Regeling vervallen per 01-07-2022

Inspraakverordening waterschap Aa en Maas 2010

Geldend van 01-01-2013 t/m 30-06-2022

Intitulé

Inspraakverordening waterschap Aa en Maas 2010

Het algemeen bestuur van waterschap Aa en Maas

Gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 6 juli 2010

Gelet op artikel 79 Waterschapswet, het bepaalde in de Waterwet en Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T

vast te stellen de verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van beleid, verordeningen, regelingen en besluiten van het waterschap Aa en Maas worden betrokken

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van beleid, verordeningen, regelingen en besluiten van het waterschap Aa en Maas;

  • b.

    Inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    Beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid

  • d.

    GGOR-besluiten: besluiten tot vaststelling vangewenst grond- en oppervlaktewater regime, aansluitend bij het beoogde gebruik van het betreffende gebied.

  • e.

    Inrichtingsvisie: de integrale visie op het duurzaam herstel van de waterhuishouding in nauwe relatie tot de omliggende ecologische hoofdstructuur in een bepaald gebied.

Artikel 2 Object van inspraak

  • 1. Elk bestuursorgaan kan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluiten of inspraak wordt geboden bij de voorbereiding van waterschapsbeleid, het vaststellen van verordeningen, regelingen en besluiten.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. De volgende besluiten vallen in ieder geval onder de werking van deze verordening:

    • Inrichtingsvisies en

    • GGOR-besluiten.

  • 4. Geen inspraak wordt verleend:

    • ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen, verordening, regeling of besluit;

    • indien sprake is van een hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat de inspraak niet kan worden afgewacht.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Indien het bestuur besluit tot het verlenen van inspraak, wordt bij de voorbereiding van beleid, verordeningen, regelingen en besluiten de in wet voorgeschreven inspraakprocedure gevolgd.

  • 2. Bij de voorbereiding van beleid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, tenzij het bestuursorgaan daarvoor een andere inspraakprocedure openstelt.

Artikel 5 Terinzagelegging

Vervallen per 01 januari 2013

Artikel 6 Rapportage

  • 1. Indien bij de voorbereiding van beleid, verordeningen, regelingen of besluiten een inspraakprocedure is gehouden, wordt in het voorstel tot vaststelling melding gemaakt van de ingekomen reacties en de beschouwingen van het bestuur daaromtrent.

  • 2. Het bestuur brengt degenen die zienswijzen, c.q. inspraakreacties hebben ingediend op de hoogte van het genomen besluit en van de wijze waarop de resultaten van de inspraak zijn verwerkt.

Artikel 7 Inwerkingtreding en overgangsrecht

Deze verordening treedt, na bekendmaking op de wettelijk voorgeschreven wijze, in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 oktober 2010. De inspraakverordening waterschap Aa en Maas 2006 wordt met ingang van die datum ingetrokken.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als" Inspraakverordening waterschap Aa en Maas 2010"

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur op 1 oktober 2010,

De secretaris, de dijkgraaf,
drs. P. Sennema drs. L.H.J. Verheijen

Toelichting Inspraakverordening Waterschap Aa en Maas 2010

Algemeen

Artikel 79 van de Waterschapswet1

In artikel 79 van de Waterschapswet is aan het algemeen bestuur van het waterschap de verplichting opgelegd een inspraakverordening op te stellen. De inspraakverordening betreft de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van het algemeen bestuur worden betrokken. Voor besluiten, waarvoor het dagelijks bestuur bevoegd is, geldt deze verplichting niet, maar de verordening kan ook daarvoor van toepassing worden verklaard.

Art 79 van de Waterschapwet verwijst voor de inspraak bij de voorbereiding van beleid naar de uitgebreide openbare procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de Inspraakverordening kan echter anders worden bepaald.

De algemene inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. De Waterschapswet kent bijvoorbeeld een bepaling voor de voorbereiding van de keur (artikel 80) en een eigen regeling voor het ter inzage leggen van de begroting van het waterschap (artikel 100).

Inspraakprocedure/deregulering

Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het waterschapsbeleid en heeft een tweeledig doel:

Aan de ene kant wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over een beleidsvoornemen of ontwerpbesluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken.

Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. Er is gekozen voor een sobere en flexibele regeling, mede met het oog op het dereguleringsstreven. Bovendien maakt de globale raamregeling het mogelijk dat recht wordt gedaan aan de behoefte van insprekers en bestuur, mede in relatie tot de aard, schaal en reikwijdte van het voorwerp waarop inspraak plaatsvindt. Een gedetailleerde en daardoor rigide wijze van regelgeving dient niet de belangen van insprekers. Ten aanzien van de voorbereiding van beleid is de hoofdregel dat afdeling 3.4 Awb wordt toegepast, tenzij het bestuursorgaan voor een andere inspraakprocedure kiest.

Alternatieven voor inspraak

Inspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces en kent formeel een naar tijd en strekking begrensde fase. Het moet onderscheiden worden van andere inspraakmogelijkheden die men heeft om zich tot het waterschapsbestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij AB- en commissievergaderingen, het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten, keukentafelgesprekken en deelname aan opiniërende vergaderingen van het algemeen bestuur door derden.

Inspraak is uiteraard van een andere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.

Inspraak kan ook worden onderscheiden van interactieve beleidsvorming. Interactieve beleidsvorming is een werkwijze, met name bedoeld voor complexe beleidsprocessen met meerdere actoren, waarbij een overheidsorganisatie in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere overheden bij het beleid betrekt. Het oogmerk is om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Interactieve beleidsvorming mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden.

Facultatieve toepassing van de inspraakprocedure voor verordeningen, regelingen en besluiten.

De oude tekst van art 79 Wsw sprak van inspraak op de voorbereiding van door het AB te nemen besluiten. Er werd daarbij niet aangegeven voor welke besluiten de inspraakprocedure in elk geval moest worden toegepast. Het bestuur dient deze besluiten dus zelf in de inspraakverordening op te nemen.

In de nieuwe Inspraakverordening is er voor gekozen om geen specifieke verordeningen, regelingen en besluiten op te nemen, met uitzondering van inrichtingsvisies en GGOR-besluiten. Het bestuur kan zelf beslissen of en hoe het de inspraak toepast.

De uitzondering voor inrichtingsvisies en GGOR-besluiten vloeit voort uit de Delegatieregeling die ten aanzien van deze besluiten voorbereiding met behulp van een inspraakprocedure expliciet voorschrijft.

Artikelsgewijs

Artikel 1

a. Inspraak

De omschrijving van het begrip "inspraak" is voor een belangrijk deel ontleend aan artikel 79 van de Waterschapswet. In het algemeen deel van de toelichting is op het doel van de inspraak al ingegaan.

Voor wat betreft de definitie van het begrip "ingezetene" wordt aangesloten bij artikel 18, eerste lid van de Waterschapswet.

Dit artikel bepaalt dat ingezetenen degenen zijn die volgens hun persoonsregister van de gemeente, behoudens tegenbewijs, geacht kunnen worden hun werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap te hebben.

Het begrip "belanghebbende" sluit aan bij de bestaande jurisprudentie over dat begrip. Ten aanzien van organisaties die het algemeen belang vertegenwoordigen, kan worden opgemerkt dat het wenselijk is deze organisaties (bijvoorbeeld milieuorganisaties) bij de inspraak te betrekken. In de rechtspraak kunnen vertegenwoordigers van "collectieve belangen", onder voorwaarden zoals statutair bepaalde belangen, als belanghebbenden geaccepteerd worden.

b. Inspraakprocedure

De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 79 Wsw bij het Algemeen Bestuur. Zoals in de algemene toelichting is vermeld, is in de verordening afdeling 3.4 Awb voor de voorbereiding van beleid van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid van de verordening geeft het bestuursorgaan ruimte om daarbij een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

c. Beleidsvoornemen

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. Artikel 2 eerste lid maakt het wel mogelijk deze verordening op verordeningen, besluiten en maatregelen toe te passen.

Artikel 2

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het waterschapsbeleid e.d.

Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid van de Awb. Het omvat in elk geval algemeen bestuur, dagelijks bestuur en dijkgraaf. Elk bestuursorgaan van het waterschap kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen.

Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht of informatieavonden, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld.

