Regeling vervallen per 06-07-2022

Reglement van orde Verenigde Vergadering waterschap Hollandse Delta 2013

Geldend van 27-09-2013 t/m 08-07-2021

Intitulé

Reglement van orde Verenigde Vergadering waterschap Hollandse Delta 2013

Reglement van orde verenigde vergadering 2013

Definities en algemene bepalingen

Artikel 1

In dit Reglement van orde wordt verstaan onder:

a. wet de Waterschapswet

b. reglement: het Reglement van bestuur voor waterschap Hollandse Delta;

c. voorzitter: de dijkgraaf van waterschap Hollandse Delta of diens plaatsvervanger;

d. lid: een lid van de Verenigde Vergadering van waterschap Hollandse Delta;

e. steunfractielid: een door de Verenigde Vergadering op voordracht van een fractie beëdigd persoon

f. college: dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta;

g. fractie het lid c.q. de leden van de Verenigde Vergadering die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, alsmede het lid c.q. de leden van de Verenigde Vergadering die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14 van de Waterschapswet;

h. secretaris: de secretaris-directeur van waterschap Hollandse Delta of diens plaatsvervanger;

i. amendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig conceptbesluit naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

j. sub-amendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

k. motie: korte gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken, zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

l. voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

m. initiatiefvoorstel: voorstel, door een lid of meerdere leden gedaan, buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk op de agenda van de Verenigde Vergadering wordt geplaatst;

n. interpellatie vraag om inlichtingen of verantwoording over enig punt van algemeen waterschapsbelang;

o. interruptie korte directe onderbreking van een spreker voor het plaatsen van een opmerking of het stellen van een vraag;

p. voordracht officiële aanbeveling van kandidaten voor een benoeming waaruit een keuze moet worden gedaan;

q. aanbeveling mondelinge of schriftelijke verklaring dat men iemand aanprijst zonder dat daartoe de keuze wordt beperkt.

r. persoonlijk feit mededeling buiten de orde van de vergadering.

De voorzitter

Artikel 2

1. Onverminderd het elders in dit reglement bepaalde, is de voorzitter belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van het Reglement van orde;

d. wat de wet, het Waterschapsbesluit, het reglement of dit reglement van orde hem verder opdraagt.

2. Hij verleent het woord, formuleert de conclusies waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemmingen mede.

Waarneming heemraad

Artikel 3

1. Zodra dat naar het naar oordeel van het college noodzakelijk is, wordt een heemraad bij afwezigheid vervangen door een lid van de Verenigde Vergadering, door de Verenigde Vergadering aan te wijzen uit dezelfde fractie. Dit lid voert de benaming van waarnemend heemraad.

2. De aanwijzing vervalt aan het einde van de zittingsperiode of als het lid ophoudt lid te zijn.

Secretaris

Artikel 4

1. De secretaris is in elke vergadering van de Verenigde Vergadering aanwezig. Hij staat de Verenigde Vergadering, het college en de voorzitter terzijde bij de uitoefening van hun taak en draagt zorg voor de verslaglegging van de vergadering.

2. Voor zover dat nodig is om de Verenigde Vergadering, het college dan wel de voorzitter in de uitoefening van hun taak ter zijde te staan, kan de secretaris deelnemen aan de beraadslagingen. Hij richt zich dan tot de voorzitter en neemt de bepalingen van dit reglement in acht.

Commissies

Artikel 5

1. De Verenigde Vergadering besluit tot de instelling van een of meer vaste commissies voor advies.

2. De Verenigde Vergadering kan bijzondere of tijdelijke commissies instellen.

3. Bij het besluit tot instelling van een commissie worden samenstelling, taak en werkwijze geregeld.

4. De Verenigde Vergadering stelt voor de vergaderingen van de commissies een reglement van orde vast.

Fracties

Artikel 6

1. De fractie voert in de Verenigde Vergadering als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst, respectievelijk de naam 'Ongebouwd', 'Natuurterreinen' of 'Bedrijven'.

2. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden bekend gemaakt aan de voorzitter. Zolang deze namen niet zijn doorgegeven worden voor de categorie Ingezetenen de lijsttrekkers geacht voorzitter te zijn en voor respectievelijk de categorieën 'Ongebouwd', 'Natuurterreinen' en 'Bedrijven' de oudste in leeftijd.

3. Indien:

- één of meer leden van een fracties als zelfstandige fractie gaan optreden;

- twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

- één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

4. Met de onder lid 3 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende Verenigde Vergadering na de betreffende mededeling.

5. De Verenigde Vergadering besluit of en zo ja op welke wijze de fracties door het waterschap worden ondersteund.

HOOFDSTUK II TOELATING NIEUWE LEDEN EN STEUNFRACTIELEDEN

Onderzoek geloofsbrieven

Artikel 7

1. Het onderzoek van de geloofsbrieven, de toelating en aarop

beëdiging  betrekking hebbende stukken van nieuwe leden en indien van toepassing het proces-verbaal van het stembureau heeft, indien mogelijk, plaats voorafgaande aan de eerste vergadering nadat deze benoemingsstukken zijn binnengekomen of heeft plaats alvorens tot andere werkzaamheden wordt overgegaan.

2. Bij elke benoeming van nieuwe leden in de Verenigde Vergadering stelt de Verenigde Vergadering op voordracht van de voorzitter een commissie in bestaande uit drie leden om de geloofsbrieven te onderzoeken. De secretaris of een door deze aan te wijzen ambtenaar staat de commissie terzijde bij de uitoefening van haar taak.

3. Indien het onderzoek van de geloofsbrieven plaatsheeft alvorens tot andere werkzaamheden over wordt gegaan, schorst de voorzitter de vergadering, neemt de commissie de benoemingsstukken en alle andere naar aanleiding van de verkiezing (benoeming) ingekomen en daarop betrekking hebbende stukken van de voorzitter over en vangt onverwijld met het onderzoek aan.

4. De commissie benoemt uit haar midden een rapporteur.

5. Eventueel na hervatting van de vergadering, brengt de commissie bij monde van haar rapporteur verslag uit en doet een voorstel omtrent het te nemen besluit. Als binnen de commissie bezwaren zijn gerezen met betrekking tot bepaalde stukken of de verkiezing (benoeming) zelf, dan wordt daarvan door de rapporteur melding gemaakt. Ook minderheids-standpunten worden vermeld.

6. De Verenigde Vergadering beslist direct over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging van de beslissing wordt besloten.

7. Na een verkiezing als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 4 van de wet roept de voorzitter de toegelaten leden van de Verenigde Vergadering op om in de eerste vergadering van de Verenigde Vergadering in nieuwe samenstelling, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

8. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de Verenigde Vergadering op voor de Verenigde Vergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

 

Toelating en ontslag steunfractieleden

Artikel 8

1. Elke fractie heeft het recht maximaal twee personen, niet zijnde leden van de Verenigde Vergadering, voor te dragen als steunfractielid, ter bijstand van de fractie.

2. Voorgedragen steunfractieleden worden door de Verenigde Vergadering toegelaten, en beëdigd als steunfractielid overeenkomstig artikel 34 van de wet. De artikelen 31, 32 en 33 van de wet zijn van toepassing.

3. Bij de toelating van een steunfractielid wordt overeenkomstig artikel 7 tweede lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat aan de gestelde eisen voldoet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 7.

4. het steunfractielidmaatschap eindigt:

a) wanneer het steunfractielid niet meer voldoet aan de vereisten zoals vermeld in het tweede lid;

b) bij opzegging door het steunfractielid;

c) bij opzegging door de voorzitter van de fractie die het steunfractielid heeft voorgedragen;

d) bij installatie van een nieuwe Verenigde Vergadering na verkiezingen.

 

 

HOOFDSTUK III Benoeming collegeleden

Verkiezing heemraden

Artikel 9

1. De verkiezing van de leden van het college vindt direct plaats na het afleggen van de eed of verklaring en belofte als bedoeld in artikel 7 zevende lid.

2. De Verenigde Vergadering stelt - op een daartoe strekkend voorstel van het college en met in achtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het reglement - vast, uit hoeveel leden het dagelijks bestuur bestaat.

