Regeling vervallen per 01-01-2009

Kostentoedelingsverordening waterschap Aa en Maas

Geldend van 03-03-2004 t/m 31-12-2008 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2004

Aanhef

Het Algemeen Bestuur van het waterschap Aa en Maas;

overwegende dat Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant tot de opheffing van het waterschap De Aa te Boxtel en het waterschap De Maaskant te Oss en tot de oprichting van waterschap Aa en Maas hebben besloten;

dat, gelet op artikel 119 van de waterschapswet juncto artikel 17 van het Reglement voor het waterschap Aa en Maas, voor het waterschap Aa en Maas een Kostentoedelingsverordening dient te worden vastgesteld;

dat het ontwerp van de “Kostentoedelingsverordening waterschap Aa en Maas” met bijlagen, van 17 november tot en met 15 december 2003 ter inzage heeft gelegen;

dat tegen het ontwerp een viertal bedenkingen is ingediend;

gelezen het voorstel van de voorbereidingscommissie van 17 december 2003. met bijlagen, waarin gemotiveerd wordt voorgesteld de ingebrachte bedenkingen ongegrond te verklaren en het ontwerp van de Kostentoedelingsverordening waterschap Aa en Maas ongewijzigd vast te stellen:

B E S L U I T:

I. met overneming van de overwegingen van de Voorbereidingscommissie de ingebrachte bedenkingen ongegrond te verklaren:

II. vast te stellen de volgende Kostentoedelingsverordening waterschap Aa en Maas.

Verordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    kosten: kosten, zoals opgenomen in de begroting voor de taken waterkering en waterkwantiteit, die gedekt worden met behulp van omslagen;

  • b.

    zakelijk gerechtigden ongebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;

  • c.

    zakelijk gerechtigden gebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

  • d.

    ingezetenen: degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap;

  • e.

    waterkeringstaak: de taak, zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van het Reglement voor het waterschap Aa en Maas;

  • f.

    waterkwantiteitsbeheer: het beheer, zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van het Reglement voor het waterschap Aa en Maas.

Artikel 2 Waterkeringstaak

De kosten voor de waterkeringstaak worden als volgt toegedeeld:

  • 34 % aan de ingezetenen;

  • 52,4 % aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;

  • 13,6 % aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.

Artikel 3 Waterkwantiteitsbeheer

De kosten voor het waterkwantiteitsbeheer worden als volgt toegedeeld:

  • 28 % aan de ingezetenen;

  • 53,2 % aan de zakelijk gerechtigden gebouwd;

  • 18,8 % aan de zakelijk gerechtigden ongebouwd.

Artikel 4 Kosten van heffing en invordering en verkiezingskosten

In afwijking van artikel 2 en 3 worden de kosten van heffing en invordering, alsmede de kosten van de verkiezingen, blijkend uit de begroting voor enig jaar, rechtstreeks toegerekend aan de onderscheiden categorieën ingezetenen, zakelijk gerechtigden gebouwd en zakelijk gerechtigden ongebouwd naar rato van de voor elk van deze categorieën in dat jaar te maken kosten.

Artikel 5 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2004.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De onderstaande kostentoedelingsverordeningen vervallen met ingang van 1 januari 2004 met dien verstande dat zij van toepassing blijven voor de heffing van waterschapsomslagen voor belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan:

    • Verordening Kostentoedeling waterschap De Aa 2000 zoals vastgesteld door de Vergadering van Hoofdingelanden bij besluit van 25 juni 1999 en nadien gewijzigd bij besluit van 29 november 2002;

    • Kostentoedelingsverordening waterschap De Maaskant 2000 zoals vastgesteld door de Vergadering van Hoofdingelanden bij besluit van 18 november 1999.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Kostentoedelingsverordening waterschap Aa en Maas.

