Regeling vervallen per 06-05-2019

Gedoogstrategie

Geldend van 12-08-2008 t/m 05-05-2019

Intitulé

Gedoogstrategie

Gedoogstrategie

1. Beleidskader

In de handhavingnota Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) van het waterschap Aa en Maas is aangegeven dat bij het gedogen* het landelijke gedoogbeleid “Grenzen aan gedogen” wordt gevolgd. Dit beleid zal ook gevolgd worden bij de handhaving van de Keuren. Uitgangspunt bij het waterschap Aa en Maas is dat gedogen tot een minimum beperkt moet blijven aangezien het de geloofwaardigheid en de effectiviteit van het waterbeheer aantast. Passief gedogen is niet meer toegestaan. Dit betekent dat tegen overtredingen maar op drie manieren kan worden opgetreden:

1.legalisatie van de overtreding door daarvoor ontheffing te verlenen of

2.handhaving conform de sanctiestrategie of

3.de overtreding expliciet te gedogen

Onder gedogen wordt verstaan het besluiten door het bestuursorgaan dat tegen een bepaalde overtreding niet handhavend zal worden opgetreden, dit door middel van een expliciete kennisgeving. In het landelijk beleidskader “Grenzen aan gedogen”1 is het volgende kader geschetst voor gedogen: een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het handelen binnen afzienbare tijd ophoudt dan wel doordat waarschijnlijk een vergunning zal worden verleend.

Het nationale beleidskader stelt de volgende criteria voor gedogen:

  • a.

    alleen in uitzonderingssituaties (overgangs- of overmachtssituatie, concreet zicht op legalisatie);

  • b.

    gedogen dient schriftelijk plaats te vinden, vooruitlopend op vergunningverlening en na het indienen van een ontvankelijke aanvraag;

  • c.

    beperkt in tijd/ernst;

  • d.

    expliciet en na zorgvuldig kenbare belangenafweging plaats te vinden evenals;

  • e.

    aan controle te zijn onderworpen.

Ad a. Volgens jurisprudentie dient gedogen een uitzonderlijk karakter te hebben. Het veelvuldig of systematisch gedogen van bepaalde overtredingen wordt door de bestuursrechter niet geaccepteerd. Gedogen vindt alleen plaats in overgangs- of overmachtssituaties of indien er concreet zicht bestaat op legalisatie. Zoals in de vorige paragraaf aangestipt, is ook een toekomstige wijziging van de regelgeving een reden om tot die tijd een (illegale) situatie te gedogen. Bij een overmachtssituatie hoeft er geen zicht te zijn op legalisatie.

Ad b. Tevens is een inhoudelijke eis van de gedoogbeschikking, dat die voorschriften moet bevatten. Deze voorschriften moeten tegemoetkomen aan de belangen die vóór handhaving pleiten en in de totale afweging het onderspit hebben moeten delven. Veelal zullen dit voorschriften zijn die ook in ‘gewone’ vergunningen voorkomen. In praktijk zullen deze voorschriften dan ook worden aangeleverd door de afdeling die de vergunning verleent, terwijl de afdeling Handhaving de gedoogbeschikking verder uitwerkt. Een goede samenwerking tussen beide afdelingen is vereist. In de beschrijving van de werkprocessen is dit aspect uitgewerkt. 

Ad c. Voorwaarde is dat het gedogen een tijdelijk karakter heeft. De gedoogbeschikking moet dus een termijnbepaling bevatten. Deze termijnstelling betekent dat ofwel de illegale situatie binnen die tijd kan worden gelegaliseerd, ofwel dat aan het gedogen van de situatie een einde komt. Duidelijk is dat categorie 0-overtredingen zich vanwege hun aard  niet lenen voor gedogen.

Ad d. Het al dan niet handhaven hangt af van een afweging van alle betrokken belangen. Of zal worden gedoogd hangt af van de specifieke situatie. Dit zal goed moeten worden gemotiveerd.

Ad e. De voorschriften uit een gedoogbeschikking dienen aantoonbaar met regelmaat te worden gecontroleerd doch kunnen niet worden gehandhaafd. Alleen overtreding van bij of krachtens wet gestelde voorschriften kunnen namelijk worden gehandhaafd, aan een gedoogbeschikking verbonden voorschriften vallen hier niet onder. Wanneer de voorschriften uit een gedoogbeschikking niet worden nageleefd, kan handhavend worden opgetreden tegen de oorspronkelijke overtreding; datgene waarvoor de gedoogbeschikking juist was afgegeven. De gedoogbeschikking dient dan ook te worden ingetrokken. Daarna wordt het normale handhavingstraject ingezet.