3. De fractievoorzitter meldt de naam van zijn kandidaat of de namen van zijn kandidaten aan de voorzitter, die daarvan mededeling doet aan de Verenigde Vergadering.

4. Bij de verkiezing van de leden van het college vinden eerst de stemmingen plaats voor het aantal zetels voor de categorie Ingezetenen en vervolgens voor de zetel of zetels voor de categorieën Ongebouwd, Natuurterreinen en Bedrijven gezamenlijk. Indien er evenveel kandidaten zijn als door de desbetreffende categorieën te vervullen plaatsen, worden alle kandidaten als benoemd door de Verenigde Vergadering verklaard.

5. Bij de benoeming van een lid van het college van buiten de kring van de Verenigde Vergadering wordt overeenkomstig artikel 7 tweede lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de wet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 7.

 

 

HOOFDSTUK IV Vergaderingen

Paragraaf 1: Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Tijd en plaats

Artikel 10

1. De Verenigde Vergadering vergadert volgens een van tevoren opgesteld schema. De voorzitter kan in bijzondere gevallen van dit schema afwijken.

2. De voorzitter belegt voorts een vergadering als hij, of het college, dat nodig oordeelt, of als tenminste één vijfde van het aantal zitting hebbende leden daarom schriftelijk, met opgaaf van redenen, verzoekt. De vergadering heeft plaats binnen veertien dagen nadat een zodanig verzoek de voorzitter heeft bereikt.

3. De vergaderingen worden als regel gehouden in het waterschapshuis. De voorzitter kan in voorkomende gevallen een andere plaats aanwijzen.

 

Uitnodiging

Artikel 11

1. De voorzitter nodigt de leden schriftelijk uit voor het bijwonen van de vergadering onder vermelding van dag, tijdstip en plaatd van de vergadering.

2. De voorzitter zendt de uitnodiging, de agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 37 eerste en tweede lid van de wet, tenminste tien dagen voor de vergaderdatum - spoedeisende gevallen uitgezonderd - aan de leden toe.

 

Agenda

Artikel 12

1. De agenda vermeldt de onderwerpen, die in de vergadering behandeld worden, in de volgorde waarin deze aan de orde worden gesteld.

2. De voorzitter kan na verzending van de schriftelijke uitnodiging en de agenda in bijzondere gevallen tot 48 uur voor de vergadering een aanvullende agenda met bijbehorende stukken doen uitgaan.

3. Bij aanvang van de vergadering stelt de Verenigde Vergadering de agenda vast.

4. De Verenigde Vergadering kan staande de vergadering besluiten de volgorde van behandeling van de onderwerpen te wijzigen.

5. De Verenigde Vergadering kan besluiten in spoedeisende gevallen onderwerpen aan de agenda of de aanvullende agenda toe te voegen:

a. op verzoek van het college;

b. op verzoek van een lid.

Een verzoek van een lid moet zo mogelijk één week voor de vergadering schriftelijk en voorzien van een toelichting, bij de voorzitter zijn ingediend en moet door tenminste drie leden zijn medeondertekend.

6. Wanneer de Verenigde Vergadering een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan de Verenigde Vergadering het onderwerp verwijzen naar een commissie of naar het college.

 

Voorstellen en andere stukken

Artikel 13

1. Met betrekking tot de op de agenda vermelde onderwerpen draagt het college zo mogelijk de zorg voor een schriftelijk voorstel met toelichting en ontwerpbesluit.

2. Stukken die dienen ter toelichting van voorstellen, doch die gezien hun omvang niet voor toezending in aanmerking komen, worden gedurende de kantooruren in het waterschapshuis ter inzage gelegd.

3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 37 van de wet geheimhouding is opgelegd, worden deze gedurende de kantooruren voor de leden bij de secretaris ter inzage gelegd. Deze stukken mogen niet buiten het waterschapshuis worden gebracht en zonder uitdrukkelijke toestemming van het college niet worden vermenigvuldigd.

4. Van de namen van degenen aan wie op grond van lid 3 inzage is verleend, wordt een register opgesteld.

 

Openbaarheid vergadering en vergaderstukken

Artikel 14

1. De vergaderingen worden in het openbaar gehouden, vergaderstukken met inachtneming van het bepaald36 en 37 van de wet. in de artikelen 35,

36 en 37 van de wet.

2. De voorzitter maakt tijd en plaats van de vergadering openbaar bekend.

3. De openbare kennisgeving geschiedt tijdig – spoedeisende gevallen uitgezonderd – op de website van het waterschap. Tevens vindt een aankondiging van de vergadering plaats in binnen het beheersgebied van het waterschap verschijnende dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen, zulks ter bepaling van het college.

4. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

b. de wijze waarop en de plaats waar eenieder de agenda en de daarbij behorende voorstellen kan inzien.

5. De agenda met bijbehorende vergaderstukken ligt ter inzage in het waterschapshuis en worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van het waterschap geplaatst.

 

Paragraaf 2: Orde der vergadering

 

Verhindering en presentielijst

Artikel 15

1. Een lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft hiervan tijdig kennis aan de secretaris.

2. Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst.

3. De secretaris draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst.

4. Zonder voorafgaande tekening van de presentielijst kan het betrokken lid in de vergadering niet het woord voeren of aan de stemmingen deelnemen.

5. Indien een lid de vergadering voortijdig verlaat, maakt de secretaris hiervan aantekening op de presentielijst onder vermelding van het tijdstip.

6. De presentielijst wordt aan het eind van de vergadering door de voorzitter gesloten en door hem en de secretaris ondertekend.

 

Zitplaatsen

Artikel 16

De voorzitter kan bij het begin van iedere zittingsperiode de zitplaatsen vaststellen van de voorzitter, de leden, de secretaris en anderen. Hij kan deze indeling herzien indien daartoe aanleiding bestaat.

 

Opening en quorum

Artikel 17

1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde aanvangstijdstip, tenzij niet meer dan de helft van het aantal stembevoegde leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

2. Indien een kwartier na het vastgestelde aanvangstijdstip het onder lid 1 bedoelde quorum niet aanwezig is, wordt de presentielijst gesloten en wordt de vergadering niet gehouden. De reiskosten worden wel uitbetaald.

3. Wanneer het volgens het eerste lid vereiste aantal leden niet aanwezig is, mag de Verenigde Vergadering niet beraadslagen of besluiten en belegt de voorzitter zo spoedig mogelijk, doch binnen vier weken, opnieuw een vergadering. Deze wordt niet eerder gehouden dan twee dagen na verzending van de oproep voor deze vergadering.

 

Loting

Artikel 18

Na de opening van de vergadering deelt de voorzitter mede bij welk lid van de Verenigde Vergadering de eerste spreektermijn en de hoofdelijke stemming begint. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen.

 

Toelating derden

Artikel 19

De voorzitter kan niet-leden tot de vergadering toelaten om aan de orde zijnde onderwerpen toe te lichten.

 

Verslaglegging

Artikel 20

1.  De secretaris draagt zorg voor het maken van een verslag. Dit verslag kan in de vorm van een digitaal bestand of in de vorm van notulen worden gemaakt.

2. Indien wordt volstaan met het digitale bestand als verslag van de vergadering wordt een schriftelijke besluitenlijst opgesteld, waarin beknopt wordt weergegeven wat in de vergadering is besloten.

3. In de op te stellen besluitenlijst van de vergaderingen zullen ook de namen worden opgenomen van de leden die aanwezig zijn en van de leden die met kennisgeving afwezig waren.

4. Datgene wat tijdens de vergadering wordt besproken, wordt vastgelegd met digitale opnamen.

5. De Verenigde Vergadering kan besluiten dat openbare vergaderingen op radio of internet rechtstreeks worden gevolgd.

6. Hetgeen in een vergadering met gesloten deuren is besproken, wordt in een digitaal bestand bewaard. Indien en zolang ten aanzien van het in die vergadering verhandelde geheimhouding is opgelegd, worden deze bestanden uitsluitend ten gehore gebracht van degenen die krachtens artikel 37 van de Waterschapswet tot geheimhouding verplicht zijn.

