaamheden van de netbeheerder, tenzij deze het tegendeel kan aantonen.

Artikel 10 Uitvoering

  • 1. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een kopie van het instemmingsbesluit of de vergunning met alle bescheiden aanwezig te zijn op het werk.

  • 2. De netbeheerder voert zijn werkzaamheden uit in overeenstemming met het instemmingsbesluit dan wel de vergunning en het eventuele werkplan.

  • 3. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient de toezichthouder van de gemeente te allen tijde een aanspreekpunt te hebben vanuit de uitvoerende partij die de verantwoordelijkheid draagt voor het naleven van de wet- en regelgeving en de door de gemeente gestelde voorwaarden.

  • 4. De netbeheerder waarborgt de veiligheid op de werklocatie.

  • 5. De netbeheerder waarborgt de toegang tot particuliere percelen tot aan de openbare weg gedurende de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 6. De netbeheerder zorgt ervoor dat wegen en voetpaden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zoveel mogelijk schoon gehouden worden.

  • 7. Ontwerpen, bouwstoffen en uitvoeringsmethoden dienen aantoonbaar te voldoen aan alle geldende wetten, normen en richtlijnen.

  • 8. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in, op of in de nabijheid van bomen, bermen, gazons of groenvoorzieningen moet gehouden worden aan het gemeentelijk beleid op dit terrein.

  • 9. Per dag mag er geen grotere sleuf worden gegraven dan op die dag kan worden hersteld.

  • 10. Herstel van de weg dient in beginsel direct na voltooiing van de fysieke werkzaamheden plaats te vinden. Totdat de weg is hersteld blijft de netbeheerder verantwoordelijk voor de instandhouding van de bereikbaarheid en verkeersmaatregelen.

  • 11. Naast de voorschriften als bedoeld in dit artikel dient de uitvoering te geschieden conform de volgende voorschriften:

    • a.

      Richtlijn zorgvuldig graafproces (CROW-publicatie 250);

    • b.

      Kabels en leidingen in verontreinigde bodem (CROW-publicatie 307);

    • c.

      Kabels en leidingen rond wateren en waterkering (CROW-publicatie 308);

    • d.

      Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen (CROW-publicatie 280);

    • e.

      Maatregelen op niet-autosnelwegen (CROW-publicatie 96b);

    • f.

      Omgaan met vrijkomend asfalt (CROW-publicatie 210);

    • g.

      Handleiding Wegenbouw, Ontwerp Onderbouw, Richtlijn Boortechnieken, (DWW-2003-047);

    • h.

      Standaard RAW bepalingen 2015 (CROW publicatie 480).

Artikel 11 Werktijden

  • 1. Werkzaamheden worden uitgevoerd op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, tussen 08:00 en 17:00 uur.

  • 2. Het college kan afwijkende werktijden voorschrijven in het instemmingsbesluit of de vergunning.

Artikel 12 Graaf- en breekverbod

  • 1. Het college kan in de volgende situaties een graaf- en breekverbod instellen:

    • a.

      bij extreme weersomstandigheden;

    • b.

      bij een gesloten sneeuwdek en vorst;

    • c.

      op de locatie waar een evenement plaatsvindt en in de directe omgeving daarvan;

    • d.

      indien onvoorziene omstandigheden leiden tot gevaar voor de openbare orde of de veiligheid.

  • 2. Indien een graaf- en breekverbod wordt ingesteld op het moment dat er reeds werkzaamheden worden verricht, dan:

    • a.

      wordt op plaatsen waar de wegverharding is opgebroken tijdelijke bestrating aangebracht en dient losliggend puin en overtollig zand te worden afgevoerd door de netbeheerder;

    • b.

      dient opslag van materialen achter deugdelijk afgesloten bouwhekken plaats te vinden door de netbeheerder.

  • 3. Indien zich tijdens een ingesteld graafverbod een calamiteit of ernstige belemmering of storing voordoet in de dienstverlening, als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de AVOI, dient de procedure van artikel 3 van de Uitvoeringsregeling te worden gevolgd.

Artikel 13 Gereedmelding of dreigende overschrijding

  • 1. De netbeheerder die zijn fysieke werkzaamheden heeft afgerond doet hiervan binnen vijf werkdagen langs elektronische weg een gereedmelding bij het college via het door de gemeente gehanteerde meldsysteem, onder vermelding van het kenmerk van de vergunning.

  • 2. Bij dreigende overschrijding van de toegestane uitvoeringsduur dient voor verlenging van de uitvoeringsduur een melding te worden gedaan in het door de gemeente gehanteerde meldsysteem, onder vermelding van het kenmerk van de vergunning.

  • 3. Aan de melding als bedoeld in het vorige lid kunnen nadere voorschriften worden verbonden.