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 5 januari 2004.

de griffier,                                            de dijkgraaf,

drs. C.J.E. van Vlokhoven                  drs. L.P.M. van den Berg    

Algemene toelichting

Wettelijke grondslag

In artikel 119 van de Waterschapswet is bepaald dat het algemeen bestuur van het waterschap ten behoeve van de omslagheffing een verordening dient vast te stellen, waarin zoveel mogelijk per afzonderlijke taak het kostenaandeel is opgenomen van de categorieën van belanghebbenden die in het algemeen bestuur zijn vertegenwoordigd.

Bij deze kostentoedeling dienen de aard en omvang van het belang van de in het bestuur vertegenwoordigde categorieën in aanmerking te worden genomen.

De kostentoedeling vormt tezamen met de omslagverordening en de omslagklassenverordening de basis voor de omslagheffing.

De kostentoedelingsverordening behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

Bij waterschap Aa en Maas strekt de omslagheffing tot dekking van de kosten die zijn verbonden aan de waterkeringstaak en het waterkwantiteitsbeheer.

De kosten van de zorg voor het waterkwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater worden niet via de omslagheffing bestreden. Deze kosten worden bestreden via de verontreinigingsheffing waarvoor een afzonderlijke in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren vastgelegde grondslag geldt.

Categorieën van belanghebbenden

De kosten van de waterschapstaken dienen toegedeeld te worden aan de categorieën van belanghebbenden die in het waterschapsbestuur zijn vertegenwoordigd.

In artikel 11, tweede lid, van de Waterschapswet zijn de hiervoor in aanmerking komende categorieën aangegeven.

Door waterschap Aa en Maas worden voor de waterkeringstaak en het waterkwantiteitsbeheer de volgende belangencategorieën onderscheiden:

  • ingezetenen;

  • zakelijk gerechtigden gebouwd;

  • zakelijk gerechtigden ongebouwd.

Aard en omvang van het belang

De Waterschapswet schrijft voor dat het waterschap per afzonderlijke taak nagaat, wat de aard en de omvang van het belang van de onderscheidene categorieën is. Ter bepaling van de omvang van deze belangen is door Tauw bv een kostentoedelingsonderzoek uitgevoerd (rapport “Kostentoedeling 2004 waterschap Aa en Maas" d.d. 7 september 2003”).

Relatie met de begroting

De kostentoedeling heeft betrekking op de kosten die met behulp van de omslag gedekt dienen te worden. De inrichting van de begroting is afgestemd op de bij de kostentoedeling te onderscheiden taken. Door toepassing van de percentages van de kostentoedeling op de kosten die per kostendrager/reglementaire taak met behulp van de omslag gedekt dienen te worden, ligt vast welk omslagbedrag ieder van de categorieën in totaal dient op te brengen.

Voor het kostentoedelingsonderzoek is gebruik gemaakt van de begrotingen 2003 van de vóór de fusie bestaande waterschappen De Aa en De Maaskant.

Ontwikkelingen in de kostentoedeling

De kostentoedeling bij de tot 1 januari 2004 bestaande waterschappen De Aa en De Maaskant was gebaseerd op de aanbevelingen van de Werkgroep vervolgstudie waterschapsfinanciën zoals die zijn opgenomen in het “Rapport inzake de kostentoedeling” uit 1989.

Dit hield in dat bij de waterkeringstaak het aandeel van de algemene taakbelangen (ingezetenen) afhankelijk werd gesteld van de inwonerdichtheid. De verdeling van de kosten binnen de specifieke taakbelangen (de eigenaren van de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken) was vervolgens gebaseerd op de globale waardeverhouding.

Bij het waterkwantiteitsbeheer was het aandeel van de algemene taakbelangen afhankelijk gesteld van de mate afhankelijkheid van de ingezetenen bij het waterkwantiteitsbeheer.

Voor de kostentoedeling naar de specifieke taakbelangen werden de kostenaandelen van de gebouwde en ongebouwde eigendommen gekoppeld aan de voorzieningen die voor deze categorieën worden gerealiseerd en de kosten die daarmee verband houden (methode Oldambt).