 

Notulen

Artikel 21

1. Indien van de vergadering notulen worden gemaakt, worden de notulen van de voorgaande vergadering, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk gelijktijdig met de overige voorstellen, aan de leden toegezonden.

2. Bij het begin van de vergadering wordt, zoveel mogelijk, de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

3. De leden hebben het recht een voorstel tot verandering aan de Verenigde Vergadering te doen, indien notulen onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is.

4. Wanneer de notulen aanleiding gegeven hebben tot aanmerkingen, raadpleegt de voorzitter de Verenigde Vergadering die beslist of de aanmerkingen gegrond zijn. Indien de gegrondheid van de aanmerkingen door de vergadering wordt erkend, wordt de verlangde wijziging aangebracht.

5. De notulen bevatten in ieder geval:

a. de namen van de voorzitter en de secretaris;

b. de namen van de leden die aanwezig waren, alsmede van de leden die met, dan wel zonder kennisgeving, afwezig waren met afzonderlijke vermelding van de leden die na opening ter vergadering verschenen en/of voor de sluiting der vergadering vertrokken zijn;

c. de namen van de niet-leden die tot de vergadering zijn toegelaten;

d. de vermelding van de behandelde onderwerpen en een beknopte beschrijving zakelijke inhoud van hetgeen daaromtrent besproken is;

e. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding van de namen van de leden die aantekening hebben verlangd dat zij geacht worden te hebben tegengestemd, als bedoeld in artikel 30, dan wel bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die vóór of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich op grond van de wet van stemming hebben onthouden;

f. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en (sub-)amendementen;

g. een vermelding van de genomen besluiten.

6. De notulen worden als blijk van vaststelling door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

 

Ingekomen stukken en medelingen

Artikel 22

1. Het college stelt een lijst op van bij de Verenigde Vergadering ingekomen stukken en van de schriftelijke mededelingen die het college aan de Verenigde Vergadering wenst te doen. Deze lijst wordt aan de leden toegezonden en bij de voorstellen ter inzage gelegd.

2. Het college doet ten aanzien van de afdoening van de ingekomen stukken en mededelingen een voorstel, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:

a. Rubriek A: Voor kennisgeving aannemen;

b. Rubriek B: Behandelen bij het desbetreffende punt van de agenda;

c. Rubriek C: In handen stellen van het college voor het uitbrengen van een voorstel;

d. Rubriek D:In handen stellen van het college ter afdoening.

3.De behandeling van de lijst van ingekomen stukken en mededelingen vindt plaats na de behandeling van de notulen.

 

Spreekregels

Artikel 23

1. De leden spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden vanaf een andere plaats spreken.

3. De voorzitter voert het woord zo vaak hij dat in verband met de hem in artikel 2 opgedragen taken nodig oordeelt.

 

Volgorde sprekers

Artikel 24

1. Een lid die het woord wenst te voeren, geeft hiervan kennis aan de voorzitter.

2. De voorzitter begint de eerste spreektermijn bij de fractie van het lid dat daartoe bij loting aan het begin van de vergadering is aangewezen. Vervolgens verleent de voorzitter het woord aan degenen die hiervan kennis hebben gegeven met de wijzers van de klok mee, behoudens de bevoegdheid van de voorzitter om het woord te voeren, zo dikwijls hem dit geraden voorkomt. Bij het volgende agendapunt begint de voorzitter de spreektermijn bij de volgende fractie, eveneens bepaald aan de wijzers van de klok.

3. De orde kan echter worden verbroken, wanneer het woord gevraagd wordt voor het mededelen van een persoonlijk feit, een voorstel van orde, het doen van een voorstel tot sluiting van de beraadslagingen of het vragen van inlichtingen over een voorstel voordat daarover gestemd wordt. Over een persoonlijk feit verleent de voorzitter het woord niet dan nadat het feit voorlopig is aangeduid.

 

Aantal spreektermijnen

Artikel 25

1. De beraadslaging over een voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de Verenigde Vergadering anders beslist.

2. Elke spreektermijn is afgesloten nadat de heemraden of de voorzitter op het door de leden gesprokene hebben geantwoord.

3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

4. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op:

a. het lid van het college dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;

b. de rapporteur van een commissie;

c. het lid dat een (sub-)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, wat dat amendement, die motie of dat voorstel betreft.

5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

 

Spreektijd

Artikel 26

De voorzitter is bevoegd de spreektijd te regelen. De Verenigde Vergadering kan anders besluiten.

 

Handhaving orde; schorsing

Artikel 27

1. Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren. Interrupties zijn toegestaan, tenzij de voorzitter beslist dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

2. Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

  

Beraadslaging

Artikel 28

1. Op voorstel van de voorzitter of een lid kan de Verenigde Vergadering besluiten over één of meer onderdelen van een voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2. Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de Verenigde Vergadering besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde dijkgraaf en heemraden of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

3. De voorzitter sluit de beraadslaging indien naar zijn oordeel een onderwerp voldoende is toegelicht en besproken. Op voorstel van tenminste vijf leden kan de Verenigde Vergadering anders besluiten.

4. Op voorstel van tenminste drie leden kan de Verenigde Vergadering besluiten de beraadslaging eerder te sluiten.

 

Deelame aan beraadslaging

Artikel 29

1. De Verenigde Vergadering kan bepalen dat anderen

beraadslaging  dan de in de vergadering aanwezige leden, de

door anderen voorzitter en de secretaris deelnemen aan de beraadslaging.

2. Een besluit daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één van de leden genomen, alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

3. Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

 

Stemverklaring

Artikel 30

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de Verenigde Vergadering tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

 

Beslissing

Artikel 31

1. Na de beraadslaging en beslissing over de eventuele amendementen wordt over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, een eindbeslissing genomen. Hierbij wordt zonodig tot stemming overgegaan.

2. Indien geen der leden stemming verlangt, en het voorstel zich daartoe leent, is het voorstel aangenomen.

Sluiting vergadering

Artikel 32

1.Na behandeling van alle agendapunten sluit de voorzitter de vergadering.

2. Wanneer tijdens de vergadering blijkt dat niet meer dan de helft van het reglementair vastgestelde aantal leden aanwezig is, sluit de voorzitter de vergadering.

 

 

Paragraaf 3: Procedures bij stemmingen

 

Stemming over zaken 

Artikel 33

1. Nadat de beraadslaging is gesloten of indien niemand het woord verlangt, brengt de voorzitter het voorstel tot besluitvorming.

2. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

3. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van de wet van stemming te hebben onthouden.

4. Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

5. Stemming over zaken geschiedt in beginsel door handopsteken, tenzij door de voorzitter, een heemraad of één of meer leden stemming bij hoofdelijke oproeping wordt verlangd.

6. De voorzitter verzoekt eerst de leden die “voor” zijn een hand op te steken, daarna verzoekt de voorzitter de leden die “tegen” zijn een hand op te steken.

7. Wanneer de uitslag van de stemming naar het oordeel van de voorzitter of één of meer leden niet duidelijk is dan wel indien het totaal aantal uitgebrachte stemmen niet overeenstemt met het aantal aanwezige stembevoegde leden, geschiedt alsnog stemming bij hoofdelijke oproeping.

8. De hoofdelijke stemming begint bij het lid dat daartoe overeenkomstig artikel 18 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping door de voorzitter naar de volgorde van de presentielijst.

9. Bij hoofdelijke stemming is ieder lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet op grond van de wet van stemming dient te onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

10.De leden brengen hun stem uit door het woord “voor” of “tegen” uit te spreken zonder enige toevoeging.

11.Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

12.De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

 

Staken der stemmen

Artikel 34

1. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

2. Indien de stemmen staken ofwel in een voltallige vergadering ofwel voor de tweede maal over hetzelfde voorstel, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

3. Onder een voltallige vergadering wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een vergadering, waarin alle zitting hebbende leden, voor zover zij zich niet van medestemmen moeten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

 

Stemming over (sub-) amendementen

Artikel 35

1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is en moties ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

2. Indien op een amendement een sub-amendement is ingediend, wordt eerst over het sub-amendement gestemd en vervolgens over het amendement.