  • 4. Indien de gereedmelding niet langs elektronische weg wordt ingediend, wordt de gereedmelding schriftelijk in enkelvoud ingediend bij het college onder vermelding van het kenmerk van de vergunning.

Artikel 14 Opname eindsituatie

  • 1. De eindsituatie kan door de toezichthouder worden opgenomen en vastgelegd in een eindrapport.

  • 2. Ten behoeve van het eindrapport als bedoeld in het eerste lid levert de netbeheerder, indien de werkzaamheden niet conform de voorschriften zijn uitgevoerd, een aangepaste tracétekening aan.

  • 3. Het rapport wordt akkoord bevonden door de toezichthouder als de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de gestelde voorschriften dan wel als de aangepaste tracétekening is geaccordeerd en als er overeenstemming is over het herstel in de oude staat.

Hoofdstuk 4. Technische bepalingen

Artikel 15 Herkenbaarheid

Zowel bovengrondse als ondergrondse voorzieningen dienen te zijn voorzien van een kenmerk, waarop duidelijk te zien is wie de beheerder van de voorziening is.

Artikel 16 Tracébepaling algemeen

  • 1. In het gehele beheergebied van de gemeente geldt bij plaatsbepaling van kabels en leidingen als uitgangspunt het gemeentelijk normprofiel . De netbeheerder stemt zijn werkzaamheden af conform het gestelde in de NPR 7171-2.

  • 2. Het normprofiel bij herontwikkeling dan wel nieuwbouw wordt in onderling overleg tussen het college, de projectontwikkelaar en de netbeheerder afgestemd.

  • 3. Bij het bepalen van een tracé dient te allen tijde rekening te worden gehouden met aanwezige objecten zoals langs liggende dan wel kruisende wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende kabels en leidingen, bomen, gebouwen, en lijnafwatering.

Artikel 17 Horizontale indeling

Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de horizontale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    in de berm langs de rijbaan wordt dezelfde afstand tussen de aan te leggen kabel of leiding en de berm gehanteerd als de diepteligging, met een minimum van 0,50 meter.

  • b.

    huisaansluitingen en tijdelijke aansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op het net aangelegd.

  • c.

    bij het indelen van kabels of leidingen in de nabijheid van bomen moet rekening worden gehouden met gemeentelijk beleid op dit terrein.

  • d.

    bij het kruisen van (water)wegen worden kabels of leidingen zo veel mogelijk haaks aangelegd.

Artikel 18 Verticale indeling

Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de verticale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    Vrijvervalleidingen hebben voorrang boven overige leidingen.

  • b.

    Distributieleidingen worden niet dieper aangelegd dan transportleidingen.

  • c.

    Leidingen worden in principe horizontaal gelegd, behoudens vrijvervalleidingen.

  • d.

    Bij kruisingen van leidingen met andere leidingen in open ontgraving bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 meter.

  • e.

    Beschermingswerken, zoals mantelbuizen, dienen minimaal 0,50 meter aan weerszijden van het te kruisen vlak door te lopen.

  • f.

    Bij sleufloze technieken is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt ten minste 0,50 meter, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding(en) dient te worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat dient aantoonbaar te worden gegarandeerd om schade aan de te kruisen leidingen te voorkomen.

  • g.

    Watergangen worden gekruist volgens de regels van de keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Kabels, die een watergang kruisen, dienen te worden ontmanteld dan wel op een gelijksoortige wijze van een beschermingsbuis te worden voorzien.

Artikel 19 Afwijkende voorschriften leidingstroken

Door het college kunnen afwijkende leidingstroken worden vastgesteld, waarin afwijkende voorschriften gelden.

Artikel 20 Bovengrondse voorzieningen

  • 1. De locatie van bovengrondse voorzieningen die verband houden met kabels en leidingen wordt vooraf afgestemd met het college.

  • 2. De netbeheerder is verantwoordelijk voor een goed beheer van de bovengrondse voorzieningen en dient op aanschrijven van het college bij beschadigingen, vervuiling en/of bekladding de bovengrondse voorzieningen binnen de door het college gestelde termijn te herstellen.

Artikel 21 Handholes

  • 1. De locatie van handholes wordt vooraf afgestemd met het college. Het college kan alvorens in te stemmen met de locatie van de aanvrager een spitprofiel eisen.

  • 2. Handholes worden altijd buiten het kabel of leiding tracé aangelegd.

  • 3. Handholes worden niet geplaatst in de rijbanen het fietspad en niet binnen een afstand van 3 meter vanaf bomen en buiten de kroonprojectie van bomen.

  • 4. Leidingen van en naar de handhole dienen in beginsel de overige netten onderlangs te kruisen om verweving te voorkomen.

  • 5. Handholes die maximaal 2 keer per jaar geopend worden, worden aangebracht met een minimale dekking van 0,40 meter onder het maaiveld en afgedekt met straatzand.