Het eerste lid breidt de het object van de Inspraakverordening uit tot verordeningen, regelingen en besluiten.

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Zoals bij de algemene toelichting al gemeld, geldt de Inspraakverordening als aanvullend op de wettelijk voorgeschreven inspraakprocedures.

In het derde lid zijn expliciet de inrichtingsvisies en GGOR-besluiten opgenomen.

Voor het projectplan stelt de Waterwet geen bijzonder eisen aan de voorbereiding of vaststelling. De memorie van toelichting op art. 5.4 e.v. van de Waterwet stelt wel dat het van belang is dat het projectplan, afhankelijk van de mate van ingrijpendheid al dan niet wordt voorbereid met toepassing van uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht (dit ter beoordeling van de beheerder).

In het vierde lid worden uitzonderingen op de inspraak genoemd.

Het betreft besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit formele wetgeving van hoger gezag, waarbij er voor het waterschap geen keuze is. Ook gaat het om relatief kleine wijzigingen en spoedeisend beleid.

Verder ligt het in de rede dat inspraakmogelijkheden naar hun aard uitsluitend van belang zijn voor beleidsvoornemens met een algemene strekking.

Zoals vermeld gold de Inspraakverordening 2006 voor de voorbereiding bij door het AB te nemen besluiten zonder die besluiten expliciet te benoemen. Wel werd er een aantal expliciet uitgezonderd, namelijk intern werkende besluiten (bijvoorbeeld bezoldigingsbesluiten, reglementen van orde en de organisatieverordening), besluiten die uitsluitend redactionele wijzigingen behelzen en belastingverordeningen (vaststelling van de tarieven in de omslagverordening).

De kostentoedelingsverordening en de omslagklassenverordening vielen overigens niet onder deze uitzondering.

In de Inspraakverordening Waterschap Aa en Maas 2010 beslist het bestuur zelf - met inachtneming van wettelijk voorgeschreven inspraakprocedures - of en welke inspraakmogelijkheid wordt geboden.

Art 4

Op de eerste plaats gelden de wettelijk voorgeschreven inspraakprocedures.

Voor de voorbereiding van beleid geldt als uitgangspunt van de wetgever dat daarbij afdeling 3.4 Awb wordt toegepast. Indien een besluit met onverkorte toepassing van afdeling 3.4. Awb is vastgesteld, staat -voor zover de wet beroep toestaat - rechtstreeks beroep open op de rechtbank (geen bezwaarschriftenprocedure).

De uniforme openbare voorbereidingsprocedure komt op hoofdlijnen op het volgende neer:

  • a.

    Het ontwerp van het te nemen besluit wordt, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, gedurende zes weken ter inzage gelegd (3:11 Awb);

  • b.

    De terinzagelegging en de zakelijke inhoud van het ontwerpbesluit wordt voorafgaand bekendgemaakt in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad of op een andere geschikte wijze (3:12 Awb). Eventuele nieuwe relevante stukken en gegevens worden eveneens ter inzage gelegd (3:14 Awb);

  • c.

    belanghebbenden kunnen schriftelijk of mondeling hun zienswijzen kenbaar maken (3:15 Awb);

  • d.

    Termijn voor het indienen van zienswijzen is zes weken en loopt uiteraard gelijk met de onder 1 genoemde termijn (3:16 Awb);

  • e.

    Van hetgeen mondeling naar voren is gebracht wordt een verslag gemaakt (3:17 Awb).

  • f.

    Iedereen die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van inspraak wordt geïnformeerd over de inhoud van het uiteindelijke besluit (3:44 Awb).

Het tweede lid stelt echter naar keuze van het bevoegde bestuursorgaan andere inspraakprocedures open.

Artikel 5

Vervallen per 01 januari 2013

Artikel 6

Indien er inspraakreacties zijn ingediend, geeft het bestuur bij zijn voorstel tot vaststelling van het besluit aan of en op welke wijze de inspraakreacties aanleiding hebben gegeven om het voorstel aan te passen. Dit sluit aan bij hetgeen afdeling 3.4 van de Awb hieromtrent voorschrijft.

1 Artikel 79

1. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van dat bestuur worden betrokken.

2. De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover in de verordening niet anders is bepaald.