3. Indien twee of meer amendementen of sub-amendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement of sub-amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

4. Wordt een voorstel van verdere strekking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, aangenomen, dan vervallen de minder verstrekkende voorstellen.

5. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

 

Stemming over personen

Artikel 36

1. De stemming over personen voor het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of een aanbevelingen geschiedt bij gesloten, niet ondertekende briefjes.

2. Over moties van wantrouwen wordt bij hoofdelijke oproeping, zoals omschreven in artikel 33 lid 8 van het reglement, gestemd.

3. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de wet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren.

4. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De Verenigde Vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

5. Bij het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of een aanbeveling benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau. Eén van de genoemde leden treedt op als voorzitter van het stembureau.

6. De stemming geschiedt bij identieke en gewaarmerkte stembriefjes. Deze worden door of vanwege het stembureau verzameld in een bus, waarvan vooraf is vastgesteld dat zich daarin niets bevindt.

7. De leden van het stembureau, niet zijnde de voorzitter, onderzoeken of het aantal stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolgde het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Is dit niet het geval, dan worden deze stembriefjes zonder te zijn geopend, vernietigd, waarna opnieuw tot stemming wordt overgegaan.

8. De voorzitter van het stembureau als bedoeld in lid 5 van dit artikel opent de stembriefjes en leest de inhoud op duidelijk verstaanbare wijze voor. Eén van de leden van het stembureau ziet de briefjes na en de andere lid van het stembureau houdt met de secretaris of een door hem aan de te wijzen ambtenaar hiervan aantekening.

9. Voor de bepaling van een volstrekte meerderheid als bedoeld in de wet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

a. een blanco stembriefje;

b. een ondertekend stembriefje;

c. een stembriefje waarop meer dan 1 naam is vermeld, tenzij bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje als bedoeld in lid drie;

d. een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft , op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

e. een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

10.In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje, beslist de Verenigde Vergadering op voorstel van de voorzitter.

11.Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

 

 Herstemming over personen

Artikel 37

1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd (herstemming). Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

 

Beslissing door het lot

Artikel 38

1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze opgevouwen, wederom gecontroleerd, in een bus gedeponeerd en omgeschud.

3. Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de bus. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

 

HOOFDSTUK V Rechten van leden

 

(Sub-)amendenten

Artikel 39

1. Ieder lid is bevoegd tijdens de beraadslagingen (sub-)amendementen in te dienen.

2. Elk (sub-)amendement moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde – oordeelt dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

3. Elk (sub-)amendement moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, door tenminste drie andere leden worden medeondertekend of bij mondelinge indiening worden ondersteund.

4. Een kopie van een eenmaal ingediend (sub-)amendement wordt zo spoedig mogelijk ter beschikking van de leden van de Verenigde Vergadering gesteld, tenzij de voorzitter oordeelt dat met voorlezing kan worden volstaan.

5. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub-)amendement is te allen tijde mogelijk voordat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

6. Het college kan een (sub-)amendement overnemen. Het (sub-)amen-dement is vanaf dat moment onderdeel van het voorstel, zodat over het (sub-)amendement geen aparte beraadslaging en stemming meer plaatsheeft.

 

Splitsing in onderdelen

Artikel 40

1. Ieder lid heeft het recht om tijdens de beraadslaging een voorstel in te dienen om het voorgestelde besluit te splitsen in onderdelen waarover afzonderlijk zal worden beraadslaagd en besloten.

2. Op dit voorstel zijn de bepalingen met betrekking tot amendementen van toepassing.

 

Moties

Artikel 41

1. Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

2. Een motie moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. Zij moet om in behandeling te kunnen komen door tenminste drie andere leden worden medeondertekend.

3. Een kopie van een eenmaal ingediende motie wordt zo spoedig mogelijk ter beschikking van de leden van de Verenigde Vergadering gesteld, tenzij de voorzitter oordeelt dat met voorlezing kan worden volstaan.

4. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

5. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld of indien dit naar het oordeel van de Verenigde Vergadering niet mogelijk is, wordt de motie voor de volgende bijeenkomst van de Verenigde Vergadering geagendeerd. Een dergelijke motie dient - zo mogelijk - bij de vaststelling van de agenda te worden aangekondigd.

6. Intrekking van de motie door de indiener is mogelijk totdat de besluitvorming door de Verenigde Vergadering heeft plaatsgevonden.

 

Voorstellen van orde

Artikel 42

1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen dat kort kan worden toegelicht.

2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3. Over een voorstel van orde beslist de Verenigde Vergadering terstond, eventueel na korte beraadslaging.

 

Initiatiefvoorstellen

Artikel 43

1. Ieder lid heeft het recht initiatiefvoorstellen aan de Verenigde Vergadering te doen.

2. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling te worden genomen door tenminste drie andere leden zijn medeondertekend en schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

3. De voorzitter plaatst het initiatiefvoorstel op de agenda van de eerstvolgende reguliere vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het initiatiefvoorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

4. Op voorstel van het college beslist de Verenigde Vergadering of het initiatiefvoorstel al dan niet in behandeling wordt genomen, in handen van het college wordt gesteld om advies of nadere inlichtingen, of om het te verwijzen naar een commissie.

5. Zolang de beraadslaging over het initiatiefvoorstel nog niet is gesloten, kan het initiatiefvoorstel door het lid worden ingetrokken.

 

Schriftelijke vragen

Artikel 44

1. Ieder lid kan aan de voorzitter of aan het college schriftelijk vragen stellen.

2. De vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

3. De vragen worden bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden worden gebracht.

4. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende bijeenkomst van de Verenigde Vergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, krijgt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht, waarbij aangegeven wordt de termijn waarbinnen beantwoording plaats zal vinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

5. De vragen en antwoorden worden vermeld op de lijst van ingekomen stukken en worden gelijktijdig met de stukken aan de leden toegezonden.

6. De vragensteller kan in de vergadering waarin mondeling antwoord wordt gegeven of vermelding bij de ingekomen stukken plaatsvindt, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de voorzitter of door het college gegeven antwoord dan wel zijn motivering nader aangeven.

 

Interpellatie

Artikel 45

1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen, al dan zoals bedoeld in artikel 89 en 97 van de wet, verlangt dient hij bij de voorzitter een schriftelijk verzoek tot het houden van een interpellatie in. Hij doet dat, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste vier werkdagen voor de betreffende vergadering.

2. Het verzoek bevat een opgave van de verlangde inlichtingen en kan desgewenst door het lid van een toelichting worden voorzien.

3. De voorzitter zendt het verzoek aan de leden en stelt het aan de orde onmiddellijk na de ingekomen stukken en mededelingen. De Verenigde Vergadering kan de verzoeker toestaan zijn verzoek mondeling kort toe te lichten.

4. De voorzitter, het college respectievelijk de heemraad verstrekken de verlangde inlichtingen tijdens eerdergenoemde vergadering. Als zij nader overleg nodig achten, kan de Verenigde Vergadering toestaan dat de beantwoording tot de volgende vergadering wordt aangehouden of binnen een door haar te bepalen termijn schriftelijk wordt afgedaan. In het laatste geval wordt het schriftelijke antwoord op de lijst van ingekomen stukken en mededelingen van de eerstvolgende vergadering geplaatst.

 

Vragenronde

Artikel 46

1. Na de loting wordt een zogenaamde vragenronde gehouden.

2. Vragen voor de vragenronde worden tenminste 24 uur, spoedeisende vragen uitgezonderd, voor aanvang van de vergadering bij de secretaris ingediend.

3. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens de vragenronde aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, indien het onderwerp in de bestuursvergadering aan de orde komt of om andere redenen die de vergaderorde kunnen verstoren.

4. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens de vragenronde aan de orde komen.

5. De voorzitter kan per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, en voor de overige leden bepalen.

6. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college te stellen en een toelichting daarop te geven.