  • 6. Handholes die meer dan 2 keer per jaar geopend worden, worden voorzien van een geprofileerde putdekselconstructie conform verkeersklasse D400 NEN-EN 124. Na zetting dient de putdekselconstructie op dezelfde hoogte te liggen als het omringend maaiveld en/of (bovenkant) elementenverharding.

Artikel 22 Uitnemen en terugplaatsen grond en groenvoorzieningen

  • 1. De graafwerkzaamheden moeten zo worden uitgevoerd dat beschadiging van in de grond aanwezige kabels en leidingen en overige objecten wordt voorkomen.

  • 2. Het is niet toegestaan om wegbedekking te ondergraven.

  • 3. De uitkomende grond moet zo worden opgeslagen dat bij het later aanvullen van de werkput de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zo veel mogelijk wordt hersteld.

  • 4. Op het moment dat de uitkomende grond niet direct langs de sleuf opgeslagen kan worden dient opslag in overleg met het college op een andere locatie plaats te vinden.

  • 5. Bij het terugplaatsen van de grond dient het bodemprofiel zoveel mogelijk te worden hersteld. De werkput hoeft niet verder verdicht te worden dan de naastliggende grond en dient om de 0,25 meter te worden verdicht.

  • 6. De grond dient op zodanige wijze te zijn afgewerkt dat er na inklinking sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond.

  • 7. Bij het dichten van een sleuf moet de aangevulde grond mechanisch worden verdicht in twee of drie lagen.

  • 8. Bij wateroverlast wordt de verdichting van de ondergrond in een later stadium door de netbeheerder definitief hersteld.

  • 9. Bevroren grond en sneeuw mag niet worden verwerkt in de aanvulling.

  • 10. Materiaal dat vrijkomt en niet kan worden hergebruikt, dient door de netbeheerder voor eigen rekening te worden afgevoerd naar een erkend verwerker.

  • 11. Uitgenomen te handhaven groenvoorzieningen dienen ruim te worden uitgestoken, gescheiden van de te ontgraven grond en te worden beschermd tegen uitdroging en binnen 24 uur na het gereedkomen van de werkzaamheden te worden terug geplant.

Artikel 23 Elementverharding

  • 1. Het opnemen en terugplaatsen van elementverharding dient zorgvuldig plaats te vinden, waarbij schade zo veel mogelijk wordt voorkomen.

  • 2. De uitgenomen elementverharding dient altijd binnen de afzetting te worden opgeslagen.

  • 3. Herstel dient van dezelfde kwaliteit te zijn als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd.

  • 4. Bij het aanvullen van de sleuf met dient de aanvulling te bestaan uit tenminste 0,50 meter verdicht zand.

  • 5. Uitgevoerd straatwerk dient te worden afgetrild en ingeveegd met brekerzand.

  • 6. In die gevallen dat het niet mogelijk dan wel wenselijk is om het herstel van de elementverharding in dezelfde kwaliteit uit te voeren als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd, dient de uitvoering en de daarbij behorende kostenverdeling van het herstel voorafgaande aan de werkzaamheden in overleg met het college te zijn overeengekomen.

Artikel 24 Gesloten verharding

  • 1. Werkzaamheden aan kabels en leidingen onder gesloten verharding worden uitgevoerd met behulp van een sleufloze techniek en worden voorzien van een mantelbuis.

  • 2. Bij gebruik van een mantelbuis moet de mantelbuis minimaal 0,50 meter buiten de fundering van de gesloten verharding uitsteken. De ruimten tussen de mantelbuis en kabel of leiding moeten aan de uiteinden volledig worden afgedicht conform de daarvoor geldende normen.

  • 3. Wanneer een sleufloze techniek niet mogelijk is, kan het college besluiten dat de gesloten verharding gedeeltelijk verwijderd mag worden door middel van zagen.

  • 4. Bij ingraving wordt, na verdichting van de sleuf en herstel van de funderingslaag de sleuf tijdelijk dicht geblokt met standaard betonstenen. De betonstenen dienen te worden gelegd met de vlakke kant boven. Er mogen alleen hele betonstenen verwerkt worden. De bovenzijde van de stenen dient gelijk te zijn met de omliggende verharding.

  • 5. De gemeente stelt geen materialen ter beschikking.

Artikel 25 Bijzondere verharding

  • 1. Als uitgangspunt geldt dat kabels en leidingen niet worden gelegd onder bijzondere verharding.

  • 2. In die gevallen dat aanleg onder bijzondere verharding onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met het college.

Artikel 26 Lijnafwatering

  • 1. Als uitgangspunt geldt dat kabels en leidingen niet worden gelegd binnen 1,00 meter afstand van lijnafwatering.

  • 2. In die gevallen dat aanleg onder of nabij lijnafwatering onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met het college.