De afgelopen jaren is het besef gegroeid dat de financiële (en bestuurlijke) structuur van het waterschap vereenvoudiging behoeft. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het rapport van de Commissie onderzoek financiering (Commissie Togtema) “Waterschapsbelastingen in de 21 eeuw”. In dit rapport zijn concrete voorstellen opgenomen om het financieringsstelsel te vereenvoudigen.

Naast deze wens om tot een vereenvoudiging te komen speelt ook de omstandigheid dat de waterschappen in de praktijk steeds meer tegen de grenzen van het bestaande financieringssysteem aanlopen.

Aansluitend op het rapport van de Commissie Togtema heeft de Unie van Waterschappen in haar rapport “Naar een eenvoudiger bestuurlijke en financiële structuur van het waterschap” (hierna te noemen Unierapport) van mei 2001 voorstellen gedaan om de kostentoedeling te vereenvoudigen.

Samengevat zijn met betrekking tot de financiering, de belangrijkste elementen uit het Unierapport:

1. het voorstel om de taken waterkwantiteitsbeheer en waterkeringstaak tot één taak samen te voegen: het watersysteembeheer;

2. het voorstel om het aandeel algemene taakbelangen (ingezetenen) met name te baseren op de inwonerdichtheid;

3. het voorstel de toedeling binnen de specifieke taakbelangen (gebouwd en ongebouwd) te baseren op de waardeverhouding (ook wel methode Delfland genoemd);

4. het voorstel om de kosten van het watersysteembeheer aan te vullen met de kosten van regenwaterafvoer en passief waterkwaliteitsbeheer.

In de ledenbrief van de Unie van Waterschappen ‘Bestuurssamenstelling en financiering waterschappen’ van 30 januari 2002, is door de Unie van Waterschappen aangegeven dat de hiervoor onder punt 2 en 3 vermelde voorstellen reeds onder de huidige regelgeving kunnen worden doorgevoerd.

Kostentoedelingsonderzoek voor het waterschap Aa en Maas

Op basis van het door de Waterschapswet en het provinciale reglement gegeven kader en aanhakend bij de hiervoor geschetste ontwikkelingen op het gebied van de kostentoedeling is door Tauw bv een kostentoedelingsonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport “Kostentoedeling 2004 waterschap Aa en Maas” van 7 september 2003. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

I.                    Bepaling kostenaandeel ingezetenen

Het aandeel van de ingezetenen bij de taak waterkwantiteitsbeheer en dat voor de waterkeringstaak is bepaald op basis van de in het Unierapport opgenomen nieuwe systematiek van de inwonerdichtheidsklassen.

Daarbij wordt het belang van de ingezetenen niet bepaald door de mate van afhankelijkheid, maar door de inwonerdichtheid. Vanuit de achtergrond van het watersysteembeheer wordt een relatie gelegd tussen de inwonerdichtheid en het kostenaandeel.

Tabel

Inwonerdichtheid ingezetenen

Indicatie inwonerdichtheid

Kostenaandeel

Laag

< 500

20% - 30%

Gemiddeld

500 - 1.000

30% - 40%

Hoog

> 1.000

40% - 50%

In voornoemd rapport is aangegeven dat de plaats in de procentuele marge kan worden bepaald door:

  • de precieze ligging in de inwonerdichtheidklasse;

  • de mate van afhankelijkheid van het watersysteem;

  • andere bestuurlijke overwegingen.

De inwonerdichtheid in het waterschap Aa en Maas bedraagt voor het taakgebied van het waterkwantiteitsbeheer 410 inwoners/km2. Voor het taakgebied van de waterkeringstaak bedraagt de inwonerdichtheid 710 inwoners/km2. Het bijbehorende aandeel van de ingezetenen in de kosten van het waterkwantiteitsbeheer en de waterkeringstaak bedraagt dan respectievelijk 28% en 34%.