7. Na de beantwoording door het college krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

8. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

9. Tijdens de vragenronde kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

 

 

HOOFDSTUK VI Besloten vergadering

 

Algemeen

Artikel 47

1. Tijdens een besloten vergadering, als bedoeld in de wet, zijn slechts aanwezig de voorzitter, de heemraden, de leden van de Verenigde Vergadering, de secretaris en indien gewenst een door de secretaris aan te wijzen ambtenaar ter ondersteuning.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering, zijn op een besloten vergadering de bepalingen van toepassing die gelden voor een openbare vergadering.

3. In aanvulling op het eerste lid, is het beëdigde steunfractieleden toegestaan tijdens de besloten vergadering aanwezig te zijn op de publieke tribune. De beëdigde steunfractieleden nemen geen deel aan de beraadslaging.

 

Notulen

Artikel 48

1. Indien van een besloten vergadering notulen worden gemaakt worden deze niet rondgedeeld maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage bij de secretaris

2. De notulen van een besloten vergadering worden behandeld en vastgesteld achter gesloten deuren als bespreking van die notulen gevraagd wordt en omtrent het behandelde in de besloten vergadering geheimhouding is opgelegd die nog niet is opgeheven of vervallen.

3. Tijdens deze besloten vergadering neemt de Verenigde Vergadering een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen.

4. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

 

Geheimhouding

Artikel 49

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de Verenigde Vergadering overeenkomstig artikel 37, derde en vierde lid van de wet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden

Opheffng en geheimhouding

Artikel 50

1. De Verenigde Vergadering kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

2. De beslissing tot het opheffen van de geheimhouding wordt genomen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

3. Indien de Verenigde Vergadering voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd. 

 

HOOFDSTUK VII Toehoorders en pers; orde

 

Toehoorders en pers

Artikel 51

1. De voorzitter stelt toehoorders bij een openbare vergadering op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren over zowel geagendeerde als niet geagendeerde onderwerpen, zulks met inachtneming van het navolgende.

2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient tenminste 24 uur voor het begin van de vergadering, bij voorkeur schriftelijk, bij de voorzitter te worden ingediend, onder vermelding van de naam van degene die het woord wil voeren en het punt of de punten waarover men wil spreken.

3. De voorzitter stelt degenen die een verzoek hebben ingediend als bedoeld in het eerste lid van dit artikel in de gelegenheid direct na de opening van de vergadering het woord te voeren. De spreektijd bedraagt maximaal vijf minuten per spreker, met dien verstande dat de spreektijd van alle insprekers gezamenlijk niet meer dan 30 minuten bedraagt. De leden van de Verenigde Vergadering krijgen gelegenheid vragen te stellen aan de spreker. Hiervoor is per spreker maximaal vijf minuten beschikbaar, met dien verstande dat het vragenstellen aan meerdere sprekers niet meer dan 30 minuten bedraagt.

4. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergadering bijwonen.

5. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

6. Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Maatregelen van orde 

Artikel 52

Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

 

HOOFDSTUK VIII Nevenfuncties

 

Nevenfuncties

Artikel 53

1. Wijziging in nevenfuncties van leden van de Verenigde Vergadering dienen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken nadat de wijziging heeft plaatsgevonden, schriftelijk aan het college te worden gemeld.

2. De Verenigde Vergadering neemt in een openbare vergadering middels de ingekomen stukken kennis de wijziging in de nevenfuncties.

 

HOOFDSTUK IX Slotbepalingen

 

Uitleg reglement

Artikel 54

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de Verenigde Vergadering op voorstel van de voorzitter.

 

Inwerkingtreding

Artikel 55

Dit reglement treedt in werking op de dag volgende op die waarop het is vastgesteld.

 

Citeertitel

Artikel 56

Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement van orde erenigde Vergadering.

Toelichting bij het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de Verenigde Vergadering van waterschap Hollandse Delta

Algemeen

 

Artikel 15 van het Reglement van bestuur voor waterschap Hollandse Delta bepaalt dat de Verenigde Vergadering een Reglement van orde vaststelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden. Nadere bepalingen ten aanzien van de inhoud van dit Reglement van orde worden niet gegeven. Wel stelt de Waterschapswet in de artikelen 35 tot en met 37 regels omtrent de openbaarheid van vergaderingen van de Verenigde Vergadering en omtrent het opleggen van een plicht tot geheimhouding. De artikelen 38 tot en met 39 van de Waterschapswet bepalen nog dat het stemmen zonder last plaatsvindt, geven regels omtrent stemmingen en geven de onschendbaarheid van de bestuursleden voor hetgeen ter vergadering wordt gezegd aan. Hoewel de Waterschapswet te allen tijde naast het Reglement van orde dient te worden gelezen, wordt hieronder nader ingegaan op de genoemde artikelen van de Waterschapswet. Daardoor ontstaat een compleet overzicht van de regels die van toepassing zijn op het verloop van de vergadering van de Verenigde Vergadering.

 

Artikel 35 Waterschapswet

  • 1.

    De vergadering van het algemeen bestuur wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

 

Uitgangspunt is dat de vergaderingen van de Verenigde Vergadering openbaar zijn. Dit sluit aan bij het bepaalde in artikel 133, lid 2, van de Grondwet waar staat dat de wet de verordenende en andere bevoegdheden van besturen van waterschappen regelt, alsmede de openbaarheid van hun vergaderingen. Een vergadering van de Verenigde Vergadering vindt plaats met gesloten deuren wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst, als bedoeld in artikel 15 van dit Reglement van orde, heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt. Wanneer de deuren gesloten zijn, beslist de Verenigde Vergadering vervolgens of de vergadering al dan niet besloten blijft. De omstandigheden die aanleiding kunnen zijn tot het sluiten van de deuren zijn niet in de wet of in het Waterschapsreglement genoemd. De Verenigde Vergadering dient zelf te overwegen of de belangen die met sluiting gediend zijn, dermate zwaarwegend zijn dat deze opwegen tegen het belang van de openbaarheid van de vergadering. Stukken die betrekking hebben op een vergadering met gesloten deuren zijn ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur wel verkrijgbaar, tenzij zich een uitzondering voordoet, zoals genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. Artikel 10 van de Wet openbaarheid bestuur luidt als volgt:

 

1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:

  • a.

    de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;

  • b.

    de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;

  • c.

    bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;

  • d.

    persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

  • a.

    de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;

  • b.

    de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;

  • c.

    de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

  • d.

    inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;

  • e.

    de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

  • f.

    het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;

  • g.

    het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

3. Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.

4. Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.

5. Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.

6. Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.

7. Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

  • a.

    de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;

  • b.

    de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.

8. Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.

 

Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat in principe niet openbaar is. De Verenigde Vergadering kan echter beslissen dat het verslag van deze vergadering wel openbaar is. Betreft het een verslag van de bespreking van stukken die vallen onder de geheimhoudingsplicht zoals geregeld in artikel 37 van de Waterschapswet, dan is het verslag niet openbaar.

 

Artikel 36 Waterschapswet

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuwe leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van een waterschapsbelasting, en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorter.zit

Dit artikel stelt duidelijk over welke zaken in een besloten vergadering niet kan worden beraadslaagd of besloten. De opgesomde onderwerpen zijn dermate belangrijk dat de beraadslaging en besluitvorming te allen tijde in een openbare vergadering dienen plaats te vinden.

 

Artikel 37 Waterschapswet

1. Het algemeen bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de vergadering zijn overlegd. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering overgelegd. De geheimhouding wordt door zowel hen die ter vergadering tegenwoordig waren, als door hen die op andere wijze van het behandelde of van de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter, een commissie van het waterschap, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan leden van dit bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt

3. De krachtens het tweede lid van dit artikel aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

4. De krachtens het tweede lid van dit artikel aan de leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel indien het stuk waaromtrent de geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

 

Dit artikel bepaalt dat de Verenigde Vergadering ten aanzien van hetgeen in een besloten vergadering wordt behandeld geheimhouding kan opleggen en deze ook weer kan opheffen. De Verenigde Vergadering kan deze plicht opleggen aan degenen die aanwezig zijn bij een besloten vergadering en aan hen die op andere wijze van het behandelde of van de stukken kennis nemen; dus niet alleen aan de leden van de Verenigde Vergadering maar ook aan bijvoorbeeld deskundigen of ambtenaren. De geheimhoudingsplicht dient in de besloten vergadering te worden opgelegd.