Zelfs wanneer een gedoogbeschikking is verleend kan in bepaalde omstandigheden alsnog handhavend worden opgetreden. Bijvoorbeeld als zich onvoorziene omstandigheden voordoen die zwaarder wegen dan het belang van de gerechtvaardigde verwachtingen die worden opgewekt door het verlenen van de gedoogbeschikking.

2.  Minimumeisen bij gedogen

Wanneer sprake is van een gedoogwaardige situatie, kan door het bestuur een gedoogbeschikking worden genomen. Daarbij wordt in ieder geval rekening gehouden met de minimale eisen die gesteld worden vanuit het landelijke gedoogbeleid.

Bij het nemen van een gedoogbeschikking dienen de volgende procedurele eisen in acht te worden genomen:

  • Voor zover van toepassing (vooral bij overgangssituaties) dient een ontvankelijke vergunningaanvraag te zijn ingediend.

  • Gedogen dient uitdrukkelijk en schriftelijk te gebeuren.

  • In gevallen waarin niet vooruitlopend op de vergunningverlening wordt gedoogd, dient in de beschikking een bepaalde - zo kort mogelijke - termijn te worden opgenomen.

  • Eventueel vindt overleg plaats met betrokken overheden en het Openbaar Ministerie (OM).

  • Bij gedoogbeschikkingen op aanvragen wordt de gewone voorbereidingsprocedure gevolgd. Dit is afdeling 4.1.2 van de Awb. In het bijzonder dienen hierbij de procedurele vereisten betreffende het horen in acht worden genomen.

  • Bekendmaking van de gedoogbeschikking geschiedt door toezending aan de aanvrager, eventuele belanghebbenden en betrokken overheden. Eventueel geschiedt bekendmaking door publicatie in een dagblad. Daarbij worden de  bezwaar en beroepsmogelijkheden aangegeven. 

  • Het OM wordt op de hoogte gebrachte gebracht van de gedoogsituatie.

  • In de beschikking wordt aangegeven dat de gedoogde activiteit geheel voor eigen risico van de overtreder plaatsvindt. Ook dient te worden vermeld dat de handhavingbevoegdheden van andere organen onverlet laat. Met name moet worden gewezen op de zelfstandige bevoegdheid van het OM tot het instellen van strafvervolging, die door de gedoogbeschikking niet wordt aangetast.

  • In de beschikking wordt vermeld dat er beroep tegen kan worden ingesteld en bij wie.

Naast de procedurele eisen, gelden voor het inhoudelijk een juiste beslissing nemen de volgende randvoorwaarden:

  • Voor het nemen van een gedoogbeschikking dient het bestuur alle betrokken belangen tegen elkaar af te wegen (zorgvuldigheidsbeginsel).

  • In de beschikking worden zo nodig  watersysteembeschermende voorschriften opgenomen

  • De gedoogbeschikking wordt voor een zo kort mogelijke termijn afgegeven.

3. Handhaven van gedoogbeschikkingen

Wanneer de voorschriften die zijn verbonden aan de gedoogbeschikking worden overtreden dient het bestuur handhavend op te treden. In voorkomende gevallen zal dan de gedoogbeschikking ingetrokken moeten worden. Vervolgens zal handhavend tegen de overtreding(en) opgetreden moeten worden. Dit houdt in dat indien een gedoogbeschikking wordt ingetrokken, dit gepaard zal moeten gaan met een aanschrijving tot bestuursdwang of de oplegging van een dwangsom in dezelfde beschikking.

(-)  Het door het dagelijkse bestuur afzien van het gebruik van ter beschikking staande bestuursrechtelijke handhavinginstrumenten bij constatering van een overtreding van een bij of krachtens wettelijk voorschrift gestelde regel, evenals het door het dagelijkse bestuur vooraf verklaren, dat tegen een overtreding van een bij of krachtens wettelijk voorschrift gestelde regel die nog zal plaatsvinden, niet zal optreden.

(1)  Dit landelijk beleidskader is in twee documenten verwoord:

- Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 343, nr. 2

- Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 085, nrs.1-2