II.                  Bepaling kostenaandeel gebouwd en ongebouwd

a.       Waterkwantiteitsbeheer

De kostentoedeling aan gebouwd en ongebouwd wordt gebaseerd op de globale waardeverhouding tussen de gebouwde en ongebouwde onroerende zaken. Met deze methodiek wordt in feite het belang gekoppeld aan beschermde waarde en in mindere mate aan kostenveroorzaking.

De keuze voor de waardeverhouding hangt samen met de ontwikkeling van de taakuitvoering. In dit verband zij verwezen naar de deelstroomgebiedsvisies, de reconstructieplannen en het beheersplan waarin de nieuwe beleidslijnen zijn opgenomen voor het waterbeheer. Belangrijke beleidselementen daarbij zijn:

  • de ontwikkeling van natte natuur en de aanleg van ecologische verbindingszones (EVZ’s);

  • maatregelen om het water langer vast te houden en de afvoerpieken te reduceren;

  • het verlagen van het inundatierisico voor de stedelijke gebieden;

  • de natuurvriendelijke inrichting van oevers;

  • de bestrijding van verdroging; enz.

Daarnaast is het water voor gebouwd gebied een belangrijk beleidsterrein. Zo zal de watersysteembenadering steeds sterker het leidende principe zijn. Bij de goedkeuring van bestemmings- en waterbeheersplannen zal daarnaast steeds meer worden gekeken naar de ruimtelijke en waterhuishoudkundige aspecten en moet in de toelichting op de bestemmingsplannen een aparte waterparagraaf worden opgenomen.

Voor een belangrijk deel van de bovengenoemde maatregelen gaat de relatie tussen kostenveroorzaking en belangencategorie (methode Oldambt) niet meer op. Met name de voorgenomen maatregelen om water langer vast te houden, de afvoerpieken te reduceren en het inundatierisico voor stedelijke gebieden te verkleinen is aanleiding geweest om te besluiten tot een kostentoedeling op basis van waardeverhouding.

Het kostenaandeel gebouwd wordt bepaald op basis van het totaal van de WOZ-waarden. Het kostenaandeel ongebouwd wordt bepaald op basis van verkoopcijfers (agrarisch grondgebruik) en schattingen van de (verkoop)waarde van ongebouwde onroerende zaken. Conform het Unierapport worden hiertoe ook gerekend openbare wegen en bouwpercelen.

Vanwege de relatief hoge waarde openbare wegen en bouwpercelen vindt ten opzichte van de huidige waardebepaling bij de waterkeringstaak, (waardering ongebouwd alleen op waarde agrarisch gebruik) een verschuiving plaats van gebouwd naar ongebouwd.

b.       Waterkeringstaak

De verdeling van de kosten tussen gebouwd en ongebouwd vond reeds plaats op basis van de globale waardeverhouding.

De keuze van de toedelingsmethode voor het kwantiteitsbeheer is echter ook van invloed geweest op de verdeling tussen gebouwd en ongebouwd bij de waterkeringstaak.

De bepaling van de waardeverhouding tussen gebouwd en ongebouwd heeft hier op dezelfde wijze plaatsgevonden, dus inclusief de waardering van openbare wegen en bouwpercelen.

Toerekening perceptie- en verkiezingskosten

De kosten van heffing en invordering (perceptiekosten) en de kosten van verkiezingen worden rechtstreeks toegerekend aan de betrokken belangencategorieën.

De in de verordening opgenomen kostentoedelingspercentages voor de belangencategorieën zullen jaarlijks “gecorrigeerd” worden met de uit de begroting blijkende kostenverhoudingen van de perceptie- en verkiezingskosten voor deze categorieën.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De onder b tot en met d gegeven definities van de begrippen, zakelijk gerechtigden ongebouwd, zakelijk gerechtigden gebouwd en ingezetenen zijn gebaseerd op artikel 11, tweede lid, van de Waterschapswet.

Onder e en f zijn definities opgenomen voor ‘waterkeringstaak’ en ‘waterkwantiteitsbeheer’, omdat dit volgens het Reglement afzonderlijke taken zijn en de kostentoedeling daarom voor alle taken afzonderlijk geschiedt.