 

Het is niet mogelijk op een tijdstip na de besloten vergadering alsnog een geheimhoudingsplicht op te leggen (MvT, TK 19403, nummer 3, pagina 83). De door de Verenigde Vergadering opgelegde plicht tot geheimhouding dient in de eerstvolgende vergadering van de Verenigde Vergadering, waarbij blijkens de presentielijst als bedoeld in artikel 14 van het Reglement van orde, meer dan de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is, te worden bekrachtigd. Wordt de geheimhoudingsplicht wel bekrachtigd, dan wordt de plicht in acht genomen totdat de Verenigde Vergadering haar opheft. Het besluit tot opheffing kan alleen plaatsvinden in een vergadering van de Verenigde Vergadering waarbij, blijkens de presentielijst, meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is. Omdat door opleggen van een geheimhoudingsplicht het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting wordt beperkt, moet de beperking in een formeel wettelijke bepaling worden genormeerd. De inhoudelijke gronden zijn te vinden in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703). De geheimhoudingsplicht geldt ook voor individuele bestuursleden die om vertrouwelijke inlichtingen hebben gevraagd (MvT, TK 19995, nr. 3, pag. 53).

 

Artikel 38 Waterschapswet

De leden van het algemeen bestuur stemmen zonder last.

 

De leden van het waterschapsbestuur zijn niet gebonden aan een mandaat van hun kiezers. De bestuursleden moeten hun beslissingen kunnen nemen onder evenwichtige afweging van alle belangen. Daartoe verplicht de eed (verklaring en belofte) die ze moeten afleggen hen al.

 

Artikel 38a Waterschapswet

1. Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over:

  • a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

  • b. de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij ort.beho

2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

4. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing gekozen en benoemde leden.

 

Artikel 38b Waterschapswet

1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

2. Het eerste lid is niet van toepassing:

  • a.

    ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

  • b.

    voorzover het betreft onderwerpen die in een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren est.gest

 

Artikel 38c Waterschapswet

1. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

 

Met de opname van de artikelen 38a tot en met 38c uit de Waterschapswet worden bepaalde voorschriften die aanvankelijk in de reglementen van orde van de algemene besturen van de waterschappen waren opgenomen gestandaardiseerd.

 

Artikel 39 Waterschapswet

Zij die behoren tot het algemeen bestuur van het waterschap en anderen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of schriftelijk hebben overlegd.

 

Deze bepaling regelt de onschendbaarheid van bestuursleden en anderen voor hetgeen ter vergadering wordt gezegd. Deze onschendbaarheid geldt niet alleen voor de leden van de Verenigde Vergadering, maar ook voor anderen die ter vergadering aanwezig zijn of stukken hebben opgesteld die ter vergadering worden besproken. Degenen die gebruikmaken van het spreekrecht als bedoeld in artikel 50 van het Reglement van orde vallen niet onder dit artikel. Zij nemen formeel immers niet aan de beraadslagingen deel.

 

 

Artikelgewijze toelichting

 

Artikel 1 Definities en algemene bepalingen

Om onduidelijkheid te voorkomen, is ervoor gekozen om reeds in dit artikel de betreffende begripsbepalingen uitgebreid te omschrijven. Zo zijn de definities van een (sub-) amendement, een motie, een voorstel van orde en een initiatiefvoorstel opgenomen. Op deze wijze kan een lid van de Verenigde Vergadering zelf beter aangeven wat hij met de indiening van zijn voorstel voorstaat en kan de voorzitter dan wel het college een ingediend voorstel beter herkennen, zodat op de juiste wijze gereageerd wordt en de juiste procedure doorlopen wordt.

 

Artikel 2 De voorzitter

De dijkgraaf is voorzitter van de Verenigde Vergadering en van het college van dijkgraaf en heemraden. Artikel 94 van de Waterschapswet schrijft dit dwingend voor. De regeling bij verhindering staat in artikel 51a van de Waterschapswet.

De voorzitter heeft op grond van artikel 94 lid 2 Waterschapswet het recht in de vergaderingen van de Verenigde Vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. De voorzitter van het waterschap maakt echter geen deel uit van de Verenigde Vergadering. Zijn aanwezigheid telt niet mee bij het bepalen of voldoende leden aanwezig zijn om de vergadering te openen. Ook heeft de voorzitter geen stem bij het nemen van besluiten. Wel heeft de voorzitter een adviserende stem. De voorzitter van het waterschap maakt op grond van de Waterschapswet wel deel uit van het dagelijks bestuur. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur heeft de voorzitter wel stem en zijn aanwezigheid telt mee bij het bepalen of voldoende leden aanwezig zijn om de vergadering te openen of, bij het verlaten van een of meerdere leden van het dagelijks bestuur, voort te zetten.

 

De regeling omtrent waarneming van de voorzitter is geregeld in de Waterschapswet.

 

Artikel 4 Secretaris

De secretaris-directeur van waterschap Hollandse Delta fungeert als secretaris in de zin van de wet. De secretaris wordt ingevolge de Waterschapswet benoemd (en ontslagen) door de Verenigde Vergadering. Hij is aan de Verenigde Vergadering verantwoording verschuldigd. Voor wat betreft de taak van de secretaris bepaalt artikel 55 van de Waterschapswet het volgende:

 

De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter te zijde bij de uitoefening van hun taak. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Hij ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, mede.

 

De secretaris heeft noch in de vergaderingen van het algemeen noch in die van het dagelijks bestuur stemrecht. De Waterschapswet (artikel 55a) eist dat het college de vervanging van de secretaris regelt.

 

Artikel 5 Commissies

Dit artikel biedt de kapstok voor het instellen van commissies. Het is aan de Verenigde Vergadering te besluiten of en zo ja op welke wijze de besluitvorming over voorstellen aan de Verenigde Vergadering wordt voorbereid. Onderscheid wordt gemaakt tussen het instellingsbesluit en het besluit tot vaststelling van een reglement van orde voor de vergaderingen van de commissies.

Artikel 6 Fracties

De Waterschapswet kent het begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 14 wel uit van het bestaan van in de Verenigde Vergadering vertegenwoordigde categorieën van belanghebbenden. Voor de categorie Ingezetenen hebben verkiezingen plaatsgevonden waaraan geregistreerde belangengroeperingen konden deelnemen. In navolging van vertegenwoordigende lichamen van algemeen bestuur ligt het in de rede ook bij waterschapsbesturen te spreken van fracties. Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe Verenigde Vergadering na de verkiezingen worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de Verenigde Vergadering de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fracties in de Verenigde Vergadering en de fracties op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Ook de door de koepels aangewezen leden worden als fracties beschouwd.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de Verenigde Vergadering verlaten. Het beëindigen van de zitting in de Verenigde Vergadering kan verschillende oorzaken hebben. Leden kunnen een onverenigbare functie gaan vervullen, ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het waterschapswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een lid van de Verenigde Vergadering zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie van de categorie Ingezetenen. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Waterschapswet in combinatie met het Waterschapsbesluit kent bij de verkiezingen deelnemende belangengroeperingen, maar een zetel ‘hoort’ niet bij een belangengroepering, maar is verbonden aan de ‘volksvertegenwoordiger’ die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. De Verenigde Vergadering heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. Een mededeling aan de voorzitter is voldoende. De Verenigde Vergadering is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

Het provinciaal reglement bepaalt de omvang van de vertegenwoordigers van de geborgde belangen; het is dus formeel niet mogelijk dat een gekozen vertegenwoordiger van de categorie Ingezetenen lid wordt van een fractie samengesteld uit benoemde vertegenwoordigers en omgekeerd dat benoemde vertegenwoordigers lid worden van een fractie uit de categorie Ingezetenen.