Artikel 27 Voorzieningen die hun functie verliezen

  • 1. Tijdelijke voorzieningen, waaronder damwanden en heipalen, dienen in beginsel te worden verwijderd.

  • 2. Indien leidingen definitief buiten gebruik worden gesteld en niet verwijderd kunnen worden, dienen deze te worden vol geschuimd (gedämmerd) en aan weerszijden te worden afgedicht ter voorkoming van indringend water, grond en vuil.

  • 3. Over het achterlaten van voorzieningen dient overeenstemming te zijn met het college.

Hoofdstuk 5. Schaderegeling ingravingen

Artikel 28 Uitgangspunten

  • 1. Dit hoofdstuk is een nadere uitwerking van artikel 15 van de AVOI.

  • 2. De kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van de openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden door of namens een netbeheerder worden in rekening gebracht bij de netbeheerder.

  • 3. De netbeheerder is zelf verantwoordelijk voor vervangend materiaal.

Artikel 29 Uitvoering herstel en onderhoud

  • 1. Het herstel en onderhoud van elementverhardingen wordt uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 2. Het tijdelijk herstel van gesloten verhardingen wordt uitgevoerd door de netbeheerder door middel van het dichtblokken van de sleuf. Het definitieve herstel en onderhoud van gesloten verhardingen wordt uitgevoerd door de gemeente. Tot het moment dat de gesloten verhardingen definitief zijn hersteld wordt het onderhoud uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 3. Het tijdelijk herstel van bijzondere verhardingen en halfverharding wordt uitgevoerd door de netbeheerder. Het definitieve herstel en onderhoud van bijzondere verhardingen wordt uitgevoerd door de gemeente. Tot het moment dat de bijzondere verhardingen definitief zijn hersteld wordt het onderhoud uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 4. Het herstel en onderhoud van bermen en gazons (inclusief inzaaien) wordt uitgevoerd door de gemeente.

  • 5. Het herstel en onderhoud van groenvoorzieningen wordt uitgevoerd door de gemeente.

Artikel 30 Tarieven

  • 1. Voor elementverhardingen en bermen hanteert de gemeente voor alle netbeheerders de “Richtlijn tarieven (graaf-) werkzaamheden” van de VNG, die jaarlijks wordt geïndexeerd. Voor de verrekening wordt er gerekend met de werkelijke gemiddelde breedte van de opengebroken elementverharding, met een minimale sleufbreedte van 0,30 meter.

  • 2. Voor het herstel van gesloten verharding hanteert de gemeente voor alle netbeheerders de ‘straatwerktarieven Noord-Holland’ die jaarlijks worden geïndexeerd.

  • 3. De kosten voor het herstel van bijzondere verharding en groenvoorzieningen worden per geval door de gemeente bepaald en in rekening gebracht.

  • 4. De garantietermijn voor de werkzaamheden ten behoeve van herstel als bedoeld in artikel 29 geldt gedurende een periode van twaalf maanden.

Artikel 31 Herstel overige schade

  • 1. Schade die tijdens de werkzaamheden van de netbeheerder ontstaat dient direct te worden gemeld aan de gemeente en de eigenaar van het beschadigde object.

  • 2. Schade aan gemeentelijke eigendommen (bijvoorbeeld straatmeubilair, openbare verlichting en verkeerslichten) wordt verhaald op de netbeheerder.

  • 3. De schade aan bomen wordt vastgesteld aan de hand van de meest actuele versie van de Richtlijnen van de NVTB en verhaald op de netbeheerder.

  • 4. Indien er, na oplevering en goedkeuring van door de netbeheerder hersteld straatwerk, sprake is van verzakking welke buitenproportioneel is, en daarmee gevaar oplevert voor de weggebruiker, herstelt de netbeheerder de verharding op eigen kosten.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 32 Overgangsbepaling

Voor zover er sprake is van privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de gemeente en belanghebbende en tot het moment waarop deze zijn beëindigd, zijn de bepalingen in deze uitvoeringsregeling, voor zover strijdig met de bepalingen in deze overeenkomsten, niet van toepassing.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016 in werking treedt.

Artikel 34 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels behorende bij de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, gehouden op 8 november 2016.
mr. N. van Ginkel MPM
algemeen directeur/gemeentesecretaris
drs. L. Bromet
locoburgemeester

Bijlage 1 behorende bij artikel 3, derde lid van de Beleidsregels behorende bij Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016   

Bijlage 1 behorende bij artikel 3, derde lid van de Beleidsregels behorende bij Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016

Bijlage 2 behorende bij artikel 9, tweede lid van de Beleidsregels behorende bij de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016 

Bijlage 2 behorende bij artikel 9, tweede lid van de Beleidsregels behorende bij de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur gemeente Waterland 2016