Artikel 2 Waterkeringstaak

In de kosten van de waterkeringstaak moet worden bijgedragen door de categorieën ingezetenen, gebouwd en ongebouwd.

Voor de bepaling van het aandeel dat de ingezetenen zouden moeten opbrengen in de kosten van de waterkeringstaak is de systematiek gevolgd zoals deze is voorgesteld in het rapport “Naar een eenvoudiger bestuurlijke en financiële structuur” van de Unie van Waterschappen van 17 mei 2001.

Daarbij wordt het belang van de ingezetenen bepaald door de inwonerdichtheid.

Het kostenaandeel van de ingezetenen voor de waterkeringstaak is, bij een inwonerdichtheid van 710 km2 inwoners/km2, bepaald op 34%.

Het resterende kostenaandeel van 66% is toegedeeld aan de categorieën gebouwd en ongebouwd naar verhouding van de economische waarde van de betrokken onroerende zaken.

Artikel 3 Waterkwantiteitsbeheer

In de kosten van het waterkwantiteitsbeheer moet worden bijgedragen door de categorieën ingezetenen, gebouwd en ongebouwd.

Voor de bepaling van het aandeel dat de ingezetenen zouden moeten opbrengen in de kosten van de waterkwantiteitsbeheer is eveneens de systematiek gevolgd zoals deze is voorgesteld in het rapport “Naar een eenvoudiger bestuurlijke en financiële structuur” van de Unie van Waterschappen van 17 mei 2001.

Het kostenaandeel van de ingezetenen voor het waterkwantiteitsbeheer is, bij een inwonerdichtheid van 410 inwoners/km2, bepaald op 28%.

Het resterende kostenaandeel van 72% is toegedeeld aan de categorieën gebouwd en ongebouwd naar verhouding van de economische waarde van de betrokken onroerende zaken.

Artikel 4 Kosten van heffing en invordering en verkiezingskosten

Op grond van artikel 119, eerste lid, van de Waterschapswet, kunnen de kosten van heffing en invordering van waterschapsbelastingen en de kosten van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur, rechtstreeks worden toegerekend aan de betrokken categorieën van belanghebbenden. Zie ook het algemene deel van de toelichting.

Artikel 5 Intrekking en inwerkingtreding

Eerste lid

In het eerste lid is geregeld dat de verordening van toepassing is met ingang van 1 januari 2004.

Hiermee wordt duidelijk op welk moment de nieuwe financiële verplichtingen die aan de omslagplichtigen worden opgelegd, een aanvang nemen (zelfs als op dat moment nog geen goedkeuring is verleend of nog geen bekendmaking heeft plaatsgevonden).

Tweede lid

Het tweede lid regelt de inwerkingtreding. De Kostentoedelingsverordening kan niet in werking treden voordat zij is bekendgemaakt (artikel 73 van de Waterschapswet). Er is voor gekozen om de inwerkingtreding te stellen op de eerste dag na die van de bekendmaking.

Derde lid

In het derde lid is bepaald dat de Kostentoedelingsverordeningen van de voormalige waterschappen vervallen, maar dat de bepalingen van die verordeningen van toepassing blijven voor de jaren waarvoor de verordening heeft gegolden. Dit met het oog op nog op te leggen aanslagen over voorgaande jaren.

Artikel 6 Citeertitel

Ingevolge artikel 6 wordt de verordening voorzien van een citeertitel.

Verwijzingen

     Rapport inzake de kostentoedeling van de Werkgroep vervolgstudie waterschapsfinanciën; ingesteld door het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen. 1989 (werkgroep Havelaar).

     Waterschapsbelastingen in de 21e eeuw; Eindrapport van de Commissie onderzoek financiering. Unie van waterschappen 1999 (Commissie Togtema).

     Naar een eenvoudiger financiële en organisatorische structuur van het waterschap; Unie van Waterschappen, mei 2001.