 

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven, toelating en beëdiging

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel 2.95 Waterschapsbesluit). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel 2.96 Waterschapsbesluit). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de Verenigde Vergadering stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de Verenigde Vergadering toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met een opgave van andere functies dan het lidmaatschap van de Verenigde Vergadering die hij bekleedt en een uittreksel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en –datum (indien voor het eerst gekozen). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Dit onderzoek wordt voorbereid door een door de Verenigde Vergadering te benoemen commissie onderzoek geloofsbrieven. Bij het onderzoek zal ook de vraag worden betrokken of sprake is van incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties. De commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven brengt verslag uit aan de Verenigde Vergadering. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

Ingevolge artikel 24 Waterschapswet beslist de Verenigde Vergadering over de toelating van zijn leden. De formulering van het eerste lid benadrukt derhalve dat de Verenigde Vergadering en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het stembureau nieuwe leden kennis heeft gegeven van hun benoeming. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt in de eerste samenkomst van de Verenigde Vergadering na de verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Er is een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe Verenigde Vergadering of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na de verkiezing dienen de leden van de Verenigde Vergadering in de eerst vergadering in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte af te leggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de Verneigde Vergadering over de toelating van het betrokken lid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een lid van de Verenigde Vergadering bij het aanvaarden van het lidmaatschap moet afleggen is in artikel 50 Waterschapswet vastgelegd. De mogelijkheid van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de Verenigde Vergadering is vervallen door inwerkingtreding van artikel III van de Wet modernisering waterschapsbestel (Stb. 2007 208).

 

Artikel 8 Steunfractieleden

Artikel 17 lid 2 van het Reglement voor bestuur waterschap Hollandse Delta geeft aan dat tot lid van een commissie mede kunnen worden benoemd niet tot het bestuur van het waterschap behorende personen. Met de invoering van de nieuwe Waterschapswet en daarmee het ontstaan van - kleine - fracties is de behoefte ontstaan tot fractieondersteuning. Nu er drie vaste commissies van advies middels separaat reglement worden ingesteld, kan dit betekenen dat fracties zich willen of moeten laten bijstaan door zogenaamde steunfractieleden voorzover het gaat om informatieverwerving en meningsvorming. De positie en de rechten van steunfractieleden zijn ook vastgelegd in de Verordening op de fractieondersteuning. In dit Reglement van Orde wordt de toelating en ontslag van steunfractieleden geregeld.

Artikel 9 Benoeming collegeleden

Artikel 12 van het provinciale reglement bepaalt dat de benoeming van de leden van het college na de verkiezing van de leden van de Verenigde Vergadering plaatsvindt in de eerste vergadering van de Verenigde Vergadering in nieuwe samenstelling. Uiteraard moet eerst een besluit worden genomen over de omvang van het college. Het reglement bepaalt dat het dagelijks bestuur uit de dijkgraaf en ten hoogste vijf andere leden bestaat. Vervolgens vinden verkiezingen plaats tussen door de fracties voorgedragen kandidaten. Vanuit de gedachte dat de meerderheid van de Verenigde Vergadering bestaat uit gekozen vertegenwoordigers van de categorie Ingezetenen, is er voor gekozen eerst de collegeleden uit die categorie te doen benoemen.

Het vijfde lid geeft invulling aan de leemte in de Waterschapswet. De Waterschapset geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een lid van het college, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor een lid van het college zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het lidmaatschap van de Verenigde Vergadering (artikelen 31 en 45 Waterschapswet). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van een lid van het college buiten de kring van de Verenigde Vergadering ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.

Artikel 10 Tijdstip en plaats

Aan het begin van ieder kalenderjaar wordt een lijst met vergaderdata vastgesteld door de Verenigde Vergadering. Dit laat echter onverlet dat de voorzitter de vergaderingen daadwerkelijk moet beleggen door plaats en tijdstip definitief te bepalen.

 

Artikel 15 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit indirect voort uit artikel 38b en 38c Waterschapswet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoelt om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen.

Door het melden van het tussentijds verlaten van de vergadering, kan de voorzitter steeds bepalen of voldoende leden aanwezig zijn om de vergadering voort te zetten.

 

Artikel 17 Opening en quorum

Het aantal bestuursleden van de Verenigde Vergadering is in artikel 9 van het Reglement van bestuur voor waterschap Hollandse Delta bepaald op 30 leden. Om de vergaderingen van de Verenigde Vergadering te kunnen openen of, bij tussentijds vertrek van leden, te kunnen voortzetten, dienen te allen tijde minimaal 16 leden aanwezig te zijn. De Verenigde Vergadering kan alleen beraadslagen en besluiten nemen wanneer tenminste de helft van het aantal leden daarbij aanwezig is. Hiermee wordt voorkomen dat door een kleinere groep leden, die wel aanwezig is, besluiten genomen worden die het hele bestuur binden. De voorzitter maakt geen deel uit van de Verenigde Vergadering en zijn aanwezigheid telt niet mee bij het bepalen of voldoende leden aanwezig zijn om de vergadering te openen.

 

Ingeval een vergadering niet kan worden geopend, kan ingevolge artikel 38b, tweede lid onder b Waterschapswet in een volgende vergadering besluitvorming plaatsvinden zonder quorum.

 

Artikel 33 tot en met 38 Stemmingen

Indien een lid te kennen geeft stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. Als regel zal stemmen bij handopsteking toereikend zijn. Maar een lid kan ook vragen om hoofdelijke stemming. De Verenigde Vergadering heeft niet de bevoegdheid hiervan af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het derde lid van artikel 32 kan enkel toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een lid van de Verenigde Vergadering kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet. In alle andere gevallen is een lid van de Verenigde Vergadering verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Voorop dient te staan dat de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele lid van de Verenigde Vergadering. De Verenigde Vergadering kan slechts waarschuwen dat het te nemen besluit wel een aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftenprocedure, bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging (artikel 156 Waterschapswet) als individuele leden van de Verenigde Vergadering door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken.

 

Stemmingen zijn in principe openbaar. Een lid van de Verenigde Vergadering als gekozen of benoemde vertegenwoordiger van zijn categorie van belanghebbenden dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers of benoemende koepels) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. Bij wie de stemming begint wordt aan het begin van de vergadering door loting bepaald.

 

Om besluiten te kunnen nemen door middel van een geldige stemming, dient de helft van het wettelijk vastgestelde aantal bestuursleden aan de stemming deel te nemen (artikel 38b Waterschapswet). Hierbij dient met name gelet te worden of er bij een stemming bestuursleden aanwezig zijn die zich op grond van artikel 38a Waterschapwet van stemming dienen te onthouden. Wanneer 16 of minder bestuursleden aan de stemming deelnemen, is de stemming ongeldig.

 

De voorzitter is geen lid van de Verenigde Vergadering en heeft daarom geen stemrecht; op grond van de Waterschapswet heeft de voorzitter wel een adviserende stem. Opgemerkt wordt dat het niet deelnemen aan stemming iets anders is dan het invullen van een blanco of ongeldig stembriefje. Met het invullen van een stembriefje wordt immers wel deelgenomen aan de stemming maar is de uitgebrachte stem niet geldig. Om te voorkomen dat ten aanzien van bepaalde onderwerpen de besluitvorming steeds wordt uitgesteld, is in artikel 38b lid 2 Waterschapswet bepaald dat het quorum niet nodig is wanneer in een volgende vergadering opnieuw over het betreffende onderwerp wordt beraadslaagd en besloten.

 

Over personen wordt schriftelijk gestemd, met uitzondering van stemmingen over moties van wantrouwen, en over zaken bij hoofdelijke stemming. Zie hiervoor tevens de bijlage bij de toelichting.

 

Er vinden zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen. Wordt in de eerste ronde niemand met een meerderheid van stemmen verkozen, wordt een tweede stemronde gehouden. Indien ook in deze ronde niemand met een meerderheid wordt verkozen, dan beperkt de derde stemronde zich tot de twee personen, die in de tweede stemronde of bij de tussenstemming de meeste stemmen hebben gekregen. De personen tot wie de stemming zich in derde stemronde beperkt, stemmen op grond van artikel 38a lid 3 dan niet mee.

 

Op het moment dat gestemd wordt, dienen in ieder geval (nog) minimaal 16 bestuursleden aanwezig te zijn. Minimaal 16 bestuursleden dienen aan de stemming deel te nemen, waarbij ieder besluit genomen wordt op basis van een volstrekte meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen. Onder volstrekte meerderheid wordt verstaan de helft plus één van het aantal geldig uitgebrachte stemmen. Bij een hoofdelijke stemming zijn alle uitgebrachte stemmen geldig, aangezien ieder bestuurslid mondeling voor of tegen stemt. Bij een schriftelijke stemming zijn niet alle uitgebrachte stemmen per definitie geldig. Hierbij dient dan ook nauwkeurig te worden bepaald hoeveel stemmen geldig zijn en hoeveel stemmen dus nodig zijn wil een voorstel aangenomen zijn.

 

Burgers mogen van de bestuursleden verwachten dat besluiten genomen worden in het belang van een zorgvuldige taakuitoefening door het waterschap. Ieder bestuurslid dient, als stemming wordt verlangd, bij een hoofdelijke stemming zijn stem uit te brengen door kortweg de woorden “voor” of “tegen” uit te spreken. Alleen bij persoonlijke betrokkenheid mag een bestuurslid zich van stemming ten aanzien van dat specifieke voorstel onthouden. Dat bestuursleden niet vrijblijvend mogen beslissen of ze wel of niet een stem uitbrengen, heeft te maken met de verantwoordelijkheden die de Verenigde Vergadering heeft.

 

Om te voorkomen dat bij een stemming zonder voordracht van het dagelijks bestuur diverse stemronden worden gehouden waarbij niemand de vereiste meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen verkrijgt, is een maximum van drie stemronden ingesteld. De eerste twee stemronden zijn vrij, maar in de derde ronde wordt de stemming beperkt tot die twee, die in de tweede ronde of in bij de tussenstemming de meeste stemmen hadden. Wanneer ook na de derde stemming geen van beiden een meerderheid heeft van het aantal geldig uitgebrachte stemmen, beslist het lot. Er wordt dan geloot tussen dezelfde leden als waartoe de stemming zich in de derde stemronde heeft beperkt.

 

Artikel 39/41/43 Amendementen/Moties/Initiatiefvoorstellen

In artikel 1 zijn hierover uitgebreide definities opgenomen.

 

Om een bovengenoemd voorstel te doen, moet aan enkele voorwaarden worden voldaan voordat het aan de Verenigde Vergadering kan worden voorgelegd. Zo dienen tenminste vier leden het voorstel te ondersteunen, de indiener of indieners meegerekend.

Aangezien de genoemde voorstellen op grond van het Reglement van orde schriftelijk moeten worden ingediend, is de ondersteuning door tenminste drie leden na te gaan, door te controleren of tenminste drie handtekeningen van leden zijn geplaatst onder het betreffende voorstel. Is de ondersteuning er niet, dan wordt het voorstel niet aan de Verenigde Vergadering voorgelegd. Tijdens de vergadering van de Verenigde Vergadering zal blijken of het voorstel direct door de Verenigde Vergadering in behandeling wordt genomen of dat eerst om advies aan het dagelijks bestuur wordt voorgelegd.

 

Artikel 55 Nevenfuncties

Artikel 32 van de Waterschapswet vermeldt dat leden van de Verenigde Vergadering openbaar maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de Verenigde Vergadering zij vervullen. Dit artikel van het reglement ziet op wijzigingen in de nevenfuncties. Artikel 31 van de Waterschapswet bepaalt welke functies die een lid van de Verenigde Vergadering niet mag bekleden. Daarnaast is het van belang om inzage te hebben in de nevenfuncties om te kunnen beoordelen of een lid van de Verenigde Vergadering zich van stemming dient te onthouden.

Bijlage bij de toelichting op het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de Verenigde Vergadering van het waterschap Hollandse Delta

 

Als na de beraadslaging over een voorstel door de vergadering stemming wordt verlangd, verloopt de stemming volgens onderstaand stappenplan. Daarbij wordt opgemerkt dat de voorzitter geen deel uitmaakt van de Verenigde Vergadering en derhalve geen stemrecht heeft. Op grond van artikel 94, lid 2, van de Waterschapswet heeft de voorzitter wel een raadgevende stem in de vergaderingen van de Verenigde Vergadering.

 

1. De voorzitter controleert of nog steeds minimaal 16 leden van de Verenigde Vergadering aanwezig zijn;

  • Nee: de vergadering moet worden gesloten; artikel 17 reglement.

  • Ja: er kan gestemd worden.

  •  

2. Wil de stemming geldig zijn, dan moeten minimaal 16 bestuursleden aan de stemming deelnemen. De voorzitter moet vóór de stemming nagaan of voldoende bestuursleden deelnemen aan de stemming. Bij schriftelijk stemmen betekent dit dat minimaal 16 bestuursleden een stembriefje moeten inleveren;

 

Artikel 38b Waterschapwet. Stemmen 16 of meer leden?

  • Nee: er kan niet gestemd worden over het specifieke voorstel. De stemming wordt verschoven naar een volgende vergadering. In deze volgende vergadering kan wel gestemd worden met minder dan 16 mensen.

  • Ja: er kan wel gestemd worden.

 

3. Alle besluiten waarover wordt gestemd, worden genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen = de helft plus één van het aantal geldig uitgebrachte stemmen; artikel 38c Waterschapswet.

4. Over personen wordt schriftelijk gestemd (zie onder punt 5) en over zaken bij hoofdelijke stemming (zie onder 6).

 

5. Stemming over personen geschiedt per vacature; artikel 36 reglement. Alle stemgerechtigde leden vullen een stembriefje in. De stemopnemers controleren of het aantal ingeleverde stembriefjes overeenkomt met het aantal stemgerechtigde leden.

Aantal niet-akkoord stemming ongeldig, stembriefjes worden vernietigd en er dient opnieuw gestemd te worden.

Aantal wel-akkoord stembriefjes kan worden geopend.

De volgende stembriefjes worden ongeldig verklaard:

- een blanco stembriefje;

- een ondertekend stembriefje;

- een onduidelijk stembriefje;

- een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld;

- een stembriefje waarop een andere persoon is vermeld dan tot wie de stemming ingevolge een voordracht of herstemming is beperkt.

 

Is er na de eerste stemronde een volstrekte meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen voor een bestuurslid in de vacature?

  • Ja: bestuurslid verkozen.

  • Nee: volgt een tweede stemronde.

De tweede stemronde is als de eerste stemronde. Is er na de tweede stemronde een volstrekte meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen voor een bestuurslid in de vacature?

  • Ja: bestuurslid verkozen.

  • Nee: volgt een derde stemronde, welke is beperkt tot de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Tenzij in de tweede stemronde personen een gelijk aantal stemmen hebben verkregen. Alsdan wordt een tussenronde gehouden, om te bepalen tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatsvinden.

  •  

N.B.: in de derde ronde mogen de bestuursleden over wie de stemming gaat, niet meestemmen op grond van artikel 38a, lid 3 Waterschapswet.

Is er na de derde stemronde een volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen voor een bestuurslid in de vacature?

  • Ja: verkozen.

  • Nee: beslissen door het lot volgens artikel 37 lid 3 reglement.

 

6. Stemming over zaken wanneer dit wordt verlangd, geschiedt door middel van hoofdelijke stemming op grond van artikel 33 reglement. Ieder lid moet een stem uitbrengen met een van de woorden “voor” of “tegen”.

(Sub-)amendementen: eerst stemmen over het amendement dat naar het oordeel van de voorzitter de verste strekking heeft.

Onderdelen: eerst stemmen over de onderdelen en daarna over het voorstel in zijn geheel.

Moties: eerst over het voorstel en daarna over de motie.

 

Is er een volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen voor het voorstel.

  • Ja: voorstel aangenomen.

  • Nee: wat dan gebeurt, hangt af of de vergadering voltallig is:

  • Niet voltallig: stemmen staken, het nemen van een besluit over het voorstel wordt uitgesteld tot de volgende vergadering.

  • Wel volltallig: voorstel definitief niet aangenomen.